ECLI:NL:RBMNE:2016:397

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 januari 2016
Publicatiedatum
28 januari 2016
Zaaknummer
C/16/406745 / KG ZA 15-968
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van zorgaanbieder in kort geding tegen zorgverzekeraar wegens niet tijdig starten van procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 januari 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Roebia Zorg (hierna: Roebia) en Achmea Zorgkantoor N.V. (hierna: Achmea). Roebia, een zorgaanbieder, vorderde dat Achmea zou worden veroordeeld om de onderhandelingen over de inkoop van Wlz-zorg voor 2016 te hervatten. De rechtbank oordeelde dat Roebia niet-ontvankelijk was in haar vordering omdat zij niet binnen de gestelde termijn van 20 dagen na de beslissing van Achmea een kort geding had aangespannen. De rechtbank stelde vast dat de inkoopprocedure en de voorwaarden zoals neergelegd in het zorginkoopdocument tussen partijen van toepassing waren. Roebia had de mogelijkheid om binnen de termijn van 20 dagen een kort geding aan te spannen bij de rechtbank Den Haag, maar had dit nagelaten. Hierdoor was haar recht om in rechte op te komen tegen de beslissing van Achmea vervallen. De rechtbank concludeerde dat er geen overeenkomst tot stand was gekomen tussen Roebia en Achmea voor de zorginkoop in 2016, en verklaarde Roebia niet-ontvankelijk in haar vordering. Roebia werd veroordeeld in de proceskosten van Achmea.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civielrecht
Zittingsplaats Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/406745 / KG ZA 15-968
Vonnis in kort geding van 27 januari 2016
in de zaak van
de stichting
STICHTING ROEBIA ZORG,
gevestigd te Almere,
eisende partij,
hierna te noemen: Roebia,
advocaat: mr. M. Ras,
tegen
De naamloze vennootschap
ACHMEA ZORGKANTOOR N.V.,
gevestigd te Utrecht, tevens kantoorhoudende te Leusden,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Achmea,
advocaat: mr. drs. T.R.M. van Helmond en mr. A.T.H.J. Mingels.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • het vooraf ingediende verweer met producties
  • de pleitnota van Roebia
  • de pleitnota van Achmea.
1.2.
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Roebia is een zorgaanbieder die sinds juni 2006 actief is.
2.2.
Roebia dient voor de zorgverlening ingevolge de Wet langdurige zorg, hierna “Wlz” jaarlijks contractafspraken te maken, onder andere, Achmea.
2.3.
Achmea zorgt er door middel van een op voorhand vastgelegde inkoopprocedure voor dat zij jaarlijks de juiste zorgt inkoopt zodat cliënten de geïndiceerde zorg kunnen ontvangen. Voor 2016 draagt dit document de naam “Zorginkoopdocument Wlz 2016 Verpleging en Verzorging”, hierna “het zorginkoopdocument”. Op pagina 69 van het zorginkoopdocument staat de tijdsplanning weergegeven voor de inkoopprocedure van de Wlz-zorg in 2016 in een schematisch overzicht. Dit schema ziet er als volgt uit:
Tijdsplanning zorginkoopprocedure
stap
datum
toelichting
Stap 1
1 juni 2015
Bekendmaking inkoopbeleid 2016
Openstelling digitale zorginkoopapplicatie
Stap 2
21 juni 2015
Einde mogelijkheid om verhelderende vragen te stellen/bezwaren te uiten over/tegen het inkoopdocument en het inkoopbeleid
Stap 3
3 juli 2015
Publicatie Nota van Inlichtingen
Stap 4
31 juli 2015 17.00 uur
Sluiting Helpdesk zorginkoopapplicatie
Sluitingsdatum indiening offerte
Stap 5
31 juli-26 augustus 2015
Beoordeling offertes door Achmea
Stap 6
Uiterlijk 26 augustus 2015
Terugkoppeling voorlopige uitkomst beoordeling offertes
Stap 7
26 augustus 2015
Start dialoog zorgaanbieder-Achmea
Stap 8
9 oktober 2015
Vaststelling en terugkoppeling voorlopige toekenning initiële productieafspraak 2016
Toezending overeenkomst door Achmea
Stap 9
20 oktober 2015
Retour ondertekende overeenkomst en budgetformulier 2016 door zorgaanbieder
Stap 10
27 oktober 2015
Beoordeling budgetformulier door Achmea
Stap 11
30 oktober 2015
Afronding, ondertekening overeenkomst 2016
Ondertekening budgetformulier door Achmea en inzending budgetformulieren naar NZa
2.4.
Bij brief van 26 augustus 2015 heeft Achmea onder meer aan Roebia geschreven:
(…)
Hartelijk dank voor de offerte die u heeft ingediend in het kader van de inkoopprocedure Wlz 2016 van Achmea. Met deze brief informeren wij u over de uitkomst van de beoordeling van uw offerte.
(…)
Wij hebben uw offerte beoordeeld conform de wijze zoals beschreven in STAP 5 van het onderdeel “Zorginkoopprocedure Wlz Achmea 2016 VV/GZ/GGZ” van Achmea. Uit de offerte hebben wij opgemaakt dat u voldoet aan de gestelde geschiktheidseisen en dat er geen uitsluitingsgronden van toepassing zijn. Tevens blijkt met het indienen van uw offerte dat u akkoord gaat met de in de zorginkoopdocumenten gestelde voorwaarden. Wij willen dan ook graag in 2016 weer met uw organisatie een overeenkomst aangaan.
(…)
Tijdens het inkoopgesprek staat de dialoog over de zelfanalyse en de ontwikkelafspraken centraal wanneer u deze bij Achmea heeft ingediend bij de offerte. De uitkomst van deze dialoog is a) een gezamenlijk beeld van de zorgaanbieder en b) overeenstemming over de inhoud van de ontwikkelafspraken en bijbehorende tariefsopslagen. Wanneer de ingediende documenten niet voldoen aan de gestelde voorwaarden wordt dit door de zorginkoper teruggekoppeld in het inkoopgesprek.
Indien gewenst kan de inkoper een nadere toelichting op de uitkomst van de beoordeling van uw offerte geven. Ook kan in dit gesprek een beoordeling van gestelde voorwaarden uit het programma van eisen plaatsvinden voor (nieuw) geoffreerde prestaties. Uitkomst van deze beoordeling is dat er overeenstemming bestaat over de inhoud van de te maken productieafspraken in aard en volume.
(…)
Achmea verwacht de getekende overeenkomst 2016 (en 2017) uiterlijk 20 oktober 2015 retour.
Uiterlijk 9 oktober 2015 ontvangt u de reeds door ons ondertekende overeenkomst 2016 (en eventueel 2017). De overeenkomsten willen wij uiterlijk 20 oktober 2015 ondertekend van u retour te ontvangen. Een nadere instructie volgt bij het verstrekken van de overeenkomst.
(…)
Wij behouden ons het recht voor om, wanneer daartoe aanleiding bestaat wegens juridische en/of wettelijke redenen, de toekenning te wijzigen.”
2.5.
Bij brief van 22 september 2015 van Achmea aan Roebia heeft eerstgenoemde aanspraak gemaakt op een bedrag van € 243.507,04. Dit bedrag zag op over 2014 uitbetaalde voorschotten waar zijdens Roebia in dat jaar geen prestatie tegenover had gestaan en welk bedrag derhalve over dat jaar door haar onterecht was ontvangen.
2.6.
Op grond van het hiervoor genoemde schema vindt met iedere zorgaanbieder die daarvoor geselecteerd wordt een zogenaamd inkoopgesprek plaats. Het inkoopgesprek zorginkoop 2016 tussen Roebia en Achmea stond gepland op vrijdag 25 september 2015. Bij het gesprek zouden aanwezig zijn de heer [A] en [B] van Roebia en [C] van Achmea. Achmea heeft voorafgaand aan het gesprek een agenda toegezonden. Op deze agenda stond in het onderdeel “Opening” onder d) genoemd de “Brief van 22 september 2015 vordering 2014 Consequentie voor overeenkomst 2016”. Ook Roebia heeft nog extra agendapunten doorgegeven.
2.7.
Op 25 september 2015 heeft het hiervoor genoemde gesprek plaatsgevonden. Achmea heeft tijdens dat gesprek aangegeven alleen met Roebia te willen contracteren voor 2016 indien Roebia de hiervoor genoemde vordering van Achmea zou hebben voldaan. Het gesprek is daarom na 15 minuten afgebroken. Roebia was het niet eens met deze voorwaarde en stelde dat de betaling van de vermeende vordering los stond van de overeenkomst voor 2016.
2.8.
Bij brief van 29 september 2015 aan Achmea, heeft [A] zijn ongenoegen kenbaar gemaakt. Hij beëindigt de brief met:
“Ik benadruk wel dat het inkoopgesprek die op uw verzoek is afgebroken wel constructief dient te worden afgerond. Op voorhand kan ik stellen dat als Achmea het WLZ budget voor 2016 intrekt danwel verlaagt wij weer bezwaar zullen tekenen. Graag zie ik binnen een redelijk termijn uw uitnodiging tegemoet.”
2.9.
Bij brief van 9 oktober 2015, zowel aangetekend als per e-mail verstuurd, heeft Achmea aan Roebia laten weten dat laatstgenoemde geen overeenkomst 2016 Wlz zou ontvangen.
2.10.
Op 4 januari 2016 heeft Roebia Achmea gedagvaard voor de rechtbank Midden-Nederland.
2.11.
Op pagina 75 e.v. van het zorginkoopdocument is onder meer opgenomen:
Stap 8 Vaststelling en communicatie initiële productieafspraak 2016
Sluiting overeenkomst en productie
Uiterlijk 9 oktober 2015 informeert Achmea de zorgaanbieders schriftelijk over de aard en de omvang van de initiële productieafspraak 2016. Op basis van deze vaststelling en de afspraken ten aanzien van het tarief en het volume zoals gemaakt tijdens de inkoopgesprekken kunnen de zorgaanbieders de budgetformulieren 2016 invullen. De initiële productieafspraak betreft dus de eerst te maken (voorlopige) productieafspraak 2016, zoals deze wordt vastgelegd in de NZa-budgetformulieren en voor 1 november 2015 ter goedkeuring aan de NZa wordt voorgelegd. De wijze waarop het tarief en het volume wordt vastgesteld staat beschreven in de sectorspecifieke inkoopdelen (zie paragraaf 5.2 en 5.3 van de delen V & V en GZ en de paragraaf “Initiële productieafspraak 2016” van de GGZ).
(…)
Beëindiging overeenkomst en productieafspraak
Achmea heeft het recht terug te komen op het voornemen de overeenkomst te sluiten en een productieafspraak te maken, indien uit een uitspraak van een rechter (die niet onherroepelijk hoeft te zijn) volgt dat de (uitkomst van de) inkoopprocedure in strijd met het recht is en/of Achmea door de rechter geboden wordt om een overeenkomst te sluiten met een zorgaanbieder waarvan zij voornemens was geen overeenkomst meet te sluiten. Indien Achmea tijdens de looptijd van de overeenkomst en de productieafspraak geconfronteerd wordt met een rechterlijke uitspraak waaruit volgt dat de inkoopprocedure in strijd met het recht is en/of Achmea door de rechter geboden wordt om een overeenkomst te sluiten en daardoor andere overeenkomsten moet beëindigen, vergoedt Achmea de reeds gerealiseerde productie van de zorgaanbieder wiens contract beëindigd wordt of waarmee Achmea volgens de rechter ten onrechte geen overeenkomst had gesloten. Voor het overige heeft deze zorgaanbieder geen recht op enige (schade)vergoeding.
Tweede vervaltermijn
(20 dagen na bekendmaking voorlopige uitkomst van de initiële productieafspraak 2016)
Deelnemers kunnen, indien zij het niet eens zijn met de beslissing van Achmea waarin de omvang en de aard (inclusief de tarieven) van de initiële productieafspraak 2016 is genomen, binnen een termijn van 20 kalenderdagen nadat zij schriftelijk zijn geïnformeerd over de initiële productieafspraak 2016 een kortgedingprocedure beginnen bij de rechtbank te Den Haag. Deze termijn is een vervaltermijn. Door deelname aan de inkoopprocedure accepteren deelnemers dat zij hun eventueel bezwaar binnen de termijn van 20 kalenderdagen nadat zij schriftelijk zijn geïnformeerd over de initiële productieafspraak 2016 moeten indienen op straffe van verval van ieder recht om op een later moment tegen de voorgenomen vaststelling van Achmea van de aard en omvang van de initiële productieafspraak 2016 – in rechte – op te komen.”

3.Het geschil

3.1.
Roebia vordert
primairdat de voorzieningenrechter Achmea zal veroordelen om:
de onderhandelingen met Roebia met betrekking tot de inkoop van Wlz-zorg in 2016 te hervatten op basis van de tussen partijen bestaande overeenkomst ter zake de door Roebia te leveren Wlz-zorg in 2016, en wel uiterlijk binnen 8 dagen na betekening van dit vonnis;
de onderhandelingen met Roebia met betrekking tot de inkoop van Wlz-zorg in 2015 nadien hervat te houden, totdat partijen tot overeenstemming zijn gekomen ter zake de inkoop door Roebia van door Achmea Zorgkantoor te vergoeden Wlz-zorg in 2016 ingevolge de tussen partijen bestaande overeenkomst;
op straffe van een door Achmea Zorgkantoor aan Roebia rechtstreeks te verbeuren dwangsom van € 15.000,-- per dag dat:
Achmea Zorgkantoor binnen uiterlijk 8 dagen na betekening van het in deze te wijzen kort gedingvonnis in gebreke blijft om de onderhandelingen met Roebia met betrekking tot de inkoop van Wlz-zorg in 2016 te hervatten op basis van de tussen partijen bestaande overeenkomst ter zake de door Roebia te leveren Wlz-zorg in 2016;
Achmea Zorgkantoor na hervatting van de onderhandelingen met Roebia als vermeld onder (a), de onderhandelingen met Roebia met betrekking tot de inkoop van Wlz-zorg in 2016 op basis van de tussen partijen bestaande overeenkomst ter zake de door Roebia te leveren Wlz-zorg in 2016 alsnog stopzet, en wel met ingang van de datum van stopzetting van de betreffende onderhandelingen door Achmea;
met een maximum aan door Achmea Zorgkantoor rechtstreeks te verbeuren dwangsommen aan Roebia onder (a) of (b) van € 1.000.000,--;
subsidiair:
de eenzijdige beëindiging door Achmea Zorgkantoor van de met Roebia gesloten overeenkomst ter zake de door Roebia te leveren Wlz-zorg in 2016 te vernietigen, op grond van misbruik van omstandigheden aan de zijde van Achmea Zorgkantoor;
primair en subsidiair:
met veroordeling van Achmea Zorgkantoor in de kosten van de onderhavige procedure.
3.2.
Achmea voert gemotiveerd verweer dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter zal eerst het meest verstrekkende verweer bespreken, te weten de niet-ontvankelijkheid van Roebia in haar vordering.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat Achmea niet aanbestedingsplichtig en dat de inkoopvoorwaarden zoals neergelegd in het zorginkoopdocument Wlz 2016 Verpleging & Verzorging, hierna het inkoopdocument, tussen partijen van toepassing zijn. Dit document dient er aldus toe de precontractuele goede trouw tussen Achmea enerzijds en honderden zorgaanbieders anderzijds, mede in te vullen. Door een aanbieding in te dienen heeft Roebia nadrukkelijk ingestemd met de voorwaarden zoals neergelegd in het inkoopdocument.
4.3.
Het zorginkoopdocument schept geen verplichting tot (verder) onderhandelen of het sluiten van een overeenkomst. Het beschrijft nauwkeurig de stappen die door partijen moeten worden ondernomen om mogelijk te komen tot een overeenkomst. Deze stappen zijn hiervoor onder rechtsoverweging 2.3 opgenomen. In dit stappenplan valt te lezen dat de zorgaanbieder tot 31 juli 2015 de gelegenheid had een aanbieding in te dienen (stap 5). Daarna was het aan Achmea deze aanbiedingen/offertes te beoordelen (stap 6) waarna zij de betreffende zorgaanbieder uiterlijk 26 augustus 2015 diende te berichten over de voorlopige gunningsbeslissing. Na stap 6 volgt, zoals het stappenplan stelt “de dialoog” (stap 7) en daarna, in stap 8 uiterlijk 9 oktober 2015 de vaststelling en terugkoppeling van de voorlopige toekenning van de initiële productieafspraak 2016, al dan niet gevolgd door toezending door Achmea van de definitieve overeenkomst.
4.4.
Gelet op het hierboven geciteerde stappenplan is de voorzieningenrechter van oordeel dat de brief van 26 augustus 2015 van Achmea aan Roebia in voornoemd kader moet worden gezien als een voorlopig voornemen tot het sluiten van een overeenkomst en niet, zoals Roebia stelt, van een ongeclausuleerd en onherroepelijk aanbod tot het aangaan van een overeenkomst.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is Roebia in het stappenplan voorts niet verder gekomen dan stap 7, te weten de dialoog over de mogelijke invulling van een eventuele overeenkomst. Tijdens die dialoog is geen overeenstemming bereikt over de essentiële elementen van een Wlz-contract 2016. Dit heeft Achmea Roebia op 9 oktober 2015, eveneens conform het in het inkoopdocument opgenomen tijdschema, schriftelijk laten weten, waarbij zij als afwijzingsgronden heeft genoemd de € 243.000, die niet tijdig is voldaan, de gereduceerde omvang van de Wlz-zorg 2015 en het negatieve eigen vermogen van Roebia. De brief van 9 oktober 2015 bevat daarom niet de bevestiging dat sprake is van een overeenkomst maar de vaststelling dat Achmea in 2016 geen Wlz-zorg van Roebia zal afnemen. Gelet op het voorgaande komt de voorzieningenrechter tot de (voorlopige) conclusie dat er aldus geen overeenkomst tot stand is gekomen.
4.5.
Roebia stelt nog wel dat de brief van 9 oktober 2015 niet moet worden aangemerkt als stap 8, omdat er geen inkoopgesprek heeft plaatsgevonden op 25 september 2015, althans, dat men op die datum niet aan een inhoudelijke bespreking over de zorginkoop voor 2016 is toegekomen, maar dit verweer faalt. Er heeft immers op 25 september 2015 een gesprek plaatsgevonden, waarin de inkoop 2016 aan de orde zou komen. Het gesprek is vroegtijdig afgebroken vanwege de discussie die ontstond over de terugbetaling van € 243.000,00 door Roebia aan Achmea. De enkele omstandigheid dat men niet is toegekomen aan een inhoudelijke bespreking betekent echter niet dat de beslissing van 9 oktober 2015, die in feite neerkomt op de beslissing dat de omvang van de overeenkomst op nihil wordt gesteld, niet als stap 8 moet worden beschouwd. Het niet als stap 8 beschouwen van voornoemde brief valt ook niet te rijmen met de aard en het doel van de inkoopprocedure, te weten het tijdig vóór 2016 regelen van de zorginkoop. Daarnaast stemmen de data van de verzonden berichten steeds exaxt overeen met het in het stappenplan voorgehouden tijdschema. Dat Roebia dit, zoals zij stelt, anders heeft gelezen, komt naar het oordeel van de voorzieningenrechter voor haar risico
4.6.
Het zorginkoopdocument bepaalt dat indien Roebia het niet eens is met de definitieve vaststelling, zij conform hoofdstuk 3, stap 8 van het inkoopdocument binnen 20 kalenderdagen een kort gedingprocedure aanhangig moet maken bij de Rechtbank Den Haag. Achmea voert als meest vergaande verweer dat Roebia niet-ontvankelijk is in haar vordering, doordat zij pas op 4 januari 2016, een kortgedingprocedure is gestart, en dan ook nog bij de verkeerde rechtbank. Dit argument treft doel. De 20 dagen-termijn staat duidelijk beschreven op pagina 76 van het zorginkoopdocument. Het document geeft daarbij in ondubbelzinnige bewoordingen aan dat deze termijn dient te worden beschouwd als een vervaltermijn en dat de rechten dienaangaande van de zorgverlenende instantie, zo zij niet tijdig reageert, geacht worden te zijn vervallen. Ook deze vervaltermijn strookt met het doel van het zorginkoopdocument om tijdig, dat wil zeggen voor 2016, de zorgcontracten op orde te hebben.
4.7.
Daaraan doet ook niet af hetgeen op pagina 76 van het zorginkoopdocument staat vermeld (hetgeen hierboven is weergegeven onder 2.11) omtrent de omstandigheden waaronder Achmea gerechtigd is terug te komen op het voornemen om een overeenkomst te sluiten en een productieafspraak te maken. Deze alinea ziet immers op de situatie dat een rechter is benaderd naar aanleiding van stap 6 in het stappenplan. Voor zover Roebia zich derhalve op deze alinea beroept om in de onderhavige situatie te bewerkstelligen dat Achmea niet kan terugkomen op haar voornemen de overeenkomst te sluiten faalt dit verweer.
4.8.
Gelet op hetgeen is beslist ten aanzien van het primair gevorderde, behoeft het subsidiair gevorderde geen verdere bespreking.
4.9.
Gelet op het voorgaande zal de voorzieningenrechter Roebia niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
4.10.
Roebia zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, aan de zijde van Achmea begroot op
griffierecht € 619,00
salaris advocaat
€ 816,00
totaal € 1.435,00.

5.De beslissing

5.1.
verklaart Roebia niet-ontvankelijk in haar vordering;
5.2.
veroordeelt Roebia in de kosten van deze procedure, aan de zijde van Achmea begroot op € 1.435,00 waaronder begrepen een bedrag aan € 816,00 voor salaris advocaat;
5.3.
veroordeelt Roebia, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door Achmea volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 131,00 aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2016. [1]

Voetnoten

1.type: AP