ECLI:NL:RBMNE:2016:3956

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juli 2016
Publicatiedatum
15 juli 2016
Zaaknummer
16.659345-16; 07.660292-12 (vordering tenuitvoerlegging)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op snackbar met nepvuurwapen in Lelystad

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 12 juli 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die op 16 maart 2016 een gewapende overval heeft gepleegd op een snackbar in Lelystad. De verdachte bedreigde de eigenaresse van de snackbar met een nepvuurwapen en eiste geld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een geldbedrag van ongeveer € 275,00 heeft weggenomen, terwijl hij de eigenaresse met woorden als 'kassa leeg' en 'geef mij geld' onder druk zette. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 25 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder deelname aan een behandeling voor zijn verslavingsproblematiek.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft een verleden van strafbare feiten en is gediagnosticeerd met verschillende psychische problemen, waaronder een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank heeft de verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd en heeft besloten dat behandeling in een klinisch kader noodzakelijk is om de kans op herhaling te verkleinen. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummers: 16.659345-16; 07.660292-12 (vordering tenuitvoerlegging)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 juli 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting in Almere.

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 28 juni 2016, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. Lucas, advocaat te Lelystad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van officier van justitie mr. M. Kamper en van de standpunten door de raadsvrouw en verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 maart 2016 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (van circa 1015 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of snackbar [snackbar] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, tegen die [slachtoffer] heeft gezegd 'kassa leeg, kassa leeg' en/of 'geef mij geld, geef mij geld', althans woorden van gelijke aard en/of strekking, terwijl hij, verdachte, een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) aan die [slachtoffer]
heeft getoond en/of op die [slachtoffer] heeft gericht, althans in de richting van die [slachtoffer] heeft gehouden.
2.
hij op of omstreeks 16 maart 2016 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, een wapen van Categorie I onder 7°, te weten: een veerdrukpistool merk KWC,
model Beretta 92FS, kaliber 6mm BB, zijnde een voorwerp vermeld op lijst b van de bij de Regeling Wapens en Munitie behorende bijlage I, dat een ernstige bedreiging voor personen kan vormen of zodanig op een wapen gelijkt, dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is, voorhanden heeft gehad.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen gelet op de aangifte van [slachtoffer] en de bekennende verklaring van verdachte. Wat betreft feit 1 kan op grond van de aanvullende verklaring van aangeefster vastgesteld worden dat verdachte een geldbedrag van € 1.015,00 heeft weggenomen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat tot een bewezenverklaring van feit 1 en feit 2 kan worden gekomen, omdat verdachte bekent zich aan deze feiten schuldig te hebben gemaakt.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewezenverklaring feit 1
Verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd. Deze houdt in dat hij op 16 maart 2016 snackbar [snackbar] heeft overvallen. Hij heeft een (nep)vuurwapen op de mevrouw achter de toonbank gericht en geld uit de kassa gepakt. In totaal heeft hij een bedrag van ongeveer
€ 275,00 weggenomen. Gelet op deze verklaring volstaat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen.
Voor het bewijs verwijst de rechtbank naar de aangifte van [slachtoffer] [2] , de verklaring van getuige [getuige] [3] en de bekennende verklaring van verdachte. [4]
Bewezenverklaring feit 2
Verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd. Deze houdt in dat het aangetroffen nepwapen van hem is. Gelet op deze verklaring volstaat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen.
Voor het bewijs verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat het wapen een niet van echt te onderscheiden nepvuurwapen is [5] en de bekennende verklaring van verdachte. [6]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 16 maart 2016 te Lelystad met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer] en/of snackbar [snackbar] , welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, tegen die [slachtoffer] heeft gezegd 'kassa leeg, kassa leeg' en 'geef mij geld, geef mij geld', terwijl hij, verdachte, een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer]
heeft getoond en op die [slachtoffer] heeft gericht.
2.
op 16 maart 2016 te Lelystad een wapen van Categorie I onder 7°, te weten een voorwerp dat zodanig op een wapen gelijkt, dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is, voorhanden heeft gehad.
Van het onder feit 1 en feit 2 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Ten aanzien van feit 2:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie.

7.STRAFBAARHEID

De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en het zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt dat verdachte een behandeling moet volgen, als bijzondere voorwaarde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat een straf op zijn plaats is, maar dat de maatschappij er niet bij gediend is als verdachte nog een lange tijd moet zitten voordat de hulpverlening kan worden ingezet. Verdachte heeft een rommeltje van zijn leven gemaakt. Hij wil nu wat van zijn leven maken en daarbij de hulp aanpakken die hij nodig heeft. Een strafmodaliteit waarbij verdachte zo spoedig mogelijk kan beginnen met een hulpverleningstraject is wenselijk.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft een gewapende overval gepleegd op een snackbar. De eigenaresse van de snackbar, die op dat moment achter de toonbank stond, is met een op een vuurwapen gelijkend neppistool door verdachte bedreigd, zodat hij geld uit de kassa kon wegnemen. De directe aanleiding voor de overval was een schuld van € 2.600,00 die verdachte aan iemand moest terugbetalen. Verdachte heeft alleen aan zijn eigen geldelijk gewin gedacht en niet aan de emotionele en psychische gevolgen voor het slachtoffer. Hij heeft met de overval gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer teweeggebracht. Een dergelijke gewapende overval versterkt bovendien gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank maakt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 mei 2016 op dat verdachte in het verleden meermalen is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder vermogensdelicten en een geweldsdelict.
Psycholoog dr. A. van der Donk komt in het rapport van 25 mei 2016 tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van cannabisafhankelijkheid, cocaïne-afhankelijkheid (in langdurige remissie), zwakbegaafdheid en een antisociale persoonlijkheidsstoornis met borderline trekken. Verdachte is niet goed in staat de consequenties van zijn handelen te overzien. Zijn cannabisgebruik zou een faciliterende werking op zijn handelen hebben gehad. Verdachte heeft het wederrechtelijke van zijn handelen in kunnen zien, maar is minder dan de normale mens in staat geweest zijn wil in vrijheid te bepalen. De psycholoog adviseert de verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt de conclusie ten aanzien van de enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid over en maakt deze tot de hare.
De psycholoog schat de kans op herhaling hoog in. Verdachte is niet zelfstandig in staat om verandering aan te brengen in de geconstateerde problematiek. Een behandeling in een klinisch kader is geïndiceerd. Binnen de structuur van een dergelijke instelling zal verdachte moeten leren omgaan met zijn beperkingen en frustraties. De reclassering kan verdachte daarnaast begeleiden bij het regelen van praktische zaken. De behandeling en begeleiding kunnen worden opgelegd als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf.
Ook Tactus Verslavingszorg komt in het rapport van 1 juni 2016 tot de conclusie dat de kans op herhaling als hoog ingeschat moet worden. Verdachte heeft weinig zelfinzicht. Hij kampt met middelenproblematiek en schuldenproblematiek, maar bagatelliseert zijn problemen met cannabis. Verdachte is zelf niet in staat gebleken om een sociaal-maatschappelijk bestaan op te bouwen. Het is van belang om in te zetten op gedragsverandering middels een klinische behandeling om de kans op recidive te verlagen. Verdachte heeft aangegeven aan zijn gedrag te willen werken. Gelet op zijn motivatie hiertoe in het verleden dient een fors voorwaardelijk strafdeel als stok achter de deur te worden opgelegd.
De reclassering adviseert om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan verbonden het meewerken aan ambulante behandeling met daarbij een kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken, meewerken aan opname in een 24-uursvoorziening of een soortgelijke instelling aansluitend aan de klinische behandeling, meewerken aan opname in een forensische verslavingskliniek en meewerken aan bewindvoering of soortgelijke financiële ondersteuning als bijzondere voorwaarden.
De rechtbank is van oordeel dat alleen een gevangenisstraf van lange duur recht doet aan de ernst van hetgeen verdachte heeft gedaan.
De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte openheid van zaken heeft gegeven en zijn verantwoordelijkheid heeft genomen. Hij heeft aangegeven hulp nodig te hebben, omdat hij zelf zijn leven niet op orde kan krijgen en dat hij alle hulp wil grijpen die hem aangeboden wordt. Het is de rechtbank op grond van de bevindingen van de deskundigen duidelijk dat een (klinische) behandeling en begeleiding nodig zijn om de kans op herhaling in de toekomst te kunnen verminderen. Daarom zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk worden opgelegd met daaraan verbonden de geadviseerde bijzondere voorwaarden. Nu de cannabisproblematiek in beide rapporten naar voren komt zal de rechtbank ook als bijzondere voorwaarde opleggen dat verdachte mee moet werken aan urinecontroles, voor zover en zolang de reclassering dat noodzakelijk vindt.
Rekening houdend met de oriëntatiepunten die gelden voor feiten als de onderhavige zal de rechtbank aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 25 maanden waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden. De tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten zal op de onvoorwaardelijke gevangenisstraf in mindering worden gebracht.

9.BESLAG

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om het in beslag genomen wapen te onttrekken aan het verkeer.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft wat betreft de inbeslagname van het wapen geen verweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het op de beslaglijst vermelde wapen moet worden onttrokken aan het verkeer, omdat met betrekking tot en met behulp van dit voorwerp de bewezen verklaarde feiten zijn begaan.

10.DE VORDERING TENUITVOERLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging van het resterende deel van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van drie maanden toe te wijzen, omdat verdachte zich gedurende de proeftijd van twee jaar wederom schuldig heeft gemaakt aan het plegen van strafbare feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat de vordering tot tenuitvoerlegging kan worden toegewezen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank heeft naar aanleiding van het verhandelde ter zitting geen aanleiding om hiervan af te wijzen.
Bij vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 21 maart 2013 is een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd voor de duur van zes maanden. Op 22 april 2015 is van deze straf reeds drie maanden ten uitvoer gelegd. De rechtbank zal daarom de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf toewijzen voor de duur van drie maanden.

11.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder feit 1 en feit 2 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar en kwalificeert deze feiten op de wijze als onder 6 omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
25 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
7 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd van
twee jaarniet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte gedurende de proeftijd van
twee jaar:
* zal meewerken aan opname op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling in een nader te bepalen forensische verslavingskliniek of soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer)directeur van die instelling zullen worden gegeven een en ander voor de duur van 12 maanden of zoveel korter als de (geneesheer)directeur van die instelling in overleg met de reclassering noodzakelijk acht;
* aansluitend op de klinische behandeling zal meewerken aan opname in een nader te bepalen 24-uursvoorziening of soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, daar zal verblijven en zich zal houden aan het (dag)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zal meewerken aan een (ambulante) behandeling voor zijn middelenproblematiek en psychische problematiek bij een nader door de reclassering te bepalen ambulante (forensische) zorginstelling, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. Hierbij is verdachte verplicht mee te werken aan een kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek als de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
* zal meewerken aan bewindvoering of soortgelijke financiële ondersteuning, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zal meewerken aan urinecontroles, voor zover en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- waarbij Tactus Reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” d.d. 31 mei 2016 vermelde voorwerp, te weten een wapen, merk Beretta, kleur zwart (1666519);
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 07.660292-12 door de meervoudige kamer in deze rechtbank bij vonnis d.d. 21 maart 2013 voorwaardelijk aan de verdachte opgelegde straf, te weten een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.K. Oosterling-van der Maarel, voorzitter, mrs. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn en K.G. van de Streek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juli 2016.
Mrs. Baauw-de Bruijn en Van de Streek zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2016081209, doorgenummerd blz. 1 tot en met blz. 112.
2.Proces-verbaal van aangifte, blz. 27 en blz. 28.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 31.
4.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 28 juni 2016.
5.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 54.
6.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 28 juni 2016.