In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 15 juli 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres], een directeur van een basisschool, en de vereniging [gedaagde], waar zij werkzaam is. [eiseres] vorderde dat de vereniging haar zou toelaten tot haar werkzaamheden als directeur, nadat zij op non-actief was gesteld. De achtergrond van de zaak ligt in een conflict over de invoering van een nieuw organisatiemodel binnen de vereniging, waarbij [eiseres] zich niet kon vinden in de veranderingen die haar functie aangingen. De vereniging had haar buitengewoon verlof verleend, maar [eiseres] betwistte dat dit met wederzijds goedvinden was gebeurd. De kantonrechter oordeelde dat er geen rechtsgeldige grondslag was voor de weigering van de vereniging om [eiseres] toe te laten tot haar werkzaamheden. De rechter concludeerde dat de vordering van [eiseres] tot wedertewerkstelling moest worden toegewezen, met ingang van 1 augustus 2016, en dat de vereniging een dwangsom moest betalen indien zij hieraan niet voldeed. Tevens werd de vereniging veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres].