Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
Uit het dossier is niet gebleken dat met [getuige 1] is overeengekomen dat zij bijstand zou verlenen aan de opsporing door stelselmatig informatie in te winnen omtrent verdachten. [getuige 1] vond dat sprake was van strafbare feiten en zij is vervolgens eigener beweging begonnen met het observeren van verdachten en diverse zwanenkoppels in de omgeving waar verdachten werkzaam zijn. [getuige 1] heeft vervolgens melding gedaan bij de opsporingsinstantie. De informatieverschaffing door [getuige 1] in de periode na haar eerste melding is op eigen initiatief geweest, de politie is hierin niet sturend geweest.
4 februari 2016 blijkt volgens de rechtbank dat [getuige 1] het broedpaar knobbelzwanen op de locatie [adres] in 2014 heeft gevolgd. Zij heeft foto- en filmopnamen van dit broedpaar en hun kuikens gemaakt en deze opnamen vervolgens ter beschikking gesteld aan de politie.
heeft weliswaar medio januari 2015 nieuwe beeldopnamen gemaakt en contact gezocht met de politie over voornoemd broedpaar, maar uit het dossier volgt dat de aanleiding hiervoor een melding van getuige [getuige 2] aan de Faunabescherming is geweest, welke mail is doorgestuurd aan [getuige 1] . Haar bevindingen heeft [getuige 1] vervolgens naar de politie gestuurd.
3.2.3 Het oordeel van de rechtbankHet onder 3 ten laste gelegde feit, een overtreding van artikel 79 lid 2 van de Flora- en faunawet (hierna: Ffw), is - indien opzettelijk begaan - strafbaar gesteld als misdrijf waarop een gevangenisstraf van ten hoogste 2 jaren is gesteld. [1]
Bij brief van 24 juli 2015 is aan verdachte door het openbaar ministerie een kennisgeving van vervolging gestuurd.
4.Waardering van het bewijs
Hiertoe heeft de verdediging verschillende argumenten naar voren gebracht. De rechtbank zal deze in het vonnis - op de plaats waar dat relevant is - bespreken, en daarbij uitsluitend ingaan op die standpunten die zijn voorzien van een ondubbelzinnige conclusie.
Verder zijn de locaties waar de beelden zijn gemaakt weinig onderscheidend en daarom niet-controleerbaar. De beelden kunnen daarom niet worden gebruikt voor het bewijs dat specifieke (strafbare) handelingen met specifieke zwanen zijn verricht, aldus de verdediging.
heeft van het uitvoerige foto- en beeldmateriaal dat zij heeft opgenomen een relevante selectie gemaakt en deze beelden overgelegd aan de politie. Niet is gebleken dat [getuige 1] de betreffende beelden heeft gemanipuleerd.
De rechtbank volgt in zijn algemeenheid de stelling van de verdediging niet. Dit verweer wordt verworpen.
Verdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn in loondienst bij een werkgever. Zij ondersteunden [medeverdachte 3] bij de zwanendrift in hun vrije tijd.
verrichte de werkzaamheden veelal alleen en in het hele gebied waar hij knobbelzwanen hield. [verdachte] en [medeverdachte 2] werkten in een eigen gebied en
[medeverdachte 1] ging een groot deel van zijn tijd met [medeverdachte 3] mee. Een deel van de werkzaamheden als zwanendrifter kan niet alleen worden verricht. Elk van de verdachten ging al dan niet regelmatig mee met [medeverdachte 3] om hem te ondersteunen in zijn werk. Ook gingen de verdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] onderling met elkaar mee zwanendriften. [medeverdachte 3] hield een administratie bij van de werkzaamheden die bij de knobbelzwanen werden verricht en het aantal kuikens dat werd geboren. [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hielden op klad een administratie bij, die zij vervolgens overlegden aan [medeverdachte 3] voor verdere verwerking.
In het dossier is niets opgenomen wat duidt op enig overleg of afstemming vooraf over wildvang van knobbelzwanen, het al dan niet leewieken of tatoeëren van knobbelzwanen of de wijze waarop de zwanen werden geringd. Uit het enkele feit dat de verdachten soms samen met [medeverdachte 3] of samen met elkaar gingen zwanendriften, kan dit niet worden afgeleid.
Er kan dan ook niet worden vastgesteld dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking bij handelingen die, ongeacht of deze bewezen zijn, buiten aanwezigheid van verdachte [verdachte] zijn verricht.
Verdachte wordt dan ook vrijgesproken van het onder 5 ten laste gelegde feit.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het (mede)plegen van dit ten laste gelegde feit.
Niet kan worden uitgesloten dat een ander dan verdachte het pootmerk heeft gemaakt.
De ouderknobbelzwanen op locatie [adres] zijn beiden voorzien van een pootmerk. Hieruit blijkt dat de betreffende knobbelzwanen al jaren door [medeverdachte 3] worden gehouden en niet wild zijn. Van wildvang van deze knobbelzwanen en hun kuikens is daarom geen sprake.
75 Ffw in samenhang met artikel 5 Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten. Daarvoor geldt het verbod van in dit geval artikel 13 Ffw niet.
De (voorwaarden van deze) vrijstelling word(t)(en) hierna onder paragraaf 4.3.6.3 uitvoerig besproken.
Een van de voorwaarden is dat de knobbelzwanen een gesloten pootring moeten hebben. Aan [medeverdachte 3] is ten aanzien van de knobbelzwanen die hij op 4 juli 2008 onder zich had een ontheffing van de ringplicht verleend onder nummer [nummer] .
Gelet op de leeftijd en omvang van (de poten van) deze knobbelzwanen was het op dat moment niet meer mogelijk om deze vogels te voorzien van een pootring. [7] In de toelichting op deze ontheffing staat dat deze gehouden knobbelzwanen zich onderscheiden van wilde soortgenoten door aangebrachte merktekens. Hierbij worden als merktekens genoemd de gesloten pootring, de snaveltatoeage en het leewieken van de vogel.
Mogelijk is de getatoeëerde knobbelzwaan die is waargenomen op deze locatie al eerder voorzien van een pootmerk en heeft deze door het plaatsen van een tatoeage een tweede merkteken gekregen.
Gelet op het voorgaande is niet bewezen dat het broedpaar op de locatie [adres] wild is. Daarmee is eveneens niet bewezen dat de kuikens van dit broedpaar wild zijn.
Ook zij heeft verklaard dat het broedpaar knobbelzwanen en hun kuikens aanvankelijk niet voorzien waren van een pootring. De ouderzwanen waren aanvankelijk evenmin voorzien van een snaveltatoeage. [10] Getuige [getuige 4] heeft het broedpaar en hun kuikens in de periode januari 2014 tot en met juli 2014 een aantal keer gefotografeerd. Zij heeft haar foto’s verstrekt aan de politie. [11] Verbalisant bevestigt dat het gaat om foto’s die onder andere zijn gemaakt vanaf het terras van voornoemde woning.
Verbalisant stelt vast dat de ouderzwanen van het broedpaar in eerste instantie niet zijn voorzien van een snaveltatoeage. [12] De rechtbank stelt naar aanleiding van de betreffende foto’s vast dat het gaat om een broedpaar knobbelzwanen met vijf grijze kuikens en twee witte kuikens. [13]
Diezelfde dag om 11.15 uur ziet zij in het weiland naast haar woning een Toyota staan met kenteken [kenteken] . In de laadbak van de auto zitten vijf knobbelzwanen. [14] Twee mannen, een jonge man van ongeveer 20 jaar en een oudere man met kort haar en een stevig postuur, stappen uit. De oudere man komt achter het stuur vandaan. [15] Deze man heeft haar verteld dat ze de zwanen moesten ringen. De mannen vangen het broedpaar knobbelzwanen en hun kuikens. Getuige [getuige 3] ziet de oudere man vervolgens op zijn knieën zitten bij één ouderzwaan en de kuikens. Deze knobbelzwanen worden daarna weer het water ingezet, waarna de mannen vertrekken. [16] Kort na dit vertrek ziet getuige [getuige 3] dat de vrouwzwaan van het broedpaar is voorzien van een geknipte ring in de hals.
Verder ziet getuige [getuige 3] dat de vrouwzwaan is voorzien van een gele pootring. Ook de kuikens hebben een pootring. [17]
Een kwartier nadat getuige [getuige 3] voornoemde auto had gezien, wordt dit voertuig in de nabije omgeving van de [adres] gezien door verbalisanten.
[verdachte] is dan de bestuurder van het voertuig. [18]
Als deze knobbelzwaan enkele dagen later, op 1 augustus 2014 door de dierenambulance wordt gevangen en nader wordt onderzocht, blijkt dat deze gele pootring niet geheel gesloten is en is voorzien van het opschrift [nummer] . Tussen [nummer] en NL zit een verticale donkerkleurige streep, op de plek waarop de ring is voorzien van een breuk. Het cijfer 11 staat voor het jaar, in combinatie met de kleur van de ring, 2011. [23]
Verdachte heeft verklaard dat hiermee gedoeld wordt op het broedkoppel aan de [adres] . Verdachte verklaarde hier regelmatig te zijn geweest. Ook zijn vader komt daar regelmatig. [26]
Verdachte wordt, gelet op hetgeen onder 4.3.4. is overwogen, vrijgesproken van de wildvang van deze (man)ouderzwaan. Niet kan worden uitgesloten dat een ander dan verdachte het pootmerk heeft gegeven ten teken dat deze knobbelzwaan een door [medeverdachte 3] gehouden knobbelzwaan is en zich hiermee schuldig heeft gemaakt aan de wildvang van deze knobbelzwaan.
Ten aanzien van wilde knobbelzwanen geldt een absoluut verbod op de in de artikel 9 en artikel 13 Ffw genoemde handelingen.
Art. 5 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten (hierna: het Besluit) bepaalt dat de verboden van onder meer artikel 9 Ffw en artikel 13 van de Ffw niet gelden voor aantoonbaar gefokte vogels, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, indien de houder kan aantonen dat de vogels zijn gefokt en voor zover:
In artikel 5 lid 2 van deze Regeling wordt bepaald dat een in Nederland in gevangenschap geboren en gefokt exemplaar van in de bijlage bij de Regeling opgenomen soorten vogels dient te worden voorzien van een in Nederland afgegeven gesloten pootring met een, voor zover vermeld, in die bijlage vastgestelde maximale diameter. In de bijlage staat genoemd dat voor de Cygnus Olor een maximale diameter geldt van 26 mm.
[verdachte] daar goed de weg weet en de broedkoppels kent. [34]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met betrekking tot één knobbelzwaankuiken op locatie [adres] opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de verbodsbepalingen uit artikel 9 Ffw (feit 2) en artikel 13 Ffw (feit 1). Uit voornoemde gang van zaken wordt afgeleid dat [medeverdachte 3] en verdachte in een nauwe en bewuste samenwerking hebben gehandeld.
Verdachte wordt ten aanzien van deze onderdelen van feit 4 vrijgesproken.
[medeverdachte 3] en verdachte in een nauwe en bewuste samenwerking hebben gehandeld ten aanzien van knobbelzwanen op de locatie [adres] nabij [perceel] .
Ter beoordeling ligt voor of bewezen is het onder feit 4 ten laste gelegde overtreden van een aantal gestelde voorschriften in een door de Staatssecretaris van Economische Zaken toegekende ontheffing. Daarbij gaat het – zakelijk weergegeven – om voorschriften die betrekking hebben op het (niet kunnen) aantonen van de legale herkomst van knobbelzwanen. Hiervoor onder paragraaf 4.3.7.2 is overwogen dat niet bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het (mede)plegen van wildvang van de knobbelzwanen die zijn waargenomen op de locatie [adres] . Daarom is evenmin bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het overtreden van de hiermee in direct verband staande voorwaarden van de ontheffing.
Verdachte wordt daarom vrijgesproken ten aanzien van deze onderdelen van feit 4.
[medeverdachte 3] en verdachte in een nauwe en bewuste samenwerking hebben gehandeld ten aanzien van knobbelzwanen op de locatie [adres] nabij [perceel] .
Ongeacht of het overtreden van voorwaarde 7 bewezen is, levert het overtreden van deze voorwaarde geen schending van artikel 79 lid 2 Ffw op.
[medeverdachte 3] en verdachte in een nauwe en bewuste samenwerking hebben gehandeld ten aanzien van knobbelzwanen op de locatie [adres] nabij [perceel] .
Verdachte wordt ten aanzien van deze onderdelen van feit 6 vrijgesproken.
[medeverdachte 3] en verdachte in een nauwe en bewuste samenwerking hebben gehandeld ten aanzien van een knobbelzwaan op de locatie [adres] nabij [perceel] .
Het betreft een handeling waarbij de integriteit van weefsel wordt aangetast. [40] zal de inkt in de diepere lagen van de snavel aangebracht moeten w
[verdachte] daar goed de weg weet en de broedkoppels kent. [45]
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier en uit het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende wettig en overtuigend bewijs volgt dat de knobbelzwanenkuikens op de locatie [adres] pootverwondingen hebben en indien sprake zou zijn van pootverwondingen, dat deze pootverwondingen zijn veroorzaakt door het ringen met een pootring.
Verdachte heeft ontkend dat hij degene is geweest die deze teenvliezen heeft ingeknipt. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het (mede)plegen van dit ten laste gelegde feit.
Niet kan worden uitgesloten dat een ander dan verdachte de betreffende handeling heeft verricht.
5.Bewezenverklaring
in de periode van 8 oktober 2013 tot en met 21 oktober 2014 te Stolwijk, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, meermalen knobelzwanen (Cygnus olor), behorende tot een beschermde diersoort, te weten:
- 8 (ouder en 7 kuikens) knobbelzwanen, waargenomen aan de [adres] nabij [perceel] ,
in de periode van 8 oktober 2013 tot en met 21 oktober 2014 te Stolwijk, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, meermalen één of meer knobbelzwanen (Cygnus olor) behorende tot een beschermde diersoort te weten:
- 8 (ouder en 7 kuikens) knobbelzwanen, waargenomen aan de [adres] nabij [perceel] en
- 1 knobbelzwaan, waargenomen aan de [adres] nabij [perceel] ,
door niet te allen tijde de legale herkomst van de gehouden knobbelzwanen (Cygnus olor) aan te kunnen tonen van 8 (ouderen 7 kuikens) knobbelzwanen, waargenomen aan de [adres] nabij [perceel] ;
in de periode van 1 juli 2014 tot en met 21 oktober 2014 te Stolwijk, tezamen en in vereniging met een ander, diergeneeskundige handelingen heeft verricht (tatoeëren) terwijl hij en zijn mededader deze handelingen niet beroepsmatig hebben verricht en hij en zijn mededader daartoe niet bij of krachtens artikel 4.1 van de Wet dieren zijn toegelaten, immers hebben verdachte en zijn mededader meermalen een knobbelzwaan (Cygnus olor) getatoeëerd, te weten
- 1 knobbelzwaan waargenomen aan de [adres] en
6.De strafbaarheid van de feiten
feit 6: medeplegen van een overtreding van een voorschrift gesteld bij
7.De strafbaarheid van verdachte
8.Motivering van de straffen en maatregelen
- een werkstraf van 240 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren (heeft) verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen, waarvan 60 uren subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
- een geldboete van € 5.000,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 60 dagen;
- een ontzetting van het beroep zwanendrifter voor de duur van een jaar.
- verdachte door het beëindigen van het bedrijf van [medeverdachte 3] financiële schade heeft geleden.
De rechtbank acht slechts onderdelen van vier van de tien aan verdachte ten laste gelegde feiten bewezen.
De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
9.Het beslag
De rechtbank gelast de teruggave van deze in beslag genomen goederen.
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Beslissing
feit 6: medeplegen van een overtreding van een voorschrift gesteld bij
€ 1.500,00(duizend vijfhonderd euro en nul eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 25 dagen.
,indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
10 pootringen knobbelzwaan (grijskleurig).