ECLI:NL:RBMNE:2016:3650

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 juli 2016
Publicatiedatum
5 juli 2016
Zaaknummer
16/996005-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachten voor illegale handelingen met knobbelzwanen

Op 5 juli 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen vijf verdachten die betrokken waren bij illegale handelingen met knobbelzwanen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten, waaronder twee broers, zich schuldig hebben gemaakt aan verschillende overtredingen van de Flora- en faunawet en de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde. De verdachten werden beschuldigd van het vangen, ringen en leewieken van knobbelzwanen zonder de vereiste vergunningen en zonder dat dit door een dierenarts werd uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachten in nauwe en bewuste samenwerking handelden en dat zij verantwoordelijk waren voor de illegale handelingen. De rechtbank legde aan de broers een geldboete op van €1.000, waarvan €500 voorwaardelijk, en aan een derde broer een geldboete van €1.500, waarvan €500 voorwaardelijk. De overige verdachten kregen taakstraffen opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachten minder strafbare feiten hadden gepleegd dan waar zij voor stonden, en legde daarom een lagere straf op dan geëist door de officier van justitie. De zaak heeft veel aandacht gekregen in de media en de politiek, wat de rechtbank in haar overwegingen meeneemt. De rechtbank benadrukt het belang van het beschermen van beschermde diersoorten en de noodzaak om de wetgeving op dit gebied te handhaven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/996005-14 (P)
Vonnis van de meervoudige economische strafkamer van 5 juli 2016.
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1973] ,
wonende te [woonplaats] aan de [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De inhoudelijke behandeling van de strafzaak van verdachte heeft plaatsgevonden op
20 april 2016. De rechtbank heeft daarbij kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mr. H.H.M. Beune en mr. M.C.A. Plantenga, alsmede van wat verdachte en zijn raadsman, mr. T.J. Roest Crollius, advocaat te Woerden, naar voren hebben gebracht.
De zaak tegen verdachte is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] (parketnummer 16/99606-14).

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:in de periode van 8 oktober 2013 tot en met 21 oktober 2014 heeft gehandeld in strijd met artikel 13 van de Flora- en faunawet door al dan niet opzettelijk en samen met een ander of alleen knobbelzwanen, behorende tot een beschermde diersoort, te verwerven, bezitten, te vervoeren, ze binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen en ermee te handelen.
Feit 2:in de periode van 8 oktober 2013 tot en met 21 oktober 2014 heeft gehandeld in strijd met artikel 9 van de Flora- en faunawet door al dan niet opzettelijk en samen met een ander of alleen knobbelzwanen, behorende tot een beschermde diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen en met het oog daarop op te sporen.
Feit 3:in de periode van 8 oktober 2013 tot en met 21 oktober 2014 heeft gehandeld in strijd met artikel 79 van de Flora- en faunawet door al dan niet opzettelijk en samen met een ander of alleen een aantal in een toegekende ontheffing opgelegde voorwaarden niet na te leven.
Feit 4:in de periode van 8 oktober 2013 tot en met 21 oktober 2014 heeft gehandeld in strijd met artikel 7 van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990, door al dan niet samen met een ander knobbelzwanen te leewieken en te tatoeëren, terwijl hij en/of zijn mededader geen dierenarts is/zijn.
Feit 5:in de periode van 8 oktober 2013 tot en met 21 oktober 2014 heeft gehandeld in strijd met artikel 36 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, door al dan niet samen met een ander zonder redelijk doel/met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was, bij knobbelzwanen pijn/letsel te veroorzaken en/of de gezondheid/het welzijn van die dieren te benadelen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig en deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3.1
De ontvankelijkheid van de officieren van justitie ten aanzien van al de ten laste gelegde feiten
3.1.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit dat het openbaar ministerie wegens een ernstig vormverzuim in het vooronderzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging. Subsidiair zou dit volgens de verdediging moeten leiden tot bewijsuitsluiting.
De verdediging heeft aangevoerd dat de officieren van justitie in strijd hebben gehandeld met artikel 126v van het Wetboek van Strafvordering. Getuige [getuige] (verder: [getuige] ) zou als informele burgerinfiltrant en onder leiding van de politie actief informatie hebben ingezameld ten behoeve van de strafzaak van verdachten, zonder dat daarbij de bijhorende overeenkomst met waarborgen is afgegeven conform artikel 126v van het Wetboek van Strafvordering.
Voornoemde omstandigheden vormen een zodanig verzuim dat niet langer sprake kan zijn van een behandeling van de zaak die aan de beginselen van een behoorlijke procesorde voldoet. Dit kan niet anders dan tot de conclusie leiden dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van verdachten, aldus de verdediging.
3.1.2
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie zijn van mening dat geen sprake is van sturing door of instructie van de politie. [getuige] heeft uit eigen beweging verdachten en een aantal al dan niet door hen gehouden knobbelzwanenkoppels en hun kuikens gevolgd in hun doen en laten en dit op beeld vastgelegd. Er is geen opdracht dan wel een verzoek van de zijde van het openbaar ministerie geweest om stelselmatig informatie te vergaren. Bovendien is er geen sprake van een zo verregaande vorm van informatie-inwinning over verdachten dat er sprake zou zijn geweest van een ernstige inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer.
De officieren van justitie hebben de rechtbank verzocht voornoemd verweer van de verdediging te verwerpen.
3.1.2
Het oordeel van de rechtbank
Volgens bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad komt niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie als in artikel 359a Sv voorzien slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking. Daarvoor is slechts plaats indien het vormverzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan (HR 19 december 1995, NJ 1996, 249 ( [naam] ) en HR 30 maart 2004, NJ 2004, 376). Derhalve dient sprake te zijn van een ernstige en verwijtbare schending van het recht op een eerlijk proces.
De bepaling van artikel 126v van het Wetboek van Strafvordering strekt tot regeling van de bijstand van een burger aan de opsporing in de vorm van het stelselmatig inwinnen van (specifieke) informatie omtrent een persoon.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat [getuige] niet heeft opgetreden als een persoon zoals wordt bedoeld in artikel 126 v van het Wetboek van Strafvordering.
Uit het dossier is niet gebleken dat met [getuige] is overeengekomen dat zij bijstand zou verlenen aan de opsporing door stelselmatig informatie in te winnen omtrent verdachten. [getuige] vond dat sprake was van strafbare feiten en zij is vervolgens eigener beweging begonnen met het observeren van verdachten en diverse zwanenkoppels in de omgeving waar verdachten werkzaam zijn. [getuige] heeft vervolgens melding gedaan bij de opsporingsinstantie. De informatieverschaffing door [getuige] in de periode na haar eerste melding is op eigen initiatief geweest, de politie is hierin niet sturend geweest.
Gelet op het voorgaande is er geen sprake van een vormverzuim.
Het verweer strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie wordt verworpen.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie achten wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder
1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De officieren van justitie hebben ter onderbouwing van hun standpunt verschillende argumenten naar voren gebracht. De rechtbank zal deze in het vonnis - op de plaats waar dat relevant is - bespreken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
Hiertoe heeft de verdediging verschillende argumenten naar voren gebracht. De rechtbank zal deze in het vonnis - op de plaats waar dat relevant is - bespreken en daarbij uitsluitend ingaan op die standpunten die zijn voorzien van een ondubbelzinnige conclusie.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
4.3.1
Verweer tot bewijsuitsluiting
Het verweer tot bewijsuitsluiting wegens vormverzuimen in het vooronderzoek slaagt niet gelet op dat wat onder 3.1 is overwogen. Dit verweer wordt verworpen.
4.3.2
Medeplegen?Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen en/of medeplegen van de ten laste gelegde feiten. De verdachte zou hiertoe hebben samengewerkt met de medeverdachte [medeverdachte] (verder: [medeverdachte] ).
Bij de beoordeling van de vraag of ten aanzien van verdachte kan worden bewezen dat hij medepleger is van de ten laste gelegde feiten, staat het volgende voorop.
Voor medeplegen is noodzakelijk dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met (een) ander(en) gericht op het voltooien (gezamenlijk uitvoeren) van het delict. De vraag wanneer de samenwerking in de praktijk zo nauw en bewust is geweest dat van medeplegen mag worden gesproken, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval.
De rechtbank verwijst in dit verband naar de arresten van de Hoge Raad van
2 december 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3474) en 24 maart 2015 (ECLI:NL:HR:2015:718) waarin de Hoge Raad onder meer heeft overwogen dat de kwalificatie medeplegen slechts gerechtvaardigd is als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. De Hoge Raad verwijst in dat verband naar het “in vereniging plegen” van geweld in artikel 141 Sr, dat eist dat de verdachte “een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld heeft geleverd”.
De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit.
Wanneer het ten laste gelegde medeplegen niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, dient de betrokkenheid van de medepleger nauwkeurig gemotiveerd te worden. In dat kader kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een geëigend tijdstip, aldus de Hoge Raad.
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij en [verdachte] (verder: [verdachte] ) vrijwel altijd samen gaan zwanendriften. [2] [medeverdachte] heeft verder aangegeven dat hij en [verdachte] samen afspreken wanneer zij gaan zwanendriften en dan met elkaar meerijden. [3] De brandstofkosten delen zij. [4] [verdachte] heeft verklaard dat hij en [medeverdachte] onderling een aantal taken hebben verdeeld. [verdachte] is verantwoordelijk voor de administratie. [verdachte] ontvangt van [medeverdachte] gegevens met betrekking tot de zwanendrift, die hij vervolgens overschrijft in zijn administratie. [5] [medeverdachte] heeft deze werkwijze bevestigd. [6] [medeverdachte] regelt de verkoop van de knobbelzwanenkuikens. [7] De opbrengst van de verkoop wordt fifty-fifty tussen [medeverdachte] en [verdachte] verdeeld. [8]
Uit al deze omstandigheden blijkt dat er ten aanzien van de ten laste gelegde feiten sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte] ,
ook ten aanzien van handelingen die, ongeacht of deze bewezen zijn, buiten aanwezigheid van verdachte [verdachte] door de medeverdachte [medeverdachte] zijn verricht.
4.3.3
Algemene bewijsoverweging
[verdachte] is zwanendrifter. Hij heeft verklaard dat hij eigenaar is van circa 120 broedparen “knobbelzwanen”. [9] Hij werkt samen met [medeverdachte] . [10]
Het zwanendriften is een traditionele extensieve vorm van veehouderij. De zwanendrifter houdt koppels gekweekte zwanen die hij niet binnen een stal als bedrijf houdt, maar die hij met toestemming van de eigenaren van de betreffende percelen uitzet in met name agrarische gebieden. De nakomelingen van de zwanen werden voorheen geslacht voor de verkoop van het vlees en de veren. Tegenwoordig worden de zwanenkuikens levend verkocht als siervogels. Zwanendriften is niet bij wet verboden.
De broedparen van [verdachte] zijn voorzien van een snaveltatoeage met de letters [lettercombinatie] + [lettercombinatie] . [11] De lettercombinatie [lettercombinatie] + [lettercombinatie] staat voor “ [medeverdachte] + [verdachte] ”. [12]
4.3.4
Feit 1 en feit 2
4.3.4.1 Gedeeltelijke vrijspraak feit 1 (onderdeel wildvang)
Standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie verwijt verdachte dat hij zich al dan niet samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan wildvang van een ouderzwaan en vier kuikens, waargenomen bij industrieterrein [naam] te [woonplaats] en een ouderpaar en drie kuikens, waargenomen bij de [adres] te [woonplaats] . Verdachte zou zich al dan niet samen met een ander wilde knobbelzwanen hebben toegeëigend door de ouderzwanen te voorzien van een snaveltatoeage met het kenmerk van het bedrijf en/of te kortwieken en de kuikens van deze knobbelzwanen een pootring te geven en/of te leewieken.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat geen sprake is geweest van wildvang. Het gaat om gehouden knobbelzwanen. Niet kan worden uitgesloten dat de manzwanen die door [getuige] zijn waargenomen op de betreffende locaties andere manzwanen zijn dan de manzwanen die daarvoor door anderen zijn gezien.
Verder heeft de verdediging aangevoerd dat het broedpaar dat is waargenomen op de locatie [adres] te [woonplaats] bestaat uit een gehouden knobbelzwaan die een paar heeft gevormd met een wilde knobbelzwaan. De kuikens van dit paar knobbelzwanen zijn gedomesticeerde knobbelzwanen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de op de locaties [adres] te [woonplaats] en industrieterrein [naam] te [woonplaats] waargenomen knobbelzwanen wilde óf gehouden knobbelzwanen zijn. Verdachte heeft over zijn bemoeienis met deze knobbelzwanen verklaard.
Gehouden knobbelzwanen
Een gehouden knobbelzwaan is een knobbelzwaan die valt onder de vrijstelling van artikel
75 Ffw in samenhang met artikel 5 Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten. Daarvoor geldt het verbod van in dit geval artikel 13 Ffw niet.
De (voorwaarden van deze) vrijstelling word(t)(en) hierna onder paragraaf 4.3.4.3 uitvoerig besproken.
Een van de voorwaarden is dat de knobbelzwanen een gesloten pootring moeten hebben. Aan [verdachte] is ten aanzien van de knobbelzwanen die hij op 4 juni 2008 onder zich had een ontheffing van de ringplicht verleend onder nummer [nummer] .
Gelet op de leeftijd en omvang van (de poten van) deze knobbelzwanen was het op dat moment niet meer mogelijk om deze vogels te voorzien van een pootring.
In de toelichting op deze ontheffing staat dat deze gehouden knobbelzwanen zich onderscheiden van wilde soortgenoten door aangebrachte merktekens. Hierbij worden als merktekens genoemd de gesloten pootring, de snaveltatoeage en het leewieken van de vogel.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet in voldoende mate uit te sluiten is dat de op 31 mei 2014 en 11 juni 2014 op locatie industrieterrein [naam] te [woonplaats] door verbalisanten waargenomen manzwaan (zonder snaveltatoeage) een andere manzwaan is dan de manzwaan die verbalisanten daar op 11 juli 2014 zien (met snaveltatoeage [lettercombinatie] + [lettercombinatie] ).
De door verbalisanten op voornoemde data gemaakte foto’s zijn in het dossier opgenomen. Op basis van deze foto’s is niet vast te stellen dat het gaat om dezelfde knobbelzwaan.
Verdachten hebben beiden ontkend dat zij in 2014 knobbelzwanen hebben voorzien van een snaveltatoeage. De rechtbank kan op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet vaststellen wanneer de snaveltatoeage van de manzwaan op voornoemde locatie is geplaatst.
De rechtbank constateert dat de knobbelzwaan is voorzien van een snaveltatoeage.
Niet kan worden uitgesloten dat deze knobbelzwaan valt onder de aan [verdachte] verleende ontheffing van de ringplicht en daarom is vrijgesteld van de verboden in artikel
13 Ffw. Gelet op het voorgaande is niet bewezen dat deze knobbelzwaan wild is.
De vrouwzwaan van dit broedkoppel is voorzien van een snaveltatoeage met de lettercombinatie “ [lettercombinatie] + [lettercombinatie] ”. De vrouwzwaan is, net als de manzwaan, een gehouden knobbelzwaan. Gelet op het voorgaande is niet bewezen dat de kuikens van dit broedpaar wild zijn.
Evenmin kan in voldoende mate worden uitgesloten dat de op 22 april 2014 op locatie [adres] te [woonplaats] door [getuige] waargenomen manzwaan (zonder snaveltatoeage) een andere knobbelzwaan is dan de manzwaan die deze getuige daar op
1 juni 2014 ziet (met snaveltatoeage [lettercombinatie] + [lettercombinatie] ).
De door [getuige] op voornoemde data gemaakte foto’s zijn in het dossier opgenomen. Op basis van deze foto’s is niet vast te stellen dat het gaat om dezelfde knobbelzwaan.
Verdachten hebben beiden ontkend dat zij in 2014 knobbelzwanen hebben voorzien van een snaveltatoeage. De rechtbank kan op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet vaststellen wanneer de snaveltatoeage van de manzwaan op voornoemde locatie is geplaatst.
De rechtbank constateert dat de knobbelzwaan is voorzien van een snaveltatoeage.
Niet kan worden uitgesloten dat deze knobbelzwaan valt onder de aan [verdachte] verleende ontheffing van de ringplicht en daarom is vrijgesteld van de verboden in artikel
13 Ffw. Gelet op het voorgaande is niet bewezen dat het de manzwaan op de locatie [adres] te [woonplaats] wild is. Het is een gehouden knobbelzwaan.
De rechtbank constateert dat de vrouwzwaan van het broedpaar op de locatie [adres] te [woonplaats] niet is voorzien van een snaveltatoeage, is geleewiekt of is voorzien van een pootring.
De vraag is of, indien een “wilde” knobbelzwaan een broedpaar vormt met een gehouden knobbelzwaan, de “wilde” knobbelzwaan als gedomesticeerd kan worden beschouwd. Deze vraag wordt bevestigend beantwoord.
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat onder gedomesticeerde dieren wordt verstaan dieren die zich ten gevolge van selectie door de mens onderscheiden van de wilde exemplaren van die soort. Hoewel deze soorten taxonomisch nog wel tot de soort behoren, zijn zij ten gevolge van het domesticatieproces wat betreft uiterlijk of gedrag een (permanente) variëteit geworden. [13]
Indien een wilde knobbelzwaan een broedpaar vormt met een gehouden knobbelzwaan, ontstaat een verandering in zijn of haar gedrag.
Knobbelzwanen blijven doorgaans hun hele leven samen. De zwanendrifter controleert het welzijn en de gezondheid van zowel de gehouden knobbelzwaan als de “wilde” knobbelzwaan. Indien het broedpaar verzorging behoeft, ontvangen zij deze verzorging van de zwanendrifter. Het broedpaar wordt in strenge winters bijgevoerd door de zwanendrifter.
Indien het broedpaar overlast veroorzaakt, worden zij door de zwanendrifter weggehaald en op een andere locatie uitgezet. De kuikens van het broedpaar worden bij hen weggehaald en verhandeld.
Daarom kan een wilde knobbelzwaan die een broedpaar vormt met een gehouden knobbelzwaan als gedomesticeerd worden beschouwd. Er is dan óók geen sprake van wildvang van de kuikens van dit broedpaar.
Gelet op het voorgaande is niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de wildvang van knobbelzwanen op de locaties industrieterrein [naam] te [woonplaats] en [adres] te [woonplaats] .
Verdachte wordt van dit onderdeel van feit 1 vrijgesproken.
4.3.4.2 Gedeeltelijke vrijspraak feit 1 (onderdeel niet en/of niet met een juiste ringmaat ringen)
Verdachte wordt verder verweten dat hij en/of de medeverdachte een knobbelzwanenkuiken dat is waargenomen op locatie [adres] te [woonplaats] niet heeft/hebben geringd.
Uit het dossier volgt dat het betreffende knobbelzwanenkuiken op 3 augustus 2014 niet is voorzien van een gesloten pootring. Het andere kuiken van het broedpaar is dan wel voorzien van een pootring. Deze pootring heeft onder meer het opschrift [kweeknummer] , het kweeknummer van [verdachte] . [14] Uit een verklaring van [getuige] volgt dat dit kuiken op 20 mei 2014 circa zes dagen oud is. Daarmee wordt vastgesteld dat het knobbelzwanenkuiken op 3 augustus 2014 circa 2,5 maand oud is. Uit de verklaring van de dierenarts drs. [dierenarts] [15] volgt dat knobbelzwanen die jonger zijn dan drie maanden altijd geringd kunnen worden met een pootring met ringmaat 24 mm.
Gelet op de leeftijd van het kuiken was het op 3 augustus 2014 mogelijk om het kuiken te voorzien van een juiste gesloten pootring. De rechtbank kan niet vaststellen dat dit ringen na 3 augustus 2014 niet alsnog tijdig heeft plaatsgevonden. Verdachte zal worden vrijgesproken van dit onderdeel van feit 1.
4.3.4.3 Juridisch kader feit 1 en feit 2 t.a.v. onderdeel niet en/of niet met juist ringmaat geringd
In de Ffw en de daarop gebaseerde regelgeving zijn verscheidene regels opgenomen ter bescherming van in het wild levende diersoorten.
Artikel 9 van de Ffw bevat een verbod op het doden, verwonden, vangen, bemachtigen of met het oog daarop opsporen van dieren behorende tot een beschermde inheemse diersoort.
Het eerste lid van artikel 13 Ffw bevat een algemeen verbod op het te koop vragen, kopen of verwerven, ten verkoop voorhanden of in voorraad hebben, verkopen of ten verkoop aanbieden, vervoeren, ten vervoer aanbieden, afleveren, gebruiken voor commercieel gewin, huren of verhuren, ruilen of in ruil aanbieden, uitwisselen of tentoonstellen voor handelsdoeleinden, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben van dieren behorende tot een beschermde inheemse of uitheemse diersoort.
Via de artikelen 4 en 5 Ffw en de onderliggende Regelingen en Besluiten is bepaald wanneer een bepaalde diersoort valt onder de categorie ‘beschermde inheemse diersoort’ respectievelijk ‘beschermde uitheemse diersoort’.
De knobbelzwaan, wetenschappelijke naam Cygnus olor, komt voor op bijlage B van de Bekendmaking lijsten beschermde inheemse diersoorten 2013 als soort die wordt aangemerkt als beschermde inheemse diersoort als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b van de Ffw.
Vanwege deze beschermde status zijn in beginsel de in de in artikel 9 Ffw en artikel 13 Ffw genoemde handelingen ten aanzien van alle exemplaren van de knobbelzwanen verboden.
Overtreding van de artikelen 9 en 13 Ffw is strafbaar gesteld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten (verder: Wed). Volgens artikel 2 Wed betreft dit een misdrijf indien dit opzettelijk is gedaan en een overtreding wanneer van dat opzet geen sprake is.
Vanwege deze beschermde status zijn in beginsel de in de in artikelen. 9 en 13 Ffw genoemde handelingen ten aanzien van alle exemplaren van de knobbelzwanen verboden.
Ten aanzien van wilde knobbelzwanen geldt een absoluut verbod op de in artt. 9 en 13 Ffw genoemde handelingen.
Voor aantoonbaar gefokte knobbelzwanen gelden uitzonderingen.
Art. 5 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten (hierna: het Besluit) bepaalt dat de verboden van onder meer artikel 9 Ffw en artikel 13 van de Ffw niet gelden voor aantoonbaar gefokte vogels, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, indien de houder kan aantonen dat de vogels zijn gefokt en voor zover:
a. deze vogels zijn voorzien van een pootring als bedoeld in artikel 6;
b. registratie heeft plaatsgevonden in de administratie bedoeld in artikel 8 en
c. voldaan is aan de krachtens artikel 18 gestelde regels.
Voor zover het gaat om de onder art. 5 lid 1 sub a van het Besluit bedoelde pootring, bepaalt artikel 6 van het besluit dat gefokte vogels van een beschermde inheemse diersoort voorzien dienen te zijn van een door de Minister op aanvraag afgegeven gesloten pootring, dan wel van een gesloten pootring die door een overheidsorgaan van een andere staat dan Nederland of door een overheidsorgaan van een andere staat dan Nederland erkende organisatie, is afgegeven. [16]
4.3.4.4 PootringenDe regels waaraan pootringen van gefokte vogels die behoren tot beschermde inheemse diersoorten moeten voldoen, staan beschreven in de Regeling afgifte en kenmerken gesloten pootringen en andere merktekens.
In artikel 5 lid 2 van deze Regeling wordt bepaald dat een in Nederland in gevangenschap geboren en gefokt exemplaar van in de bijlage bij de Regeling opgenomen soorten vogels dient te worden voorzien van een in Nederland afgegeven gesloten pootring met een, voor zover vermeld, in die bijlage vastgestelde maximale diameter. In de bijlage staat genoemd dat voor de Cygnus Olor een maximale diameter geldt van 26 mm.
Onder lid 2 van dit artikel staat genoemd dat in afwijking van het eerste lid de pootring een diameter kan hebben die groter is dan de in de bijlage vastgestelde maximale diameter, als de aanvrager aannemelijk kan maken dat een grotere diameter in verband met de dikte van de poot noodzakelijk is.
De gesloten pootringen worden aangevraagd met gebruikmaking van een van de in de Regeling genoemde erkende organisaties. Een van de organisaties die wordt genoemd, is de Vereniging Aviornis International Nederland, gevestigd te Wijchen.
4.3.4.5 Bewijs en bewijsoverweging feit 1 en feit 2
Verbalisanten observeren op 31 mei 2014 een broedpaar knobbelzwanen en hun vier (witte) kuikens op de locatie industrieterrein [naam] te [woonplaats] . De vrouwzwaan heeft een snaveltatoeage [lettercombinatie] + [lettercombinatie] . [17] De kuikens hebben geen pootring. [18] Op 11 juli 2014 zien verbalisanten dat een van de kuikens is geringd met een pootring met onder meer het opschrift [kweeknummer] , het kweeknummer van [verdachte] en ringmaat 27 mm. [19]
[verdachte] heeft verklaard dat hij in de omgeving van industrieterrein [woonplaats] meerdere broedparen knobbelzwanen heeft. Hij heeft verklaard dat voornoemd broedpaar en hun kuikens in zijn administratie is omschreven als “ [woonplaats] ” en “vier witte jongen.” [20] Onder [verdachte] is administratie in beslag genomen. In de administratie zijn voorbedrukte formulieren opgenomen met onder meer de kolommen “plek/plaats”, “aantal kuikens” en “leewiekdata”. [21] In de administratie van 2014 staat onder meer genoteerd: plek/plaats: [woonplaats] , aantal kuikens: 4 wit, ringdatum 3-7-’14. [22] [verdachte] en [medeverdachte] hebben beiden verklaard de knobbelzwanen onder meer te ringen met pootringen met ringmaat 27 mm. [23]
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en/of medeverdachte een knobbelzwanenkuiken op de locatie industrieterrein [naam] te [woonplaats] heeft/hebben geringd met een pootring met ringmaat 27 mm.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt niet dat [verdachte] als aanvrager van de pootringen aannemelijk heeft gemaakt dat een grotere diameter in verband met de dikte van de poot van de knobbelzwanen noodzakelijk is.
Uit het bovenstaande blijkt dat verdachte niet heeft voldaan aan de voorwaarden voor een vrijstelling van de verboden uit artikel 9 Ffw en artikel 13 Ffw.
De rechtbank verwerpt de verweren van de verdediging en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ten aanzien van voornoemd knobbelzwanenkuiken opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de verbodsbepalingen uit artikel 9 Ffw (feit 2) en artikel 13 Ffw (feit 1). Gelet op het hiervoor onder paragraaf 4.3.2 is overwogen, is sprake geweest van handelen in een nauwe en bewuste samenwerking.
Omdat niet kan worden vastgesteld dat de overige kuikens van het broedpaar knobbelzwanen op de locatie industrieterrein [naam] te [woonplaats] zijn geringd met een pootring met ringmaat 27 mm volgt ten aanzien van deze knobbelzwaankuikens gedeeltelijke vrijspraak.
4.3.4.6 Gedeeltelijke vrijspraak feit 2Gelet op dat wat onder paragraaf 4.3.4.1 is overwogen, is feit 2 niet bewezen ten aanzien van één ouder en drie kuikens knobbelzwanen die zijn waargenomen bij industrieterrein [naam] te [woonplaats] en het ouderpaar en drie kuikens knobbelzwanen die zijn waargenomen nabij de [adres] te [woonplaats] . Verdachte wordt ten aanzien van deze onderdelen van feit 2 vrijgesproken.
4.3.5
Feit 3
4.3.5.1 Gedeeltelijke vrijspraak feit 3
Aan [verdachte] is door de Dienst Regelingen namens de Staatssecretaris van Economische zaken onder nummer [nummer] een ontheffing van de ringplicht verleend. Daarbij gaat het – zakelijk weergegeven – onder meer om voorschriften die betrekking hebben op het (niet kunnen) aantonen van de legale herkomst van gehouden knobbelzwanen (voorwaarde 6) en het toe-eigenen van ongeringde knobbelzwanen (voorwaarde 7). Hiervoor onder paragraaf 4.3.4.1 is overwogen dat niet bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het (mede)plegen van wildvang van de knobbelzwanen die zijn waargenomen op de locaties industrieterrein [naam] te [woonplaats] en de [adres] te [woonplaats] . Daarom is evenmin bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het overtreden van de hiermee in direct verband staande voorwaarden 6 en 7 van de ontheffing.
Verdachte wordt daarom vrijgesproken van het handelen in strijd met de voorwaarden 6 en 7 van de ontheffing.
4.3.5.2 Juridisch kaderArtikel 79 Ffw lid 1 bepaalt dat aan onder meer ontheffingen voorschriften kunnen worden verbonden. Lid 2 van voornoemd artikel bepaalt dat het verboden is te handelen in strijd met bij een ontheffing gestelde voorschriften.
Overtreding van de artikelen 79 lid 2 Ffw is strafbaar gesteld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten (verder: Wed). Volgens artikel 2 Wed betreft dit een misdrijf indien dit opzettelijk is gedaan en een overtreding wanneer van dat opzet geen sprake is.
4.3.5.3 Bewijs en bewijsoverweging feit 3In de door de Dienst Regelingen van Staatssecretaris van Economische zaken onder nummer [nummer] toegekende ontheffing staat vermeld dat de houder een administratie moet bijhouden van de gehouden knobbelzwanen. Uit deze administratie moet onder meer blijken:
- het aantal ongeringd gehouden knobbelzwanen;
- het aantal geringd gehouden knobbelzwanen;
- het aantal verkochte knobbelzwanen, waarbij wordt geregistreerd de datum van verkoop en de bestemming per verkochte zwaan.
Onder [verdachte] is administratie van het zwanendriften van het jaar 2014 in beslag genomen. [24] Uit onderzoek naar deze administratie blijkt dat [verdachte] geen administratie voert ten aanzien van het aantal ongeringd gehouden knobbelzwanen en het aantal geringd gehouden knobbelzwanen. Alleen per jaargang en per locaties noteert hij waar hij en/of [medeverdachte] kuikens van broedparen knobbelzwanen eerst leewiekt en later ringt. Nergens in deze administratie is terug te vinden dan wel te controleren of op deze locaties kuikens afkomstig zijn van ongeringde of geringd gehouden knobbelzwanen. [25]
Over de administratie van het aantal verkochte knobbelzwanen blijkt het volgende.
[verdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte] al zijn jonge knobbelzwanen koopt. [26] Uit de administratie van [verdachte] volgt dat in 2014 door [verdachte] 6 verkoopnota’s zijn uitgeschreven voor in totaal 388 knobbelzwanen. [27] Elk van deze verkoopnota’s is uitgeschreven aan [medeverdachte] . [28] [medeverdachte] heeft bevestigd dat hij vrijwel alle knobbelzwanenkuikens van [verdachte] koopt. [verdachte] maakt daar bonnen van op, maar doet dit alleen omdat dit moet volgens de ontheffing. [medeverdachte] verkoopt de knobbelzwanen vervolgens zonder factuur door. [29] In de administratie van [medeverdachte] zijn geen gegevens aangetroffen over zijn verdere handel/verkoop van aangekochte knobbelzwanen. [30]
Door voornoemde werkwijze, waarbij [verdachte] als ontheffingshouder nagenoeg alle jonge knobbelzwanen verkoopt aan [medeverdachte] , waarna [medeverdachte] vervolgens geen administratie voert van de verkoop van deze knobbelzwanen, is de daadwerkelijke bestemming per verkochte knobbelzwaan niet te achterhalen.
Daarom is niet voldaan aan voorwaarde 9 van de ontheffing.
4.3.5.4 Medeplegen?
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verweten gedragingen niet alleen aan de ontheffinghouder, maar ook aan gemachtigde [medeverdachte] kunnen worden verweten. Deze vraag wordt bevestigend beantwoord.
De verkoop van de knobbelzwanen door [verdachte] aan [medeverdachte] blijkt slechts op papier plaats te vinden, met als doel te voldoen aan voorwaarde 9 van de ontheffing. De daadwerkelijke verkoop vindt plaats door [medeverdachte] . Deze verkoop vindt plaats zonder dat hiervan een administratie wordt bijgehouden.
Bewezen is dat hierbij dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte] en [verdachte] . Dit wordt ook bevestigd door het feit dat de opbrengst van de verkoopzwanen door [medeverdachte] en [verdachte] fifty-fifty wordt verdeeld. [31] Het gegeven dat [verdachte] ontheffingshouder is en [medeverdachte] zijn gemachtigde, is in bovengenoemde situatie slechts een formaliteit.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het onder 3 ten laste gelegde feit.
4.3.6
Feit 4
4.3.6.1 Gedeeltelijke vrijspraak feit 4
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet in voldoende mate uit te sluiten is dat de op 31 mei 2014 en 11 juni 2014 op locatie industrieterrein [naam] te [woonplaats] door verbalisanten waargenomen manzwaan (zonder snaveltatoeage) een andere manzwaan is dan de manzwaan die verbalisanten daar op 11 juli 2014 zien (met snaveltatoeage).
Verdachten hebben beiden ontkend dat zij knobbelzwanen in 2014 hebben voorzien van een snaveltatoeage. De door verbalisanten op voornoemde data gemaakte foto’s zijn in het dossier opgenomen. Op basis van deze foto’s is niet vast te stellen dat het gaat om dezelfde knobbelzwaan.
De rechtbank is eveneens met de verdediging van oordeel dat niet in voldoende mate uit te sluiten is dat de op 22 april 2014 op locatie [adres] te [woonplaats] door getuige [getuige] waargenomen manzwaan (zonder snaveltatoeage) een andere manzwaan is dan de manzwaan die deze getuige daar op 1 juli 2014 ziet (met snaveltatoeage).
Verdachten hebben beiden ontkend dat zij deze knobbelzwaan hebben voorzien van een snaveltatoeage. De door [getuige] op voornoemde data gemaakte foto’s zijn in het dossier opgenomen. Op basis van deze foto’s is niet vast te stellen dat het gaat om dezelfde knobbelzwaan.
Verdachte wordt van deze onder feit 4 ten laste gelegde onderdelen vrijgesproken.
4.3.6.2 Juridisch kaderArtikel 7 lid 1 van de op 1 juli 2014 vervallen Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 (verder: WUD) bepaalt dat onder meer het verrichten van operaties bij dieren, voor zover een en ander niet als beroep geschiedt, aan anderen dan dierenartsen verboden is.
Op grond van artikel 1WUD wordt onder een operatie verstaan een instrumentele ingreep bij dieren, gepaard gaande met verbreking van de natuurlijke samenhang van levende weefsels, het afnemen van bloed daaronder begrepen.
Overtreding van artikel 7 lid 1 WUD is strafbaar gesteld in artikel 47 WUD. Volgens artikel 48 WUD betreft het een overtreding.
Leewieken is een chirurgische methode om het wegvliegen van vogels te voorkomen.
Bij deze procedure worden de derde en vierde middenhandsbeentjes van één van de vleugels doorgeknipt. Hiermee worden alle slagpennen verwijderd. [32]
Gelet op het bepaalde in artikel 1 WUD is het leewieken van een vogel een operatie. Deze operatie dient op grond van artikel 7 lid 1 WUD te worden verricht door een dierenarts.
4.3.6.3 Bewijs en bewijsoverweging feit 4
[verdachte] heeft verklaard dat de kuikens van de knobbelzwaan zijn bestemd voor de sierhandel. In die handel is met name vraag naar geleewiekte knobbelzwanenkuikens. [33] [verdachte] en [medeverdachte] hebben beiden verklaard dat (een van) de ouderdieren als de kuikens van deze knobbelzwa(a)n(en) is/zijn geleewiekt een geknipte rand op de kop krijg(t)en. [34] In de administratie houdt [verdachte] bij wanneer en hoeveel er geleewiekt is. [35] Bij het zwanendriften werkt hij samen met [medeverdachte] . [36] [verdachte] schrijft de gegevens die hij van [medeverdachte] ontvangt met betrekking tot het leewieken over in zijn administratie. [37] [medeverdachte] heeft deze werkwijze bevestigd. [38]
Onder [verdachte] is administratie van het zwanendriften van het jaar 2014 in beslag genomen. [39] Uit onderzoek naar deze administratie volgt dat [verdachte] in zijn administratie voorbedrukte formulieren heeft ingevuld met onder meer de kolommen “plek”, “aantal kuikens” en “leewiekdatum”. [40]
[verdachte] heeft verklaard dat hij en [medeverdachte] beiden geen dierenarts zijn. [41]
Locatie industrieterrein [naam] te [woonplaats]Verbalisanten constateren op 31 mei 2014 dat op locatie industrieterrein [naam] een broedpaar knobbelzwanen en hun vier witte kuikens verblijven. De vrouwzwaan van dit broedpaar heeft een tatoeage met de lettercombinatie E+S. [42] Per email van 13 juli 2014 bericht [getuige] verbalisanten dat zij heeft gezien dat (een aantal) van de jongen op voornoemde locatie is geleewiekt. [43] [medeverdachte] heeft verklaard dat hij dit broedkoppel kent en dat het broedkoppel in de administratie als “ [woonplaats] ” kan zijn aangeduid. [44] In de administratie van [verdachte] is het volgende opgenomen:
“leewiekdatum 2-6-‘14.”plek/plaats: [woonplaats] , aantal kuikens 4 wit. [45] Locatie Provinciale weg te Lopik
Op 30 mei 2014 ziet verbalisant omstreeks 11.30 uur een Mitsubishi met kenteken
[kenteken] rijden op de parallelweg langs de Provinciale weg te Lopik. Verbalisant herkent deze Mitsubishi als het voertuig van de hem ambtshalve bekende [medeverdachte] uit [woonplaats] Verbalisant ziet twee mannen uit de Mitsubishi stappen en een weiland inlopen. Gezien hun postuur herkent verbalisant deze mannen als [verdachte] en [medeverdachte] . Verbalisant ziet dat beide mannen langs de sloot lopen. Hij ziet dat beide mannen naast de sloot gehurkt zitten. Hij ziet dat een van de mannen een volwassen knobbelzwaan op de kant trekt en hem op de kant legt. Daarna loopt deze man in de richting van de andere man en hij bukt. Na ongeveer een kwartier gaan de mannen weer weg. [46] Diezelfde dag om omstreeks 14.30 uur controleren verbalisanten de betreffende locatie. Zij treffen daar onder meer drie kleine vleugeltopjes aan, afkomstig van jonge knobbelzwanenkuikens. Zij zien vers bloed op de wonden waar de vogeltopjes waren afgeknipt. Als verbalisant op de wondjes van de afgeknipte vleugeltopjes drukt, komt daar een vers roodkleurig bloeddruppeltje uit. Verbalisanten treffen verder kleine/korte geknipte witte veertjes aan. Op 300 meter van de betreffende locatie treffen verbalisanten een broedpaar knobbelzwanen met vijf jonge knobbelzwanenkuikens aan. Zij zien dat op de kop van de ouderdieren een rand veertjes is geknipt. [47] [verdachte] en [medeverdachte] hebben beiden verklaard dat het op de kop knippen van ouderdieren betekent dat de jongen zijn geleewiekt. [48] [verdachte] heeft verklaard dat dit broedpaar in zijn administratie is omschreven als “locatie [locatie] ”. [49]
In de administratie van [verdachte] is opgenomen: “plek [locatie] ”, “aantal kuikens 5 bont” en leewiekdatum 30-5-’14. [50]
Locatie [adres] te [woonplaats][getuige] heeft in 2014 een broedpaar knobbelzwanen en hun drie kuikens (twee wit en één bont) op de locatie [adres] te [woonplaats] geobserveerd.
Op 1 juni 2014 ziet zij dat de vrouwzwaan van het broedpaar een geknipte ring boven op haar kop heeft. Dit blijkt ook uit de foto’s die [getuige] op 1 juni 2014 van de vrouwzwaan heeft gemaakt en die in het dossier zijn opgenomen. [51] [verdachte] en [medeverdachte] hebben beiden verklaard dat het op de kop knippen van ouderdieren betekent dat de jongen zijn geleewiekt. [52] [verdachte] heeft verklaard dat voornoemd broedkoppel in zijn administratie omschreven kan zijn als “ [naam] ”. [53] In de administratie van [verdachte] is opgenomen: “Locatie [naam] , aantal kuikens 2 wit, 1 bont, leewiekdatum 30-5-’14.” [54]
[adres] te [woonplaats][getuige] heeft in 2014 een broedkoppel knobbelzwanen en hun zes witte kuikens geobserveerd op de locatie [adres] te [woonplaats] . [55] De vrouwzwaan heeft een tatoeage [lettercombinatie] + [lettercombinatie] op haar snavel. [56] Op 1 juni 2014 ziet zij dat de ouderzwanen van dit broedkoppel een geknipte ring op hun kop hebben gekregen, [57] wat wordt bevestigd door de foto’s die [getuige] die dag heeft gemaakt. [58] [verdachte] en [medeverdachte] hebben beiden verklaard dat het op de kop knippen van ouderdieren betekent dat de jongen zijn geleewiekt. [59]
[verdachte] heeft verklaard dat voornoemd broedkoppel in zijn administratie omschreven kan zijn als “ [naam] ”. [60] In de administratie van [verdachte] is opgenomen: “Locatie [naam] , aantal kuikens 6 wit, leewiekdatum 30-5-’14.” [61] [adres] te [woonplaats]Op locatie [adres] te [woonplaats] volgt getuige [getuige] een broedpaar knobbelzwanen en hun vijf grijze kuikens. De vrouwzwaan heeft een tatoeage [lettercombinatie] + [lettercombinatie] op haar snavel. [62] Op 1 juni 2014 ziet getuige [getuige] dat de ouderdieren op 1 juni 2014 geknipte ringen op hun kop hebben, wat wordt bevestigd door de foto’s die [getuige] die dag heeft gemaakt van het broedkoppel. [63] [verdachte] en [medeverdachte] hebben beiden verklaard dat het op de kop knippen van ouderdieren betekent dat de jongen zijn geleewiekt. [64] In de administratie van [verdachte] is voornoemd broedpaar omschreven als “ [naam] ”, aantal kuikens 5 bont, leewiekdatum 30-5-’14.” [65]
Gelet op het voorgaande is bewezen dat de knobbelzwanenkuikens op/nabij de locaties industrieterrein [naam] te [woonplaats] , de Provinciale weg te Lopik, de [adres] te [woonplaats] , de [adres] te [woonplaats] en de [adres] te [woonplaats] in de tenlastegelegde periode van 8 oktober 2013 tot en met 21 oktober 2014 zijn geleewiekt.
Zoals hiervoor is overwogen onder paragraaf 4.3.6.1, is leewieken een operatie die op grond van artikel 7 lid 1 WUD dient te worden uitgevoerd door een dierenarts.
Uit het dossier of het verhandelde ter terechtzitting volgt niet dat veroordeelde een vrijstelling of ontheffing heeft van het verbod van artikel 7 lid 1 WUD.
De knobbelzwaankuikens dienen, gelet op het voorgaande, te worden geleewiekt door een dierenarts.
De verdediging heeft betwist dat [verdachte] en [medeverdachte] voornoemde knobbelzwanen hebben geleewiekt. Niet zij, maar drie dierenartsen hebben de in de administratie als geleewiekt geregistreerde knobbelzwanen geleewiekt.
Deze drie dierenartsen zouden gedurende een aantal dagen met hen zijn meegegaan om de kuikens te leewieken. De dierenartsen hebben hiervoor geen geld in rekening gebracht omdat zij het vak nog moesten leren.
Uit angst voor represailles hebben de dierenartsen geen verklaring af willen leggen, aldus de verdediging.
De rechtbank acht de stelling van de verdediging onvoldoende onderbouwd.
Daarnaast is het niet aannemelijk dat drie dierenartsen geheel vrijblijvend dagenlang werkzaamheden verrichten. Uit de administratie volgt immers dat er in de periode tussen
13 mei 2014 en 16 juni 2014 maar liefst 587 knobbelzwanenkuikens zijn geleewiekt. [66]
Bovendien zijn [medeverdachte] en [verdachte] op 30 mei 2014 samen gezien bij een broedpaar knobbelzwanen op de locatie Provinciale weg te Lopik. Anders dan de verdediging acht de rechtbank bewezen dat verdachten op die locatie omstreeks 11.30 uur de betreffende kuikens hebben geleewiekt.
De stelling dat verdachten die dag tussen 11.30 uur en 14.30 uur terug zijn gekomen met een dierenarts die de kuikens heeft geleewiekt acht de rechtbank niet aannemelijk. Verdachten hebben gedurende een kwartier werkzaamheden verricht bij de betreffende zwanen en dit past niet in de lezing van verdachten. Het verweer wordt verworpen.
4.3.7
Feit 5
Gelet op dat wat onder paragraaf 4.3.6.3 is overwogen, is bewezen dat [medeverdachte] en [verdachte] in de periode van 8 oktober 2013 tot en met 21 oktober 2014 in nauwe en bewuste samenwerking kuikens van knobbelzwanen hebben geleewiekt op de locaties industrieterrein [naam] te [woonplaats] , de Provinciale weg te Lopik, de [adres] te [woonplaats] , de [adres] te [woonplaats] en de [adres] te [woonplaats] .
Ter beoordeling ligt voor of deze handelingen – zakelijk weergegeven – de onder feit 5 tenlastegelegde dierenkwelling opleveren.
4.3.7.1 Gedeeltelijke vrijspraak feit 5Uit een diergeneeskundige verklaring, opgemaakt door [A] en
[B] , beiden werkzaam als vogelspecialist aan de faculteit diergeneeskunde te Utrecht, volgt dat wanneer watervogels één tot vier dagen oud zijn het leewieken snel en gemakkelijk uitgevoerd kan worden zonder anesthesie. Op dat moment zorgt het leewieken voor zeer weinig bloeding of stress bij jonge kuikens. [67] Gelet op het voorgaande is, indien knobbelzwanenkuikens tot en met een leeftijd van 4 dagen geleewiekt worden en indien dit juist gebeurt, geen sprake van het zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, pijn of letsel veroorzaken van een dier of benadeling van de gezondheid of het welzijn van een dier.
Dat [medeverdachte] en [verdachte] in staat zijn om de kuikens van knobbelzwanen juist te leewieken, volgt uit een controlerapport van de NVWA uit 2012. Twee medewerkers van de NVWA die met [verdachte] zijn meegelopen tijdens zijn werkzaamheden, rapporteren dat door zijn jarenlange ervaring het zwanendriften, waaronder het leewieken door [verdachte] op de meest mogelijk diervriendelijke manier gebeurt. [68]
Uit het dossier en uit het verhandelde ter terechtzitting is niet vast te stellen welke leeftijd de knobbelzwanenkuikens die zijn waargenomen op/nabij de locaties industrieterrein [naam] , de [adres] te [woonplaats] , de [adres] te [woonplaats] en de [adres] te [woonplaats] hadden op het moment dat zij zijn werden geleewiekt.
Daarmee kan niet worden uitgesloten dat de kuikens op dat moment 1 tot en met 4 dagen oud waren. Daarom is niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het veroorzaken van pijn of letsel of benadelen van de gezondheid of het welzijn van deze knobbelzwanenkuikens.
De rechtbank spreekt verdachte vrij ten aanzien van deze onderdelen van feit 5.
4.3.7.2 Juridisch kaderHet op 1 juli 2014 vervallen artikel 36 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren bepaalt dat het verboden is om zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van een dier te benadelen.
Volgens het eerste lid van artikel 121 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren gaat het om een misdrijf.
4.3.7.3 Bewijs en bewijsoverwegingen feit 5Bewezen is dat verdachten [verdachte] en [medeverdachte] in de ten laste gelegde periode in nauwe en bewuste samenwerking vijf kuikens van het broedpaar knobbelzwanen op de locatie Provinciale weg te Lopik hebben geleewiekt.
Door de betreffende verbalisanten wordt de leeftijd van de knobbelzwanenkuikens, gelet op hun lichaamsgrootte, geschat op twee weken. [69] De rechtbank acht deze leeftijdschatting, anders dan de verdediging stelt, betrouwbaar.
Uit een diergeneeskundige verklaring, opgemaakt door [A] en
[B] , beiden werkzaam als vogelspecialist aan de faculteit diergeneeskunde te Utrecht, volgt dat het doornemen van een bot, zoals de middenhandsbeentjes die bij het leewieken doorgenomen worden, een zeer pijnlijke ingreep is door het beschadigen van het botvlies. Het kan worden vergeleken met het oplopen van een botbreuk. Indien de ingreep wordt uitgevoerd zonder gebruikmaking van pijnstilling en verdovende middelen kan het nodeloos pijn en stress veroorzaken bij het dier. Daarnaast is het bij het niet-juist uitvoeren van de techniek, het beschadigen van het duimpje, het niet beschikbaar hebben van middelen ter beperking van het bloeden en het niet steriel werken een groter risico aanwezig op het optreden van complicaties. Complicaties die kunnen optreden zijn ernstig bloedverlies, infectie en herhaaldelijk oplopen van beschadigingen aan de stomp ten gevolge van trauma aan het uitstekende botdeel. Deze complicaties kunnen het dier extra pijn en ongerief berokkenen en zelfs tot levensbedreigende situaties leiden. [70]
Gelet op het voorgaande is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het onder 5 ten laste gelegde feit ten aanzien van vijf knobbelzwanenkuikens op de locatie Provinciale weg te Lopik.
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1:
in de periode van 8 oktober 2013 tot en met 21 oktober 2014 te Schoonhoven, tezamen en in vereniging met een ander, al dan niet opzettelijk een knobbelzwaan (Cygnus olor), behorende tot een beschermde diersoort, waargenomen nabij industrieterrein [naam] te [woonplaats] , heeft verworven en ten verkoop voorhanden heeft gehad en in voorraad heeft gehad en onder zich heeft gehad.
2:
in de periode van 8 oktober 2013 tot en met 21 oktober 2014 te Schoonhoven, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk één knobbelzwaan (Cygnus olor), behorende tot een beschermde diersoort, waargenomen bij industrieterrein [naam] te [woonplaats] ,
heeft gevangen en bemachtigd en met het oog daarop heeft opgespoord.
3:
In de periode van 8 oktober 2013 tot en met 21 oktober 2014 te Schoonhoven, tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk meermalen heeft gehandeld in strijd met de gestelde voorschriften en beperkingen bij de ontheffing [nummer] namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, verleend door de Dienst Regelingen, immers hebben verdachte en/of zijn mededader in strijd gehandeld met:
voorwaarde 9
door telkens geen juiste en/of volledige administratie te voeren van de vanaf 8 oktober 2013 verkochte knobbelzwanen (Cygnus olor), waarbij wordt geregistreerd de datum van verkoop en de bestemming per verkochte zwaan, immers hebben hij en zijn mededader 388 knobbelzwanen in 2014 verkocht, zonder daarvan een registratie bij te houden.
4:
In de periode van 8 oktober 2013 tot en met 21 oktober 2014 te Schoonhoven en te Lopik, tezamen en in vereniging met een ander meermalen operaties (leewieken) heeft verricht bij dieren, terwijl hij en zijn mededader geen dierenarts zijn en het verrichten van die operaties niet is geschied als beroep, immers hebben verdachte en zijn mededader telkens diverse knobbelzwanen (Cygnus olor) geleewiekt:
  • 4 kuikens knobbelzwanen, waargenomen bij industrieterrein [naam] te [woonplaats] ,
  • 5 kuikens knobbelzwanen, waargenomen nabij de Provinciale weg te Lopik,
  • 3 kuikens knobbelzwanen, waargenomen nabij de [adres] te [woonplaats] ,
  • 6 kuikens knobbelzwanen, waargenomen nabij [adres] te [woonplaats] ,
  • 5 kuikens knobbelzwanen, waargenomen nabij de [adres] en de [adres] te [woonplaats] .
5:
In de periode van 8 oktober 2013 tot en met 21 oktober 2014 te Lopik, meermalen zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was, bij een dier pijn of letsel heeft veroorzaakt en de gezondheid of het welzijn van het dier heeft benadeeld,
immers hebben hij en zijn mededader knobbelzwanen (Cygnus olor) geleewiekt:
- 5 knobbelzwanen, waargenomen nabij de Provinciale weg te Lopik.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als:
feit 1: medeplegen van een overtreding van een voorschrift, gesteld bij
artikel 13, eerste lid, van de Flora- en faunawet, opzettelijk begaan;
feit 2: medeplegen van een overtreding van een voorschrift gesteld bij
artikel 9 van de Flora- en faunawet, opzettelijk begaan, feit 3: medeplegen van een overtreding van een voorschrift gesteld bij
artikel 79, tweede lid, van de Flora- en Faunawet, opzettelijk
begaan, meermalen gepleegd.
feit 4: medeplegen van een overtreding van een voorschrift gesteld bij
artikel 7, eerste lid, van de Wet op de uitoefening van de
diergeneeskunde 1990, meermalen gepleegd.
feit 5: medeplegen van het zonder redelijk doel opzettelijk bij een dier pijn
of letsel veroorzaken en de gezondheid van een dier benadelen,
meermalen gepleegd.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte voor de door hen onder 1, 2, 3 en 5 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot:
- een werkstraf van 120 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren (heeft) verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen, waarvan 40 uren subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
Ten aanzien van de door hen onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten hebben de officieren van justitie een ontzetting van het beroep zwanendrifter gevorderd voor de duur van een jaar.
Ten aanzien van het door hen onder 4 bewezen geachte feit hebben de officieren van justitie een geldboete van € 500,00 gevorderd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 10 dagen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verachte dient te worden vrijgesproken en zich niet uitgelaten over de strafmaat.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Het openbaar ministerie is onder de naam “09Bosuil-02” een strafrechtelijk onderzoek gestart naar zwanendrifters [verdachte] en [medeverdachte] .
Aan verdachten is onder vijf feiten een aantal strafbare verwijten ten laste gelegd.
De rechtbank acht onderdelen van deze vijf aan verdachte ten laste gelegde feiten bewezen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van drie overtredingen van de Flora- en faunawet. Verdachte heeft samen met een ander een knobbelzwaan voorzien van een pootring met een verkeerde ringmaat. Daarnaast heeft verdachte samen met een ander gehandeld in strijd met een voorwaarde uit een namens de Minister van Landbouw, natuur en voedselkwaliteit verleende ontheffing.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een overtreding van een bepaling van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990, door een aantal knobbelzwanen te leewieken. Deze ingreep mag alleen mag worden uitgevoerd door een dierenarts. Verdachte en zijn mededader zijn geen dierenarts. Door de knobbelzwanen te leewieken heeft verdachte zich eveneens schuldig gemaakt aan het medeplegen van dierenkwelling.
De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 februari 2016, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor het plegen van soortgelijke feiten is veroordeeld.
De zaak heeft in de tijd dat het strafrechtelijk onderzoek liep, alsmede in de tijd dat de zaak onder de rechtbank was, met regelmaat aandacht gekregen in de politiek en de media.
De rechtbank ziet geen aanleiding om in strafverminderende zin rekening te houden met de aandacht die deze zaak heeft gekregen. Niet gebleken is dat verdachte door de berichtgeving op zodanige wijze in zijn persoonlijke levenssfeer is geschaad dat dit strafmatigend zou moeten werken. Ook kan niet worden gezegd dat deze aandacht de kans op een eerlijk proces heeft geschaad.
De rechtbank acht slechts onderdelen van de vijf door de officieren van justitie bewezen geachte feiten bewezen. Gelet hierop bestaat aanleiding om bij de straftoemeting af te wijken van wat de officieren van justitie hebben gevorderd.
Alles afwegend acht de rechtbank de oplegging van een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis een passende en geboden reactie op de onder 1, 2, 3 en 5 bewezenverklaarde feiten. Een deel van deze straf, te weten 30 uren subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis wordt geheel voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van 2 jaar.
Met de oplegging van een voorwaardelijk strafdeel wordt beoogd te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen.
Voor het onder 4 bewezenverklaarde feit legt de rechtbank een geldboete op van € 500,00.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan verdachte een beroepsverbod op te leggen.

9.Het beslag

9.1
Onttrekking aan het verkeerOnder verdachte is een aantal pootringen met een diameter van 27 mm in beslag genomen.
Nu met behulp van al deze voorwerpen het onder feit 1 bewezen geachte is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
9.2
Teruggave aan verdachteOnder verdachte is daarnaast een aantal pootringen met een diameter van 24 mm aangetroffen en een potje inkt met een tatoeëerpen.
De rechtbank gelast de teruggave van deze in beslag genomen goederen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet economische delicten, de artikelen 36, 121 en 122 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en artikel 47 van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart het openbaar ministerie ontvankelijk.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1: medeplegen van een overtreding van een voorschrift, gesteld bij
artikel 13, eerste lid, van de Flora- en faunawet, opzettelijk begaan,
.
feit 2: medeplegen van een overtreding van een voorschrift gesteld bij
artikel 9 van de Flora- en faunawet, opzettelijk begaan, feit 3: medeplegen van een overtreding van een voorschrift gesteld bij
artikel 79, tweede lid, van de Flora- en Faunawet, opzettelijk
begaan, meermalen gepleegd.
feit 4: medeplegen van een overtreding van een voorschrift gesteld bij
artikel 7, eerste lid, van de Wet op de uitoefening van de
diergeneeskunde 1990, meermalen gepleegd.
feit 5: medeplegen van het zonder redelijk doel opzettelijk bij een dier pijn
of letsel veroorzaken en de gezondheid van een dier benadelen,
meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte ter zake van de onder 1, 2, 3 en 5 bewezenverklaarde feiten tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van 60 uren.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen.
Beveelt dat een gedeelte van deze straf, groot 30 uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij verdachte zich voor het einde van de op 2 jaren bepaalde proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Beveelt dat, als de verdachte het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 15 dagen.
Veroordeelt verdachte ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde feit tot een geldboete van
€ 500,00(vijfhonderd euro en nul eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 10 dagen.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- een onbekend aantal gesloten pootringen met ringmaat 27 mm.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- een onbekend aantal gesloten pootringen met ringmaat 24 mm.
- een potje met inkt met tatoeëerpen.
Dit vonnis gewezen door mr. J. Ebbens, voorzitter, mr. G.A. Bos en mr. R.B. Eigeman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.A. Groenevelt-Timmer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 5 juli 2016.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 oktober 2013
tot en met 21 oktober 2014 te Schoonhoven, (althans) in de gemeente
Krimpenerwaard, en/of te Lopik en/of Benschop (althans) in de gemeente Lopik,
en/of te Nieuwerbrug aan den Rijn, (althans) in de gemeente
Bodegraven-Reeuwijk, in elk geval in één of meer plaats(en) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
al dan niet opzettelijk, (meermalen) één of meer knobbelzwa(a)n(en) (Cygnus
olor), althans dieren behorende tot een beschermde diersoort,
te weten:
(t.a.v. wildvang)
- 5 (1 ouder en 4 kuikens), althans één of meer knobbelzwa(a)n(en),
waargenomen nabij industrieterrein [naam] te [woonplaats] (dossier p. 43),
en/of
- 5 ( ouderpaar en 3 kuikens), althans één of meer knobbelzwa(a)n(en),
waargenomen nabij [adres] te [woonplaats] (dossier p. 44 stenen
bruggetje-broedpaar),
en/of
(t.a.v. niet en/of niet met juiste ringmaat geringd)
- 4 ( kuikens), althans één of meer knobbelzwa(a)n(en), waargenomen bij
industrieterrein [naam] te [woonplaats] (dossier p. 43)
en/of
- 1 kuiken, althans één of meer knobbelzwa(a)n(en), waargenomen nabij
[adres] ( [naam] -broedpaar dossier p. 48, p. 227),
te koop heeft gevraagd en/of heeft gekocht en/of heeft verworven en/of ten
verkoop voorhanden gehad en/of in voorraad heeft gehad, heeft verkocht en/of
ten verkoop heeft aangeboden en/of heeft vervoerd, ten vervoer heeft
aangeboden en/of heeft afgeleverd en/of heeft gebruikt voor commercieel gewin
en/of heeft gehuurd en/of te heeft verhuurd en/of heeft geruild en/of in ruil
heeft aangeboden en/of heeft uitgewisseld en/of heeft tentoongesteld voor
handelsdoeleinden en/of binnen of buiten het grondgebied van Nederland heeft
gebracht en/of onder zich gehad;
(strafbaarstelling: artikel 1a onder 1, 2 en 6 van de Wet op de economische
delicten juncto artikel 13 Flora- en faunawet)
art 13 lid 1 ahf/ond a Flora- en faunawet
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 oktober 2013
tot en met 21 oktober 2014 te Schoonhoven, (althans) in de gemeente
Krimpenerwaard, en/of te Lopik en/of Benschop (althans) in de gemeente Lopik,
en/of te Nieuwerbrug aan den Rijn, (althans) in de gemeente
Bodegraven-Reeuwijk, in elk geval in één of meer plaats(en) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
al dan niet opzettelijk, (meermalen) één of meer knobbelzwanen (Cygnus olor),
althans dieren behorende tot een beschermde diersoort, te weten:
- 5 (1 ouder en 4 kuikens), althans één of meer knobbelzwa(a)n(en),
waargenomen bij industrieterrein [naam] te [woonplaats] ( dossier p. 43),
en/of
-5 (ouderpaar en 3 kuikens), althans één of meer knobbelzwa(a)n(en),
waargenomen nabij [adres] te [woonplaats] (dossier p. 44 'stenen
bruggetje-broedpaar'),
(telkens) heeft gedood en/of verwond en/of gevangen en/of bemachtigd en/of
met het oog daarop opgespoord;
(strafbaarstelling: artikel 1a onder 2, 2 en 6 van de Wet op de economische
delicten juncto artikel 9 Flora- en faunawet)
art 9 Flora- en faunawet
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 oktober 2013
tot en met 21 oktober 2014 te Schoonhoven, (althans) in de gemeente
Krimpenerwaard, en/of te Lopik en/of Benschop (althans) in de gemeente Lopik,
en/of te Nieuwerbrug aan den Rijn, (althans) in de gemeente
Bodegraven-Reeuwijk, in elk geval in één of meer plaats(en) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
al dan niet opzettelijk, (meermalen) heeft gehandeld in strijd met de
gestelde voorschriften en beperkingen bij de ontheffing [nummer] namens
de Staatssecretaris van Economische Zaken, verleend door de Dienst Regelingen,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) in strijd gehandeld met:
voorwaarde 6
door (telkens) niet te allen tijde de legale herkomst van de gehouden
knobbelzwanen (Cygnus olor) aan te kunnen tonen van:
- 5 (1 ouder en 4 kuikens), althans één of meer knobbelzwa(a)n(en),
waargenomen nabij industrieterrein [naam] te [woonplaats] (dossier p. 43),
en/of
- 5 ( ouderpaar en 3 kuikens), althans één of meer knobbelzwa(a)n(en),
waargenomen nabij [adres] te [woonplaats] (dossier p. 44 stenen
bruggetje-broedpaar),
voorwaarde 7
door zich (telkens) ongeringde knobbelzwanen toe te eigenen die hij en/of zijn
mededader(s) op de ingangsdatum van de ontheffing niet (aantoonbaar) als
broedpaar onder zich had/hadden, met betrekking tot (onder meer):
- 5 (1 ouder en 4 kuikens), althans één of meer knobbelzwa(a)n(en),
waargenomen nabij industrieterrein [naam] te [woonplaats] (dossier p. 43),
en/of
- 5 ( ouderpaar en 3 kuikens), althans één of meer knobbelzwa(a)n(en),
waargenomen nabij [adres] te [woonplaats] (dossier p. 44 stenen
bruggetje-broedpaar),
en/of
voorwaarde 9
- door (telkens) geen juiste en/of volledige administratie te voeren van de op
8 oktober 2013 gehouden (on)geringde knobbelzwanen (Cygnus olor)
en/of
- door (telkens) geen juiste en/of volledige administratie te voeren van de
vanaf 8 oktober 2013 verkochte knobbelzwanen (Cygnus olor), waarbij wordt
geregistreerd de datum van verkoop en de bestemming per verkochte zwaan,
immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) 388 althans één of meer
knobbelzwanen in 2014 verkocht, zonder daarvan een registratie bij te houden;
(strafbaarstelling: artikel 1a onder 2, 2 en 6 van de Wet op de economische
delicten juncto artikel 79 lid 2 Flora- en faunawet)
art 79 lid 2 Flora- en faunawet
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 oktober 2013
tot en met 21 oktober 2014 te Schoonhoven, (althans) in de gemeente
Krimpenerwaard, en/of te Lopik en/of Benschop (althans) in de gemeente Lopik,
en/of te Nieuwerbrug aan den Rijn, (althans) in de gemeente
Bodegraven-Reeuwijk, in elk geval op één of meer plaats(en) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(meermalen) een of meer operaties (leewieken en tatoeëren) heeft/hebben
verricht bij dieren, terwijl hij en/of zijn mededaders geen dierenarts is
en/of zijn, en het verrichten van die operaties is niet geschied als beroep,
immers heeft/hebben verdachte en/of hebben zijn mededader(s) (telkens) diverse
knobbelzwanen (Cygnus olor) geleewiekt:
- 4 ( kuikens), althans één of meer knobbelzwa(a)n(en), waargenomen bij
industrieterrein [naam] te [woonplaats] ( dossier p. 43, 48),
en/of
- 5 ( kuikens), althans één of meer knobbelzwa(a)n(en), waargenomen op de
Provinciale weg te Lopik (dossier p. 48,p. 87),
en/of
- 3 ( kuikens), althans één of meer knobbelzwa(a)n(en), waargenomen nabij
[adres] te [woonplaats] (dossier p. 44, p. 49 stenen
bruggetje-broedpaar),
en/of
- 6 ( kuikens), althans één of meer knobbelzwa(a)n(en), waargenomen nabij
[adres] te [woonplaats] ( [naam] -broedpaar dossier p. 48, 100),
en/of
- 5 ( kuikens), althans één of meer knobbelzwa(a)n(en), waargenomen nabij de
[adres] en de [adres] te [woonplaats] (Shell broedpaardossier p. 49, 138),
en/of
heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders (telkens) diverse knobbelzwanen
(Cygnus olor) getatoeëerd:
- 1 knobbelzwaan, waargenomen bij industrieterrein [naam] te [woonplaats]
(dossier p. 43, p 48),
en/of
- 1 knobbelzwaan, waargenomen nabij [adres] te [woonplaats] ( dossier p.
44, p. 49 stenen bruggetje-broedpaar);
(strafbaarstelling: artikel 7 juncto artikelen 47 en 48 Wet op de Uitoefening
van de Diergeneeskunde 1990; vanaf 1 juli 2014: artikel 2.9 Wet Dieren)
art 7 lid 1 Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990
5.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 oktober 2013
tot en met 21 oktober 2014 te Schoonhoven, (althans) in de gemeente
Krimpenerwaard, en/of te Lopik en/of Benschop (althans) in de gemeente Lopik,
en/of te Nieuwerbrug aan den Rijn, (althans) in de gemeente
Bodegraven-Reeuwijk in elk geval op één of meer plaats(en) in Nederland,
(meermalen) zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter
bereiking van zodanig doel toelaatbaar was, bij een dier pijn of letsel heeft
veroorzaakt en/of de gezondheid of het welzijn van het dier heeft benadeeld,
immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) knobbelzwa(a)n(en) (Cygnus
olor) geleewiekt:
- 4 ( kuikens), althans één of meer knobbelzwa(a)n(en), waargenomen bij
industrieterrein [naam] te [woonplaats] (dossier p. 43, p. 48, p.61),
en/of
- 5 ( kuikens), althans één of meer knobbelzwa(a)n(en), waargenomen op de
Provinciale weg te Lopik (dossier p.48, p. 87),
en/of
- 3 ( kuikens), althans één of meer knobbelzwa(a)n(en), waargenomen nabij
[adres] te [woonplaats] (dossier p. 44, p. 49, p. 61 stenen
bruggetje-broedpaar),
en/of
- 6 ( kuikens) althans één of meer knobbelzwa(a)n(en), waargenomen nabij
[adres] te [woonplaats] ( [naam] -broedpaar dossier p. 48, 61, 100),
en/of
- 5 ( kuikens), althans één of meer knobbelzwa(a)n(en), waargenomen nabij de
[adres] en de [adres] te [woonplaats] (Shell broedpaar dossier p. 49, 61,
138);
strafbaarstelling: art 36 jo 121 en 122 Gezondheids- en welzijnswet voor
dieren; vanaf 1 juli 2014 art 2.1 lid 1 juncto artikel 8.11 en 8.12 Wet
dieren )
art 36 lid 1 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier van de Eenheid Midden-Nederland, Dienst Regionale Recherche, Team Milieu, met onderzoeksnummer 09RMT14007, onderzoeksnaam “09Bosuil-02” en gedateerd 17 maart 2015, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] van 10 januari 2015, pagina 29.
3.Idem.
4.Idem, pagina 31.
5.Idem.
6.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] van 10 januari 2015, pagina 29.
7.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 20 april 2016.
8.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 20 april 2016.
9.Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] van 12 december 2015, pagina 17.
10.Idem.
11.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 20 april 2016.
12.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] van 10 januari 2015, pagina 29.
13.MvA, Kamerstukken II 1995/96, 23 147, nr. 7, p. 42.
14.Het proces-verbaal van bevindingen van 11 juli 2014, pagina 94.
15.Het proces-verbaal van bevindingen van 11 februari 2015, pagina 58.
16.Art. 5 en 6 van het Besluit van 28 november 2000 houdende regels voor het bezit en vervoer van en de handel in beschermde dier- en plantensoorten (Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten).
17.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] van 10 januari 2015, pagina 29.
18.Het proces-verbaal van bevindingen van 11 juli 2014, pagina 91.
19.Idem, pagina 93.
20.Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] van 12 december 2015, pagina 19.
21.Het proces-verbaal van bevindingen van 20 november 2014, pagina 71.
22.Het proces-verbaal van bevindingen van 3 december 2014, pagina 76.
23.Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] van 12 december 2015, pagina 18 en het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] van 10 januari 2015, pagina 31.
24.Een geschrift, te weten een kennisgeving van in beslagneming van 24 oktober 2014, pagina 284 en 285.
25.Het proces-verbaal van bevindingen van 15 januari 2015, pagina 54
26.Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] van 12 december 2015, pagina 19.
27.Het proces-verbaal van bevindingen van 20 november 2014, pagina 72.
28.Idem, pagina 73.
29.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] van 10 januari 2015, pagina 31.
30.Het proces-verbaal van bevindingen van 20 november 2014, pagina 74.
31.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 20 april 2016.
32.Een geschrift, te weten een diergeneeskundige verklaring met betrekking tot het uitvoeren van specifieke ingrepen bij zwanen, van [A] en [B] , beiden dierenarts en werkzaam als vogelspecialist aan de faculteit Diergeneeskunde te Utrecht, pagina 316.
33.De verklaring van [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 20 april 2016.
34.Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] van 12 december 2014, pagina 18 en het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] van 10 januari 2015, pagina 30.
35.Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] van 12 december 2014, pagina 17.
36.Idem.
37.Idem.
38.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] van 10 januari 2015, pagina 29.
39.Een geschrift, te weten een kennisgeving van in beslagneming van 24 oktober 2014, pagina 284 en 285.
40.Het proces-verbaal van bevindingen van 20 november 2014, pagina 71.
41.De verklaring van [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 20 april 2016.
42.Het proces-verbaal van bevindingen van 11 juli 2014, pagina 91.
43.Idem, pagina 94.
44.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] van 10 januari 2015, pagina 33.
45.Het proces-verbaal van bevindingen van 3 december 2014, pagina 76.
46.Het proces-verbaal van bevindingen van 11 juni 2014, pagina 87.
47.Idem, pagina 88.
48.Het proces-verbaal van [verdachte] van 12 december 2014, pagina 18 en het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] van 10 januari 2015, pagina 30.
49.Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] van 12 december 2014, pagina 19.
50.Het proces-verbaal van bevindingen van 3 december 2014, pagina 77.
51.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 21 november 2014, pagina 145, 151.
52.Het proces-verbaal van [verdachte] van 12 december 2014, pagina 18 en het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] van 10 januari 2015, pagina 30.
53.Het proces-verbaal van [verdachte] van 12 december 2014, pagina 19.
54.Het proces-verbaal van bevindingen van 3 december 2014, pagina 76.
55.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 21 november 2014, pagina 127.
56.Idem, pagina 101.
57.Idem, pagina 138.
58.Idem, pagina 141 tot en met 144.
59.Het proces-verbaal van [verdachte] van 12 december 2014, pagina 18 en het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] van 10 januari 2015, pagina 30.
60.Het proces-verbaal van [verdachte] van 12 december 2014, pagina 19.
61.Het proces-verbaal van bevindingen van 3 december 2014, pagina 76.
62.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 21 november 2014, pagina 138.
63.Idem.
64.Het proces-verbaal van [verdachte] van 12 december 2014, pagina 18 en het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] van 10 januari 2015, pagina 30.
65.Het proces-verbaal van bevindingen van 3 december 2014, pagina 77.
66.Het proces-verbaal van bevindingen van 13 maart 2015, pagina 48.
67.Een geschrift, te weten een diergeneeskundige verklaring met betrekking tot het uitvoeren van specifieke ingrepen bij zwanen, opgemaakt door [A] en [B] , beiden dierenarts en werkzaam als vogelgeneeskundige aan de Faculteit Diergeneeskunde aan de Universiteit Utrecht te Utrecht, van 22 juli 2014, pagina 316.
68.Een geschrift, te weten een controleverslag Ffw van 19 juli 2012, opgesteld door [C] , werkzaam als controleur bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, Landelijke Afdeling Toezichtuitvoering Plant en Natuur, pagina 307.
69.Het proces-verbaal van bevindingen van 11 juni 2014, pagina 88.
70.Het geschrift, te weten een Diergeneeskundige verklaring met betrekking tot het uitvoeren van specifieke ingrepen bij zwanen, van 22 juli 2014, van [B] en [A] , pagina 319.