ECLI:NL:RBMNE:2016:3649

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 juli 2016
Publicatiedatum
5 juli 2016
Zaaknummer
16/996004-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachten voor illegale handelingen met knobbelzwanen

Op 5 juli 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen vijf verdachten die betrokken waren bij illegale handelingen met knobbelzwanen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten, waaronder twee broers, verschillende strafbare feiten hebben gepleegd in strijd met de Flora- en faunawet. De verdachten werden beschuldigd van het vangen, merken, ringen en inkorten van de vleugels van wilde knobbelzwanen op meerdere locaties. De rechtbank oordeelde dat de verdachten weliswaar een bijdrage hebben geleverd aan de strafbare feiten, maar dat het aantal bewezen feiten minder was dan de 27 beschuldigingen die tegen hen waren ingediend. De rechtbank legde de broers een geldboete op van €1.000, waarvan €500 voorwaardelijk, en een derde broer kreeg een boete van €1.500, waarvan €500 voorwaardelijk. Twee andere verdachten kregen 60 uur taakstraf, waarvan 30 uur voorwaardelijk, en een geldboete van €500. De rechtbank oordeelde dat de verdachten gestraft moesten worden voor hun aandeel in de gepleegde strafbare feiten, waaronder het toeeigenen van een wilde knobbelzwaan, het gebruik van te grote ringen en valsheid in geschrift door het voorhanden hebben van gemanipuleerde ringen. De rechtbank besloot tot een lagere straf dan geëist door de officier van justitie, omdat de verdachten minder feiten hadden gepleegd dan waar zij voor terechtstonden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/996004-14
Beschikking van de meervoudige economische raadkamer in strafzaken, op de op
7 januari 2016 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie op grond van artikel 16 van de Wet op de economische delicten (WED) en artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) in de zaak van:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1944] ,
overleden te [sterfplaats] op [2015] ,
gewoond hebbend te [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie van
6 januari 2016, van de inhoud van het procesdossier in de strafzaak van [verdachte] en de tegen hem uitgebrachte dagvaarding in deze strafzaak.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de onderhavige vordering uit van de navolgende feiten en omstandigheden:
1. [verdachte] (hierna: [verdachte] ) was gedagvaard tegen de terechtzitting van de meervoudige economische strafkamer van deze rechtbank van 5 november 2015;
2. [verdachte] wordt dan verdacht van het (mede)plegen van vijf economische delicten alsmede overtreding van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990, de Wet dieren, de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en twee feiten die zien op het (mede)plegen van valsheid in geschrift;
3. De tenlastelegging is als bijlage aan deze beschikking gehecht.
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven en voor zover van belang voor de beoordeling van deze vordering, op neer dat [verdachte] :
Feit 1:
in de periode van 8 oktober 2013 tot en met 21 oktober 2014 heeft gehandeld in strijd met artikel 13 van de Flora- en faunawet door al dan niet opzettelijk en samen met anderen of alleen knobbelzwanen, behorende tot een beschermde diersoort, te verwerven, bezitten, te vervoeren, ze binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen en ermee te handelen.
Feit 2:
in de periode van 8 oktober 2013 tot en met 21 oktober 2014 heeft gehandeld in strijd met artikel 9 van de Flora- en faunawet door al dan niet opzettelijk en samen met anderen of alleen knobbelzwanen, behorende tot een beschermde diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen en met het oog daarop op te sporen.
Feit 3:
in de periode van 4 juni 2008 tot en met 7 oktober 2013 heeft gehandeld in strijd met artikel 79 van de Flora- en faunawet door al dan niet opzettelijk en samen met anderen of alleen een in een toegekende ontheffing opgelegde voorwaarde niet na te leven.
Feit 4:
in de periode van 8 oktober 2013 tot en met 21 oktober 2014 heeft gehandeld in strijd met artikel 79 van de Flora- en faunawet door al dan niet opzettelijk en samen met anderen of alleen een aantal in een toegekende ontheffing opgelegde voorwaarden niet na te leven.
Feit 11
primair:op 21 oktober 2014 heeft gehandeld in strijd met artikel 19 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, door al dan niet opzettelijk verboden gif aanwezig te hebben.
subsidiair:
op 21 oktober 2014 heeft gehandeld in strijd met artikel 2a van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, door al dan niet opzettelijk niet zorgvuldig met voornoemd gif om te gaan.
4. Op [2015] heeft de rechtbank een afschrift van een akte van overlijden van de gemeente [sterfplaats] ontvangen, opgemaakt door de ambtenaar van de burgerlijke stand aldaar op [2015] . Hieruit blijkt dat [verdachte] op [2015] is overleden.
5. Bij vonnis van de meervoudige economische strafkamer in deze rechtbank van
11 februari 2016 is de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van [verdachte] , nu ingevolge artikel 69 Sr het recht tot strafvordering door het overlijden van [verdachte] is komen te vervallen.
6. De officier van justitie heeft op 6 januari 2016 een vordering tot verbeurdverklaring ex artikel 16 WED groot € 90.880,- ingediend met betrekking tot een onder [verdachte] in beslag genomen geldbedrag.
7. De officier van justitie onderbouwt haar vordering aldus:
[verdachte] wordt er van verdacht (samen met mededaders) wilde knobbelzwanen, die niet tot de door hem gehouden broedkoppels behoorden, te vangen (art. 9 Flora- en faunawet, hierna Ffw) en zich toe te eigenen. Dit deed hij door die wilde gevangen zwanen te merken door zijn eigen unieke merkteken op de snavel te tatoeëren en/of door de nekken en koppen van die zwanen deels te scheren. Zo leek het alsof het ouderzwanen waren die tot zijn vaste groep broedkoppels behoorden.
De kuikens van deze wilde zwanen heeft hij geringd en zelf geleewiekt, terwijl het leewieken alleen door een dierenarts gedaan mag worden. Op die manier konden de kuikens niet meer wegvliegen en kon [verdachte] de kuikens later verhandelen en verkopen (art. 13 Ffw) als waren het legaal door hem gehouden kuikens.
Door deze werkwijze heeft hij tevens zijn ontheffingsvoorwaarden overtreden
(art. 79 lid 2 Ffw). Doordat [verdachte] geen volledige administratie heeft bijgehouden is uit zijn administratie niet op te maken welke geleewiekte kuikens afkomstig zijn van een wild paar en welke van een gehouden paar.
Gelet hierop is het aannemelijk dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan (een) economisch(e) delict(en).
8. Blijkens een zich in het procesdossier bevindende kennisgeving van inbeslagneming is op last van de officier van justitie op 21 oktober 2014 beslag ex artikel 94 Sv gelegd onder de Rabobank [naam] op rekening
[rekeningnummer] ten name van [verdachte] en [A] met een saldo van ongeveer € 150.000,-.
9. Daarnaast zijn nevenschikkende conservatoire beslagen ex artikel 94a Sv gelegd op bovengenoemde rekening bij de Rabobank en een rekening bij de Regiobank NV te Utrecht, dit als zekerheid voor een vordering tot ontneming van het door [verdachte] wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank betrekt deze beslagen niet in deze procedure, nu beslag ex artikel 94a Sv niet is gelegd met het oog op een verbeurdverklaring.
Overwegingen

1.Met betrekking tot de vordering

Artikel 16 WED bepaalt dat indien aannemelijk is dat iemand die alvorens in zijn zaak een onherroepelijke uitspraak is gedaan is overleden, zich schuldig heeft gemaakt aan een economisch delict, de rechter bij beschikking op de vordering van het openbaar ministerie
– onder meer – de verbeurdverklaring van reeds in beslag genomen voorwerpen kan uitspreken.
Verbeurdverklaring is ingevolge artikel 7 WED een bijkomende straf en ziet op voorwerpen genoemd in artikel 33a Sr.
Ingevolge artikel 33a Sr zijn – voor zover hier van belang – voorwerpen die aan de veroordeelde toebehoren of die hij geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en die geheel of grotendeels door middel van het strafbare feit zijn verkregen vatbaar voor verbeurdverklaring.
Als criterium voor de beoordeling van de vordering geldt eerst of aannemelijk is dat de overledene zich schuldig heeft gemaakt aan een economisch delict.
De rechtbank baseert zich bij deze beoordeling op het in deze zaak opgemaakte procesdossier [1] in relatie tot de aan [verdachte] tenlastegelegde feiten. [2]
De rechtbank stelt vast dat handelen in strijd met artikel 7 eerste lid van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990, artikel 2. 9 eerste lid van de Wet dieren, artikel 2. 8 eerste lid aanhef en onder a van de Wet dieren, artikel 36 eerste lid van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, artikel 2. 1 eerste lid van de Wet dieren en artikel 225 eerste en tweede lid Sr, geen economische delicten opleveren in de zin van artikel
16 WED.
Het voordeel dat [verdachte] mogelijk zou hebben behaald door in strijd met die artikelen te handelen, is daarom niet vatbaar voor verbeurdverklaring op grond van artikel 16 WED. De rechtbank beoordeelt om die reden niet of het aannemelijk is of [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan die strafbare feiten.

2.Verjaring van het onder 3 ten laste gelegde feit

Het onder 3 ten laste gelegde feit, een overtreding van artikel 79 lid 2 van de Flora- en faunawet, is - indien opzettelijk begaan - strafbaar gesteld als misdrijf waarop een gevangenisstraf van ten hoogste 2 jaren is gesteld. [3]
Wat betreft de misdrijven beloopt de verjaringstermijn in het onderhavige geval ten hoogste zes jaren. [4] Indien het onder 3 ten laste gelegde feit niet opzettelijk zou zijn begaan, is sprake van een overtreding. Voor de overtredingen geldt een verjaringstermijn van ten hoogste van drie jaren. [5]
Het feit zou volgens de tenlastelegging zijn begaan op 4 juni 2008.
Bij brief van 24 juli 2015 is door het openbaar ministerie aan [verdachte] een kennisgeving van vervolging gestuurd.
Uit het vorenstaande volgt dat met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde feit het recht tot strafvordering wegens verjaring is vervallen. Om die reden zal de rechtbank dit feit niet in de beoordeling van deze vordering betrekken.

3.Beoordeling ten aanzien van de onder 1, 2, 4 en 11 ten laste gelegde feiten

De rechtbank ziet zich gelet op het voorgaande enkel nog voor de vraag gesteld of het aannemelijk is dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan:
- het handelen in strijd met de Flora- en faunawet (Ffw), zoals onder de feiten 1, 2, en 4 ten laste is gelegd,
- het handelen in strijd met artikel 19 en/of 2a van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, zoals onder feit 11 ten laste is gelegd
en of het aannemelijk is dat [verdachte] met het overtreden van voornoemde bepalingen geld heeft verdiend.
3.1.
Eventueel financieel voordeel bij het plegen van de ten laste gelegde feiten
De rechtbank ziet zich ten eerste voor de vraag gesteld of met het overtreden van voornoemde bepalingen in zijn algemeenheid geld kan zijn verdiend door [verdachte] .
3.1.1
Overtreden van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden
Het onder 11 primair en 11 subsidiair tenlastegelegde ziet op overtredingen van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. [verdachte] zou korrels met daarin de (zeer giftige) stof Aldicarb aanwezig hebben gehad en/of hebben gebruikt.
Niet gebleken is dat [verdachte] door het bezit van deze stof geld zou kunnen hebben verdiend.
Daarom zal de rechtbank niet nader ingaan op de vraag of het aannemelijk is dat [verdachte] zich aan deze ten laste gelegde feiten schuldig heeft gemaakt.
3.1.2
Wildvang van knobbelzwanenWildvang van knobbelzwanen is – zakelijk weergegeven – het vangen van wilde knobbelzwanen en het vervolgens toeëigenen van deze dieren. Uit het dossier volgt dat het toeëigenen van knobbelzwanen kan plaatsvinden door de knobbelzwanen ten voorzien van een merkteken (pootmerk, snaveltatoeage), de knobbelzwanen te voorzien van een pootring en tot slot door er voor te zorgen dat de knobbelzwanen niet meer kunnen wegvliegen (leewieken/kortwieken).
De zwanendrift is gericht op de verkoop van knobbelzwanenkuikens. Indien er sprake is van wildvang van de knobbelzwanenkuikens, kunnen deze kuikens worden verhandeld en hiermee kan geld worden verdiend. Ook wildvang van de ouderdieren kan geld genereren.
Als uitgangspunt voor de opbrengst per knobbelzwaankuiken neemt de rechtbank het door [verdachte] genoemde bedrag van € 20,- per verkochte knobbelzwaan.
3.1.3
Ringen met een verkeerde ringmaatIn de regelgeving is bepaald dat alleen knobbelzwanenkuikens die zijn voorzien van een gesloten pootring mogen worden verhandeld.
De maximum toegestane ringmaat voor knobbelzwanenkuikens is een ringmaat met een diameter van 26 mm.
Gelet op de groei van de poten van de knobbelzwanenkuikens, is de tijd dat zij kunnen worden geringd met een gesloten pootring beperkt. Door de knobbelzwanenkuikens te ringen met een pootring die qua diameter groter is dan is toegestaan, wordt de tijd dat de knobbelzwanenkuikens geringd kunnen worden opgerekt. Zo kunnen ook kuikens die te laat worden geringd en waarvan de poten te dik zijn geworden om ze te ringen met een pootring met de maximaal toegestane diameter alsnog worden geringd en vervolgens worden verkocht.
Daarom kan met het ringen met een pootring die groter is dan de maximaal toegestane diameter geld worden verdiend.
3.1.4
Handelen in strijd met gestelde voorschriften en beperkingen van een ontheffingAan [verdachte] is een ontheffing van de ringplicht verstrekt door de Dienst Regelingen, namens de Staatssecretaris van Economische zaken. Alleen door de afgifte van deze ontheffing heeft [verdachte] zijn vak als zwanendrifter kunnen uitoefenen. Aan de ontheffing is een aantal voorwaarden verbonden. Indien [verdachte] zich niet aan de voorwaarden houdt, pleegt hij een strafbaar feit. Met de verkoop van de knobbelzwanen waar dit betrekking op heeft, kan hij geld verdienen.
3.2
Aannemelijkheid van de verweten gedragingen
De rechtbank bespreekt en beoordeelt hieronder de onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde economische delicten aan de hand van de per locatie verweten gedragingen, met inachtneming van de hierboven geformuleerde uitgangspunten.
3.2.1
Rol van [verdachte] ten aanzien van de verweten gedragingen
Allereerst stelt de rechtbank vast dat de onder 1, 2 en 4 aan [verdachte] ten laste gelegde feiten alle als plegen en/of medeplegen zijn beschreven.
De rechtbank merkt over de rol van [verdachte] ten aanzien van de ten laste gelegde feiten het volgende op.
[verdachte] was ten tijde van het tenlastegelegde zwanendrifter.
Hij heeft verklaard dat hij eigenaar is van circa 650 broedparen “knobbelzwanen”. [6]
Het zwanendriften is een traditionele extensieve vorm van veehouderij. De zwanendrifter houdt koppels gekweekte zwanen die hij niet binnen een stal als bedrijf houdt, maar die hij met toestemming van de eigenaren van de betreffende percelen uitzet in met name agrarische gebieden. De nakomelingen van de zwanen werden voorheen geslacht voor de verkoop van het vlees en de veren. Tegenwoordig worden de zwanenkuikens levend verkocht als siervogels. Zwanendriften is niet bij wet verboden.
[verdachte] is de houder van een ontheffing van het in bezit hebben van zwanen die niet geringd zijn op de dag van de inwerkingtreding van de ontheffing.
[verdachte] heeft zich gedurende de tenlastegelegde perioden de gehele (werk)week bezig gehouden met de zwanendrift. Hij heeft de werkzaamheden veelal alleen en in het hele werkgebied waar hij knobbelzwanen hield verricht. In de uitvoering daarvan heeft hij zich regelmatig laten ondersteunen door onder meer zijn zonen
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] (medeverdachten in het strafrechtelijk onderzoek 09 Bosuil-01). Zij hebben [verdachte] in hun vrije tijd ondersteund. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] werkten in een eigen gebied en [medeverdachte 2] is een groot deel van de tijd met [verdachte] meegegaan. elk van de zonen al dan niet regelmatig met [verdachte] meegegaan om hem te ondersteunen in zijn werk.
[verdachte] bestelde de pootringen die werden gebruikt om de knobbelzwanenkuikens te ringen. Het daarop vermelde ringnummer [nummer] betreft een kweeknummer op zijn naam. Pootringen met dat nummer werden alleen aan hem verstrekt. De gehouden broedparen knobbelzwanen zijn voorzien van een snaveltatoeage met het kenmerk van het bedrijf van [verdachte] , de letter-cijfercombinatie “ [nummer] ”, dan wel “ [nummer] ” of “ [nummer] ”. Dit staat voor “ [verdachte] ” en zijn geboortejaar, 1944. [7]
[verdachte] is als ontheffingshouder op grond van de ontheffing verplicht een administratie bij te houden van onder meer het aantal geringde en ongeringde knobbelzwanen die hij in zijn bezit heeft. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hielden met betrekking tot de zwanendrift aantekeningen bij, die zij vervolgens overlegden aan [verdachte] ter verdere verwerking in de administratie
Alleen [verdachte] heeft zich met de verkoop van (jonge) knobbelzwanen beziggehouden.
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat [verdachte] een (aan)sturende, coördinerende en uitvoerende rol heeft vervuld bij de zwanendrift.
Wat betreft de tenlastegelegde feiten is zijn rol voor zover [verdachte] die alleen heeft uitgevoerd te kwalificeren als pleger en voor zover hij die samen met een ander of anderen heeft uitgevoerd als medepleger. Ook indien onduidelijk is wie een strafbare handeling heeft gepleegd, terwijl vaststaat dat het om knobbelzwanen met kenmerken van [verdachte] gaat, gaat de rechtbank ervan uit dat het aannemelijk is dat er sprake is van (mede)plegen.
3.2.2
Overwegingen ten aanzien van de in de tenlastelegging opgenomen locaties
3. 2.2. 1 Algemene overwegingOnderstaande wordt per opgenomen locatie beoordeeld of aannemelijk is dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan een economisch delict. Daarbij is telkens de rol van [verdachte] zoals hiervoor is beschreven in de beoordeling betrokken.
3. 2.2. 2 Overwegingen ten aanzien van feit 1 en 2, onderdeel wildvang
3. 2.2.2. 1 Juridisch kaderIn de Ffw en de daarop gebaseerde regelgeving zijn verscheidene regels opgenomen ter bescherming van in het wild levende diersoorten.
Artikel 9 van de Ffw bevat een verbod op het doden, verwonden, vangen, bemachtigen of met het oog daarop opsporen van dieren behorende tot een beschermde inheemse diersoort.
Het eerste lid van artikel 13 Ffw bevat een algemeen verbod op het te koop vragen, kopen of verwerven, ten verkoop voorhanden of in voorraad hebben, verkopen of ten verkoop aanbieden, vervoeren, ten vervoer aanbieden, afleveren, gebruiken voor commercieel gewin, huren of verhuren, ruilen of in ruil aanbieden, uitwisselen of tentoonstellen voor handelsdoeleinden, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben van dieren behorende tot een beschermde inheemse of uitheemse diersoort.
Via de artikelen 4 en 5 Ffw en de onderliggende Regelingen en Besluiten is bepaald wanneer een bepaalde diersoort valt onder de categorie ‘beschermde inheemse diersoort’ respectievelijk ‘beschermde uitheemse diersoort’.
De knobbelzwaan, wetenschappelijke naam Cygnus olor, komt voor op bijlage B van de Bekendmaking lijsten beschermde inheemse diersoorten 2013 als soort die wordt aangemerkt als beschermde inheemse diersoort als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b van de Ffw.
Vanwege deze beschermde status zijn in beginsel de in de in artikel 9 Ffw en artikel 13 Ffw genoemde handelingen ten aanzien van alle exemplaren van de knobbelzwanen verboden.
Overtreding van de artikelen 9 en 13 Ffw is strafbaar gesteld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten (verder: Wed). Volgens artikel 2 Wed betreft dit een misdrijf indien dit opzettelijk is gedaan en een overtreding wanneer van dat opzet geen sprake is.
Vanwege deze beschermde status zijn in beginsel de in de in artikelen 9 en 13 Ffw genoemde handelingen ten aanzien van alle exemplaren van de knobbelzwanen verboden.
Ten aanzien van wilde knobbelzwanen geldt een absoluut verbod op de in de artikel 9 en artikel 13 Ffw genoemde handelingen.
3. 2.2.2. 2 [adres]
Achter de woning aan de [adres] verblijft in 2014 een broedpaar knobbelzwanen met hun zeven kuikens. Getuige [getuige 1] is regelmatig in voornoemde woning. Zij heeft verklaard dat dit broedpaar vóór 18 juli 2014 geen snaveltatoeage had. Zowel het broedpaar als de kuikens waren voor 18 juli 2014 niet voorzien van een pootring. [8] Getuige [getuige 2] woont in de woning [adres] .
Ook zij heeft verklaard dat het broedpaar knobbelzwanen en hun kuikens aanvankelijk niet voorzien waren van een pootring. De ouderzwanen waren aanvankelijk evenmin voorzien van een snaveltatoeage. [9] Getuige [getuige 2] heeft het broedpaar en hun kuikens in de periode januari 2014 tot en met juli 2014 een aantal keer gefotografeerd. Zij heeft haar foto’s verstrekt aan de politie. [10] Verbalisant bevestigt dat het gaat om foto’s die onder andere zijn gemaakt vanaf het terras van voornoemde woning.
Verbalisant stelt vast dat de ouderzwanen van het broedpaar in eerste instantie niet zijn voorzien van een snaveltatoeage. [11] De rechtbank stelt naar aanleiding van de betreffende foto’s vast dat het gaat om een broedpaar knobbelzwanen met vijf grijze kuikens en twee witte kuikens. [12]
Op 18 juli 2014 om 10.00 uur ziet getuige [getuige 1] dat geen van de knobbelzwanen van voornoemd broedpaar is voorzien van een snaveltatoeage.
Diezelfde dag om 11.15 uur ziet zij in het weiland naast haar woning een Toyota staan met kenteken [kenteken] . In de laadbak van de auto zitten vijf knobbelzwanen. [13] Twee mannen, een jonge man van ongeveer 20 jaar en een oudere man met kort haar en een stevig postuur, stappen uit. De oudere man komt achter het stuur vandaan. [14] Deze man heeft haar verteld dat ze de zwanen moesten ringen. De mannen vangen het broedpaar knobbelzwanen en hun kuikens. Getuige [getuige 1] ziet de oudere man vervolgens op zijn knieën zitten bij één ouderzwaan en de kuikens. Deze knobbelzwanen worden daarna weer het water ingezet, waarna de mannen vertrekken. [15] Kort na dit vertrek ziet getuige [getuige 1] dat de vrouwzwaan van het broedpaar is voorzien van een geknipte ring in de hals.
Getuige [getuige 3] , die op dat moment bij getuige [getuige 1] is, maakt een aantal foto’s van de knobbelzwanen. Op deze foto’s ziet getuige [getuige 1] dat de vrouwzwaan dan is voorzien van een snaveltatoeage met de lettercombinatie “ [nummer] ”.
Verder ziet getuige [getuige 1] dat de vrouwzwaan is voorzien van een gele pootring. Ook de kuikens hebben een pootring. [16]
Het voertuig met kenteken [kenteken] staat op naam van [medeverdachte 1] .
Een kwartier nadat getuige [getuige 1] voornoemde auto had gezien, wordt dit voertuig in de nabije omgeving van de [adres] gezien door verbalisanten.
[medeverdachte 1] is dan de bestuurder van het voertuig. [17]
Verbalisant constateert op foto’s van getuige [getuige 1] van juli 2014 dat een van de knobbelzwanen is voorzien van een snaveltatoeage. [18] Deze knobbelzwaan is verder voorzien van een zogenaamde geknipte kraag om de hals onder de kop. Dit betekent dat de kuikens van dit broedpaar zijn geringd. [19] Op 19 juli 2014 gaat de politie naar de [adres] . In de wijde omtrek van de woning zien zij maar één broedpaar knobbelzwanen, te weten een broedpaar met twee witte en vijf grauwe kuikens. [20] De vrouwzwaan is voorzien van een snaveltatoeage met de letter/cijfercombinatie “ [nummer] ”. Deze letter-cijfercombinatie betreft het kenmerk van het bedrijf van [verdachte] . Verbalisanten zien dat de tatoeage zeer duidelijk is. De inkt van de tatoeage is goed zwart van kleur en de belijning van de tatoeage is heel scherp. De letters [nummer] leken óp de snavel te liggen. De snavel onder de letters “ [nummer] ” is enigszins gezwollen. Verbalisant ziet dat één van de kuikens een grijze pootring heeft, voorzien van het getal [nummer] . [21]
Op 24 juli 2014 gaan verbalisanten opnieuw naar de knobbelzwanen op voornoemde locatie. Zij zien dat de vrouwzwaan van dit broedpaar, die al eerder was voorzien van een geknipte ring en een snaveltatoeage, nu ook is voorzien van een geelkleurige pootring.
Als deze knobbelzwaan enkele dagen later, op 1 augustus 2014 door de dierenambulance wordt gevangen en nader wordt onderzocht, blijkt dat deze gele pootring niet geheel gesloten is en is voorzien van het opschrift [nummer] . Tussen [nummer] en NL zit een verticale donkerkleurige streep, op de plek waarop de ring is voorzien van een breuk. Het cijfer 11 staat voor het jaar, in combinatie met de kleur van de ring, 2011. [22]
Uit het dossier volgt verder dat NL staat voor Nederland, 27 voor de ringmaat, AO voor vogelbond [naam] en [nummer] betreft het stamnummer van degene aan wie de ringen zijn uitgegeven, in dit geval [verdachte] . [23] Uit het dossier volgt dat, in tegenstelling tot een gesloten pootring, een niet-gesloten pootring ook kan worden aangebracht als de knobbelzwaan volwassen is.
Op 28 januari 2015 wordt de manzwaan van voornoemd broedkoppel door medewerkers van de dierenambulance gevangen en onderzocht. Vastgesteld wordt dat de knobbelzwaan ongeringd is en niet is voorzien van een snaveltatoeage. De vogel heeft twee inkepingen in het zwemvlies van de linker poot. Vastgesteld wordt dat de inkepingen hooguit twee tot drie weken oud zijn op het moment van evaluatie (28 januari 2015). [24]
De administratie van [verdachte] is in beslag genomen. In de administratie is onder “knippen 2014” opgenomen “7x2w T.O witte boogaard”.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hiermee gedoeld wordt op het broedkoppel aan de [adres] . [medeverdachte 1] verklaarde hier regelmatig te zijn geweest. Ook zijn vader komt daar regelmatig. [25]
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, bewezen dat de vrouwzwaan een wilde knobbelzwaan is. Door het plaatsen van het kenmerk “ [nummer] ” van [verdachte] op de snavel van deze knobbelzwaan ten teken dat deze zwaan een gehouden knobbelzwaan zou zijn, is sprake van wildvang.
Op 28 januari 2015 is vastgesteld dat de manzwaan van dit broedpaar is voorzien van een pootmerk. Dit pootmerk blijkt echter hooguit drie weken oud te zijn. De manzwaan is niet voorzien van een snaveltatoeage of een pootring. Uit de verklaring van getuigen [getuige 2] en [getuige 1] volgt dat de manzwaan kan vliegen en dus niet is geleewiekt en/of gekortwiekt. [26] Gelet op het voorgaande is de manzwaan van het broedpaar op de locatie [adres] wild.
Nu de beide ouderknobbelzwanen van het broedpaar op locatie [adres] wild zijn, zijn ook hun kuikens wild.
De rechtbank acht aannemelijk dat [verdachte] met betrekking tot voornoemd broedpaar en hun zeven kuikens die zijn waargenomen op de locatie [adres] opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de verbodsbepalingen uit artikel 9 Ffw (feit 2) en artikel 13 Ffw (feit 1). Uit voornoemde gang van zaken wordt afgeleid dat [verdachte] en [medeverdachte 1] in een nauwe en bewuste samenwerking hebben gehandeld.
Gelet op het hiervoor onder 3.1.2 overwogene, kan door de wildvang van knobbelzwanen geld worden verdiend. De rechtbank acht aannemelijk dat de kuikens van het broedpaar zijn verkocht en dat [verdachte] hiermee in totaal € 180,- heeft verdiend (7x € 20,- =
€ 180,-).
3. 2.2. 3 Overwegingen ten aanzien van feit 1 en 2 onderdeel niet of niet met juiste ringmaat ringen
3. 2.2. 3.1 Juridisch kaderUit het hiervoor onder 3. 2.2. 1 overwogene volgt dat in beginsel de in de in artikelen 9 en 13 Ffw genoemde handelingen ten aanzien van alle exemplaren van de knobbelzwanen verboden zijn.
Ten aanzien van wilde knobbelzwanen geldt een absoluut verbod op de in de artikel 9 en artikel 13 Ffw genoemde handelingen.
Voor aantoonbaar gefokte knobbelzwanen gelden uitzonderingen.
Art. 5 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten (hierna: het Besluit) bepaalt dat de verboden van onder meer artikel 9 Ffw en artikel 13 van de Ffw niet gelden voor aantoonbaar gefokte vogels, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, indien de houder kan aantonen dat de vogels zijn gefokt en voor zover:
a. deze vogels zijn voorzien van een pootring als bedoeld in artikel 6;
b. registratie heeft plaatsgevonden in de administratie bedoeld in artikel 8 en
c. voldaan is aan de krachtens artikel 18 gestelde regels.
Voor zover het gaat om de onder art. 5 lid 1 sub a van het Besluit bedoelde pootring, bepaalt artikel 6 van het besluit dat gefokte vogels van een beschermde inheemse diersoort voorzien dienen te zijn van een door de Minister op aanvraag afgegeven gesloten pootring, dan wel van een gesloten pootring die door een overheidsorgaan van een andere staat dan Nederland of door een overheidsorgaan van een andere staat dan Nederland erkende organisatie, is afgegeven. [27]
De regels waaraan pootringen van gefokte vogels die behoren tot beschermde inheemse diersoorten moeten voldoen, staan beschreven in de Regeling afgifte en kenmerken gesloten pootringen en andere merktekens.
In artikel 5 lid 2 van deze Regeling wordt bepaald dat een in Nederland in gevangenschap geboren en gefokt exemplaar van in de bijlage bij de Regeling opgenomen soorten vogels dient te worden voorzien van een in Nederland afgegeven gesloten pootring met een, voor zover vermeld, in die bijlage vastgestelde maximale diameter. In de bijlage staat genoemd dat voor de Cygnus Olor een maximale diameter geldt van 26 mm.
Onder lid 2 van dit artikel staat genoemd dat in afwijking van het eerste lid de pootring een diameter kan hebben die groter is dan de in de bijlage vastgestelde maximale diameter, als de aanvrager aannemelijk kan maken dat een grotere diameter in verband met de dikte van de poot noodzakelijk is.
De gesloten pootringen worden aangevraagd met gebruikmaking van een van de in de Regeling genoemde erkende organisaties. Een van de organisaties die wordt genoemd, is de Vereniging [naam] International Nederland, gevestigd te [vestigingsplaats] .
3. 2.2. 3.1 Algemene overweging ten aanzien van pootringen
[verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] hebben verklaard dat bij de knobbelzwanen pootringen met een diameter van 27 mm werden gebruikt. [28] [verdachte] heeft verklaard dat hij deze ringen bestelde bij [naam] . [29] [medeverdachte 1] heeft verklaard dat zijn vader [verdachte] de pootringen telkens heeft aangevraagd. [30] [medeverdachte 3] heeft dit bevestigd. Hij verklaarde verder dat hij pootringen kreeg van [verdachte] en de ongebruikte pootringen weer inleverde bij [verdachte] . [31]
Uit het dossier volgt verder dat NL staat voor Nederland, 27 voor de ringmaat, AO voor vogelbond [naam] en [nummer] betreft het stamnummer van degene aan wie de ringen zijn uitgegeven, in dit geval [verdachte] . [32] In de ringendatabase van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland registreren de erkende vogelbonden door wie ringen voor beschermde vogels zijn besteld. Uit deze ringendatabase volgt dat [verdachte] in 2014 bij [naam] International pootringen heeft besteld voor knobbelzwanen. Op 2 juni 2014 werd aan hem een aantal pootringen met ringmaat 27 toegekend met volgnummer 1 tot en met 1250. [33]
3. 2.2. 3.3 [adres]
Op de locatie [adres] verblijft in het broedseizoen 2014 een broedpaar knobbelzwanen en hun vijf kuikens. De vrouwzwaan is voorzien van een snaveltatoeage met de lettercombinatie “ [nummer] ”. [34] Op 20 september 2014 filmt getuige [getuige 3] de kuikens van het broedpaar. Op screenshots van deze film te zien dat een van de kuikens een gesloten pootring heeft met daarop de volgende letter/cijfercombinatie: “ [nummer] ”. [35]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij [medeverdachte 1] op 19 september 2014 samen met een ander in de nabijheid van de [adres] knobbelzwanen zag vangen en inladen. [36] Zij heeft hiervan filmopnamen gemaakt. Screenshots van deze filmopnamen zijn in het dossier opgenomen. [37] De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 1] een van de mannen is die op de betreffende beelden te zien is.
Op 3 oktober 2014 bemerkt getuige [getuige 3] dat het koppel en de jongen uit hun gebruikelijke leefgebied en de wijde omgeving daarvan zijn verdwenen. De jongen waren gekortwiekt, zodat zij niet weg konden vliegen. [38]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft, nadat hij is bevraagd over zijn bemoeienis met de knobbelzwanen op de locatie [adres] verklaard dat
[medeverdachte 1] daar goed de weg weet en de broedkoppels kent. [39]
Gelet op hetgeen onder 3. 2.2. 3.1 is overwogen wordt door [verdachte] en zijn zonen geringd met pootringen met ringmaat 27 mm, met pootringen met het kweeknummer [nummer] . De pootringen met dit nummer zijn aan [verdachte] verstrekt.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht de rechtbank aannemelijk dat [medeverdachte 1] samen met een ander het door [getuige 3] op
20 september 2014 gefilmde knobbelzwanenkuiken van het broedpaar op de locatie [adres] , alsmede de overige vier kuikens van dit broedpaar heeft geringd met een pootring met ringmaat 27 mm.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt niet dat [verdachte] als aanvrager van de pootringen aannemelijk heeft gemaakt dat een grotere diameter in verband met de dikte van de poot van de knobbelzwanen noodzakelijk is.
Uit het bovenstaande blijkt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor een vrijstelling van de verboden uit artikel 9 Ffw en artikel 13 Ffw.
De rechtbank acht aannemelijk dat [verdachte] met betrekking tot de vijf knobbelzwaankuikens op locatie [adres] opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de verbodsbepalingen uit artikel 9 Ffw (feit 2) en artikel 13 Ffw (feit 1). Uit voornoemde gang van zaken wordt afgeleid dat [verdachte] en [medeverdachte 1] in een nauwe en bewuste samenwerking hebben gehandeld.
Gelet op het hiervoor onder 3.1. 2. overwogene, kan door knobbelzwanen te ringen met een pootring met een grotere diameter dan is toegestaan, geld worden verdiend. De rechtbank acht aannemelijk dat de betreffende kuikens zijn verkocht en dat [verdachte] hiermee in totaal € 100,- heeft verdiend (5x € 20,- =
€ 100,-).
3. 2.2. 3.4[adres] ter hoogte van nummer [adres]
In het broedseizoen 2014 verblijft een koppel knobbelzwanen met twee kuikens nabij de [adres] te [adres] ter hoogte van nummer 2. [40] Verbalisanten bezoeken voornoemde locatie op 31 juli 2014 en zien dan dat de twee knobbelzwanenkuikens zijn geringd.
Getuige [getuige 3] heeft op 19 juli 2014 filmbeelden gemaakt van de betreffende knobbelzwanenkuikens. Verbalisanten hebben deze filmbeelden bekeken. Op de filmbeelden herkennen zij de eerder door hen bezochte locatie. Op de filmbeelden is te zien dat de twee jongen zijn geringd met een pootring met respectievelijk de opschriften
[nummer] en [nummer] . [41]
Gelet op hetgeen onder 3.2.2.3.1 is overwogen wordt door [verdachte] en zijn zonen geringd met pootringen met ringmaat 27 mm, met pootringen met het kweeknummer [nummer] . De pootringen met voornoemde volgnummers zijn aan [verdachte] verstrekt.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht de rechtbank aannemelijk dat [verdachte] de twee knobbelzwanenkuikens op de locatie [adres] ter hoogte van nummer 2 heeft geringd of heeft laten ringen met een pootring met ringmaat 27 mm.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt niet dat [verdachte] als aanvrager van de pootringen aannemelijk heeft gemaakt dat een grotere diameter in verband met de dikte van de poot van de knobbelzwanen noodzakelijk is.
Uit het bovenstaande blijkt dat [verdachte] niet heeft voldaan aan de voorwaarden voor een vrijstelling van de verboden uit artikel 9 Ffw en artikel 13 Ffw.
De rechtbank acht aannemelijk dat [verdachte] met betrekking tot zes knobbelzwanenkuikens opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de verbodsbepalingen uit artikel 9 Ffw (feit 2) en artikel 13 Ffw (feit 1). Gelet op het hiervoor onder 3.1.2 overwogene, kan door knobbelzwanen te ringen met een pootring met een grotere diameter dan is toegestaan geld worden verdiend. De rechtbank acht aannemelijk dat de betreffende kuikens zijn verkocht en dat [verdachte] hiermee in totaal € 40,- heeft verdiend (2 x € 20,- =
€ 40,-).
3.2.2.3.5 [adres]
Getuige [getuige 4] heeft in 2014 een broedpaar knobbelzwanen met zes kuikens nabij het adres [adres] geobserveerd. De manzwaan van dit broedpaar is voorzien van een tatoeage met de letter/cijfercombinatie “ [nummer] ”. [42] Op 16 augustus 2014 ziet [getuige 4] dat de zes kuikens zijn geringd. [43] Hij heeft van de pootring van een van deze kuikens foto’s gemaakt. Deze foto’s zijn in het dossier opgenomen. Op de foto’s is te zien dat op de pootring van het betreffende kuiken de letter-/cijfercombinatie “ [nummer] ” staat. [44]
Gelet op hetgeen onder 3.2.2.3.1 is overwogen wordt door [verdachte] en zijn zonen geringd met pootringen met ringmaat 27 mm, met pootringen met het kweeknummer [nummer] . De pootring met voornoemd volgnummer is aan [verdachte] verstrekt.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht de rechtbank aannemelijk dat [medeverdachte 3] zowel het door [getuige 4] op 16 augustus 2014 gefotografeerde knobbelzwanenkuiken op de locatie [adres] , alsmede de overige kuikens van dit broedpaar heeft geringd met een pootring met ringmaat 27 mm.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt niet dat [verdachte] als aanvrager van de pootringen aannemelijk heeft gemaakt dat een grotere diameter in verband met de dikte van de poot van de knobbelzwanen noodzakelijk is.
Uit het bovenstaande blijkt dat [verdachte] niet heeft voldaan aan de voorwaarden voor een vrijstelling van de verboden uit artikel 9 Ffw en artikel 13 Ffw.
De rechtbank acht aannemelijk dat [medeverdachte 3] met betrekking tot zes knobbelzwanenkuikens opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de verbodsbepalingen uit artikel 9 Ffw (feit 2) en artikel 13 Ffw (feit 1). Uit voornoemde gang van zaken wordt afgeleid dat [verdachte] en [medeverdachte 3] in een nauwe en bewuste samenwerking hebben gehandeld.
Gelet op het hiervoor onder 3.1.2 overwogene, kan door knobbelzwanen te ringen met een pootring met een grotere diameter dan is toegestaan geld worden verdiend. De rechtbank acht aannemelijk dat de betreffende kuikens zijn verkocht en dat [verdachte] hiermee in totaal € 120,- heeft verdiend (6 x € 20,- =
€ 120,-).
3. 2.2. 3.6 [adres]
[getuige 4] heeft in 2014 verder een broedpaar knobbelzwanen met 7 witte kuikens geobserveerd op de locatie [adres] . [45] De vrouwtjesknobbelzwaan is voorzien van een snaveltatoeage met de lettercombinatie “ [nummer] ”. [46] Op 11 augustus 2014 constateert [getuige 4] dat de kuikens van dit broedpaar zijn geringd.
Op 6 september 2014 maakt hij een foto van de pootring van een van deze kuikens. Deze foto is in het dossier opgenomen. Op de foto is te zien dat op de pootring van het betreffende kuiken de letter-/cijfercombinatie “ [nummer] ” staat. [47]
[medeverdachte 3] heeft, nadat hij is geconfronteerd met de bevindingen van [getuige 4] over het koppel knobbelzwanen op locatie [adres] , verklaard dat hij bij boer [X] een koppel heeft gehad met 7 witte jongen. Hij verklaarde dat hij de jongen van dit broedpaar heeft geringd. [48] [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij voor het ringen van kuikens onder meer pootringen met ringmaat 27 mm heeft gebruikt. [49] Zijn vader, [verdachte] , vroeg de pootringen aan. Pootringen die [medeverdachte 3] niet gebruikte, leverde hij weer in bij zijn vader. [50]
[verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben bevestigd dat bij de knobbelzwanen pootringen met een diameter van 27 mm werden gebruikt. [51] [medeverdachte 1] heeft bevestigd dat [verdachte] de ringen telkens heeft aangevraagd. [52]
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht de rechtbank aannemelijk dat [medeverdachte 3] zowel het door [getuige 4] op
6 september 2014 gefotografeerde kuiken als de overige zes kuikens van het broedpaar dat is waargenomen op de locatie [adres] heeft geringd met een pootring met een diameter van 27 mm.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt niet dat [verdachte] als aanvrager van de pootringen aannemelijk heeft gemaakt dat een grotere diameter in verband met de dikte van de poot van de knobbelzwanen noodzakelijk is.
Uit het bovenstaande blijkt dat [verdachte] niet heeft voldaan aan de voorwaarden voor een vrijstelling van de verboden uit artikel 9 Ffw en artikel 13 Ffw.
De rechtbank aannemelijk dat [medeverdachte 3] met betrekking tot zeven knobbelzwanenkuikens opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de verbodsbepalingen uit artikel 9 Ffw (feit 2) en artikel 13 Ffw (feit 1). Uit voornoemde gang van zaken wordt afgeleid dat [medeverdachte 3] en [verdachte] in een nauwe en bewuste samenwerking hebben gehandeld. De rechtbank acht aannemelijk dat [verdachte] de betreffende kuikens heeft verkocht en dat hij hiermee geld heeft verdiend, te weten 7 x € 20,- =
€ 140,-
3. 2.2. 3.7 [adres]
Op de locatie [adres] verblijft een broedpaar knobbelzwanen en hun zes kuikens. Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat de kuikens zijn voorzien van een pootring, waarop staat “ [nummer] ”. [53] Getuige [getuige 6] heeft een aantal foto’s gemaakt van de pootringen van de knobbelzwanenkuikens die zij heeft waargenomen op voornoemde locatie. Verbalisanten hebben deze foto bekeken. Op de pootringen van een knobbelzwaankuiken staat het opschrift [nummer] . [54]
Gelet op hetgeen onder 3. 2.2. 3.1 is overwogen wordt door [verdachte] en zijn zonen geringd met pootringen met ringmaat 27 mm, met pootringen met het kweeknummer [nummer] . De pootring met voornoemd volgnummer is aan [verdachte] verstrekt.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht de rechtbank aannemelijk dat [verdachte] voornoemd knobbelzwanenkuiken op de locatie [adres] heeft geringd of heeft laten ringen met een pootring met ringmaat 27 mm. Van de overige knobbelzwanenkuikens is dit niet aannemelijk geworden, omdat getuige [getuige 5] heeft verklaard dat de kuikens ook geringd waren met andere ringmaten met een diameter die wettelijk wel is toegestaan.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt niet dat [verdachte] als aanvrager van de pootringen aannemelijk heeft gemaakt dat een grotere diameter in verband met de dikte van de poot van de knobbelzwanen noodzakelijk is.
Uit het bovenstaande blijkt dat [verdachte] niet heeft voldaan aan de voorwaarden voor een vrijstelling van de verboden uit artikel 9 Ffw en artikel 13 Ffw.
De rechtbank acht aannemelijk dat [verdachte] met betrekking tot één knobbelzwaan opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de verbodsbepalingen uit artikel 9 Ffw (feit 2) en artikel 13 Ffw (feit 1). Gelet op het hiervoor onder 3.1.2 overwogene, kan door knobbelzwanen te ringen met een pootring met een grotere diameter dan is toegestaan geld worden verdiend. De rechtbank acht aannemelijk dat de betreffende kuikens zijn verkocht en dat [verdachte] hiermee in totaal € 20,- heeft verdiend (1 x € 20,- =
€ 20,-).
3. 2.2. 3.8 Schiphol (27 augustus 2014)
Op 27 augustus 2014 wordt door de NVWA bij de Douane van Schiphol één knobbelzwaan in beslag genomen. De zwaan is voorzien van een pootring met een diameter van 27 mm, met daarop de volgende letter-/cijfercombinatie: [nummer] . [55] Uit het dossier volgt dat de knobbelzwaan afkomstig is van Kleinveehandel [Y] Bvba te België. [56]
Gelet op hetgeen onder 3. 2.2. 3.1 is overwogen wordt door [verdachte] en zijn zonen geringd met pootringen met ringmaat 27 mm, met pootringen met het kweeknummer [nummer] . De pootring met voornoemd volgnummer is aan [verdachte] verstrekt.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht de rechtbank aannemelijk dat [verdachte] de knobbelzwaan die is aangetroffen op Schiphol op 27 augustus 2014 heeft geringd dan wel heeft laten ringen met een pootring met een diameter van 27 mm.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt niet dat [verdachte] als aanvrager van de pootringen aannemelijk heeft gemaakt dat een grotere diameter in verband met de dikte van de poot van de knobbelzwanen noodzakelijk is.
Uit het bovenstaande blijkt dat [verdachte] niet heeft voldaan aan de voorwaarden voor een vrijstelling van de verboden uit artikel 9 Ffw en artikel 13 Ffw.
De rechtbank aannemelijk dat [verdachte] met betrekking tot voornoemde knobbelzwaan opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de verbodsbepalingen uit artikel 9 Ffw (feit 2) en artikel 13 Ffw (feit 1).
De rechtbank acht, gelet op het feit dat het knobbelzwaankuiken afkomstig was van een kleinveehandelaar aannemelijk dat dit kuiken door [verdachte] is verkocht en dat [verdachte] daarmee € 20,- heeft verdiend (1x € 20,-=
€ 20,-).
3. 2.2. 3.9 [adres]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij op 23 juni 2014 [verdachte] samen met een ander handelingen zag verrichten bij een broedpaar knobbelzwanen en zeven van hun kuikens op de locatie [adres] . [57] Twee kuikens worden later die dag dood aangetroffen. [58] Getuige [getuige 3] vraagt [verdachte] direct nadat [verdachte] de betreffende handelingen heeft verricht met voornoemde knobbelzwanen of ringmaat 27 mm ook niet paste. [verdachte] antwoordt daarop dat het grote kuikens waren, die hij met ringmaat 27 mm heeft geringd. [59]
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht de rechtbank aannemelijk dat [verdachte] vijf knobbelzwanenkuikens op de locatie [adres] heeft geringd met een pootring met ringmaat 27 mm.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt niet dat [verdachte] als aanvrager van de pootringen aannemelijk heeft gemaakt dat een grotere diameter in verband met de dikte van de poot van de knobbelzwanen noodzakelijk is.
Uit het bovenstaande blijkt dat [verdachte] niet heeft voldaan aan de voorwaarden voor een vrijstelling van de verboden uit artikel 9 Ffw en artikel 13 Ffw.
De rechtbank acht aannemelijk dat [verdachte] met betrekking tot voornoemd knobbelzwanenkuiken opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de verbodsbepalingen uit artikel 9 Ffw (feit 2) en artikel 13 Ffw (feit 1). Gelet op het hiervoor onder 3.1.2 overwogene, kan door knobbelzwanen te ringen met een pootring met een grotere diameter dan is toegestaan geld worden verdiend. De rechtbank acht aannemelijk dat de betreffende kuikens zijn verkocht en dat [verdachte] hiermee in totaal € 20,- heeft verdiend
(5 x € 20,- =
€ 100,-).
3. 2.2. 4 Overwegingen ten aanzien van het handelen in strijd met bij een ontheffing gestelde voorwaarden
3. 2.2. 4. 1 Juridisch kader
Artikel 79 Ffw lid 1 bepaalt dat aan onder meer ontheffingen voorschriften kunnen worden verbonden. Lid 2 van voornoemd artikel bepaalt dat het verboden is te handelen in strijd met bij een ontheffing gestelde voorschriften.
Overtreding van de artikelen 79 lid 2 Ffw is strafbaar gesteld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten (verder: Wed). Volgens artikel 2 Wed betreft dit een misdrijf indien dit opzettelijk is gedaan en een overtreding wanneer van dat opzet geen sprake is.
3. 2.2. 4.2 [adres] (8 februari 2015)
Door de Dienst Regelingen van Staatssecretaris van Economische zaken is onder nummer FF/75/2013/009 aan [verdachte] een ontheffing van de ringplicht verleend voor knobbelzwanen die bedrijfsmatig, met het oog op de productie gefokt zijn. [60] Aan deze ontheffing is een aantal voorwaarden verbonden.
Onder voorwaarde 9 staat dat de houder een administratie dient te voeren van de gehouden zwanen. Uit deze administratie moet onder meer blijken: het aantal verkochte knobbelzwanen, waarbij wordt geregistreerd de datum van verkoop en de bestemming per verkochte zwaan.
Verbalisanten hebben van getuige [getuige 3] een aantal filmbeelden ontvangen, die zijn gemaakt bij de opslag van [verdachte] aan de [adres] . [61] Op filmbeelden van 8 februari 2015 is te zien dat zich circa 33 knobbelzwanen in de opslag bevinden. De knobbelzwanen worden door [verdachte] via een openstaande deur in een schuur gedreven. Tegen de deuropening van deze schuur staat een voertuig met geopende achterzijde. Het voertuig is voorzien van het kenteken [kenteken] . [62]
Het kenteken [kenteken] staat op naam van [naam] BV te [vestigingsplaats] , van [X] . Dit is een ambtshalve bekende dierenhandelaar. [63] In de in beslag genomen administratie van [verdachte] is geen factuur van deze verkoop aangetroffen. [64]
[verdachte] heeft in algemene zin verklaard dat hij zwanen verkoopt aan [X] van [naam] . [65]
Naar het oordeel van de rechtbank is het aannemelijk dat [verdachte] door voornoemde verkoop niet te registreren in zijn administratie heeft gehandeld in strijd met voorwaarde 9 van de hem toegekende ontheffing. Daardoor heeft hij zich schuldig gemaakt aan handelen in strijd met artikel 79 tweede lid Ffw.
De rechtbank acht aannemelijk dat [verdachte] met de verkoop van voornoemde knobbelzwanen in totaal € 660,00 heeft verdiend (33 x € 20,- =
€ 660,-).
3.2.3
Conclusie
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat aannemelijk is geworden dat [verdachte] zich als (mede)pleger heeft schuldig gemaakt aan – voor zover in het kader van deze procedure van belang - de hierboven genoemde strafbare feiten, die blijkens artikel 1a WED zijn aangeduid als economische delicten, strafbaar gesteld bij artikel 6 van deze wet.
Artikel 7 WED maakt verbeurdverklaring als bijkomende straf mogelijk van voorwerpen, genoemd in artikel 33a Sr. De rechtbank ziet de hierboven genoemde geldbedragen, met een totaal van
1.380 ,-,als geheel verkregen door middel van de hierboven genoemde economische delicten.
3.2.4
Onvoldoende aannemelijk
De rechtbank acht niet aannemelijk dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan een economisch delict ten aanzien van de volgende onder feit 1 en 2 genoemde knobbelzwanen op de volgende locaties:
ouderpaar en drie kuikens aan de [adres] , ouderpaar aan de [adres] , ouderpaar aan de [adres] ter hoogte van nummer [adres] , ouderpaar bij [adres] , ouderpaar en één kuiken bij [naam] halverwege te [woonplaats] , ouderpaar en zes kuikens bij [adres] , ouderpaar en acht kuikens bij [adres] , ouder en zes kuikens bij [adres] , ouder en één of meer kuikens bij [adres] , ouderpaar en vijf kuikens bij [adres] en drie kuikens bij [adres] .
Naar het oordeel van rechtbank is voor deze knobbelzwanen en kuikens onvoldoende aannemelijk dat [verdachte] in strijd met de artikelen 9 en 13 van de Ffw heeft gehandeld. Daarbij is van belang dat de knobbelzwanen van [verdachte] niet alleen zijn te herkennen aan een tatoeage, een ring of een geleewiekte vleugel, maar dat oudere knobbelzwanen ook van een pootmerk (twee inkepingen in het teenvlies) voorzien kunnen zijn. Niet valt uit te sluiten dat een aantal keer een ouder knobbelzwaan is voorzien van een pootmerk. Het onjuist ringen van kuikens die zijn waargenomen op bovengenoemde locaties is evenmin voldoende aannemelijk.
Aan [verdachte] is onder feit 4 onder meer de overtreding van de voorwaarden 6 en 7 van een door de Staatssecretaris van Economische zaken toegekende ontheffing ten laste gelegd. Hierbij gaat het om voorschriften die betrekking hebben op het (niet kunnen) aantonen van de legale herkomst van knobbelzwanen en het toe-eigenen van ongeringde knobbelzwanen. In het voorgaande is overwogen dat niet aannemelijk is dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het (mede)plegen van wildvang van de hiervoor genoemde knobbelzwanen die zijn waargenomen op voornoemde locaties. Daarom is evenmin bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het overtreden van de hiermee in direct verband staande voorwaarden van de ontheffing. [verdachte] heeft hiermee dan ook geen geld verdiend.
Waar wel sprake is van wildvang zoals bij knobbelzwanen en kuikens aangetroffen bij [adres] nabij perceel [adres] , is er al een economisch delict vastgesteld. Beoordeling van de vraag of aannemelijk is dat voorwaarde 6 en/of 7 van de ontheffing zijn overtreden, voegt hier niets aan toe en laat de rechtbank daarom achterwege.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de vordering van de officier van justitie tot voornoemd bedrag van € 1.380,- kan worden toegewezen.
Voor het overige zal de rechtbank de vordering afwijzen.
Voorts zal de rechtbank door tussenkomst van de griffier zorg dragen voor openbaarmaking van deze beschikking in de Nederlandse Staatscourant en in het Algemeen Dagblad Groene Hart, editie Gouda, alsmede een afschrift van deze beschikking doen betekenen aan het sterfhuis van [verdachte] aan [adres] .
Beslissing
De rechtbank:

verklaart verbeurd een geldbedrag van € 1.380,-;

wijst de vordering tot verbeurdverklaring voor het overige af;

bepaalt dat deze beschikking openbaar gemaakt wordt in de Nederlandse Staatscourant alsmede in het Algemeen Dagblad Groene Hart, editie Gouda;

bepaalt voorts dat een afschrift van deze beschikking wordt betekend aan het sterfhuis van [verdachte] aan [adres] .
Deze beslissing is gegeven in de meervoudige economische raadkamer van deze rechtbank op 5 juli 2016 door mr. J. Ebbens, voorzitter, mr. G.A. Bos en mr. R.B. Eigeman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.A. Groenevelt-Timmer, griffier.
Tegen deze beslissing staat voor elke belanghebbende binnen drie maanden na publicatie of betekening het rechtsmiddel van een bezwaarschrift open.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier van de Eenheid Midden-Nederland, Dienst Regionale Recherche, Team Milieu, met onderzoeksnummer 09RMT14007 (onderzoeksnaam “09Bosuil-01)” en gedateerd 18 maart 2015, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Parketnummer: 16/996004-14
3.Artikel 1a onder 2˚ jo 2 lid 1 en 6 lid 1 onder 2˚ van de Wet op de economische delicten.
4.Artikel 91 jo. 70 lid 1 aanhef en onder 2˚ Wetboek van Strafrecht.
5.Artikel 91 jo. 70 lid 1 aanhef en onder 1˚ Wetboek van Strafrecht.
6.Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] van 9 januari 2016, pagina 22.
7.Proces-verbaal van verhoor van [verdachte] van 9 januari 2015, pagina 34 en het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] van 5 februari 2015, pagina 43.
8.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 19 juli 2014, pagina 371.
9.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 24 juli 2014.
10.Het proces-verbaal van bevindingen van 2 september 2014, pagina 316.
11.Idem, pagina 317.
12.Idem, pagina 316.
13.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 19 juli 2014, pagina 371.
14.Idem.
15.Idem, pagina 372.
16.Idem.
17.Het proces-verbaal van bevindingen van 4 februari 2015, pagina 289.
18.Het proces-verbaal van bevindingen van 2 september 2014, pagina 318.
19.Idem, pagina 317 en 318.
20.Het proces-verbaal van bevindingen van 19 juli 2014, pagina 131.
21.Idem.
22.Het proces-verbaal van bevindingen van 22 augustus 2014, pagina 134.
23.Het proces-verbaal van bevindingen van 22 augustus 2014, pagina 143 en het proces-verbaal van bevindingen van 28 augustus 2014, pagina 144.
24.Het geschrift te weten een verslag betreffende de bevindingen bij een volwassen knobbelzwaan, aangeboden ter evaluatie op 28 januari 2015 door medewerkers van de politie Utrecht, opgemaakt op 10 februari 2015 door [verbalisant 1] , en [verbalisant 2] , werkzaam als universitair docent en erkend vogelspecialist op de afdeling Vogels & Bijzondere Dieren van de faculteit Diergeneeskunde te Utrecht, pagina 2497 en 2498.
25.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] van 29 januari 2015, pagina 74.
26.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 19 juli 2014, pagina 371 en het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 24 juli 2014, pagina 409.
27.Art. 5 en 6 van het Besluit van 28 november 2000 houdende regels voor het bezit en vervoer van en de handel in beschermde dier- en plantensoorten (Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten).
28.Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] van 9 januari 2015, pagina 24, het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] van 4 februari 2015, pagina 59 en het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] van 29 januari 2015, pagina 72 en 73.
29.Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] van 9 januari 2015, pagina 24.
30.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] van 29 januari 2015, pagina 73.
31.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] van 4 februari 2015, pagina 59.
32.Het proces-verbaal van bevindingen van 22 augustus 2014, pagina 143 en het proces-verbaal van bevindingen van 28 augustus 2014, pagina 144.
33.Idem, pagina 146.
34.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] van 8 oktober 2014, pagina 340.
35.Idem, pagina 342.
36.Idem, pagina 325.
37.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] van 8 oktober 2014, pagina 363 tot en met 364.
38.Blz. 786 en 800
39.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] van 5 februari 2015.
40.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 7] van 4 september 2014, pagina 159.
41.Het proces-verbaal van bevindingen van 2 oktober 2014, pagina 161 en 163.
42.Het proces-verbaal van bevindingen van 18 februari 2015, pagina 91.
43.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 4] van 28 oktober 2014, pagina 432.
44.Bijlage bij het proces-verbaal van verhoor van [getuige 4] van 28 oktober 2014, pagina 445 tot en met 447.
45.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 4] van 28 oktober 2014, pagina 434.
46.Het proces-verbaal van bevindingen van 18 februari 2015, pagina 91.
47.Bijlage bij het proces-verbaal van verhoor van [getuige 4] van 28 oktober 2014, pagina 465.
48.Idem, pagina 61.
49.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] van 4 februari 2015, pagina 59.
50.Idem.
51.Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] van 9 januari 2015, pagina 24 en het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] van 29 januari 2015, pagina 72.
52.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] van 29 januari 2015, pagina73.
53.Het proces-verbaal van bevindingen van 10 november 2014, pagina 520.
54.Idem, pagina 521.
55.Pagina 89 en 90 (01.AMB.36)
56.Het proces-verbaal van bevindingen van 29 augustus 2014, pagina 321.
57.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] van 21 november 2014, pagina 550, 579, 580, 583.
58.Idem, pagina 668.
59.Idem, pagina 634, 635
60.Een geschrift, te weten een ontheffing van de verplichting genoemd in artikel 6, lid 1, van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten dat gefokte vogels voorzien dienen te zijn van een pootring, voor knobbelzwanen (Cygnus olor) die bedrijfsmatig, met het oog op de productie, gefokt zijn, van 8 oktober 2013, pagina 2350 en 2351.
61.Het proces-verbaal van bevindingen van 11 december 2014, pagina 276.
62.Idem.
63.Idem.
64.Idem, pagina 277.
65.Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] van 9 januari 2015, pagina 25.