ECLI:NL:RBMNE:2016:3601

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 juli 2016
Publicatiedatum
1 juli 2016
Zaaknummer
16/661572-15 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Feitelijke aanranding van de eerbaarheid door een klusjesman in de woning van het slachtoffer

Op 6 augustus 2014 heeft de verdachte, een klusjesman, zich in de woning van het slachtoffer in Utrecht onterecht gedragen. De verdachte heeft het slachtoffer, een vrouw, zonder haar toestemming vastgepakt en op haar schouder, nek en wang gezoend. Dit gebeurde terwijl hij in de woning was voor kluswerkzaamheden. De vrouw heeft later aangifte gedaan van aanranding. Tijdens de rechtszaak op 17 juni 2016 heeft de rechtbank de verklaringen van het slachtoffer en haar zus als betrouwbaar beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn positie en dat zijn gedrag een inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer vormde. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 30 dagen als hij de taakstraf niet naar behoren zou verrichten. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, die als gevolg van de aanranding schade had geleden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 850,54, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van de aanranding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661572-15 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 1 juli 2016.
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [1966] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 17 juni 2016. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. R.G.J. Booij, advocaat te De Meern.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 6 augustus 2014 te Utrecht [aangeefster] heeft aangerand door haar vast te pakken en te zoenen op de schouders, nek, oren, wangen en handen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De officier van justitie heeft zich daarbij gebaseerd op de verklaring van aangeefster. Die verklaring acht de officier van justitie betrouwbaar, gelet op de consistentie in de verklaring van aangeefster tijdens het informatieve gesprek, de aangifte en het verhoor bij de rechter-commissaris. De officier van justitie heeft voorts aangevoerd dat de verklaring van aangeefster steun vindt in de verklaring van de zus van aangeefster die met name ook heeft verklaard over de emotionele toestand van haar zus kort na het voorval.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
De raadsman heeft aangevoerd dat geen van de tenlastegelegde concretiseringen kunnen worden bewezen dan wel kunnen worden gekwalificeerd tot het delictsbestanddeel geweld, of dreiging daarmee of andere feitelijkheden met een dwangkarakter of dwang. De verdachte heeft verklaard dat hij aangeefster slechts drie zoenen op de wangen heeft gegeven, ter felicitatie met het aanstaande huwelijk van haar zus. De raadsman stelt zich op het standpunt dat deze handeling weliswaar niet door iedereen zal worden gewaardeerd, maar dat het in ieder geval een ontuchtig karakter mist. Voor zover er al wettig en overtuigend bewijs is voor het zoenen, ontbreekt het ontuchtige karakter en dient verdachte dus te worden vrijgesproken.
De raadsman stelt dat ook aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster valt te twijfelen. De bruiloft van de zus van aangeefster speelde op dat moment een grote rol in haar emotionele conditie. Dat er meer zou zijn gebeurd dan alleen de felicitatie-handeling, daar is geen bewijs voor. Wel is er bewijs dat er niets meer is gebeurd dan dat. Aangeefster heeft namelijk tegen haar zus gezegd, op het moment dat zij haar voor het eerst in de kapsalon zag, dat de man haar probeerde te zoenen. Zij heeft toen geen melding van betasten of vasthouden gemaakt. Er heeft ook geen fysieke verdediging plaats gevonden en verdachte is ook niet meteen weggestuurd. Aangeefster heeft pas na dagen én pas op het moment dat de regie over het vervolg was overgenomen door haar zus en zwager die de opdrachtgever van de klusjesman hebben gebeld, de politie benaderd. De emotionele gevolgen voor aangeefster komen over als ‘niet in verhouding tot het voorval’, buitenproportioneel zelfs. Als de verklaringen van aangeefster kritisch zouden worden benaderd, dan moet men wel twijfelen aan de geloofwaardigheid ervan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Op 1 september 2014 meldde [aangeefster] zich bij de politie voor een informatief gesprek. Zij verklaarde in dit gesprek dat op 6 augustus 2014 een man bij haar woning was gekomen. Er moesten een aantal zaken aangepast en gerepareerd worden. De voornaam van deze man was [verdachte] . [verdachte] vroeg heel veel aan haar, onder andere of ze alleen woonde, of ze getrouwd was en of zij met hem wilde daten. [2]
[verdachte] noemde aangeefster constant schatje. Op een gegeven moment kwam [verdachte] op haar af en had hij zijn beide armen om haar heen geslagen en hield hij haar stevig vast. Zij kon niet weg, haar armen zaten op dat moment voor haar lichaam waardoor zij klem zat. [verdachte] begon haar te zoenen, op haar schouders, in haar nek, op haar wang richting haar lippen. Doordat zij haar gezicht naar beneden gericht hield, lukte het verdachte niet om haar op haar mond te zoenen. Zij probeerde los te komen door hem weg te duwen, maar hij pakte haar steviger vast. [3]
Op 16 september 2014 deed [aangeefster] aangifte. Zij verklaarde over een gebeurtenis op 6 augustus 2014. [4] [verdachte] stelde haar ongepaste vragen en noemde haar ook schatje . Hij pakte haar ineens zomaar vast. Uit reactie hield aangeefster haar armen voor zich. Hij klemde zijn armen volledig om haar heen. Hij begon haar schouder te zoenen, naar boven toe. Aangeefster probeerde zich te verzetten maar voelde zijn de armen strak om haar heen. Hij zoende haar op haar schouder, ging met zijn lippen via haar sleutelbeen, nek en kaakbeen naar haar mond. Aangeefster draaide haar gezicht helemaal naar beneden waardoor hij haar niet op de mond kon zoenen. [5]
Aangeefster is op 7 maart 2016 gehoord door de rechter-commissaris. Aangeefster verklaarde dat er op 6 augustus een aantal klusjes gedaan moesten worden in haar huis. Nadat hij binnen was gebeurden er dingen die vreemd waren. Hij wilde met haar daten. [6] Hij pakte haar vast en deed zijn armen om haar heen deed waardoor zij niet meer weg kon. Zij probeerde hem met haar armen weg te duwen maar dat kon niet en toen begon hij haar te zoenen, met zijn lippen. Toen hij haar vast had probeerde hij steeds bij haar mond te komen. Aangeefster draaide haar gezicht weg. Hij kon er niet bij komen, ondanks dat hij steeds doorging. [7]
De zus van aangeefster, [A] , verklaarde bij de politie dat zij haar zus ontmoette bij een kapsalon. Toen haar zus de kapsalon binnen kwam, zag zij dat haar zus bleek was weggetrokken. Zij verklaarde dat haar zus verward over kwam en haar vertelde dat de klusjesman aan haar had gezeten en zijn handen niet van haar af kon houden. Pas toen haar zus samen met haar aankwam in haar woning kwam het hele verhaal er uit. Zij verklaarde hierover dat haar zus heeft gehuild en geschreeuwd. [8]
Op 11 april 2016 is de zus van aangeefster door de rechter-commissaris gehoord. Daar verklaarde zij over 6 augustus 2014 [9] dat op het moment dat aangeefster de kapsalon binnen kwam, haar hele houding opviel. Zij was een totaal ander persoon, helemaal gestrest. Ze was niet zoals ze haar zus kende. Uit deze houding maakte de zus van aangeefster op dat er meer aan de hand was. [10]
Ter terechtzitting van 17 juni 2016 heeft verdachte verklaard dat hij klusjes heeft gedaan in de woning van aangeefster.
4.3.2
Bewijsoverweging
Anders dan de verdediging vindt de rechtbank de verklaring van aangeefster betrouwbaar. De aangeefster heeft zowel bij het informatieve gesprek, bij de aangifte als bij de rechter-commissaris zeer consistent en eenduidig verklaard. Zelfs op detailniveau zoals hoe verdachte haar vastpakte, hoe en waar hij haar heeft gezoend of heeft geprobeerd te zoenen, dat verdachte uiteindelijk uit eigen beweging stopte en dat zij verdachte na het gebeuren nog heeft gesproken op de parkeerplaats voor haar huis. Dat aangeefster pas op 1 september 2014 naar de politie is gestapt, maakt haar verklaring niet onbetrouwbaar. Op de dag van het gebeuren, te weten op 6 augustus 2014 heeft immers de zwager van de aangeefster reeds contact gezocht met de werkgever van verdachte om zich te beklagen over de bij zijn schoonzus geschiede ongewenste aanrakingen. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de door aangeefster afgelegde verklaring.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster voldoende steun vindt in de verklaringen van de zus van aangeefster. Uit die verklaringen blijkt immers dat haar zus, , toen zij de kapsalon binnen kwam binnen korte tijd na het gebeuren, zeer emotioneel was. Zij was bleek weggetrokken en kwam verward over. Zij was een totaal ander persoon, helemaal gestrest. Ze was niet zoals haar zus haar kende. Toen aangeefster samen met haar zus aankwam in de woning van haar zus heeft aangeefster gehuild en geschreeuwd.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 06 augustus 2014 te Utrecht, door feitelijkheden [aangeefster] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, namelijk het:
- zoenen op de schouder, nek en wang van die [aangeefster] en
de feitelijkheden hebben bestaan uit het:
- zich als klusjesman in de woning van die [aangeefster] bevinden en
- die [aangeefster] de woorden toevoegen dat hij, verdachte, die [aangeefster] een schatje vond, en
- ( stevig) vastpakken van die [aangeefster] door zijn armen om het (boven)lichaam van die [aangeefster] te houden waardoor zij niet weg kon komen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren (heeft) verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen. De officier van justitie heeft te kennen gegeven dat zij met name ook rekening heeft gehouden met het tijdsverloop van de zaak.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van een eventuele op te leggen straf aangevoerd dat verdachte geen relevant strafblad heeft, dat hij een eerlijke en hardwerkende man is en dat er geen problemen zijn op andere leefgebieden.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft aangeefster in haar eigen woning onverhoeds en ongewild vastgepakt en op schouder, nek en wang gezoend. Hij heeft daarbij misbruik gemaakt van zijn aanwezigheid in de woning van het slachtoffer in de hoedanigheid van klusjesman. Dat verdachte misbruik heeft gemaakt van de situatie wordt hem zwaar aangerekend. De woning van aangeefster is een plek waar aangeefster zich veilig moet kunnen voelen. Door zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van aangeefster. Hij heeft zich (kennelijk) laten leiden door zijn eigen verlangens en daarbij geen rekening gehouden met de gevoelens van aangeefster.
Een dergelijke gebeurtenis brengt voor een slachtoffer gevoelens van angst en onveiligheid met zich mee. In dit geval heeft de gebeurtenis een grote impact op het leven van aangeefster gehad en heeft het dat nu nog steeds, zoals ook is gebleken uit de schriftelijke slachtofferverklaring welke tijdens de terechtzitting integraal is voorgelezen.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 4 februari 2016 waaruit blijkt dat verdachte in de afgelopen 5 jaar niet is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
De rechtbank heeft tevens kennis genomen van het reclasseringsadvies van 16 juni 2016, opgesteld door [B] . In het rapport wordt beschreven dat bij verdachte sprake is van een bipolaire stoornis waarvoor hij in behandeling is en waarvoor hij medicijnen krijgt. Verdachte heeft een meewerkende houding met betrekking tot hulpverlening/behandeling. Of er een relatie bestaat tussen de stemmingsstoornis en het (delict)gedrag van verdachte wordt noch bevestigd noch ontkend. Verdachte beschikt over werk en stabiele huisvesting. Er zijn geen aanwijzingen voor (problematisch) alcohol- en/of middelengebruik. De reclassering heeft zich onthouden van een inschatting van het risico op recidive en zich tevens onthouden van een advies over de sanctie. Toezicht op bijzondere voorwaarden en directe interventies/behandelingen zijn volgens de reclassering niet nodig.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden er geen aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
De rechtbank acht dan ook passend en geboden een
taakstraf voor de duur van 60 uurmet bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
30 dagen. De rechtbank ziet, mede erop gelet dat het feit zich in 2014 heeft afgespeeld en verdachte daarna niet meer met justitie in aanraking is geweest, geen aanleiding om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

Benadeelde [aangeefster] heeft een vordering benadeelde partij ingediend ter hoogte van
€ 980,54, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 6 augustus 2014 tot aan de dag van algehele voldoening.
9.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering benadeelde partij volledig kan worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toewijzing van de wettelijke rente.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu er vrijspraak is bepleit. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van een aantal posten, namelijk de behandeling bij de psycholoog, de behandeling bij de gnatholoog, de manuele therapie en de cursus zelfverdediging het vereiste causaal verband onvoldoende is onderbouwd en dat de vordering benadeelde partij ten aanzien van die posten dient te worden afgewezen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De behandeling van de vordering van [aangeefster] levert geen onevenredige belasting van het strafgeding op.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden, waaronder schade bestaande uit kosten voor de behandeling bij de psycholoog en de gnatholoog en voor manuele therapie. De rechtbank waardeert deze op € 850,54 (zegge achthonderdvijftig euro en vierenvijftig eurocent) aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 augustus 2014 tot aan de dag der algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Ten aanzien van de kosten voor de cursus zelfverdediging van € 130,- is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat dit schade betreft die de benadeelde partij rechtstreeks heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 24c, 36f en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Strafbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit
het verrichten van onbetaalde arbeid, van 60 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen.
Vordering benadeelde partij
Wijst de vordering van [aangeefster] toe tot een bedrag van € 850,54 (zegge achthonderdvijftig euro en vierenvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 augustus 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangeefster] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster] , € 850,54 (zegge achthonderdvijftig euro en vierenvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 augustus 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 17 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.P. den Otter, voorzitter,
mrs. C.E.M. Nootenboom-Lock en R.L.M. van Opstal, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Passchier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 juli 2016.
Mr. C.E.M. Nootenboom-Lock is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 06 augustus 2014 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door
bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid [aangeefster] heeft
gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
namelijk het (meermalen):
- vastpakken en/of vasthouden van die [aangeefster] en/of
- zoenen op de schouder(s) en/of nek en/of o(o)r(en) en/of wang(en) van die
[aangeefster] en/of
- zoenen van de hand(en) van die [aangeefster] ,
het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met
geweld en/of de bedreiging met een andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben
bestaan uit het:
- zich (als klusjesman) in de woning van die [aangeefster] bevinden en/of
- die [aangeefster] de woorden toevoegen dat hij, verdachte, die [aangeefster] lief en/of een
- ( stevig) vastpakken van die [aangeefster] door zijn arm(en) om het (boven)lichaam
van die [aangeefster] te houden waardoor zij niet los/weg kon komen;
art 246 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier PL0900-2014223239 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal informatief gesprek zeden, d.d. 1 september 2014, p. 9.
3.Proces-verbaal informatief gesprek zeden, d.d. 1 september 2014, p. 10.
4.Proces-verbaal van aangifte [aangeefster] , d.d. 16 september 2014, p. 18.
5.Proces-verbaal van aangifte [aangeefster] , d.d. 16 september 2014, p. 19.
6.Proces-verbaal verhoor getuige bij de rechter-commissaris [aangeefster] , d.d. 7 maart 2016, p. 1.
7.Proces-verbaal verhoor getuige bij de rechter-commissaris [aangeefster] , d.d. 7 maart 2016, p. 2.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige [A] , d.d. 2 februari 2015, p. 24.
9.Het proces-verbaal verhoor getuige bij de rechter-commissaris [A] , d.d. 11 april 2016, p. 1.
10.Het proces-verbaal verhoor getuige bij de rechter-commissaris [A] , d.d. 11 april 2016, p. 3.