ECLI:NL:RBMNE:2016:3599

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 juli 2016
Publicatiedatum
1 juli 2016
Zaaknummer
C/16/417034 / KL RK 16-253
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot bewijsbeslag in auteursrechtkwestie met betrekking tot televisieserie

In deze zaak heeft verzoeker op 6 juni 2016 een verzoekschrift ingediend om verlof te verlenen tot het leggen van bewijsbeslag op (ruwe) film/video opnames van de dramaserie ‘[naam verzoeker], de opkomst en ondergang van een advocatenfamilie’. Verzoeker stelt dat de serie inbreuk maakt op zijn auteursrecht, omdat belangrijke verhaallijnen zijn ontleend aan zijn auteursrechtelijk beschermde boek ‘De Straatvechter, mijn verhaal’. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat het verzoekschrift niet toewijsbaar is, omdat verzoeker niet heeft voldaan aan de verplichting om relevante feiten volledig en naar waarheid aan te voeren, zoals eerder ingediende beslagrekesten. Dit is in strijd met artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

Verzoeker heeft verzuimd melding te maken van een eerder verzoek om bewijsbeslag dat op 15 april 2016 bij de rechtbank Amsterdam was ingediend en afgewezen. De rechtbank Midden-Nederland heeft vastgesteld dat de dreiging van auteursrechtinbreuk onvoldoende aannemelijk is, omdat het enkele feit dat de televisieserie mogelijk scènes vertoont die zijn ontleend aan het boek van verzoeker niet voldoende is om te concluderen dat er sprake is van auteursrechtinbreuk. Bovendien is het verzoek om bewijsbeslag niet gerechtvaardigd, omdat de uitzendingen nog niet hebben plaatsgevonden en een procedure na de uitzending niet meer afhankelijk is van bewijsbeslag.

De rechtbank heeft daarom het gevraagde verlof tot bewijsbeslag geweigerd. Deze beschikking is gegeven door mr. J.A. Schuman en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2016.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
zaaknummer / rekestnummer: C/16/417034 / KL RK 16-253
Beschikking van 1 juli 2016
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. Y. Moszkowicz te Utrecht,
en
1. de vereniging
VPRO,
gevestigd te Hilversum,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DUTCH MOUNTAIN FILM,
gevestigd te Amsterdam,
belanghebbenden
Partijen zullen hier na verzoeker en belanghebbenden genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft op 6 juni 2016 een verzoekschrift ingediend.
1.2.
De griffier heeft verzoeker telefonisch meegedeeld dat de voorzieningenrechter van oordeel is dat het verzoekschrift, zoals ingediend, niet toewijsbaar wordt geacht.
1.3.
Op 13 juni 2016 heeft verzoeker een aangevuld verzoekschrift ingediend, waarbij het verzoek nader is gemotiveerd en een nadere productie is overgelegd.
1.4.
De griffier heeft vervolgens verzoeker telefonisch meegedeeld dat de voorzieningenrechter van oordeel blijft dat het verzoekschrift niet toewijsbaar wordt geacht.
1.5.
Verzoeker heeft verzocht beschikking te wijzen.
1.6.
De beschikking is bepaald op heden.

2.Het verzoek

2.1.
Verzoeker vraagt de voorzieningenrechter - kort gezegd - om bij beschikking hem verlof te verlenen tot het leggen van bewijsbeslag alsmede tot afgifte ter gerechtelijke bewaring ter zake de (ruwe) film/video opnames van (alle) tot nu toe gefilmde scenes van de dramaserie genaamd ‘ [naam verzoeker] , de opkomst en ondergang van een advocatenfamilie’dan wel ‘M & M, Het [naam verzoeker] imperium’ dan wel ‘De Maatschap, het [naam verzoeker] imperium’ dan wel ‘De Maatschap’.
2.2.
Het beslag moet worden gelegd op alle voornoemde audiovisuele opnames van de televisieserie die zich bevinden bij Dutch Mountain Film B.V. en/of [A] (eigenaar van Dutch Mountain Film) en/of [B] (producent) en/of [C] (regisseur) en/of [D] (editor).
2.3.
Verzoeker stelt daartoe dat hij en zijn familie het onderwerp zijn van de door de VPRO uit te zenden televisieserie en dat daarin een aantal belangrijke verhaallijnen (uit het verzoekschrift blijkt dat het feitelijk gaat om scènes) zijn ontleend aan het door hem geschreven en auteursrechtelijk beschermde boek ‘De Straatvechter, mijn verhaal. Deze scènes zijn onder meer de interactie tussen verzoeker en zijn vader in de tegen verzoeker ingestelde rechtszaak betreffende bedrieglijk bankbreuk, de verkoop door verzoeker van sierraden (gouden manchetknopen), een bepaalde bedscène en de rechtszaak over de zakelijke breuk tussen verzoeker en zijn vader. Verzoeker heeft dit vernomen uit verschillende media-uitingen, alsmede door verklaringen van figuranten die hebben deelgenomen aan opnames van de voornoemde dramaserie.
2.4.
Verzoeker stelt dat het script/de serie inbreuk maakt op zijn auteursrecht en dat hij, onder meer, recht en belang heeft bij het beslag op het (ruwe) beeldmateriaal, omdat niet alle opgenomen scènes in het script en scenario zijn opgenomen. Omdat gerekwestreerden weigeren verzoeker inzage te verschaffen in het door hem gewenste materiaal, wenst hij conservatoir beslag tot bescherming van bewijs op grond van artikel 1019 b en c Rv. te mogen leggen. Het bewijsbeslag betreft de (ruwe) film/video opnames van (alle) tot nu toe gefilmde scènes van de voornoemde (in het verzoekschrift nader aangeduide) dramaserie.
2.5.
Verzoeker wijst er tevens op dat de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, op deze grond al verlof voor bewijsbeslag heeft verleend op het script en het scenario van de televisieserie. Volgens verzoeker staat daarmee vast dat de inbreukmakende scènes in audiovisuele vorm bestaat. Hij stelt dat voor een jegens belanghebbenden aanhangig te maken procedure ook het veiligstellen van de audiovisuele opnames van belang is.

3.De beoordeling

3.1.
Het verlof voor bewijsbeslag wordt verzocht voor alle audiovisuele opnames van de televisieserie die zich (mogelijk) bevinden onder Dutch Mountain Film B.V., [A] , [B] , [C] (regisseur) en [D] (editor) (en kennelijk niet onder de VPRO).
3.2.
Het gevraagde verlof zal op grond van het navolgende worden geweigerd
.
3.3.
Verzoeker heeft niet voldaan aan de verplichting, bepaald in artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), om de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Zoals in de Beslagsyllabus (versie augustus 2015) is vermeld betekent dit dat in het verzoekschrift onder meer melding moet worden gemaakt van eerder ingediende beslagrekesten. Dit heeft verzoeker niet gedaan. Verzoeker heeft namelijk verzuimd melding te maken van het feit dat hij bij de rechtbank Amsterdam op 15 april 2016 al een verzoek om bewijsbeslag te mogen leggen ten laste van een aantal van de gerekwestreerden had ingediend en dat dit was afgewezen.
3.3.1.
Uit de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 29 juni 2016 (610893 / KG RK 16-1430) blijkt tevens dat verzoeker ook bij die rechtbank verzuimd heeft melding te maken van deze eerdere beschikking, maar ook dat verzoeker verzuimd heeft melding te maken van het op 6 juni 2016, respectievelijk 13 juni 2016 bij deze rechtbank (Midden-Nederland, locatie Lelystad) ingediende verzoek en de nadien ontvangen (telefonische) mededeling dat het verzoek niet voor toewijzing in aanmerking zou komen.
3.4.
Voorts geldt dat verzoeker wel stelt dat er een dreigende auteursrechtinbreuk is omdat te verwachten is dat in de televisieserie scènes zullen worden vertoond die zijn ontleend aan belangrijke passages in het boek van verzoeker, maar anders dan de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen heeft geoordeeld, wordt een dreigende auteursrechtinbreuk op deze grond onvoldoende aannemelijk geacht. Het in een televisieserie over een advocatenfamilie, die gelijkenis vertoont met de familie van verzoeker, mogelijk vertonen van enkele scènes die zijn gebaseerd op passages uit het boek van verzoeker rechtvaardigt nog niet de conclusie dat zodanige auteursrechtelijke trekken uit het boek van verzoeker zijn overgenomen dat de indrukken van het boek en de televisieserie zodanig overeenkomen dat van een auteursrechtelijke inbreuk moet worden gesproken.
3.5.
Ook vormt een eventuele dreiging van auteursrechtinbreuk onvoldoende grond voor een bewijsbeslag op voorhand, voordat de uitzendingen hebben plaatsgevonden. Het beslag zal immers moeten worden gevolgd door een procedure, waarin naar moet worden aangenomen zal worden gevorderd een uitzendverbod en/of een voorschot op schadevergoeding, voorafgaand aan de uitzending van de televisieserie. Voor een procedure die pas wordt gevoerd na de uitzending is een bewijsbeslag immers niet meer nodig. Niet aannemelijk is dat deze vorderingen op voorhand zouden worden toegewezen: voor een uitzendverbod is in het algemeen een dreigende auteursrechtinbreuk onvoldoende (tegenover het recht op uitingsvrijheid van degenen die de uitzending verzorgen) en zonder dat de uitzending al heeft plaatsgevonden ligt het niet voor de hand dat al een voorschot op schadevergoeding wordt toegekend.

4.De beslissing

De rechtbank
weigert het gevraagde verlof.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A. Schuman en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2016.