Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.Het verzoek
3.De beoordeling
.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft verzoeker op 6 juni 2016 een verzoekschrift ingediend om verlof te verlenen tot het leggen van bewijsbeslag op (ruwe) film/video opnames van de dramaserie ‘[naam verzoeker], de opkomst en ondergang van een advocatenfamilie’. Verzoeker stelt dat de serie inbreuk maakt op zijn auteursrecht, omdat belangrijke verhaallijnen zijn ontleend aan zijn auteursrechtelijk beschermde boek ‘De Straatvechter, mijn verhaal’. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat het verzoekschrift niet toewijsbaar is, omdat verzoeker niet heeft voldaan aan de verplichting om relevante feiten volledig en naar waarheid aan te voeren, zoals eerder ingediende beslagrekesten. Dit is in strijd met artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
Verzoeker heeft verzuimd melding te maken van een eerder verzoek om bewijsbeslag dat op 15 april 2016 bij de rechtbank Amsterdam was ingediend en afgewezen. De rechtbank Midden-Nederland heeft vastgesteld dat de dreiging van auteursrechtinbreuk onvoldoende aannemelijk is, omdat het enkele feit dat de televisieserie mogelijk scènes vertoont die zijn ontleend aan het boek van verzoeker niet voldoende is om te concluderen dat er sprake is van auteursrechtinbreuk. Bovendien is het verzoek om bewijsbeslag niet gerechtvaardigd, omdat de uitzendingen nog niet hebben plaatsgevonden en een procedure na de uitzending niet meer afhankelijk is van bewijsbeslag.
De rechtbank heeft daarom het gevraagde verlof tot bewijsbeslag geweigerd. Deze beschikking is gegeven door mr. J.A. Schuman en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2016.