De voorzieningenrechter overweegt dat het niet aannemelijk is dat de bodemrechter op basis van de in dit geding overgelegde processtukken de in dit kort geding door [eiseres] gevorderde voorschot van € 200.000,00 op de schadevergoeding zal toewijzen.
Voorts is het de vraag of voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter een hoger bedrag aan schadevergoeding zal gaan toewijzen dan het bedrag dat reeds als voorschot aan [eiseres] is voldaan. Dat acht de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk.
Daarover overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
4.11.1.[eiseres] voert aan dat haar bedrijf is ingestort, omdat zij ten gevolge van het ongeval psychische klachten heeft gekregen waardoor zij niet meer in staat was om haar bedrijf op de door haar voorgestane wijze uit te voeren. [eiseres] heeft aangegeven dat de brandwonden goed zijn genezen.
[eiseres] heeft ter onderbouwing van het oorzakelijk verband tussen het ongeval, haar psychische schade en het tenietgaan van haar bedrijf gewezen op de volgende feiten en omstandigheden:
- het bezoek bij haar huisarts op 9 januari 2014 voor de behandeling van haar brandwonden
en op 10 januari 2014 voor een herbeoordeling en uitbereide wondbehandeling;
- het bezoek op 13 maart 2014 aan de kliniek EMC Huidzorg voor de behandeling van
diverse (niet met de verbranding samenhangende) bloedblaasjes, tijdens welke behandeling
[eiseres] stelt een paniekaanval te hebben gekregen ten gevolge waarvan de
behandeling even onderbroken is;
- het bezoek op 1 april 2014 aan de kliniek EMC Huidzorg, ter gelegenheid waarvan de
plastisch chirurg de littekens van de brandwonden heeft bekeken en heeft geoordeeld dat
over de uiteindelijke littekenvorming nog weinig te zeggen is en dat herbeoordeling over
een jaar dient plaats te vinden;
- het bezoek bij de huisarts van 4 april 2014 die geconstateerd heeft dat de brandwonden
zeer geleidelijk genezen;
- het bezoek bij de huisarts op 22 juni 2015 in verband met stress gerelateerde klachten,
piekeren, slaapproblemen, en angstklachten. Voor de angstklachten is zij doorverwezen
naar de specialistische GGZ voor verdere behandeling;
- de behandelovereenkomst van september 2015 met Stichting Change (waar [eiseres] op
24 juli 2015 een eerste gesprek had) en waarin van de volgende klachten melding gemaakt
wordt:
“ [eiseres] loopt sinds de rechtszaak na een ongeluk met kokend water op haar tandvlees, ze ismoe, haar flow is weg en er is sprake van een disbalans doordat ze heel erg in de ratio isblijven zitten. Ze piekert veel over hoe haar bedrijf was geweest wanneer het ongeval nietwas gebeurd en kan het verlies van haar klanten maar moeilijk loslaten. Ze merkt dat zijcontroleproblemen heeft. [eiseres] heeft hierdoor last van angst, boosheid en irritatie.Voelt zich leeg en kan het verdriet niet altijd goed uiten. Slaapt slecht, zegt socialecontacten af wegens vermoeidheid en haar aandacht is snel versnipperd”.
[eiseres] heeft tevens een verklaring van 3 december 2015 van haar huisarts in het geding gebracht waarin staat dat [eiseres] voorafgaand aan het ongeval een bovengemiddeld goede gezondheid had, geen stress gerelateerde klachten heeft geuit en ter zake van die klachten geen sprake is van een medisch relevant verleden.
[eiseres] heeft ter onderbouwing van het causale verband tussen haar psychische klachten, het ongeval en de beëindiging van haar bedrijf, gewezen op de brieven van [S] . [S] schrijft onder meer,:
“(…) Vanaf april (2014, toevoeging voorzieningenrechter) heeft zij haar rooster weer opengegooid om te proberen dit op te bouwen. Aerial yoga met trapeze kon zij pas weer vanaf september 2014 opstarten. De bedrijfscursussen vervielen omdat uw cliënte daartoe niet in staat was. Zij was psychisch niet in staat een coachende rol in te nemen. Betrokkenen houdt ieder jaar een zomerstop in juni en juli en was van plan na de zomerstop de activiteiten weer op te pakken. In de praktijk bleek dat niet te lukken omdat veel vaste klanten inmiddels een andere vorm van therapie/sport hadden gevonden. Hierdoor liepen de inkomsten sterk terug. Betrokken geeft aan dat zij medisch gezien na de zomer weer in staat was de meeste lessen te geven, maar het lukt haar niet in de flow te komen. Het financiële gat wat was ontstaan was moeilijk op te vullen. (…) Betrokkene was er al die tijd van overtuigd dat zij met Yogi Tea op een goede manier tot een schadevergoeding zouden komen. Geleidelijk aan bleek dat de schadevergoeding bij lange na niet voldeed aan het verlies dat betrokkene zakelijk had geleden. (…) Ondanks het tegenrapport wenstYogi Tea c.q. Allianz geen adequate schadevergoeding te geven. Hierdoor heeft betrokkenen financiële stress. Haar bedrijf is kapot en zij weet niet wat zij nu verder moet gaan doen, of hoe zij verder moet. Zij zat er daardoor geleidelijk doorheen, waardoor zij uiteindelijk in 2015 zeer gestresst, slecht slapend, piekerend thuis kwam te zitten”.
Op basis van al deze feiten en omstandigheden stelt [eiseres] dat zij geen psychische klachten had voorafgaand aan het ongeval, dat de psychische klachten door het ongeval kunnen zijn ontstaan en dat niet gebleken is van een alternatieve oorzaak van haar psychische klachten. Daarmee staat volgens haar in voldoende mate vast dat er sprake is van psychisch letsel als gevolg waarvan inkomensschade is ontstaan die toegerekend dient te worden aan het ongeval.
4.11.2.Yogi Tea betwist dit alles. Zij stelt voorop dat de brandwonden restloos zijn genezen en dat die vrij spoedig na het ongeval geen belemmering meer vormden om haar bedrijfsmatige activiteiten te hervatten.
Yogi Tea c.s. beroept zich ter betwisting van het causale verband tussen het ongeval en de stress gerelateerde klachten (vooral) op de brieven van de door haar ingeschakelde verzekeringsgeneeskundige, [K] . [K] schrijft, onder meer,:
“Normaal gesproken genezen eerste- en tweede graads brandwonden binnen enkele weken (…). Waarom het vervolgens niet meer lukt om het bedrijf opnieuw op te starten wordt mij ook niet duidelijk. Hiervoor zijn in ieder geval geen medische beperkingen te geven. Vervolgens ontwikkelt betrokkene kennelijk uitgebreide psychische klachten, maar dan hebben wij het wel inmiddels over anderhalf jaar na het ongeval. Op dit moment zie ik geen enkele onderbouwing voor een causaal verband, dat wil zeggen de huisarts spreekt van brandwonden die betrokkene emotioneel en psychisch erg uit balans hebben gebracht, hetgeen toch moet betekenen dat er ook al andere zaken speelden waardoor dit is gebeurd”.
“Een causaal verband tussen de huidige gestelde klachten en het ongeval lijkt niet aannemelijk. Datzelfde geldt voor het gestelde verband tussen de klachten en de schaderegeling met de verzekeringsmaatschappij. Medische informatie waaruit dit blijkt ontbreekt in ieder geval”.
“Over de reden waarom betrokkene zo van slag raakt na het ongeval kunnen wij alleen maar gissen, omdat wij hier niet goed over zijn geïnformeerd. Zo hebben wij geen objectieve informatie over de voorgeschiedenis, behalve verklaringen, en hebben wij ook geen goede informatie van de verdere behandeling die bij de GGZ zou hebben plaats gevonden.
Ik zie in het advies van collega [S] geen onderbouwing van het causaal verband vanuit objectieve gegevens. Zonder genoemde informatie is het wat mij betreft onmogelijk om over het causaal verband een goede uitspraak te doen. Daarbij lijkt het mij gezien de discussies in dit dossier, waarschijnlijk dat ook na ontvangst van deze informatie nog discussie blijft bestaan en dat een onafhankelijk deskundige zich over deze vraag zal moeten buigen.”4.11.3. Als uitgangspunt stelt de voorzieningenrechter voorop dat het onderwerp dat partijen verdeeld houdt, psychische schade en causaliteit, bij de beoordeling van letselschade zaken in het algemeen gecompliceerd is en niet zelden aanleiding geeft tot een uitgebreide polemiek. Dat is begrijpelijk omdat de belangen doorgaans groot zijn, zowel het belang van het slachtoffer om de door het ongeval veroorzaakte schade vergoed te krijgen als het belang van de aansprakelijke partij om te voorkomen dat zij meer schade vergoeden moet dan werkelijk in redelijkheid aan het ongeval valt toe te rekenen.
De mogelijke omvang van die belangen komt ook in de onderhavige zaak tot uitdrukking gelet op het door [eiseres] gevorderde voorschot van EUR 200.000,00, zeker indien dat bedrag in het perspectief geplaatst wordt van de ernst van haar lichamelijke verwondingen.
Die ernst van eerste en tweedegraads brandwonden, die bovendien kennelijk goed zijn genezen, is in het algemeen gering te noemen en daarom is het op zich zonder meer begrijpelijk dat de verzekeringsarts van Yogi Tea c.s. serieuze vragen plaatst bij het causale verband tussen het ongeval en de psychische schade.
Het is tot op zekere hoogte voorstelbaar dat [eiseres] als gevolg van haar brandwonden enige tijd niet in staat is geweest om haar activiteiten te verrichten en dat door het wegvallen van haar inkomsten financiële zorgen en psychische stress zijn ontstaan. Het is aanzienlijk lastiger om te begrijpen dat het tijdelijk wegvallen van haar inkomsten en de daardoor veroorzaakte financiële zorgen en stress, zo duurzaam als door haar gesteld, leiden tot zodanige psychische klachten dat, zoals [eiseres] herhaaldelijk heeft gesteld, haar bedrijf volledig is ingestort. Ook dit maakt het begrijpelijk dat Yogi Tea c.s. vraagtekens plaatst bij het aan de vordering ten grondslag liggende causale verband en bij de hoogte van de schadevergoeding waarop [eiseres] meent recht te hebben.
4.11.4.Bij de beoordeling van het causale verband tussen de psychische schade en het ongeval is van belang dat [eiseres] voldoende feiten moet stellen om het bestaan van dat verband te onderbouwen. Van belang is dat de huisarts heeft verklaard dat [eiseres] voor het ongeval een meer dan gemiddeld gezond persoon was en niet bekend was met psychische klachten. Voorts is niet onbegrijpelijk dat [eiseres] gelet op haar professionele aandacht voor een gezond lichaam, geraakt is door de aantasting daarvan. Het is tevens begrijpelijk dat zij als gevolg daarvan bepaalde tijd haar lessen niet (volledig) heeft kunnen geven, dat daardoor inkomsten zijn weggevallen en dat daardoor stress is ontstaan. Het is echter niet zonder meer te begrijpen dat zij haar activiteiten in de tweede helft van 2014 niet of nauwelijks meer heeft kunnen oppakken terwijl er medisch gesproken geen duidelijke beperkingen meer waren, en zij pas anderhalf jaar na het ongeval naar de huisarts gaat en melding maakt van stress- en angstklachten.
Een rapport van een medisch expert zou daar duidelijkheid over moeten geven. Een rapport van een psychiater en of psycholoog over (kort samengevat) de psychische klachten van [eiseres] , de oorzaak en de gevolgen daarvan, is niet in het geding gebracht. Evenmin is gesteld of gebleken dat een dergelijke medisch specialistische expertise heeft plaatsgevonden en wat daarvan de uitslag is.
4.11.5.Gegeven deze aard en de inhoud van het debat tussen partijen en de daarbij betrokken financiële belangen is het niet onwaarschijnlijk dat de bodemrechter ter beoordeling van het gestelde causale verband tussen de psychische schade en het ongeval een medisch deskundige zal benoemen. Dit betekent dat deze voorzieningenrechter thans op basis van de voorliggende stukken niet beoordelen kan wat de bodemrechter daarover met een hoge mate van waarschijnlijkheid oordelen zal. Dit betekent dat evenmin geoordeeld kan worden dat het in voldoende mate waarschijnlijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat er sprake is van door het ongeval veroorzaakte psychische schade als gevolg waarvan [eiseres] haar ondernemings- of daarvoor in de plaats komende activiteiten niet eerder heeft kunnen, en evenmin meer kan, hervatten.
4.11.6.Zoals reeds overwogen is, het is voldoende aannemelijk dat [eiseres] vanwege haar brandwonden enige tijd niet in staat is geweest yogalessen te geven. Uit het dossier blijkt dat zij na de zomer 2014 zich medisch weer in staat achtte om haar lessen te hervatten.
Dat zij redelijkerwijs in staat moet zijn geweest om haar lessen eerder aan te vangen, heeft Yogi Tea niet gesteld. Het is aannemelijk dat door haar uitval, deelnemers van haar yogagroepen zijn afgehaakt en elders lessen zijn gaan volgen.
Dit betekent dat het begrijpelijk is dat [eiseres] na een periode van uitval, niet direct in staat zal zijn geweest om haar klanten terug te krijgen. Vanuit deze gedachte is het redelijk om te veronderstellen dat [eiseres] als gevolg van haar uitval gedurende het jaar 2014 inkomensschade heeft geleden. Dat uitgangspunt hanteert [A] ook in zijn rapportages.
Voor de vaststelling van die schade is het in beginsel redelijk om aan te sluiten bij het nettoresultaat dat zij over 2013 heeft behaald en het nettoresultaat dat over 2014 redelijkerwijs te verwachten was. Dat resultaat is door [A] en [X] berekend en voor 2013 bij een omzet van € 64.000,00 vastgesteld € 47.000,00. Voor 2014 komt [A] op eenzelfde resultaat terwijl [X] een omzet berekend van € 187.580,00 met een resultaat van € 147.426,00. Ter zitting kon de raadsman [eiseres] geen verklaring geven voor het (zeer) grote verschil tussen de berekening van [X] en het resultaat van de door haar (bij brief van 6 juni 2016 van mr. Van Schoonhoven) in het geding gebrachte gegevens over 2014 waaruit een te verwachten omzet over 2014 berekend kan worden van € 77.436,00 (162 x € 478,00) en een daarvan af te leiden resultaat van ongeveer € 55.000,00. Dit bedrag benadert het bedrag van € 42.000,00 dat [A] als inkomensschade aan zijn laatste afwikkelingsvoorstel ten grondslag heeft gelegd.
Voor de hoogte van de inkomensschade is het ook van belang om te kunnen beoordelen wanneer [eiseres] tot wat in staat was. De stellingen van [eiseres] zijn op dat punt niet duidelijk omdat zij over het verloop van het genezingsproces van de brandwonden niet voldoende informatie gegeven heeft, en evenmin aan de hand daarvan heeft toegelicht wanneer zij in welke mate in haar werkzaamheden beperkt was en wat dat voor haar mogelijkheden om yogales te geven betekende. Tevens is van belang wat zij ondanks haar beperkingen redelijkerwijs heeft kunnen doen, en heeft gedaan, om haar klanten zoveel als mogelijk te behouden. Ook daarover is geen informatie beschikbaar.
Verder is van belang om in aanmerking te nemen dat het springen van een glas dat bestemd is voor het drinken van hete thee, lijkt te duiden op het niet voldoen van het glas aan redelijkerwijs daaraan te stellen veiligheidseisen, en dat er gelet op de aard van de aansprakelijkheid aanleiding is voor een ruime toerekening naar redelijkheid van de schade aan het ongeval.