ECLI:NL:RBMNE:2016:3571

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 juli 2016
Publicatiedatum
30 juni 2016
Zaaknummer
C/16/400201 / HA ZA 15-763
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident over forumkeuzebeding in faillissementen van vastgoedbedrijven

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van faillissementen van verschillende vastgoedbedrijven, hebben de curatoren van de failliete vennootschappen vorderingen ingesteld tegen Propertize B.V. en SNS Bank N.V. De curatoren stellen dat Propertize onrechtmatig heeft gehandeld door haar bancaire zorgvuldigheidsverplichting te schenden, wat heeft geleid tot de faillissementen van de betrokken vennootschappen. Propertize heeft in een incident een vordering tot onbevoegdverklaring ingesteld, stellende dat de rechtbank niet bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen die betrekking hebben op Duitse leningen, omdat in de forumkeuzebedingen de rechtbanken in Frankfurt am Main of Düsseldorf als exclusief bevoegd zijn aangewezen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de forumkeuzebedingen niet van toepassing zijn op de vorderingen van de curatoren, omdat de geschillen voornamelijk voortvloeien uit overkoepelende overeenkomsten en niet uit de individuele kredietovereenkomsten. De rechtbank heeft de vordering in het incident afgewezen en Propertize veroordeeld in de proceskosten. De zaak zal verder worden behandeld in de hoofdzaak, waarbij partijen in de gelegenheid worden gesteld hun verweer aan te vullen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/400201 / HA ZA 15-763
Vonnis in incident van 6 juli 2016
in de zaak van
1
. MR. OLAF BERNARDUS JOSEPH POORTHUIS, kantoorhoudende te ’s‑Hertogenbosch, en
MR. PIETER RUDOLF DEKKER, kantoorhoudende te Rosmalen,
beiden handelend in hun hoedanigheid van curator in de faillissementen van:
 Leonardo Properties Vught B.V.,
 Beheersmaatschappij Floris B.V.,
 German Supermarkets “Sagittarius” Properties IV B.V.,
 Sagittarius Properties VI B.V.,
 Klassische Immobilien Deutschland B.V. en
 2SQR Holding B.V.,
2.
MR. OLAF BERNARDUS JOSEPH POORTHUIS, kantoorhoudende te ’s‑Hertogenbosch,
MR. PIETER RUDOLF DEKKER, kantoorhoudende te Rosmalen, en
MR. GEURT TE BIESEBEEK, kantoorhoudende te Budel,
allen handelend in hun hoedanigheid van curator in het faillissement van 2SQR Participatiemaatschappij B.V.,
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. B.J.M.P. Cremers te Breda,
tegen

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PROPERTIZE B.V.,

gevestigd te Utrecht,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. D.A.M.H.W. Strik te Amsterdam,

2.naamloze vennootschap SNS BANK N.V.,

gevestigd te Utrecht,
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. J.M. van Dijk te Amsterdam en mr. Z.D. Veldhoen te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Curatoren, Propertize, SNS Bank en Propertize c.s. (Propertize en SNS Bank tezamen) worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Curatoren hebben bij dagvaarding van 2 juni 2015 vorderingen ingesteld.
1.2.
Propertize heeft op 16 december 2015 bij conclusie in het incident een vordering tot onbevoegdverklaring ingesteld en op diezelfde datum een conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie in de hoofdzaak genomen.
1.3.
SNS Bank heeft op 16 december 2015 een conclusie van antwoord in de hoofdzaak genomen.
1.4.
Curatoren hebben op 27 januari 2016 een conclusie van antwoord in het incident genomen.
1.5.
De rechtbank heeft op verzoek van Propertize partijen in het incident de gelegenheid voor pleidooien geboden. De pleidooien in het incident hebben plaatsgevonden op de zitting van 23 mei 2016. Partijen in het incident hebben mede aan de hand van schriftelijke pleitaantekeningen het woord gevoerd. Voorafgaand aan de pleidooien heeft Propertize een akte houdende overlegging producties ingediend.
1.6.
De rechtbank heeft tot slot bepaald dat vonnis in het incident zal worden gewezen.

2.De feiten

2.1.
Mr. Poorthuis en mr. Dekker zijn benoemd tot curatoren in de faillissementen van
Leonardo Properties Vught B.V. (hierna: Leonardo Properties Vught), Beheersmaatschappij Floris B.V. (hierna: Beheersmaatschappij Floris), German Supermarkets “Sagittarius” Properties IV B.V. (hierna: Sag IV), Sagittarius Properties VI B.V. (hierna: Sag VI), Klassische Immobilien Deutschland B.V. (hierna: KID) en 2SQR Holding B.V. (hierna: 2SQR Holding). Mr. Poorthuis, mr. Dekker en mr. te Biesebeek zijn benoemd tot curatoren in het faillissement van 2SQR Participatiemaatschappij B.V. (hierna: 2SQR Partmij).
2.2.
Leonardo Properties Vught, Beheersmaatschappij Floris, Sag IV en Sag VI maken deel uit van de Geeris-groep. De Geeris-groep was actief in de vastgoedbranche en was onder meer betrokken bij de ontwikkeling van diverse vastgoedprojecten in Nederland en in Duitsland. De vastgoedprojecten werden per project gefinancierd door Propertize, tot 1 januari 2014 een dochtervennootschap van SNS Bank. De kredietovereenkomsten en zekerheidsdocumenten die betrekking hebben op de financiering van vastgoedprojecten in Duitsland (hierna: de Duitse leningen) bevatten forumkeuzebedingen die inhouden dat een Duitse rechter (in de bedingen wordt ofwel de rechtbank in Frankfurt am Main ofwel de rechtbank in Düsseldorf aangewezen) bevoegd is om alle geschillen die uit de overeenkomst ontstaan of verband houden met de overeenkomst te behandelen.
2.3.
SNS Bank heeft zich in een verklaring verklaring ex artikel 2:403 lid 1 onder f BW (hierna: de 403-verklaring) hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schulden van Propertize.
2.4.
SNS Bank heeft in 2007 twee zogenoemde renteswaps met Sag IV afgesloten. De ene renteswap zag op het het renterisico van een financiering van ruim € 19 miljoen door Propertize en de andere renteswap op het renterisico van een financiering van ruim € 9 miljoen door Propertize.
2.5.
De Geeris-groep heeft door de financiële crisis en met name de vastgoedcrisis in de loop van 2008 grote financiële problemen gekregen. Aan een aantal betalingsverplichtingen uit kredietovereenkomsten kon niet of slechts ten dele worden voldaan. De Geeris-groep heeft vanaf 2009 gesprekken gevoerd met Propertize en 2SQR (2SQR Holding en 2SQR Partmij tezamen) om de problemen op te lossen. 2SQR Partmij heeft in dat verband op 18 april 2009 90% van de aandelen in het kapitaal van Beheersmaatschappij Floris overgenomen. Verder heeft de Geeris-groep in juni 2009 een garantie aan Propertize gegeven en heeft de Geeris‑groep een zogenoemde Amendment Letter getekend die onder meer tot gevolg had dat het totaal door Propertize te verstrekken krediet werd verlaagd van € 30 miljoen tot ongeveer € 15 miljoen en dat twee extra voorwaarden voor de kredietverstrekking gingen gelden. Ook heeft Propertize toentertijd alle dossiers van de Geeris-groep ondergebracht bij haar afdeling Restructuring & Recovery (hierna: afdeling bijzonder beheer) en bij brief van 19 juni 2009 (hierna: de nadere overeenkomst van 19 juni 2009) aan de Geeris-groep meegedeeld alleen bereid te zijn tot voortzetting van de kredietverlening aan de Geeris-groep onder een aantal aanvullende voorwaarden, waaronder de voorwaarde dat extra (boete)rente in rekening wordt gebracht en dat de verkoopopbrengst van een pand te Utrecht in mindering wordt gebracht op bepaalde schulden.
2.6.
Nadien zijn in 2009 afspraken met Propertize gemaakt over de ontvlechting van de samenwerking in verband met gezamenlijke vastgoedprojecten van de Geeris-groep en wijlen Hammerstein (hierna: ontvlechting samenwerking Hammerstein). Gelijktijdig met deze afspraken hebben de Geeris-groep en Propertize gepoogd tot een totaaloplossing te komen, waarna in april 2010 een totaalregeling tussen hen is overeengekomen (hierna: de regeling van april 2010). Volgens Curatoren is deze regeling van april 2010 in werking getreden, volgens Propertize niet.
2.7.
In de opvatting van Curatoren heeft Propertize onder meer:
 ten onrechte de verkoopopbrengst van het pand te Utrecht verrekend met (vermeende) betalingsverplichtingen uit hoofde van de met SNS Bank afgesloten renteswaps,
 ten onrechte verhuuropbrengsten uit vastgoed en rentebetalingen verrekend met (vermeende) betalingsverplichtingen uit hoofde van kredietovereenkomsten waarmee zij geen verband hielden,
 een onjuiste administratie bijgehouden,
 ten onrechte verhuuropbrengsten uit vastgoed aangewend voor de betaling van externe adviseurs die waren ingeschakeld om de problemen binnen de Geeris-groep op te lossen,
 diverse malen haar afspraken in verband met de financiële problemen van de Geeris‑groep geschonden, zoals afspraken uit de regeling van april 2010,
 afspraken geschonden met betrekking tot een vastgoedproject te Venlo,
 ten onrechte alle dossiers ondergebracht bij de afdeling bijzonder beheer, omdat in een deel van de dossiers geen sprake was van een betalingsachterstand, met alle grote financiële gevolgen (zoals 2% extra rente) van dien.
2.8.
Curatoren stellen zich op het standpunt dat Propertize heeft gehandeld in strijd met de op haar rustende bancaire zorgvuldigheidsverplichting tegenover de gefailleerde vennootschappen althans onrechtmatig tegenover hen en de gezamenlijke schuldeisers heeft gehandeld en dat SNS Bank onrechtmatig heeft gehandeld door haar zorgplicht tegenover Sag IV te schenden. Zonder de onzorgvuldige handelingen van Propertize zouden volgens Curatoren de faillissementen van de vennootschappen zijn uitgebleven.
2.9.
Curatoren vorderen in de hoofdzaak, samengevat:
voor recht te verklaren dat Propertize toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen tegenover de gefailleerde vennootschappen, althans dat zij tegenover die vennootschappen en/of de gezamenlijke schuldeisers van die vennootschappen onrechtmatig heeft gehandeld en dat Propertize uit dien hoofde schadeplichtig is en Propertize te veroordelen tot vergoeding van de schade, op te maken bij staat,
voor recht te verklaren dat SNS Bank onrechtmatig heeft gehandeld door haar zorgplicht tegenover Sag IV te schenden,
SNS Bank te veroordelen tot betaling van € 1.363.250,00, zijnde de negatieve waarde van de swaps, met rente,
voor recht te verklaren dat SNS Bank op grond van haar 403-verklaring aansprakelijk is voor vergoeding van de schade die de gefailleerde vennootschappen hebben geleden,
Propertize en SNS Bank hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan Curatoren van een bedrag van € 100.000.000,00 bij wijze van voorschot op de vergoeding van de schade,
voor recht te verklaren dat, naar de rechtbank begrijpt, vernietigbaar zijn op grond van artikel 42 Fw:
de Amendment Letter (althans de daarin vervatte overeenkomst voor zover het de gefailleerde vennootschappen betreft),
de nadere overeenkomst van 19 juni 2009,
de regeling van april 2010 en
de allonges van 26 april 2010 bij de kredietovereenkomsten met leningnummers 34.723, 40.604, 60.734, 38.1921, 40.0034, 75.436, 75.717 en 75.437, waarmee 2SQR Holding als hoofdelijk schuldenaar tot die overeenkomsten is toegetreden,
7. Propertize en SNS Bank hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten.’
2.10.
Propertize c.s. voert verweer tegen de vorderingen van Curatoren en Propertize heeft een vordering in reconventie ingesteld

3.De vorderingen in het incident

3.1.
Propertize vordert in het incident, samengevat, dat de rechtbank:
A. zich op grond van artikel 25 van de meest recente EEX-Vo [1] (hierna: de EEX-Vo) althans artikel 8 lid 2 Rv [2] onbevoegd verklaart om kennis te nemen van de vorderingen van Curatoren die betrekking hebben op de Duitse leningen,
bepaalt dat tussentijds hoger beroep tegen het te wijzen vonnis in het incident zal mogen worden ingesteld en
Curatoren hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
Curatoren voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Propertize legt aan haar vordering in het incident onder A, samengevat, ten grondslag dat deze rechtbank niet bevoegd is kennis te nemen van de vorderingen van Curatoren voor zover die betrekking hebben op de Duitse leningen, omdat in de forumkeuzebedingen hetzij de rechtbank in Frankfurt am Main hetzij de rechtbank in Düsseldorf is aangewezen als exclusief bevoegde rechter.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat deze rechtbank in ieder geval bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen van Curatoren onder 2, 3 en 4 (zie 2.9), de vorderingen met betrekking tot de renteswaps en de 403-verklaring.
4.3.
Ten aanzien van de vorderingen van Curatoren onder 1, 5 en 6 overweegt de rechtbank als volgt. Voor het antwoord op de vraag welke rechter bevoegd is om van die vorderingen kennis te nemen moet de EEX-Vo worden toegepast. De dagvaarding is immers op of na 10 januari 2015 uitgebracht, zodat op grond van artikel 66 van de EEX-Vo die verordening van toepassing is. Uit artikel 4 lid 1 van de EEX-Vo blijkt de hoofdregel voor de bevoegdheid: zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat worden opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat. Op grond van de hoofdregel is dus, mede gelet op artikel 99 lid 1 Rv, deze rechtbank bevoegd, omdat Propertize c.s. in Utrecht is gevestigd.
4.4.
Op de hoofdregel wordt een aantal uitzonderingen gemaakt, zoals de in artikel 25 van de EEX-Vo genoemde uitzondering. Dat artikel bepaalt, voor zover hier van belang, dat indien partijen, ongeacht hun woonplaats, schriftelijk een gerecht van een lidstaat hebben aangewezen voor de kennisneming van hun geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zullen ontstaan, dat gerecht bevoegd is. Dat is in dit geval gebeurd. Bij de Duitse leningen zijn forumkeuzebedingen overeengekomen, waarbij hetzij de rechtbank in Frankfurt am Main hetzij de rechtbank in Düsseldorf als exclusief bevoegde rechter is aangewezen.
4.5.
De bewoordingen van de forumkeuzebedingen verschillen, maar tussen partijen is niet in geschil dat elk beding inhoudt dat de aangeduide rechter exclusief bevoegd is om kennis te nemen van alle geschillen die voortvloeien uit of samenhangen met de Duitse lening waar het beding betrekking op heeft. Curatoren stellen zich op het standpunt dat de forumkeuzebedingen toepassing missen, omdat in de geschillen tussen partijen de onderliggende kredietovereenkomsten en andere onderliggende overeenkomsten (hierna tezamen: de kredietovereenkomsten), inclusief de Duitse leningen waar de bedingen betrekking op hebben, slechts een marginale rol spelen.
4.6.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. Omdat de Geeris-groep in 2008 niet of slechts ten dele aan de betalingsverplichtingen uit de kredietovereenkomsten kon voldoen, zijn met Propertize nadere afspraken gemaakt en regelingen getroffen, zoals de nadere overeenkomst van 19 juni 2009 en de regeling van april 2010. Die nadere afspraken en regelingen, door Curatoren en hierna ook door de rechtbank “overkoepelende overeenkomsten” genoemd, zien op alle kredietovereenkomsten tezamen (zie 2.5 en 2.6). De vorderingen in de hoofdzaak onder 1, 5 en 6 en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen (zie 2.7 en 2.8) gaan over de overkoepelende overeenkomsten en over de wijze van uitvoering daarvan en nog maar in zeer beperkte mate over de onderliggende kredietovereenkomsten als zodanig.
4.7.
De geschillen tussen partijen die in de hoofdzaak aan de orde zijn, gaan dus nog maar in zeer beperkte mate over de individuele kredietovereenkomsten, waaronder de Duitse leningen waarin naar de forumkeuzebedingen wordt verwezen. Anders gezegd: de aan de orde zijnde geschillen hangen niet of nauwelijks meer samen met individuele kredietovereenkomsten, maar vloeien voort uit een bijeen geveegd geheel aan overkoepelende overeenkomsten van de Geeris-groep. Naar het oordeel van de rechtbank is gelet hierop het verband tussen enerzijds de geschillen die in rechte aanhangig zijn gemaakt en anderzijds de Duitse leningen weliswaar nog aanwezig, maar relatief zo gering geworden dat een redelijke uitleg meebrengt dat de forumkeuzebedingen niet van toepassing zijn op de vorderingen van Curatoren onder 1, 5 en 6. De rechtbank overweegt hierbij dat niet is gesteld of gebleken dat het bij het overeenkomen van forumkeuzebedingen de bedoeling van betrokken partijen is geweest om ook in dit specifieke geval, dus het geval waarin de kredietovereenkomst naderhand opgaat in een groter geheel vanwege de noodzaak de financieringen te herstructureren, de aangeduide Duitse rechter exclusief bevoegd te maken. Die bedoeling lijkt ook niet voor de hand te liggen, al omdat dan vaak verschillende rechters over grotendeels hetzelfde feitencomplex zouden moeten oordelen hetgeen naar de rechtbank aanneemt niet de voorkeur van partijen zal hebben gehad.
4.8.
De rechtbank wijst de vordering in het incident onder A dan ook af. Hetzelfde geldt voor de vordering in het incident onder B, de vordering die ziet op het tussentijds openstellen van hoger beroep tegen dit vonnis. De rechtbank ziet geen grond om af te wijken van het in artikel 337 lid 2 Rv omschreven uitgangspunt dat hoger beroep slechts tegelijk met het eindvonnis kan worden ingesteld.
4.9.
Propertize heeft bij haar conclusie in het incident tot onbevoegdverklaring meegedeeld dat zij bij haar conclusie van antwoord geen verweer heeft gevoerd tegen de vorderingen van Curatoren voor zover die betrekking hebben op de Duitse leningen, omdat in de visie van Propertize de rechtbank tot kennisneming van die onderdelen van de vorderingen niet bevoegd is. SNS Bank heeft zich wat betreft de vorderingen van Curatoren die zijn gegrond op de artikel 403-verklaring aangesloten bij het onvolledige verweer van Propertize. Zoals uit de vorige overwegingen blijkt, acht de rechtbank zich echter bevoegd om volledig van de vorderingen van Curatoren kennis te nemen. De rechtbank zal Propertize en SNS Bank daarom in de gelegenheid stellen bij akte hun verweer, voor zover dat betrekking heeft op de Duitse leningen, aan te vullen. Curatoren zullen daarna in de gelegenheid worden gesteld een conclusie van repliek in conventie/antwoord in reconventie te nemen.
4.10.
Propertize zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt Propertize in de kosten van het incident, aan de zijde van Curatoren tot op heden begroot op € 452,00,
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
5.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 17 augustus 2016 voor een akte van Propertize en SNS Bank zoals onder 4.9 bedoeld, waarna Curatoren in de gelegenheid zullen worden gesteld om een conclusie van repliek in conventie/antwoord in reconventie te nemen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.K.J. van den Boom, mr. E.A. Messer en mr. N.V.M. Gehlen, bijgestaan door mr. H.G. van Soolingen als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2016. [3]

Voetnoten

1.Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.
2.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
3.type: HvS 4206