Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding
- de door de advocaat van [gedaagde] voorafgaande aan de zitting overgelegde stukken
- de door de advocaten ter zitting overgelegde pleitnotities, die van de zijde van [gedaagde] een eis in (voorwaardelijke) reconventie bevat.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
te allen tijdeop te zeggen, waarbij IPIC gehouden is om [gedaagde] een bedrag van driemaal de netto maandwinst bij wijze van vergoeding te voldoen. IPIC heeft [gedaagde] deze vergoeding ook aangeboden, echter partijen twisten over de hoogte van het bedrag. [gedaagde] maakt aanspraak op een (veel) hogere vergoeding bij beëindiging van de franchiseovereenkomst, waarbij hij zich op het standpunt lijkt te stellen dat IPIC hem een vergoeding voor goodwill of, in zijn woorden, een
exit-feeverschuldigd is. Nu is vergoeding van goodwill bij franchiseovereenkomsten normaal gesproken niet aan de orde en voorshands is de voorzieningenrechter van oordeel dat voor een afweging van de wederzijdse belangen in dit geval evenmin plaats is, nu partijen in de franchiseovereenkomst hebben voorzien in een – naar het oordeel van de voorzieningenrechter duidelijke – regeling voor de opzegging van de overeenkomst.
816,00