ECLI:NL:RBMNE:2016:3512

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 juli 2016
Publicatiedatum
30 juni 2016
Zaaknummer
C/16/416628 / KL ZA 16-184
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een straatverbod aan een gedaagde wegens herhaaldelijk onrechtmatig handelen en intimidatie

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 juli 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Gemeente Huizen en een gedaagde. De Gemeente Huizen en een wethouder, aangeduid als [eiseres sub 2], vorderden een straatverbod tegen de gedaagde, die herhaaldelijk onrechtmatig had gehandeld door de wethouder te intimideren en te bedreigen. De gedaagde had zich gedurende een lange periode op ongepaste wijze tot de wethouder gewend, zowel in persoon als via e-mail, ondanks eerder opgelegde toegangsverboden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde onrechtmatig had gehandeld en dat er een reële kans bestond dat hij dit gedrag in de toekomst zou voortzetten. Daarom werd het gevorderde straatverbod toegewezen, met een dwangsom voor elke overtreding van het verbod. De Gemeente Huizen werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen, maar de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De voorzieningenrechter benadrukte dat het straatverbod een noodzakelijke maatregel was om de wethouder te beschermen tegen verdere intimidatie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/416628 / KL ZA 16-184
Vonnis in kort geding van 4 juli 2016
in de zaak van
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE HUIZEN,
zetelend te Huizen,
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eiseressen,
advocaten mrs. J.F. de Groot en A.E.M. Langerhuizen te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. G.A.H.M. Steenbakkers te Bussum.
Partijen zullen hierna Gemeente Huizen en [eiseres sub 2] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van Gemeente Huizen en [eiseres sub 2]
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 juni 2016. Verschenen zijn [eiseres sub 2] en namens de gemeente Huizen de heer W.R. van Zuiden (jurist), bijgestaan door hun advocaat. Namens [gedaagde] is zijn advocaat verschenen. De griffier heeft van het verhandelde ter zitting aantekeningen gemaakt en zowel Gemeente Huizen en [eiseres sub 2] als [gedaagde] hebben een pleitnota overgelegd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Bij de beoordeling van dit geschil zal worden uitgegaan van de volgende vaststaande feiten.
2.1.
[eiseres sub 2] is werkzaam als wethouder bij de gemeente Huizen.
2.2.
Met ingang van 1 augustus 1996 is aan [gedaagde] door de gemeente Huizen een bijstandsuitkering verleend.
2.3.
In augustus 2003 is een heronderzoek ten aanzien van de bijstandsverlening uitgevoerd en op grond van de resultaten van dit onderzoek is besloten de verleende bijstand over de periode van 20 juni 2003 tot en met 30 september 2006 terug te vorderen.
2.4.
Tevens is besloten de verlening van de bijstand met ingang van 1 oktober 2006 te beëindigen.
2.5.
Op 19 maart 2007 en op 15 mei 2007 heeft [gedaagde] opnieuw bijstand aangevraagd bij de gemeente Huizen.
2.6.
Beide aanvragen zijn niet in behandeling genomen, de eerste niet omdat [gedaagde] niet was verschenen op een afspraak en de tweede niet omdat [gedaagde] niet de verzochte gegevens had verstrekt.
2.7.
Tegen het besluit van 29 juni 2007, waarbij de laatste aanvraag van [gedaagde] niet in behandeling is genomen, heeft [gedaagde] een bezwaarschrift ingediend. In dat kader heeft op 30 augustus 2007 een hoorzitting plaatsgevonden bij de commissie voor bezwaarschriften. In het verslag van deze hoorzitting staat aangegeven dat, vanwege het feit dat de toon van [gedaagde] steeds grimmiger en dreigender werd en hij ook na herhaald verzoek van de voorzitter zijn houding niet wilde veranderen, de voorzitter de hoorzitting vroegtijdig heeft beëindigd.
2.8.
Naar aanleiding van de hoorzitting heeft de gemeente Huizen aan [gedaagde] op
5 september 2007 een brief gezonden. In deze brief wordt aangegeven dat van [gedaagde] wordt verwacht dat hij zich in voorkomende gevallen niet meer zo zal gedragen zoals hij dat tijdens de hoorzitting van 30 augustus 2007 heeft gedaan.
2.9.
Bij brieven van 15 april 2010, 22 december 2010 en 17 december 2013 heeft de gemeente Huizen telkens aan [gedaagde] een toegangsverbod voor het gemeentehuis voor de periode van zes maanden opgelegd.
2.10.
Bij e-mailbericht van 12 mei 2015 heeft [eiseres sub 2] aan mevrouw [B] , de heer [C] en mevrouw [D] van de gemeente Huizen onder meer geschreven:
“[…] [gedaagde] heeft mij mobiel gebeld om 17.30 uur. Hij was erg boos, schreeuwde tegen me en liet mij weten dat hij mij zou ophangen en dat hij wist waar ik woon, nl [adres] . Ik vind het ook behoorlijk intimiderend gedrag. […]”
2.11.
Blijkens een proces-verbaal van bevindingen van 5 februari 2016 kreeg de politie op 9 januari 2016 de melding te gaan naar de [adres] in [woonplaats] , waar [gedaagde] zou hebben aangebeld bij [eiseres sub 2] . Tevens had hij op de voordeur staan bonken en was hij op straat aan het schreeuwen. Op het moment dat de verbalisanten ter plaatse kwamen, was [gedaagde] niet meer aanwezig. De verbalisanten hebben [gedaagde] daarna bezocht in zijn woning, waarbij zij zagen dat [gedaagde] onder invloed was van alcoholhoudende drank en constateerden dat een zinvol gesprek met [gedaagde] niet mogelijk was.
Op 13 januari 2016 kregen verbalisanten wederom een melding dat [gedaagde] over de [adres] zou lopen voor de woning van [eiseres sub 2] . De verbalisanten zijn ter plaatse gegaan en hebben [gedaagde] daar aangetroffen.
Zij hebben [gedaagde] verzocht weg te gaan, aan welk verzoek hij voldeed. Op 14 januari 2016 heeft er tussen verbalisanten en [gedaagde] een gesprek plaatsgevonden over zijn onwenselijke gedrag bij [eiseres sub 2] , waarbij tegen [gedaagde] uitdrukkelijk is gezegd dat hij niet meer bij [eiseres sub 2] op de [adres] moest komen en dat als hij dat wel zou blijven doen, er sprake is van stalking.
2.12.
Bij e-mailbericht van 28 januari 2016 heeft [gedaagde] aan de gemeente Huizen onder meer geschreven:
“[…]
[eiseres sub 2] van de [adres] …….
beste [eiseres sub 2]
[…]
andermaal heb ik je opgezocht aan de [adres]
voor een goed gesprek en redelijkheid
jij hebt er geen oren naar
dan maar korte metten………
[…]
welnu, [eiseres sub 2] van de [adres]
Ik zal je leren!
[…]”
2.13.
Naar aanleiding van genoemde e-mail van 28 januari 2016 hebben verbalisanten op 2 februari 2016 een huisbezoek gebracht aan [gedaagde] . Tijdens dit gesprek hebben de verbalisanten [gedaagde] horen zeggen dat hij begreep dat het vervelend was voor [eiseres sub 2] wanneer hij bij haar aan de deur kwam, maar dat hij geen straatverbod had of zo.
2.14.
Bij e-mailbericht van 3 februari 2016 (met als onderwerp: de dood…..) heeft [gedaagde] aan de gemeente Huizen onder meer geschreven:
“[…]
[eiseres sub 2]
het keurige christenmeisje
krijgt ten derden male
bezoek van [gedaagde] aan de [adres]
en dan
dan volgt de dood
[…]
de dood
sneller dan voorheen
met de neusjes omhoog
in een graf vol onkruid en distels […]”
2.15.
Bij e-mailbericht van 3 februari 2016 heeft [D] van de gemeente Huizen aan [gedaagde] onder meer geschreven:
“[…] Op maandag 18 januari jl. hebben [eiseres sub 2] en ik een goed gesprek met jou gehad over een aantal onderwerpen waaronder: [eiseres sub 2] niet meer privé lastigvallen […] Je was het hiermee eens. […]”
2.16.
Bij brief van 25 februari 2016 heeft de gemeente Huizen aan [gedaagde] wederom een toegangsverbod voor het gemeentehuis voor de periode van zes maanden opgelegd. In deze brief staat onder meer geschreven:
“[…] Onlangs heeft u zich op hinderlijke en agressieve wijze gewend tot wethouder mevrouw [eiseres sub 2] . U heeft haar bedreigende mails gestuurd en haar op haar privéadres ook bezocht en aangesproken. Wij hebben besloten om u daarom de toegang tot het gemeentehuis te ontzeggen en een procedure te starten tot het verkrijgen van een contactverbod op grond waarvan het u verboden wordt nog verdere contacten te zoeken met mevrouw [eiseres sub 2] . […] Helaas heeft uw gedrag een repeterend karakter; de aard en de frequentie zijn de laatste tijd dermate ernstig dat wij ons genoodzaakt zien om opnieuw tot deze stap over te gaan. […]”
2.17.
Op 17 maart 2016 heeft [gedaagde] , ondanks het toegangsverbod van 25 februari 2016, het gemeentehuis bezocht, waarbij hij tegen de receptioniste over [eiseres sub 2] het volgende heeft gezegd:
“Haal die [eiseres sub 2] dat christelijke kutwijf ik wil haar spreken.”[gedaagde] is daarna door de politie in het gemeentehuis aangehouden wegens lokaalvredebreuk.
Op 31 mei 2016 heeft [gedaagde] hiervoor moeten verschijnen bij de politierechter, die aan hem bij een intussen onherroepelijk geworden vonnis een voorwaardelijke straf heeft opgelegd met als bijzondere voorwaarden onder meer reclasseringstoezicht en een behandeling. Met dat toezicht en die behandeling is nog geen begin gemaakt.
2.18.
Bij e-mailbericht van 6 april 2016 heeft [gedaagde] aan de gemeente Huizen onder meer geschreven:
“[…]
[eiseres sub 2] van de [adres]
het cda
leugenaars en bedriegers
jijgaat het allemaal terugbetalen!
vergis je niet!
[…]”
2.19.
Bij e-mailbericht van 11 april 2016 heeft [gedaagde] aan de gemeente Huizen onder meer geschreven:
“[…]
tientallen brieven
aan de gemeente
aan [eiseres sub 2] en [naam]
de ongezouten kritiek
de naderende dood
en de Prediker
lijken gericht
op dovemansoren
[…]”
2.20.
Bij e-mailbericht van 2 juni 2016 heeft [gedaagde] aan de gemeente Huizen onder meer geschreven:
“[…]
[eiseres sub 2] van de [adres]
een viezerik
cda!
met haar smoelwerk
in iedere gratis krant
een hoer op stelten………
goedkoper
is er niet
ik ben geladen met aardappelmes […]”

3.Het geschil

3.1.
Gemeente Huizen en [eiseres sub 2] vorderen - na vermindering van eis - om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde] voor de duur van twee jaar na betekening van dit vonnis te verbieden (behoudens uitdrukkelijk vooraf aan [gedaagde] gegeven schriftelijke toestemming van [eiseres sub 2] ) zich te begeven en/of te bevinden in het gebied rondom [adres] te Huizen, een en ander zoals aangegeven op de aan de dagvaarding gehechte plattegrond (productie 19);
2. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 100,00, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom, voor iedere overtreding van het onder 1. genoemde verbod, zulks tot een maximum van € 5.000,00;
3. de gemeente te machtigen om het verbod onder 1. zonodig met de hulp van de sterke arm van politie en justitie ten uitvoer te leggen;
4. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten ten belope van € 131,00 zonder betekening, dan wel € 199,00 in het geval van betekening, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en - voor het geval voldoening van de (na-)kosten niet binnen die termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na-)kosten te rekenen vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis.
3.2.
Aan hun vorderingen leggen Gemeente Huizen en [eiseres sub 2] het navolgende ten grondslag. [gedaagde] maakt gedurende een reeks van jaren inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [eiseres sub 2] . Hij heeft haar meerdere malen op haar privéadres bezocht en hij heeft meerdere bedreigende e-mailberichten geschreven over en aan [eiseres sub 2] . Ondanks het feit dat zowel de gemeente als [eiseres sub 2] herhaaldelijk hebben aangegeven dat dit gedrag niet wenselijk is, heeft dit niet het gewenste effect gesorteerd.
Het gedrag van [gedaagde] kwalificeert als een onrechtmatige daad en rechtvaardigt een straatverbod. Een straatverbod vormt weliswaar een inbreuk op het recht van [gedaagde] om zich vrijelijk te bewegen, maar deze inbreuk is in dit geval gerechtvaardigd.
Er is sprake van een reële dreiging van toekomstig onrechtmatig handelen. Door een straatverbod wordt [gedaagde] niet belemmerd in zijn sociale en maatschappelijke leven. In de directe omgeving van [gedaagde] is geen familie wooanchtig en bevinden zich geen winkels of andere plekken waardoor [gedaagde] onnodig in zijn vrijheid wordt beperkt.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Een spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen ontbreekt. Sinds het aankondigen van deze kort geding procedure in de brief van 25 februari 2016 zijn inmiddels vier maanden verstreken, na 14 februari 2016 heeft [gedaagde] de woning van [eiseres sub 2] niet meer bezocht en qua e-mailverkeer houdt [gedaagde] zich al enige weken rustig richting [eiseres sub 2] en de gemeente.
[gedaagde] wilde zeker weten dat de gemeente niet tot terugvordering van de teveel ontvangen bijstand zou overgaan en dat was voor hem de reden om contact te zoeken met de gemeente en met [eiseres sub 2] . Nu de gemeente in de dagvaarding heeft aangegeven dat [gedaagde] geen bedrag meer aan de gemeente hoeft terug te betalen, is er voor [gedaagde] geen noodzaak meer om het gemeentehuis dan wel de woning van [eiseres sub 2] te bezoeken.
Ten slotte betoogt [gedaagde] dat het gevraagde tweejarige verbod een onevenredige inbreuk maakt op zijn persoonlijke levenssfeer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de gemeente Huizen, gezien de wijze waarop de eis is verminderd waardoor de gevraagde voorzieningen nog slechts [eiseres sub 2] betreffen en niet meer de overige medewerkers van de gemeente, geen belang meer heeft bij de gevraagde voorzieningen. De gemeente Huizen zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vorderingen.
4.2.
Het spoedeisend belang van [eiseres sub 2] bij de door haar gevraagde voorzieningen, hoewel door [gedaagde] betwist, volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter in voldoende mate uit de aard van de vordering en de stellingen en standpunten van [eiseres sub 2] .
4.3.
Vooropgesteld wordt dat een straatverbod een inbreuk vormt op het aan een ieder toekomend recht om zich vrijelijk te verplaatsen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo'n inbreuk kunnen rechtvaardigen.
4.4.
De voorzieningenrechter overweegt dat uit de hiervoor weergegeven vaststaande feiten blijkt dat [gedaagde] de gemeente Huizen frequent heeft benaderd per e-mail en dat hij zich in die e-mailberichten herhaaldelijk heeft uitgelaten tegen en over [eiseres sub 2] . De voorzieningenrechter acht het begrijpelijk dat [eiseres sub 2] het aantal door [gedaagde] verzonden
e-mailberichten, in combinatie met de aan de voorzieningenrechter gebleken inhoud daarvan (zoals ook weergegeven bij de vaststaande feiten), als hinderlijk, intimiderend, beledigend en bedreigend heeft ervaren.
Verder blijkt uit de stellingen van Gemeente Huizen en [eiseres sub 2] en de door hen in het geding gebrachte stukken dat [gedaagde] meerdere keren bij de woning van [eiseres sub 2] aan de [adres] in [woonplaats] is geweest, ook nadat hem uitdrukkelijk was verzocht zich niet meer naar die woning te begeven. [gedaagde] heeft dit ook niet weersproken.
Door de gemachtigde van [gedaagde] is bij gelegenheid van de mondelinge behandeling weliswaar betoogd dat 14 februari 2016 de laatste keer is geweest dat [gedaagde] de woning van [eiseres sub 2] heeft bezocht. Gemeente Huizen en [eiseres sub 2] hebben daar echter tegenover gesteld dat [gedaagde] zich ook onlangs nog diverse keren bij de woning van [eiseres sub 2] en bij die van haar directe buren heeft opgehouden. Ter onderbouwing van hun stelling hebben Gemeente Huizen en [eiseres sub 2] bij gelegenheid van de mondelinge behandeling whatsapp-berichten getoond die, naar zij stellen, afkomstig zijn van de betreffende buren en zijn gestuurd aan de echtgenoot van [eiseres sub 2] . De voorzieningenrechter heeft de betreffende berichten gelezen en geconstateerd dat in deze berichten is te lezen dat [gedaagde] zich in de afgelopen periode bij de woning van [eiseres sub 2] en haar directe buren heeft bevonden.
Daarmee is naar het oordeel van de voorzieningenrechter in dit kort geding in voldoende mate aannemelijk geworden dat [gedaagde] zich ook onlangs en ook na het uitbrengen van de dagvaarding nog bij dan wel in de directe omgeving van de woning van [eiseres sub 2] heeft bevonden.
In zoverre kan [gedaagde] dan ook niet worden gevolgd in zijn stelling dat hij na het uitbrengen van de dagvaarding geen reden meer had om de woning van [eiseres sub 2] te bezoeken, omdat in de dagvaarding door de gemeente Huizen was toegezegd dat [gedaagde] geen bedrag meer terug hoefde te betalen aan de gemeente. Bovendien heeft te gelden dat, zelfs in het geval een dergelijke toezegging door de gemeente Huizen (in de dagvaarding) niet zou zijn gedaan, dit naar het oordeel van de voorzieningenrechter nog niet rechtvaardigt dat [gedaagde] [eiseres sub 2] op haar privéadres opzoekt. Indien [gedaagde] in verband met aangelegenheden tussen hem en de gemeente onderwerpen wenst te bespreken, dient hij zich op het gemeentehuis te vervoegen, bij voorkeur na daartoe een afspraak te hebben gemaakt. Niet gebleken is dat [gedaagde] op enig moment niet meer door de afdeling sociale zaken te woord werd gestaan en evenmin is gebleken dat [eiseres sub 2] voor [gedaagde] niet te bereiken was op het gemeentehuis.
4.5.
[gedaagde] heeft, door te handelen op de wijze zoals hiervoor on de 4.4. weergegeven, naar het oordeel van de voorzieningenrechter jegens [eiseres sub 2] onrechtmatig gehandeld. Bovendien heeft hij er geen blijk van gegeven te beseffen met zijn handelwijze de grens van het toelaatbare te hebben overschreden. In plaats daarvan heeft hij zijn gedrag, ondanks opgelegde toegangsverboden en verzoeken zich niet naar de woning van [eiseres sub 2] te begeven, gecontinueerd. In die zin is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook een reële kans dat [gedaagde] het onrechtmatig handelen ook in de toekomst blijft continueren.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is het gevorderde straatverbod dan ook toewijsbaar. uizen
4.6.
Het gebied waarvoor het verbod voor [gedaagde] om zich daarin te bevinden dan wel op te houden zal gelden zal, gelet op de eisen van proportionaliteit, wel worden beperkt tot het gebied zoals hierna in het dictum weergegeven. Door het gebied op die wijze te beperken, wordt [gedaagde] naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook niet op ontoelaatbare wijze belemmerd in zijn normale bewegingsvrijheid. [gedaagde] heeft een concreet belang om zich in dat gebied te kunnen begeven onvoldoende onderbouwd. Bovendien kan hij via een alternatieve route het zwembad de Sijsjesberg gewoon bereiken. Tevens kan hij via de Crailoseweg en de Ericaweg de Nieuwe Bussumerweg bereiken, via welk weg hij zich naar Bussum kan begeven.
4.7.
De voorzieningenrechter zal aan het straatverbod een dwangsom verbinden zoals gevorderd, nu [gedaagde] er ook in het verleden blijk van heeft gegeven zich niet te laten weerhouden door (toegangs)verboden dan wel uitdrukkelijke verzoeken en afspraken zich ergens niet naartoe te begeven dan wel zich ergens te bevinden, in het bijzonder het woonadres van [eiseres sub 2] . Aldus heeft [gedaagde] kennelijk een stok achter de deur nodig om hem van dergelijk gedrag te weerhouden.
4.8.
De gemeente Huizen zal, nu zij in haar vorderingen niet-ontvankelijk wordt verklaard, worden veroordeeld in de helft van de door [gedaagde] gemaakte proceskosten, zijnde een bedrag van € 447,50 (de helft van € 79,00 voor griffierecht en € 816,00 aan salaris gemachtigde). [gedaagde] zal, als de jegens [eiseres sub 2] in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de helft van de door [eiseres sub 2] gemaakte proceskosten, zijnde een bedrag van € 764,54 (de helft van € 94,08 voor explootkosten, € 619,00 voor griffierecht en € 816,00 aan salaris gemachtigde). De wettelijke rente over de proceskosten alsmede de gevorderde nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals hierna in het dictum vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verklaart Gemeente Huizen niet-ontvankelijk in haar vorderingen;
5.2.
verbiedt [gedaagde] (behoudens uitdrukkelijk vooraf aan [gedaagde] gegeven schriftelijke toestemming van [eiseres sub 2] ) gedurende twee jaar na betekening van dit vonnis zich te begeven naar en/of zich te bevinden in het (op de hieronder op de kaart weergegeven) gebied dat aan de buitenzijde wordt begrensd door de Crailoseweg tot aan de Hooghuizerweg, de Hooghuizenweg tot aan de Bovenlangewijnseweg, de Bovenlangewijnseweg tot aan de Korte Langewijnseweg, de Korte Langewijnseweg tot aan de Imkerweg, De Imkerweg tot aan de César Francklaan en De César Francklaan en het verlengde daarvan tot aan de Crailoseweg;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres sub 2] een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere overtreding van de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt;
5.4.
veroordeelt Gemeente Huizen in de helft van de door [gedaagde] gemaakte proceskosten, welke kosten tot op heden worden begroot op € 447,50;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de helft van de door [eiseres sub 2] gemaakte proceskosten, welke tot op heden worden begroot op € 764,54, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Manuel en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2016.