ECLI:NL:RBMNE:2016:351

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 januari 2016
Publicatiedatum
22 januari 2016
Zaaknummer
C/16/404502 / KL ZA 15-370
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van onrechtmatige uitlatingen over de Kanjertraining

In deze zaak vorderde Stichting Kanjertraining in kort geding dat de gedaagde bepaalde passages van zijn website zou verwijderen, die volgens de eiser de eer en goede naam van de Stichting aantasten. De voorzieningenrechter heeft op 7 januari 2016 uitspraak gedaan in Lelystad. De eiseressen, Stichting Kanjertraining, Instituut voor Kanjertrainingen B.V. en Uitgeverij Kanjertrainingen B.V., zijn gevestigd in Almere en hebben mr. T.J. van Vugt als advocaat. De gedaagde, die op zijn website kritische artikelen over de Kanjertraining heeft gepubliceerd, werd bijgestaan door mr. A.J. van der Kolk. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de Stichting afgewezen, omdat er geen sprake was van onrechtmatig handelen door de gedaagde. De rechter oordeelde dat de gedaagde zich op een genuanceerde manier had uitgelaten en dat zijn uitlatingen niet als onrechtmatig konden worden aangemerkt. De vordering tot het verbod op uitlatingen werd afgewezen, en de Stichting werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die op € 1.101,00 werden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling civielrecht
Zittingsplaats Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/404502 / KL ZA 15-370
Vonnis in kort geding van 7 januari 2016
in de zaak van
1. de stichting
STICHTING KANJERTRAINING,
gevestigd te Almere,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INSTITUUT VOOR KANJERTRAININGEN B.V.,
gevestigd te Almere,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UITGEVERIJ KANJERTRAININGEN B.V.,
gevestigd te Almere,
eiseressen,
advocaat mr. T.J. van Vugt te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. A.J. van der Kolk te Zwolle.
Partijen zullen hierna Stichting Kanjertraining en [gedaagde] genoemd worden. Eiseressen zullen afzonderlijk de Stichting, het Instituut en de Uitgeverij worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 8 december 2015 met 8 producties
  • de brief van [gedaagde] van 10 december 2015 met 2 producties
  • het faxbericht van [gedaagde] van 14 december 2015 met 1 productie
  • de brief van Stichting Kanjertraining van 15 december 2015 met producties 9 t/m 13
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Stichting Kanjertraining houdt zich bezig met het bevorderen van de sociaal emotionele ontwikkeling bij kinderen en tracht daarmee bij te dragen aan goed onderwijs. Een belangrijke focus van haar activiteiten ligt op het voorkomen en aanpakken van pestgedrag in het onderwijs en in de samenleving. De heer [A] is de bedenker van de Kanjertraining en voorzitter van de Stichting, evenals (middellijk) bestuurder van het Instituut en de Uitgeverij.
2.2.
De Kanjertraining wordt toegepast bij ongeveer 2000 scholen door heel Nederland in het primair en voortgezet onderwijs en is bedoeld om de sfeer in de klas goed te houden of te verbeteren.
2.3.
[gedaagde] is de beheerder van de website [website] . [gedaagde] heeft theologie gestudeerd en is werkzaam (geweest) als predikant/voorganger van verschillende kerkelijke gemeentes en als docent Godsdienst. [gedaagde] is eveneens auteur van het boek “ [naam] ”. In dit boek laat hij zich kritisch uit over de Kanjertraining.
2.4.
[gedaagde] heeft tevens een artikel geschreven over de Kanjertraining. In het artikel staan onder meer de volgende passages:
“Bovendien krijgt men bij onderzoek van bijvoorbeeld de vijf genoemde modellen de idee dat het verwijt van de schoolpsycholoog [X] , dat [A] ten aanzien van onder meer de kanjerregels plagiaat pleegt, ook hier – tenminste deels – geldt.”
“Onder meer [X] , die als expert mag worden gerekend als het gaat om de aanpak van de pestproblematiek, uit vanuit zijn vakgebied niet mis te verstane kritiek op de Kanjermethode. Wat betreft het verwijt van plagiaat geeft hij op de [website] een uitgebreide verantwoording – [website] Tegelijk attendeert hij ook nog eens op een foutief interpreteren van geplagieerde regels door [A] .”
2.5.
[X] heeft in het verleden eveneens een artikel geschreven over de Kanjertraining. Dit artikel heeft ook op de website van [gedaagde] gestaan. In het artikel staan onder meer de volgende passages:

Conclusie 3: De methode Kanjertraining heeft vergeten de bronnen van haar afspraken te vermelden, waardoor het lijkt alsof de methode deze afspraken zelf heeft bedacht. Door de bronnen van haar regels niet te vermelden pleegt de methode Kanjertraining dus plagiaat dan wel schendt het iemands copyright.”
“Door wel regels te gebruiken die de leerkrachten van groepen 1 en 2 van de Openbare Basissschool [naam] en de leerkrachten van groepen 1-4 van de [naam] voor hun leerlingen hebben gemaakt en die de leerlingen van groepen 5-8 van de [naam] sen van klas 1 van de [naam] samen hebben gemaakt, ze daarna, zonder enig argument, los te koppelen van de achterliggende theorie, heeft de Kanjertraining niet alleen mijn copyright, maar ook dat van mijn projectscholen gevioleerd, maar daarnaast ook onethisch en onwetenschappelijk gehandeld. Onethisch in twee opzichten: in de eerste plaats door het copyright te violeren en in de tweede plaats door de leerlingen die onderworpen worden of zijn geweest aan deze methode een goede normen- en waardeontwikkeling te onthouden.”
“Iemand die deze regels gebruikt en hierbij de achterliggen theorie niet vermeldt, maar ook niet aangeeft waarom hij afwijkt van de achterliggende theorie, violeert niet alleen het copyright, diskwalificeert hiermee de werkwijze van het maken voor en door leerlingen van regels, maar is ook nog onwetenschappelijk en onethisch bezig.”

Commentaar 1
De Kanjertraining heeft nu voor de tweede maal mijn copyright gevioleerd en dus ook voor de tweede keer een strafbaar feit gepleegd.”
“En wat doet de bedenker van de Kanjertraining? Hij zorgt voor vooroordelen over en discriminatie van het gele, het rode en het zwarte ras en het benadrukken van het ‘normaal’ zijn van het witte ras.”
2.6.
Bij brief van 9 november 2015 heeft Stichting Kanjertraining [gedaagde] gesommeerd het artikel van [X] te verwijderen van zijn website.
2.7.
Bij e-mailbericht van 11 november 2015 heeft Bijbels perspectief in de persoon van [gedaagde] hierop gereageerd en medegedeeld dat het betreffende artikel niet op de website staat geplaatst en dat er van wordt uitgegaan dat sprake is van een misverstand.
2.8.
Op de website [website] staat onder ‘Nieuws’ het volgende bericht vermeld:
“Nadat vorig jaar drs. [X] met een kort geding werd bedreigd, vanwege zijn kritische kanttekeningen op diens site bij de kanjertraining en de ontwikkelaar van deze training, de heer [A] , is nu Bijbels perspectief aan de beurt. De zaak is inmiddels in handen van een gerenom[m]eerd advocatenkantoor in Zwolle. Bijbels perspectief overweegt binnenkort uitgebreid op deze kwestie op haar site te mogen en moeten reageren en overwogen wordt de zaak, vanwege het intimiderend karakter ervan, ook in de pers aanhangig te maken. Het laat zich raden welke binnen de kanjertraining gebruikte pet Bijbels perspectief van toepassing vindt op en het kanjerinstituut, de heer van der [A] en de advocaat van ASM advocaten uit Amsterdam. Een en ander onderstreept de actualiteit van het bij Bijbel&Onderwijs verkrijgbare, onthullende boekje over deze training ‘ [naam] , de kanjertraining op de korrel’.”

3.Het geschil

3.1.
Stichting Kanjertraining heeft bij dagvaarding – samengevat – gevorderd:
i. te bevelen om binnen 24 uur na betekening van het vonnis de achter randnummer 14, 15 en 16 genoemde tekstdelen integraal te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] in strijd met dit bevel handelt, met een maximum van € 50.000,00;
ii. te verbieden om na betekening van het in dezen te wijzen vonnis op de website [website] dan wel via enig ander (openbaar) medium, waaronder social media of schriftelijk richting derden, uitlatingen en beweringen over de Stichting Kanjertraining te doen waarbij de eer en goede naam van de Stichting Kanjertraining wordt aangetast, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] in strijd met dit bevel handelt, met een maximum van € 50.000,00;
iii. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis de kosten heeft voldaan.
3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft Stichting Kanjertraining de vordering onder i. ingetrokken.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en verzoekt de vorderingen af te wijzen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Aangezien Stichting Kanjertraining de vordering onder i. heeft ingetrokken, resteert ter beoordeling slechts het door Stichting Kanjertraining gevorderde verbod voor [gedaagde] om via enig (openbaar) medium uitlatingen en beweringen over Stichting Kanjertraining te doen, waarbij de eer en goede naam van Stichting Kanjertraining wordt aangetast.
4.2.
Toewijzing van het gevorderde verbod houdt een beperking in van het in artikel 7 Grondwet en artikel 10 lid 1 EVRM neergelegde recht van [gedaagde] op vrijheid van meningsuiting. Een dergelijk recht kan slechts worden beperkt indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij de wet is voorzien is sprake wanneer de uitlatingen van [gedaagde] een zodanige inbreuk maken op de eer en goede naam van Stichting Kanjertraining dat die als onrechtmatig kunnen worden aangemerkt in de zin van artikel 6:162 BW. Voor het antwoord op de vraag welk recht - het recht op vrije meningsuiting of het recht op bescherming van de eer en goede naam - in het concrete geval zwaarder weegt, moeten de wederzijdse belangen worden afgewogen. Welk van deze belangen, die in beginsel gelijkwaardig zijn, de doorslag behoort te geven hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij is onder meer relevant (i) de aard van de gepubliceerde uitlatingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie die uitlatingen betrekking hebben, (ii) de ernst - bezien vanuit het algemeen belang - van de misstand die aan de kaak wordt gesteld, (iii) de mate waarin de uitlatingen steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal, (iv) de totstandkoming en inkleding van de uitlatingen, (v) het gezag dat het medium waarop de uitlatingen zijn gepubliceerd geniet en (vi) de maatschappelijke positie van de betrokken persoon. Genoemde omstandigheden wegen niet allen even zwaar. Welke omstandigheden van toepassing zijn en welk gewicht daaraan moet worden gehecht, hangt af van het concrete geval.
4.3.
Volgens Stichting Kanjertraining had [gedaagde] op zijn website een artikel van [X] geplaatst over de Kanjertraining. In dat artikel heeft [X] zich – volgens Stichting Kanjertraining – op onrechtmatige wijze uitgelaten over de Kanjertraining door te zeggen dat Stichting Kanjertraining – kort gezegd – plagiaat heeft gepleegd met betrekking tot de door haar opgestelde Kanjerregels en dat de Kanjertraining vooroordelen oproept en discriminatie veroorzaakt. Ook [gedaagde] zelf heeft zich op zijn website op onrechtmatige wijze uitgelaten over de Kanjertraining. Hoewel de beide artikelen inmiddels – na sommatie van Stichting Kanjertraining – van de website zijn verwijderd, zijn er nog steeds voldoende signalen dat [gedaagde] door zal gaan met het zich op onrechtmatige wijze uitlaten over Stichting Kanjertraining, aldus Stichting Kanjertraining.
4.4.
[gedaagde] betwist in de eerste plaats dat hij (in het verleden) onrechtmatig heeft gehandeld jegens Stichting Kanjertraining. Ook beroept hij zich er op dat het artikel van [X] al 1,5 jaar geleden van de website is verwijderd. Daarnaast is hij van mening dat het gevorderde verbod zodanig algemeen is geformuleerd dat hij zich op geen enkele wijze meer kritisch kan uitlaten over de Kanjertraining.
4.5.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vordering van Stichting Kanjertraining niet kan worden toegewezen, nu Stichting Kanjertraining niet, althans onvoldoende, heeft onderbouwd dat sprake is van (dreigende) uitlatingen door [gedaagde] , die onrechtmatig zijn jegens Stichting Kanjertraining.
4.6.
Stichting Kanjertraining heeft onder meer verwezen naar een artikel van [X] , die tot vlak voor de mondelinge behandeling van deze zaak op de website van [gedaagde] zou hebben gestaan. Volgens [gedaagde] had hij het artikel van [X] echter reeds in 2014 van zijn website verwijderd, nadat hij daartoe het verzoek van [X] had ontvangen. Een screenprint waaruit de juistheid van de stelling van Stichting Kanjertraining blijkt, is niet door haar overgelegd. Zij heeft slechts de link vermeld, waarmee het betreffende artikel volgens haar was te bereiken. Dat is echter niet voldoende, aangezien daaruit (nog) niet kan worden opgemaakt dat het betreffende artikel pas na sommatie is verwijderd van de website. Het is in het kader van deze procedure niet komen vast te staan dat het artikel na 2014 nog op de website van [gedaagde] heeft gestaan. Dit vormt derhalve geen signaal van een te verwachten onrechtmatig handelen van [gedaagde] .
4.7.
Ten aanzien van het artikel dat [gedaagde] zelf over de Kanjertraining heeft geschreven, is de voorzieningenrechter van oordeel dat [gedaagde] zich niet op onrechtmatige wijze heeft uitgelaten over Stichting Kanjertraining. Zoals hiervoor reeds overwogen staat het [gedaagde] vrij om misstanden aan de kaak te stellen die de samenleving raken. In de door Stichting Kanjertraining als onrechtmatig bestempelde passages (zie r.o. 2.4) geeft [gedaagde] naar het oordeel van de voorzieningenrechter op genuanceerde wijze zijn mening weer, waarbij hij verwijst naar (de artikelen van) [X] . Het vermeende plagiaat door Stichting Kanjertraining wordt door hem ook niet als feit gepresenteerd, maar als zijn bevinding op grond van zijn onderzoek. Dat is op zichzelf beschouwd niet onrechtmatig te achten. Eventuele bijkomende omstandigheden, die voornoemde uitingen alsnog onrechtmatig zouden kunnen maken, zijn niet gesteld noch gebleken.
4.8.
Stichting Kanjertraining heeft tevens verwezen naar een e-mail, die [gedaagde] naar een basisschool heeft verstuurd en waarin hij zich kritisch uitlaat over de Kanjertraining. Deze e-mail dateert evenwel van maart 2014 en kan reeds daarom niet dienen tot bewijs van de stelling dat er signalen zijn dat [gedaagde] zich onrechtmatig zal uitlaten over Stichting Kanjertraining. Ook de berichtgeving over de onderhavige procedure, die [gedaagde] op zijn website heeft vermeld is niet onrechtmatig. Het staat hem vrij om daarover te berichten.
4.9.
De vordering zal derhalve worden afgewezen.
4.10.
Stichting Kanjertraining zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 285,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.101,00
4.11.
De gevorderde veroordeling in de nakosten zal worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Stichting Kanjertraining in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.101,00,
5.3.
veroordeelt Stichting Kanjertraining in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Stichting Kanjertraining niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Schuman en in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2016.