ECLI:NL:RBMNE:2016:3467

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 juni 2016
Publicatiedatum
28 juni 2016
Zaaknummer
C/16/365615 / HA ZA 14-258
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.J. van Binsbergen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsfout taxateur bij (voor)taxatie van een schoolgebouw en inventaris

In deze zaak heeft de Gemeente Heerde Tog Nederland Midden B.V. aansprakelijk gesteld voor een beroepsfout bij de taxatie van een schoolgebouw en de bijbehorende inventaris. De Gemeente had Tog in 2008 opdracht gegeven om de waarde van verschillende objecten te taxeren met het oog op het afsluiten van verzekeringen. Na een brand in 2010 heeft de Gemeente schadevergoeding van de verzekeraar ontvangen, maar stelde vast dat de taxatie te laag was geweest, wat leidde tot onderverzekering. De Gemeente vorderde een schadevergoeding van € 250.000,00 van Tog, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Tog betwistte de vordering en voerde aan dat de taxatie binnen de bandbreedte van redelijke schattingen viel en dat de Gemeente zelf verantwoordelijk was voor het doorgeven van wijzigingen in de inventaris. De rechtbank oordeelde dat Tog geen beroepsfout had gemaakt, omdat de taxatie binnen de aanvaarde bandbreedte viel en de Gemeente niet had aangetoond dat belangrijke onderdelen van de inventaris niet waren meegenomen. De vordering van de Gemeente werd afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
Handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/365615 / HA ZA 14-258
Vonnis van 29 juni 2016
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE HEERDE,
zetelend te Heerde,
eiseres,
advocaat mr. W.E.M. Klostermann te Zwolle,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TOG NEDERLAND MIDDEN B.V.,
gevestigd te Veenendaal,
gedaagde,
procesadvocaat mr. D. Knottenbelt,
behandelend advocaat mr. M.B. Esseling te Rotterdam.
Partijen zullen hierna de Gemeente en Tog genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 9 juli 2014, waarbij een comparitie van partijen is bepaald
  • het proces-verbaal van de op 16 april 2015 gehouden comparitie, waarbij de Gemeente haar eis heeft verminderd en voorts in de gelegenheid is gesteld tot het nemen van een akte
  • de akte van de Gemeente van 1 juli 2015
  • de antwoordakte van Tog van 9 september 2015
  • de akte van de Gemeente van 21 oktober 2015
  • de rolbeslissing van 18 november 2015, waarbij het verzoek van de Gemeente om pleidooi is afgewezen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De Gemeente heeft in 2008 aan Tog opdracht gegeven tot het taxeren van een aantal objecten van de Gemeente met het oog op het afsluiten van een opstal- en goederen/inventarisverzekering. In de brief van 15 augustus 2008, waarbij de Gemeente deze opdracht heeft gegeven, is vermeld dat de werkzaamheden zullen worden uitgevoerd conform de door Tog in de herziene offerte van 15 juli 2008 onder hoofdstuk 2, bij 2.2, 2.3 en 2.4, beschreven werkwijze. Daarin is onder meer het volgende opgenomen:
“2.2 HERBOUWWAARDETAXATIES
Taxatie door volledige opname en volledige inventarisatie
(…)
De objecten zullen door een taxateur ter plaatse worden opgenomen en beoordeeld uitgaande van de herbouwwaarde conform artikel 960 boek 7 BW. (…)
2.3
INVENTARISTAXATIES
Taxatie met uitgebreide rapportage
De objecten worden volledig intern opgenomen en geïnventariseerd. De rapportage wordt in uitgebreide vorm verricht, waarbij slechts voor kleine inventaris de waarde per ruimte in één verzamelpost wordt opgenomen.”
2.2.
Tog heeft de taxaties uitgevoerd en hiervan op 26 november 2008 een rapport opgesteld. [school 1] aan de [adres] is daarin als volgt getaxeerd:
“Samenvatting van de totale vastgestelde waarden:
Totaal opstallen incluis 19% BTW € 1.160.000,00
(…)
Opruimingskosten incluis 19% BTW € 200.000,00
(…)
Totale nieuwwaarde inventaris incluis 19% BTW € 165.000,00
(…)
UITSLUITINGEN:
(…)
NB: bij opname ter plaatse aangetroffen: eigendommen directeur, zijnde (handgemaakte) enkele xylofoons van verschillend formaat en waarde. Deze zijn NIET in deze polis opgenomen.
(…)
Omschrijving inventaris:
Het getaxeerde omvat de inventaris van de bovengenoemde christelijke basisschool met 8 groepen op peildatum 1 november 2008.”
2.3.
De Gemeente heeft de objecten vervolgens overeenkomstig de taxatierapporten verzekerd bij Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. (hierna: NN), via assurantieadviseur [X] Adviesgroep B.V. (hierna: [X] ). Op de gebouwenverzekering zijn onder meer de volgende clausules van toepassing:

5011 Jaarlijkse indexering verzekerd bedrag.
Jaarlijks wordt op de premievervaldag het verzekerd bedrag geïndexeerd en de premie daarop aangepast.
(…)
5323 Taxatie-clausule (conform art. 7:960 BW)
De verzekerde zaken zijn gewaardeerd door een of meer door partijen benoemde deskundige(n), zoals omschreven in het (de) taxatierapport(en) welke op de polis zijn aangetekend.
Het taxatierapport wordt geacht deel uit te maken van deze overeenkomst. Deze voortaxatie is bindend en is (te rekenen van de dagtekening van het rapport) gedurende 3 jaar van kracht.
Voor zover de verzekering van getaxeerde gebouwen voorzien is van een indexclausule is de taxatie gedurende 6 jaar - te rekenen van de dagtekening van het rapport - geldig, met dien verstande dat de overeenkomstig de indexclausule vastgestelde verhoging of verlaging van de verzekerde som wordt geacht op dezelfde wijze te zijn getaxeerd.”
In de polisvoorwaarden van de gebouwenverzekering is in artikel 6 (Indexering) onder meer het volgende vermeld:
“a. jaarlijks worden per de premievervaldag de verzekerde som(men) en in evenredigheid daarmee de premie verhoogd of verlaagd overeenkomstig het laatste door het Centraal Bureau voor de Statistiek berekende indexcijfer voor bouwkosten;”
Op de goederen/inventarisverzekering zijn onder meer de volgende clausules van toepassing:
“5030 Waardegrondslag inventaris
De verzekering op inventaris geschiedt naar nieuwwaarde.
(…)
5322 Taxatie-clausule (conform art. 7:960 BW.)
De verzekerde som is vastgesteld overeenkomstig artikel 7:960 Burgelijk Wetboek. (…)
(…)
Deze voortaxatie is bindend en is (te rekenen van de dagtekening van het rapport) gedurende 3 jaar van kracht.”
2.4.
Nadien is nog extra inventaris van de school meeverzekerd voor een bedrag van € 8.725,00, waardoor de verzekerde som voor de goederen/inventaris per 1 juli 2010 uitkomt op € 173.725,00.
2.5.
Op 29 augustus 2010 is de locatie van [school 1] aan de [adres] uitgebrand.
2.6.
De Gemeente heeft naar aanleiding hiervan een beroep gedaan op de opstalverzekering en de goederen/inventarisverzekering. Bij akte van schadetaxatie van 27 december 2010 hebben [A] Expertise namens de Gemeente en EMN Expertise B.V. namens NN de totale herstelkosten vastgesteld op € 1.153.925,00 inclusief btw, waarvan € 1.050.378,00 inclusief btw aan opstalschade. Daarbij is uitgegaan van een waarde van de opstal (herbouwwaarde getaxeerd) van € 1.111.744,00 inclusief btw voor de brand en een waarde na de brand van € 61.366,00 inclusief btw.
2.7.
De goederen/inventaris van de school (hierna ook samengevat: de inventaris) zijn geheel verloren gegaan. Bij akte van schadetaxatie van 27 december 2010 hebben de deskundigen de inventarisschade vastgesteld op de getaxeerde waarde van € 173.725,00 inclusief btw. Daarbij is het volgende vermeld:
“De werkelijk aanwezige waarde hebben wij vastgesteld op € 268.256,30 exclusief btw (€ 319.225,00 inclusief btw) conform nieuwwaardeclausule.”
2.8.
In het rapport van expertise van 11 januari 2011 betreffende de opstalschade is de schade vastgesteld overeenkomstig de akte van schadetaxatie van 27 december 2010.
2.9.
In het rapport van expertise van 14 januari 2011 betreffende de inventaris is onder andere het volgende vermeld:
“VERZEKERDE SOMMEN VOLGENS POLIS
Inventaris/goederen e. 173.725,00
VERZEKERBARE WAARDE
Het betreft hier een 100% vaste taxatiepolis. Feitelijk kan er dus geen sprake zijn van een onderverzekering. Wel is tijdens de schadevaststelling gebleken dat de werkelijk aanwezige waarde fors hoger was dan de verzekerde (lees getaxeerde) waarde. Reden hiervoor is dat door de taxateur een groot aantal zaken niet zijn meegenomen in de taxatie. Onder andere zijn de leermiddelen niet meegenomen.
(…)
SCHADE-OMVANG
(…)
Op ons verzoek hebben verzekerde en diens eigen expert een volledig overzicht gemaakt van de aanwezige inventaris en goederen ten tijde van de brand. Wij gingen er vanuit dat het u bekende taxatierapport hierbij als leidraad zou kunnen dienen. Tijdens de inventarisatie kwam als snel naar voren dat een belangrijk deel van de inventaris niet was meegenomen in het taxatierapport.
Uiteindelijk ontvingen wij via de eigen expert uitgebreide overzichten en lijsten van de aanwezige inventaris en goederen. Waarnodig ondersteund met oorspronkelijke aankoopfacturen.
Wij hebben de feitelijke schade uiteindelijk vastgesteld op basis van de getaxeerde waarde.
(…)
SCHADEVASTSTELLING
Wij hebben de schade in overleg met de contra-expert vastgesteld:
Getaxeerde inventaris
================
(…)
Totaal inclusief BTW e. 173.725,00
==========
Niet meegenomen in taxatierapport
=========================
leermethodieken e. 85.000,00
meubilair onderbouw 3 klassen - 15.000,00
meubilair bovenbouw 3 klassen - 20.000,00
zonweringen en projecttapijt - 8.500,00
diversen - 17.000,00
----------------
Totaal inclusief BTW e. 145.500,00
==========
Résumé
======
(…)
Totaal schadebedrag incl. BTW e. 319.225,00”
2.10.
NN heeft een deel van de schade aan het gebouw niet uitgekeerd wegens onderverzekering. De schade ter zake van de inventaris ad € 173.725,00 heeft zij wel geheel uitgekeerd (behoudens het eigen risico).
2.11.
De Gemeente heeft Tog bij brief van 16 juni 2011 als volgt aansprakelijk gesteld:
“(…) Beide expertisebureaus hebben geconstateerd dat de door u getaxeerde bedragen te laag zijn geweest. Ten gevolge van de door u uitgevoerde te lage taxatie zijn wij niet volledig schadeloos gesteld en lijden wij schade. Experts hebben de werkelijke schade vastgesteld op € 1.587.667,98. De van de verzekeraar ontvangen schade-uitkering bedraagt €1.334.092,24. Onze schade bestaat uit het verschil tussen deze 2 bedragen en bedraagt derhalve €253.575,74 (te vermeerderen met wettelijke rente). Voor de ontstane schade stellen wij u langs deze weg formeel aansprakelijk.”
2.12.
Tog heeft de aansprakelijkstelling gemeld aan haar beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. Deze heeft de aansprakelijkheid afgewezen.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De Gemeente vordert na vermindering van eis ter comparitie - veroordeling van Tog tot betaling van € 250.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 juni 2011, alsmede de proceskosten en nakosten.
De Gemeente stelt daartoe dat Tog een beroepsfout heeft gemaakt door het pand te laag te waarderen en door het overgrote deel van de inventaris niet op te nemen in de taxatie. Hierdoor is de waarde van [school 1] in zijn geheel fout getaxeerd, hetgeen ertoe heeft geleid dat zij onderverzekerd was ten tijde van de brand. De verzekeraar heeft overeenkomstig de polisvoorwaarden een bedrag van € 1.055.606,59 - na correctie bouwkostenindex - voor het pand uitgekeerd en € 173.725,00 voor de inventaris, in totaal derhalve € 1.229.331,59. De schade aan het pand en de inventaris bedraagt echter € 1.617.650,00. Als gevolg van de onderverzekering lijdt zij daardoor een schade van € 398.075,74. De berekening van deze schade legt zij bij haar dagvaarding over als productie 8. Daarin heeft [X] het tekort (de schade) voor de Gemeente berekend op in totaal € 398.075,74, waaronder € 98.318,41 voor het gebouw en (€ 463.725,00 - € 173.725,00 =) € 290.000,00 voor de inventaris.
De Gemeente stelt dat Tog op grond van artikel 6:74 BW verplicht is de geleden schade te vergoeden, omdat Tog in haar verplichtingen is tekortgeschoten. Op basis van artikel 10 van de algemene voorwaarden van Tog bij de opdracht is de aansprakelijkheid van Tog beperkt tot het bedrag dat haar verzekeraar uitkeert. Een bedrag van € 250.000,00 is op grond van artikel 2 van die algemene voorwaarden echter gegarandeerd. De Gemeente neemt dit bedrag daarom tot uitgangspunt van haar vordering.
3.2.
Tog betwist de vordering en voert daartoe aan dat de Gemeente onvoldoende heeft gesteld om de conclusie te kunnen rechtvaardigen dat zij de herbouwwaarde van het gebouw in 2008 lager heeft getaxeerd dan de werkelijke herbouwwaarde op dat moment. Voor zover de Gemeente dit alsnog zou aantonen, betekent dat volgens Tog echter niet dat zij dus niet heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend taxateur zou hebben gedaan. Een taxatie blijft immers altijd een inschatting, zoals ook een calculatie als de Gemeente in het geding heeft gebracht, een inschatting is. Een andere taxateur zou met andere uitgangspunten op een lager (of een nog hoger) bedrag kunnen uitkomen. Er zal bovendien nog rekening moeten worden gehouden met een redelijke marge (een bandbreedte van 20%), waarbinnen taxaties hoe dan ook van elkaar kunnen verschillen.
Ook de vordering van de Gemeente op het punt van onderverzekering van de inventaris moet volgens Tog worden afgewezen. In het taxatierapport is erop gewezen dat belangrijke investeringen (en desinvesteringen) die gedurende de looptijd van het rapport worden gedaan, dienen te worden doorgegeven aan de verzekeringsadviseur. Zij wijst erop dat het bedrag waarop zij de aanwezige inventaris heeft gewaardeerd, niet veel afwijkt van de waarde waarop de inventaris eerder was gewaardeerd, te weten € 181.473,00. Dit bedrag kon worden teruggevonden in het overzicht van “Aanpassingen tot 1-7-2009”, dat de Gemeente in het geding heeft gebracht. Tog betwist dat zij een belangrijk deel van de inventaris bij de opname in 2008 niet zou hebben meegenomen in het taxatierapport. Tevens merkt zij op dat een deel van de zaken van [school 1] zich evengoed in het schoolgebouw aan de [adres] heeft kunnen bevinden, waar zich een dependance van de school bevond. Ook kan het gaan om inventaris die tussen de opname in 2008 en de brand in 2010 aan de inventaris is toegevoegd. Het was aan de Gemeente om daarvan dan opgave te doen aan haar verzekeringsadviseur, zodat de verzekerde som dienovereenkomstig had kunnen worden aangepast. Tog bestrijdt dat de werkelijke nieuwwaarde van de inventaris die de Gemeente aan EMN Expertise heeft opgegeven, € 463.725,00 bedroeg in plaats van € 319.225,00. Een bedrag van € 463.725,00 acht zij ook (te) hoog voor een eenvoudige basisschool met 10 lokalen en het daarbij behorende aantal leerlingen. Ook in het rapport van EMN Expertise van 14 januari 2011 wordt aangegeven dat het hier slechts ging om een inrichting die standaard is voor een dergelijk risico. Verder wijst zij erop dat in 2008 al bekend was dat de school op korte termijn zou worden gesloopt in verband met een geplande nieuwbouw.
Tog doet een beroep op eigen schuld van de Gemeente ex artikel 6:101 BW. Zij heeft onder meer het taxatierapport van het gebouw en de daarin aanwezige inventaris van [school 1] ter controle en goedkeuring toegezonden aan de heer [K] , adviseur administratie organisatie/interne controle en verzekeringen bij de Gemeente. Hij had, als de getaxeerde waarde van de inventaris anno 2008 werkelijk € 145.500,00 dan wel € 290.000,00 zou hebben afgeweken van de werkelijke waarde, dit moeten opmerken aan de hand van de overzichten van de inventaris waarover de Gemeente beschikte, en de facturen die betrekking hebben op de aankopen die de Gemeente dan kennelijk moet hebben gedaan tussen het moment van de vorige taxatie en haar taxatie. Voorts blijkt uit het taxatierapport dat zij de opruimingskosten heeft begroot op een bedrag van € 200.000,00. De Gemeente heeft de opruimingskosten echter, blijkens de polisvoorwaarden, slechts verzekerd tot een bedrag dat overeenkomt met 10% van de verzekerde som.
Daarnaast is Tog van mening dat de Gemeente niet heeft voldaan aan haar schadebeperkingsplicht omdat een vaste voortaxatie aan een beroep op onderverzekering door de verzekeraar in de weg staat.

4.De beoordeling

4.1.
Ingevolge artikel 7:401 BW moet de opdrachtnemer bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht nemen. De maatstaf bij een taxateur als opdrachtnemer is of de taxatie beantwoordt aan hetgeen van een redelijk bekwaam en redelijk handelend taxateur mag worden verwacht, binnen het kader van de opdracht die hem gegeven is. In dit geval diende de taxatie als voortaxatie als bedoeld in artikel 7:960 BW, waarbij het getaxeerde bedrag het uitgangspunt blijft voor de berekening van de door de verzekeraar uit te keren schadevergoeding. Ten aanzien van de taxatie van het schoolgebouw hebben partijen ter zitting verklaard dat in de branche bij de taxatie een bandbreedte van 20% wordt gehanteerd, te weten een marge van 10% naar boven en 10% naar beneden. Naar het oordeel van de rechtbank ligt het voor de hand een bandbreedte aan te nemen, gelet op het karakter van een taxatie, te weten een schatting van de waarde. Bij de beoordeling zal met die bandbreedte dan ook rekening worden gehouden.
Het gebouw
4.2.
Vast staat dat Tog de herbouwwaarde van het gebouw in haar taxatierapport van 26 november 2008 heeft vastgesteld op € 1.160.000,00 inclusief btw. De gemeente heeft gesteld dat de verzekerde som voorafgaand aan de brand op 29 augustus 2010 op basis van het taxatierapport € 1.111.744,00 inclusief btw bedraagt. Dit laatste bedrag is berekend door de index voor gebouwen toe te passen. Ten behoeve van de comparitie heeft de Gemeente de polisaanhangsels bij de bedrijfsgebouwenverzekering van 2 september 2009 en 9 juli 2010 overgelegd. In bijlage 1 bij het polisaanhangsel van 2 september 2009 is vermeld dat de waarde van het gebouw aan de [adres] € 1.160.000,00 bedraagt, met de toelichting dat de taxatiebedragen voor de gebouwen allemaal zijn vastgesteld toen de index 625 was en dat het volgende jaar (juli 2010) de bedragen aangepast worden aan de geldende index. In de bijlage bij het polisaanhangsel van 9 juli 2010 is de waarde van het gebouw aan de [adres] vastgesteld op € 1.111.744,00, met vermelding van een index van 599.
4.3.
Tog heeft de door de Gemeente gehanteerde indexering betwist. Zij is van mening dat de inputindex moet worden gehanteerd en niet de outputindex, zoals de Gemeente heeft gedaan. Volgens haar is een feit van algemene bekendheid dat de prijzen in 2010 hoger liggen dan in 2008. In haar antwoordakte heeft zij daaraan toegevoegd dat het toepassen van een outputindex kan meebrengen dat de ontwikkeling van de verzekerde waarde van een bestaand gebouw niet in de pas loopt met de ontwikkeling van de daadwerkelijke herbouwwaarde van dat gebouw, zoals in het geval van het gebouw aan de [adres] ook is gebleken. Waar uit alle inputindexcijfers (van het CBS, van Troostwijk Taxaties, van BDB en van Lengkeek) namelijk blijkt dat de directe bouwkosten in de periode tussen de taxatie per 1 november 2008 en de brand op 29 augustus 2010 zijn blijven stijgen, volgt uit de outputindexcijfers van het CBS dat de bouwkosten van nieuwe woningen in diezelfde periode, indien ook rekening wordt gehouden met algemene kosten, winst en risico, in het vierde kwartaal van 2009 en het eerste kwartaal van 2010 sterk zijn gedaald. In het tweede kwartaal van 2010 is vervolgens weer een lichte stijging te zien, en in het derde kwartaal, in welk kwartaal de brand heeft plaatsgevonden, zijn de kosten weer op het niveau van het eerste kwartaal van 2010 uitgekomen.
4.4.
De Gemeente heeft in reactie daarop aangegeven dat uit de CBS-outputprijsindexreeks 2005-2012 (2005 = 100) blijkt dat sprake is van een correctiefactor 103,6/108,1 = 0,9584% verlaging. Uit de Nationale Nederlanden Kennisbank indexreeks (1966 = 100) volgt een correctiefactor 599/625 = eveneens 0,9584% verlaging. Beide indexreeksen geven dezelfde correctie van de verzekerde som, te weten: 0,9584% x € 1.160.000,00 (op taxatiedatum) = € 1.111.744,00 (op schadedatum). De rechtbank is van oordeel dat de Gemeente uit mocht gaan van de index die op grond van de verzekeringspolis voor haar gold en dat zij tegenover het verweer van Tog voldoende heeft onderbouwd dat de waarde van het gebouw direct voor de brand € 1.111.744,00 inclusief btw bedraagt. Dit bedrag zal daarom als uitgangspunt gelden voor de beoordeling of sprake is van een beroepsfout van Tog.
4.5.
De Gemeente heeft gesteld dat nader onderzoek heeft uitgewezen dat het gebouw op het tijdstip voorafgaand aan de brand een herbouwwaarde had van € 1.221.340,00 inclusief btw. Het verschil met de hiervoor vermelde waarde van € 1.111.744,00 is € 109.596,00 inclusief btw, ofwel afgerond 9,86% hoger. Dit percentage blijft binnen de hiervoor vermelde marge van 10%. De rechtbank komt dan ook tot de slotsom dat Tog bij de taxatie van het gebouw geen beroepsfout heeft gemaakt en er dus geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming van Tog. Voor zover de vordering ziet op de gestelde onjuiste taxatie van het gebouw moet deze reeds op grond van het voorgaande worden afgewezen. Er bestaat dus ook geen aanleiding voor de door de Gemeente bij akte van 21 oktober 2015 nog uitdrukkelijk aangeboden bewijslevering door middel van getuigen van de stelling dat de herbouwwaarde van het gebouw door Tog per peildatum te laag is getaxeerd, met onderverzekering tot gevolg. De rechtbank heeft de beoordeling mede gebaseerd op de berekeningen van de experts, zodat hun getuigenverklaringen niet tot een andere beslissing van de zaak zouden kunnen leiden. Bovendien is de expert van [A] Expertise reeds ter comparitie gehoord. Het overige verweer van Tog op dit onderdeel van de vordering behoeft geen bespreking meer.
De inventaris
4.6.
Vast staat dat Tog de nieuwwaarde van de inventaris in haar taxatierapport van 26 november 2008 heeft vastgesteld op € 165.000,00 inclusief btw. Verder staat vast dat er nadien extra inventaris is meeverzekerd voor € 8.725,00, zodat de verzekerde som direct voor de brand € 173.725,00 bedroeg. De specificatie van de door Tog getaxeerde inventaris is door de Gemeente bij de dagvaarding overgelegd als productie 7. Deze specificatie luidt als volgt:

Ruimte Inventaris Aanschafwaarde
1. grp 8 pc’s, beamer, audio, schoolbord, verlichting € 9,375
2 grp 7 pc’s, beamer, audio, schoolbord, verlichting € 9,375
3 grp 6 pc’s, beamer, audio, schoolbord, verlichting € 9,375
4 grp 7/6 pc’s, beamer, audio, schoolbord, verlichting € 9,375
5 groep sport/spel sprtvl, demping, verlichting leermoddelen € 15,000
6 pers kamer werkplek, tafel, stoelen € 3,750
7 tussenruimtel inrichting, voorraad, muziekapp, tv € 18,750
8 dir kamer werkplek, 2 pc’s € 7,500
9 kleutergrp digibord, audio, beamer, pc’s € 15,000
10 grp 1/2 digibord, audio, beamer, pc’s € 15,000
11 gang pc’s, apparatuur kantoor, verlicht € 18,750
12 grp 1 digibord, audio, beamer, pc’s € 15,000
13 keuken keukeninr koffie geiser, broodbakker, grill, magnetron € 18,750
=======
Totale waarde inclusief BTW € 165,000
4.7.
De Gemeente heeft Tog verweten dat zij een aantal onderdelen niet heeft meegenomen bij haar taxatie. Zij heeft die, in aanvulling op de verzekerde waarde van € 173.725,00, gespecificeerd bij een door haar als productie 6 bij de dagvaarding overlegd, nader overzicht. Dit luidt als volgt (de eerste kolom met de bedragen heeft als kopje “taxatie- en nieuwwaarde”, de tweede kolom met de bedragen “taxatie- en nieuw- en dagwaarde”):
“leermethodieken diverse groepen 130.000,00 85.000,00
handvaardigheidsartikelen 7.500,00 3.000,00
ontwikkelingsartikelen 20.000,00 8.000,00
schoolbenodigdheden ( schrijfgerei etc.) 15.000,00 6.000,00
meubilair onderbouw, 3 klassen (compleet) 39.000,00 15.000,00
meubilair bovenbouw, 4 klassen (compleet) 50.000,00 20.000,00
zonweringen 18.000,00 5.000,00
projecttapijt 300 m2 10.500,00 3.500,00
Totaal incl. BTW op basis taxatie- en nieuwwaarde 463.725,00
Totaal incl. BTW op basis taxatie- en nieuw-dagwaarde 319.225,00”
4.8.
De Gemeente heeft gesteld dat de specificatie van Tog niet deugdelijk en niet volledig is, omdat daarop slechts categorieën zaken zijn opgenomen, zonder aantallen en verdere specificaties, en dat er bovendien een aantal belangrijke categorieën geheel ontbreekt. De rechtbank stelt vast dat deze specificatie niet voldoet aan de gestelde eisen, zoals verwoord onder hoofdstuk 2 bij 2.3 van de herziene offerte (hiervoor geciteerd onder 2.1). Er is immers geen sprake van een inventarisatie met een uitgebreide specificatie, waarbij slechts voor kleine inventaris de waarde per ruimte in 1 verzamelpost wordt opgenomen. Ook is de specificatie niet volledig. Anders dan de Gemeente heeft gesteld, betekent de enkele ondeugdelijke en onvolledige specificatie op zichzelf echter niet dat ook de taxatie niet juist zou zijn, in die zin dat de niet genoemde zaken niet meegenomen zouden zijn bij de waardevaststelling. Tog heeft betwist dat haar taxateur, die ervaren is, tijdens de opname inventaris ‘over het hoofd heeft gezien’, althans heeft nagelaten inventaris die aanwezig was, in de taxatie mee te nemen. Juist de standaard aanwezige zaken zijn niet omschreven op de specificatie. Elk lokaal heeft immers meubilair, maar niet elk lokaal heeft een pc. De rechtbank acht het, met Tog, inderdaad niet aannemelijk dat een ervaren taxateur bij de taxatie zaken als meubilair en leermiddelen in het geheel niet zou meenemen. In zoverre kan het door de Gemeente als productie 6 overgelegde overzicht geen bewijs van haar stelling opleveren, omdat de niet op de specificatie van Tog genoemde zaken geheel als aanvulling daarop worden vermeld.
4.9.
Zoals de Gemeente ook zelf in haar akte van 1 juli 2015 heeft opgemerkt, rust op haar de bewijslast dat Tog belangrijke onderdelen van de inventaris ‘vergeten heeft’ bij de taxatie mee te nemen. In haar akte van 21 oktober 2015 heeft zij echter een andere opvatting verdedigd, namelijk dat Tog van haar stelling dat de niet in de specificatie opgenomen inventaris niettemin wel in de opgegeven bedragen begrepen was, de bewijslast draagt. De rechtbank volgt de Gemeente hierin niet: zoals hiervoor is overwogen, wil de enkele omstandigheid dat de specificatie niet voldoet aan de gestelde eisen, niet zeggen dat daarmee de gestelde beroepsfout is gemaakt. Tog heeft daartegen voldoende aangevoerd om haar niet met tegenbewijs te belasten.
4.10.
Ter onderbouwing van haar stelling heeft de Gemeente bij haar akte van 1 juli 2015 onder meer als bijlage 4 van productie 3 een (ongedateerde) toelichting van [A] Expertise met bijlagen overgelegd. Een van die bijlagen betreft een investeringsoverzicht van [school 1] aan de [adres] over de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2010 (met de hand gecorrigeerd in 29 augustus 2010) van [school 2] te [vestigingsplaats] van 28 september 2010 ad in totaal € 257.015,07 inclusief btw, voorts een (volgens het bijschrift pro forma) offerte van [school 2] van 8 oktober 2010 voor meubilair en projectinrichting ad in totaal € 42.423,50 inclusief btw, voor, volgens het bijschrift, 3 groepen onderbouw, alsmede een deel van een overzicht van bij [school 2] in 2009 voor [school 1] gedane aankopen ten bedrage van € 8.724,70.
4.11.
Tog heeft opgemerkt dat uit deze stukken niet blijkt dat deze (her)investeringen daadwerkelijk zijn gedaan door de Gemeente. Facturen en betalingsbewijzen ontbreken. Daarnaast blijkt nergens uit dat deze zaken daadwerkelijk aanwezig waren in het schoolgebouw van [school 1] aan de [adres] ten tijde van de opname in 2008 en ten tijde van de brand in 2010. Voor wat betreft de zaken die in dit overzicht staan vermeld, maar na de opname in 2008 zijn aangeschaft, geldt per definitie dat deze zaken niet aanwezig waren ten tijde van de opname en dus niet door haar over het hoofd zijn gezien. Dat dit uitsluitend het bedrag van € 8.725,00 zou betreffen, waarmee de verzekerde som tussentijds nog is verhoogd, heeft de Gemeente naar de mening van Tog niet aannemelijk gemaakt. Dit kan volgens Tog ook niet, omdat dit bedrag afkomstig zou zijn uit een (niet overgelegd) overzicht van [school 2] van 26 maart 2009, zodat de investeringen die nadien nog zijn gemaakt, in ieder geval niet zijn meegenomen. Opvallend vindt Tog in dit verband ook dat de Gemeente heeft nagelaten eenzelfde investeringsoverzicht van [school 1] aan de [adres] in het geding te brengen. Kennelijk bestaat een dergelijk lijst niet. Dit zou echter wel het geval moeten zijn indien de inventaris die zich in het gebouw aan de [adres] bevond ten tijde van de taxatie én de brand, daadwerkelijk geen deel uitmaakt van de inventaris die zich volgens de Gemeente op deze momenten in het gebouw aan de [adres] zou hebben bevonden en op voormeld overzicht zou zijn terug te vinden. Dat de zaken die zij zou hebben gemist, zich in de dependance bevonden, wordt bevestigd door de taxatie van de inventaris die in 2008 aanwezig was in het gebouw aan de [adres] . Blijkens de specificatie van het bedrag waarop de inventaris is getaxeerd, € 135.000,00, waren groepen 3 (aangeduid met x) en 4 ondergebracht in de dependance, evenals groep 5 en (een tweede) groep 8. Ook in deze lijst zijn niet alle zaken genoemd die aanwezig waren, maar onder meer wel de leermiddelen in het archief en bijvoorbeeld ook digitale schoolborden, die in al deze lokalen aanwezig waren. Tog heeft de specificatie van de inventaris van het gebouw aan de [adres] overgelegd als productie 9. Tog heeft er daarbij op gewezen dat het bij beide gebouwen in totaal gaat om een verzekerde som van € 300.500,00 voor de inventaris van de gehele [school 1] ten tijde van de opname in 2008. Zij acht het dan ook niet toevallig dat dit bedrag nagenoeg geheel overeenkomt met de waarde van de inventaris, zoals deze na de brand is vastgesteld door de betrokken experts, te weten € 319.225,00. Volgens Tog hebben de experts na de brand, door toedoen van overzichten, lijsten en aankoopfacturen die de Gemeente heeft aangeleverd, de waarde vastgesteld van de gehele inventaris van [school 1] , die zich verspreid over de gebouwen aan de [adres] en 23 bevond. Voor de vraag of haar een onjuiste taxatie kan worden verweten, is uitsluitend relevant welke inventaris zich ten tijde van de opname in 2008 in het gebouw op nr. 30 bevond. Volgens Tog is dat de inventaris met een waarde van € 165.000,00 omdat de inventaris met een waarde van € 135.500,00 zich op dat moment in het gebouw aan de [adres] bevond.
4.12.
De rechtbank is van oordeel dat de Gemeente met de overgelegde stukken niet toereikend heeft bewezen dat Tog bij de taxatie van de inventaris in 2008 zaken niet heeft meegenomen die wel aanwezig waren in het gebouw van [school 1] aan de [adres] . Omdat het investeringsoverzicht een periode beslaat die is gelegen voor en na het moment van taxatie in 2008, valt daaruit niet af te leiden welke zaken nog aanwezig waren ten tijde van die taxatie noch welke investeringen na die taxatie hebben plaatsgevonden. Ook wordt uit geen van de overgelegde stukken duidelijk of die uitsluitend zien op de inventaris van het gebouw op nr. 30 of mede op die van de dependance op nr. 23. Tog heeft in dat kader onweersproken aangevoerd dat de dependance voorheen geen verzekerde som voor de inventaris kende, zoals blijkt uit de voorlaatste pagina van productie 3 bij de dagvaarding. Onderaan de toelichting van [A] Expertise is weliswaar vermeld dat de 2 groepen die gehuisvest waren op een andere locatie, buiten beschouwing zijn gelaten, maar dit wordt niet met stukken onderbouwd, terwijl op die andere locatie volgens de specificatie van Tog bij de taxatie in 2008 geen 2 maar 4 groepen waren gehuisvest in 4 lokalen. Volgens de akte van de Gemeente van 21 oktober 2015 waren op die locatie de groepen 3, 4/5 en 5 gehuisvest in 3 lokalen, hetgeen ook niet overeenkomt met de mededeling van [A] Expertise. De toelichting van [A] Expertise draagt daarmee onvoldoende bij aan het te leveren bewijs. De offerte van [school 2] van 8 oktober 2010 voor meubilair en projectinrichting is van na de datum van de taxatie, zodat die niet als bewijs kan dienen voor zaken die ten tijde van de taxatie in 2008 in het gebouw aanwezig waren maar zijn overgeslagen. Van de op het overzicht van [school 2] vermelde aankopen in 2009 staat vast dat die na de taxatie in 2008 hebben plaatsgevonden, zodat die evenmin tot het bewijs kunnen bijdragen.
4.13.
In haar akte van 21 oktober 2015 heeft de Gemeente nog naar voren gebracht dat de 2 bij akte benoemde experts (EMN Expertise namens NN en [A] Expertise namens de Gemeente) na de brand een uitvoerig onderzoek hebben ingesteld, teneinde tot een bindende schadevaststelling te komen, zoals in de door de experts ondertekende akte van taxatie is vastgelegd. Daarbij zijn conform de geldende polisvoorwaarden alleen de door de brand verloren gegane zaken opgenomen en geen zaken die zich elders bevonden, zoals op nr. 23, en ook geen zaken van derden. Ten behoeve van de schadevaststelling is een uitvoerige inventarisatie opgemaakt, welke is samengevat op het hoofdoverzicht. Het is echter volgens de Gemeente ondoenlijk om de zeer omvangrijke administratie van de school, terzake van de aankoop van de inventaris, die zich over vele jaren heeft uitgestrekt, en die bestaat uit tientallen ordners, over te leggen. In een reguliere administratie bevinden zich alle aankoopfacturen, maar daaruit blijkt niet of het gaat om vervanging of uitbreiding of dat die inventaris op het moment van taxatie en/of schade überhaupt nog aanwezig is. Ook daarom was een taxatie noodzakelijk (een 0-meting om vanaf dat moment wel periodiek de verzekerde som te checken/up to date te houden, zoals dat ook is gedaan voor onder andere de locatie [adres] door bijverzekering van € 8.724,70). Na de brand is, juist na kennisname van de uiterste summiere en onvolledige Tog-taxatie, door de experts overgegaan tot een zeer uitvoerige verificatie van de aanwezige inventaris. Deze extra werkzaamheden waren overbodig geweest bij een correcte taxatie door Tog.
4.14.
Daarmee lijkt de Gemeente Tog wederom het verwijt te maken dat de specificatie van Tog niet aan de eisen voldeed. Tog heeft daarover in haar eerdere antwoordakte naar voren gebracht dat zij bij de uitvoering van de taxatie in overleg met de Gemeente heeft volstaan met een taxatie van de waarde per ruimte in 1 verzamelpost. De Gemeente heeft daartegen ook nimmer geprotesteerd, zodat eventuele vorderingen en rechten die de Gemeente terzake meent te hebben, zijn verjaard en/of verwerkt (artikel 3:310 lid 1 BW en artikel 6:89 BW). De Gemeente heeft dit in haar akte van 21 oktober 2015 niet weerlegd en heeft bovendien de betreffende tekortkoming niet aan haar vordering ten grondslag gelegd. De rechtbank zal hier daarom aan voorbijgaan.
4.15.
Voorts heeft de Gemeente in haar akte van 21 oktober 2015 uitdrukkelijk bewijslevering aangeboden van haar stellingen, speciaal door middel van getuigen. In het bijzonder biedt zij het volgende te bewijzen aan:
  • dat het hoofdgebouw aan de [adres] ten tijde van de taxatie door Tog voorzien was van een volledige inventaris zoals door de schade-experts vastgesteld
  • dat deze inventaris niet naar de dependance is gebracht en evenmin daar aanwezig was ten tijde van de calamiteit
  • dat de waarde van de inventaris in het afgebrande gebouw geen € 165.000,00 beliep maar het bedrag zoals door de Gemeente in de dagvaarding gesteld.
De Gemeente noemt als getuigen de experts die gezamenlijk de bindende taxatie hebben vastgesteld, en de (niet met name genoemde) directeur van de school.
4.16.
Ingevolge artikel 166 lid 1 Rv is uitgangspunt dat een partij tot getuigenbewijs moet worden toegelaten indien zij voldoende specifiek bewijs aanbiedt van feiten die tot beslissing van de zaak kunnen leiden. Artikel 163 Rv bepaalt dat een getuigenverklaring slechts als bewijs kan dienen voor zover zij betrekking heeft op aan de getuige uit eigen waarneming bekende feiten. De rechtbank is van oordeel dat de getuigenverklaringen van de door de Gemeente als getuigen voorgedragen experts op geen van de onderdelen van de bewijslevering tot dat bewijs kunnen bijdragen omdat de experts niet uit eigen waarneming bekend zijn met de ten tijde van de taxatie aanwezige inventaris in het gebouw, noch met die ten tijde van de brand. Hun verklaringen zouden dus geen feiten kunnen bewijzen die tot beslissing van de zaak kunnen leiden. Reeds hierom zal de Gemeente niet worden toegelaten tot bewijslevering door middel van het doen horen van deze getuigen.
4.17.
Ten aanzien van doen horen van de directeur van de school als getuige acht de rechtbank het bewijsaanbod onvoldoende specifiek, gelet op de omstandigheden van het geval. Noch bij de dagvaarding noch ter gelegenheid van de comparitie heeft de Gemeente immers bewijslevering aangeboden door middel van het doen horen van de directeur van de school op de hiervoor vermelde onderdelen. Ter comparitie is aan de zijde van de Gemeente onder meer verklaard:
“2. (…) De waardebepaling bij scholen is sowieso lastig (er zijn veel oude spullen zonder facturen).
(…)
10. (…) Een aantal basale gegevens zijn controleerbaar, maar niet die € 165.000,00.
11. Het tellen/taxeren wordt bij uitstek door de taxateur gedaan. Hier lag geen plicht voor de Gemeente om dat zelf te doen/te controleren.
22. De Gemeente verzoekt om een akte te mogen nemen, waarbij alsnog aanvullende bewijsstukken in het geding kunnen worden gebracht en deze kunnen worden toegelicht.”
In de vervolgens door de Gemeente genomen akte van 1 juli 2015 heeft zij evenmin bewijslevering aangeboden door middel van het doen horen van de directeur van de school. Eerst in het laatste in deze procedure genomen processtuk, de akte van 21 oktober 2015, heeft zij die bewijslevering aangeboden. De rechtbank acht dit in strijd met de eisen van een goede procesorde. De rechtbank zal de Gemeente dan ook niet toelaten tot bewijslevering door middel van het doen horen van getuigen.
4.18.
Het voorgaande brengt mee dat de vordering ook op het onderdeel van de gestelde onvolledige taxatie van de inventaris moet worden afgewezen.
De proceskosten
4.19.
De Gemeente zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Tog worden begroot op:
- griffierecht € 3.829,00
- salaris gemachtigde €
5.000,00(2,5 punten x tarief € 2.000,00)
totaal € 8.829,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de Gemeente in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Tog begroot op € 8.829,00, te vermeerderen, indien de Gemeente dit bedrag niet binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis betaalt, met de wettelijke rente daarover vanaf die datum;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. van Binsbergen en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2016. [1]

Voetnoten

1.type: nig (4123)/GB (4333)