ECLI:NL:RBMNE:2016:3338

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 april 2016
Publicatiedatum
21 juni 2016
Zaaknummer
413852 / HA RK 16-84
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over wrakingsverzoek in strafzaak met betrekking tot vermeende vooringenomenheid van de rechter

Op 18 april 2016 heeft verzoekster een wrakingsverzoek ingediend tegen de kantonrechter mr. E. Akkermans, die op 20 april 2016 een zaak zou behandelen. Verzoekster stelt dat zij geen reactie heeft ontvangen op haar verzoeken om dagvaarding van verschillende personen, waaronder de oud-secretaris-generaal van het ministerie van Justitie en ex-hoofdofficieren van justitie. Hierdoor heeft zij geen vertrouwen in een rechtvaardige behandeling van haar zaak en verzoekt zij om wraking van de rechter op grond van vooringenomenheid.

De wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland heeft op 29 april 2016 de beoordeling van het wrakingsverzoek uitgevoerd. De rechtbank stelt dat volgens artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering een rechter gewraakt kan worden indien er feiten en omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De wrakingskamer benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken.

In dit geval concludeert de wrakingskamer dat het enkele feit dat verzoekster geen reactie heeft ontvangen op haar verzoeken, niet voldoende is om te concluderen dat er sprake is van vooringenomenheid. De wrakingskamer wijst het verzoek tot wraking af, omdat er geen objectieve gronden zijn die de vrees voor partijdigheid rechtvaardigen. De procedure in de oorspronkelijke zaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Zaaknummer/rekestnummer: 413852 / HA RK 16-84
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
29 april 2016
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
[verzoekster],
postadres: [adres] , [woonplaats] ,
verder te noemen: verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 18 april 2016 een wrakingsverzoek ingediend in de zaak met kenmerk 4696904 UM VERZ 15-8570. Daarin wraakt zij de kantonrechter die de zaak op 20 april 2016 gaat behandelen. Mr. E. Akkermans zou die zaak behandelen. De zitting is geschorst vanwege dit wrakingsverzoek.

2.Het wrakingsverzoek

Verzoekster voert aan dat zij geen reactie heeft ontvangen op haar verzoeken om dagvaarding van de oud secretaris generaal van het ministerie van justitie, de heer [A] , en de ex-hoofdofficieren van justitie, de heren [B] , [C] en [D] . Verzoekster heeft er daarom geen vertrouwen in dat er door een rechtvaardige rechter geoordeeld zal worden. Daarom wordt de kantonrechter die de zaak op 20 april 2016 gaat behandelen, gewraakt op grond van vooringenomenheid.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 512 Sv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Voor de beoordeling van het wrakingsverzoek wordt de toepasselijke norm voorts gegeven door artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese hof voor de rechten van de mens ontwikkelde criteria. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan sprake zijn indien de rechter vanwege een persoonlijke overtuiging vooringenomen is. Ook kan daarvan sprake zijn indien zich feiten en omstandigheden voordoen die objectief bezien de (subjectieve) vrees bij de rechtzoekende rechtvaardigen dat het de rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
3.2.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de hiervoor bedoelde zin, dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
3.3.
In het tweede lid van artikel 515 Sv is bepaald dat de verzoeker en de rechter wiens wraking is verzocht in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord. Hiermee is beoogd verzoeker de gelegenheid te bieden te worden gehoord op de door hem aangevoerde feiten en omstandigheden op grond waarvan hij meent dat de onpartijdigheid van één of meer bepaalde rechters in het geding is. Het in deze bepaling opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever beschouwd als een debat over de gegrondheid van het verzoek.
3.4.
In dit geval ziet de wrakingskamer aanleiding om in afwijking van het in artikel 515 lid 2 neergelegde uitgangspunt uitspraak te doen over het door verzoekster gedane wrakingsverzoek, zonder dat dit verzoek ter zitting wordt behandeld. Voor deze mogelijkheid vindt de rechtbank steun bij artikel 4, lid 1 aanhef en onder a van het Wrakingsprotocol van de Hoge Raad, waarin is bepaald dat de wrakingskamer het verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting aanstonds kan afwijzen of niet ontvankelijk kan verklaren, indien het verzoek kennelijk ongegrond is. Daartoe is het volgende overwogen.
3.5.
Verzoekster voert ter onderbouwing van het wrakingsverzoek aan dat een reactie uitblijft op haar verzoek om de door haar genoemde personen te dagvaarden althans op te roepen op de zitting. De wrakingskamer overweegt dat het enkele feit dat verzoekster daarop geen reactie heeft ontvangen, geen feit is waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid. Daarbij komt dat in de zaak met kenmerk 4696904 UM VERZ 15-8570 tot nu toe alleen nog een mondelinge behandeling bepaald. Tijdens die mondelinge behandeling zal de zaak met het verzoek voor het eerst worden behandeld door de rechter en kunnen de onderzoekswensen van verzoekster worden behandeld. Tot nu toe heeft nog geen enkele rechter bemoeienis gehad met de zaak. Uit het voorgaande volgt dat hetgeen verzoekster aanvoert als grond voor de wraking niet kan leiden tot de conclusie dat de rechter die de zaak op 20 april 2016 zou behandelen, mr. E. Akkermans, althans een andere rechter, vooringenomen is. De rechtbank acht het verzoek op grond van de thans aangevoerde grond kennelijk ongegrond en ziet, gelet op de hiervoor weergegeven omstandigheden, geen grond om verzoekster in de gelegenheid te stellen ter zitting een nadere toelichting te geven op haar verzoek.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekster, de gewraakte rechter, het openbaar ministerie, alsmede aan de voorzitter van de afdeling Straf-, Familie- en Jeugdrecht en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met kenmerk 4696904 UM VERZ 15-8570 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, mr. P. Bender en mr. drs. S.C. Hagedoorn, als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. R.H.M. den Ouden, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2016.
de griffier de voorzitter
De griffier is buiten staat te ondertekenen
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.