ECLI:NL:RBMNE:2016:3337

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 mei 2016
Publicatiedatum
21 juni 2016
Zaaknummer
413313 / HA RK 16-71
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechters in civiele procedure

In deze wrakingszaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 13 mei 2016, heeft verzoekster een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters mr. E. Bongers en mr. L.M.G. de Weerd. Het verzoek is gebaseerd op de stelling dat de rechters vooringenomen hebben gehandeld door geen rekening te houden met de verhinderdata van verzoekster en haar onterecht te verplichten persoonlijk aanwezig te zijn op de comparitie. Verzoekster heeft haar gronden voor de wraking verder aangevuld in brieven van 10 en 24 april 2016, waarin zij ook stelt dat mr. De Weerd teksten uit het proces-verbaal heeft laten verwijderen, wat volgens haar een extra reden voor wraking oplevert. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 april 2016 hebben de gewraakte rechters hun standpunten toegelicht. Mr. Bongers ontkent enige betrokkenheid bij de procedure, terwijl mr. De Weerd erkent dat er geen rekening is gehouden met de verhinderdata, maar stelt dat hij daar niet verantwoordelijk voor is. De wrakingskamer heeft de gronden van verzoekster beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving en jurisprudentie. De wrakingskamer concludeert dat de aangevoerde gronden niet voldoende zijn om te concluderen dat er sprake is van vooringenomenheid. De wrakingskamer verklaart het verzoek tot wraking ongegrond en bepaalt dat de procedure van verzoekster met zaaknummer 4774980 UC EXPL 16-1737 voortgezet dient te worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 413313 / HA RK 16-71
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 13 mei 2016
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoekster),
gemachtigde [gemachtigde] ,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van 4 april 2016
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 4 april 2016 met bijlagen
  • de brief van 6 april 2016 van de secretaris van de wrakingskamer
  • de brief van 10 april 2016 van verzoekster
  • de schriftelijk reactie van 11 april 2014 van mr. L.M.G. de Weerd (waarbij de wrakingskamer begrijpt dat sprake is van een kennelijke verschrijving met betrekking tot het jaartal en dat in plaats van ‘2014’ gelezen moet worden ‘2016’)
  • de schriftelijke reactie van 25 april 2016 van mr. E. Bongers
  • de brief van 24 april 2016 van verzoekster.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 29 april 2016 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling is de heer [gemachtigde] verschenen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

Het verzoek tot wraking is gericht tegen mrs. E. Bongers en L.M.G. de Weerd als behandelend rechters (hierna te noemen: de rechters), in de zaak met het zaaknummer 4774980 UC EXPL 16-1737.
2.1.
Verzoekster heeft het volgende ten grondslag gelegd aan haar wrakingsverzoek van 4 april 2016. Door ten onrechte geen rekening te houden met de verhinderdata van verzoekster en door zonder noodzaak de persoonlijke aanwezigheid van verzoekster op de comparitie te gelasten, hebben mr. Bongers en mr. De Weerd jegens verzoekster vooringenomen gehandeld en haar benadeeld in de lopende procedure.
In haar brieven van 10 en 24 april 2016 heeft verzoekster de gronden van haar wrakingsverzoek aangevuld. Volgens verzoekster heeft mr. De Weerd bij het opmaken van het proces-verbaal van de comparitie van 4 april 2016 aan de griffier opgedragen teksten te verwijderen. Dit levert volgens verzoekster een extra reden voor wraking op. Daarnaast heeft verzoekster nog als gronden aangevoerd dat mr. De Weerd direct is gestopt met de behandeling van de zaak nadat hij was gewraakt en dat mr. De Weerd geen poging heeft ondernomen om partijen tot een schikking te bewegen, hetgeen wellicht tot het intrekken van dit wrakingsverzoek had kunnen leiden.
2.2.
Mrs. Bongers en De Weerd hebben niet berust in de wraking.
Mr. Bongers heeft aangegeven dat hij geen enkele inhoudelijke betrokkenheid met de procedure van verzoekster heeft gehad.
Mr. De Weerd heeft in zijn reactie aangegeven dat het juist is dat er bij de planning van de comparitie geen rekening is gehouden met de verhinderdata van verzoekster, maar dat hij bij die beslissing geen betrokkenheid heeft gehad. Mr. De Weerd heeft aangegeven dat het tussenvonnis, waarin de comparitie is gelast en waarin het persoonlijk verschijnen van verzoekster is bevolen, niet door hem is gewezen. Mr. De Weerd is het met verzoekster eens dat haar persoonlijke aanwezigheid niet nodig was voor de behandeling van de zaak en dat de zaak ook behandeld kon worden in aanwezigheid van enkel haar gemachtigde. Mr. De Weerd heeft aangegeven dit standpunt op de comparitie van 4 april 2016 met de gemachtigde van verzoekster te hebben gedeeld (verzoekster was niet aanwezig), maar dit vormde voor (de gemachtigde van) verzoekster geen aanleiding om het verzoek tot wraking in te trekken. Daardoor moest de procedure worden geschorst en kon mr. De Weerd niet verder met de behandeling en ook geen poging ondernemen om partijen tot een schikking te bewegen, aldus mr. De Weerd. Ten aanzien van het verwijderen van teksten uit het proces-verbaal heeft mr. De Weerd aangegeven dat het daarbij om verwijdering van standaard tekstblokken moet zijn gegaan, die op de onderhavige situatie niet van toepassing waren. Een proces-verbaal houdt ook geen woordelijk verslag van het verloop van een zitting in, maar slechts een zakelijke weergave. Dat sprake zou zijn van vooringenomenheid van mr. De Weerd kan volgens mr. De Weerd uit hetgeen is voorgevallen niet worden afgeleid.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
Voor de beoordeling van het wrakingsverzoek wordt de toepasselijke norm voorts gegeven door artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese hof voor de rechten van de mens ontwikkelde criteria.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan sprake zijn indien de rechter vanwege een persoonlijke overtuiging vooringenomen is. Ook kan daarvan sprake zijn indien zich feiten en omstandigheden voordoen die objectief bezien de (subjectieve) vrees bij de rechtzoekende rechtvaardigen dat het de rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
3.3.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de hiervoor bedoelde zin, dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
3.4.
Op grond van de wet (art. 37 lid 3 Rv) is verzoekster verplicht om alle feiten en gronden die haar tot het verzoek tot wraking hebben gebracht, tegelijk voor te dragen. Verzoekster heeft op 4 april 2016 een schriftelijk en onderbouwd verzoek tot wraking gedaan. De gronden waarmee verzoekster haar verzoek bij brieven van 10 en 24 april 2016 heeft aangevuld, zijn door verzoekster in strijd met art. 37 lid 3 Rv niet tegelijk en daarom te laat aangevoerd. De wrakingskamer zal, gelet op de hiervoor genoemde op verzoekster rustende verplichting, hierna enkel de in dit verzoekschrift en op de zitting van 4 april 2016 aangevoerde gronden voor wraking bespreken.
3.5.
De wrakingskamer is van oordeel dat het verzoek tot wraking van mr. Bongers en mr. De Weerd ongegrond is. De reden voor de wraking van mr. Bongers is dat hij in het tussenvonnis van 10 februari 2016 een comparitie van partijen heeft gelast en heeft bevolen dat partijen in persoon moeten verschijnen. Naar het oordeel van de wrakingskamer betreft dit een procesbeslissing. Hetzelfde geldt ten aanzien van de beslissing om de comparitie te plannen met voorbijgaan aan de door verzoekster opgegeven verhinderdata. Ook dit is een procesbeslissing. Een procesbeslissing levert op zichzelf geen grond voor wraking op, tenzij deze beslissing dermate onbegrijpelijk is dat deze niet anders kan worden verklaard dan vanuit een gebrek aan onpartijdigheid. Die situatie doet zich hier naar het oordeel van de wrakingskamer niet voor.
De rechtbank dient immers de voortgang van de procedure te bewaken en heeft een zekere vrijheid om aan de door verzoekster gestelde verhinderdata (elke maandag tot en met donderdag) voorbij te gaan indien deze nauwelijks een reële mogelijkheid bieden om tot een zittingsbepaling te komen. Gelet op een van de mogelijke doelen van een comparitie na antwoord, namelijk het beproeven van een schikking, ligt het voorts in de rede dat de persoonlijke verschijning van een partij gewenst is. Uit de beslissingen van het tussenvonnis van 10 februari 2016 kan daarom, ook in onderlinge samenhang bezien, geen vooringenomenheid worden afgeleid. Uit het rolzittingrooster van de rechtbank is het de wrakingskamer gebleken dat mr. De Weerd niet de bij de rolzitting van 3 februari 2016 betrokken kantonrechter was. De zaak van verzoekster is pas ná het wijzen van het tussenvonnis van 10 februari 2016 waarin de comparitie van partijen is gelast, aan mr. De Weerd als zaaksrechter toebedeeld. Tot dat moment was de zaak hem inhoudelijk onbekend.
3.6.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking van mr. Bongers en mr. De Weerd ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking van mr. Bongers en mr. De Weerd ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechters, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van de afdeling en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 4774980 UC EXPL 16-1737 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.E. Verschoor, voorzitter, mr. A.M. Koene en mr. R.M. Berendsen als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. K.A.M. Derksen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2016.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.