ECLI:NL:RBMNE:2016:3164
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- mr. drs. R. in ’t Veld
- mr. J.W. Veenendaal
- mr. drs. S. Wijna
- Rechtspraak.nl
Toekenning van een WW-uitkering en de berekening van het dagloon volgens het gewijzigde Dagloonbesluit werknemersverzekeringen
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 juni 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van een WW-uitkering aan eiser, die zijn aanvraag had ingediend bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser had gewerkt voor [bedrijf] B.V. van 22 december 2014 tot 22 juli 2015 en verzocht om een WW-uitkering met als vermoedelijke eerste werkloosheidsdag 22 juli 2015. Het UWV kende hem een uitkering toe, maar stelde het dagloon vast op € 48,86, berekend op basis van zijn verdiensten in de referteperiode van één jaar, gedeeld door 261 dagen. Eiser was van mening dat deze berekening onterecht was, omdat hij slechts een gedeelte van de referteperiode loon had ontvangen en dat dit leidde tot een onredelijk lage uitkering.
De rechtbank oordeelde dat de wetgever het nadelige effect van de gewijzigde dagloonregels, die per 1 juli 2015 in werking traden, had voorzien. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, omdat eiser niet had aangetoond dat hij door de berekening van het dagloon onterecht benadeeld was. De rechtbank concludeerde dat de referteperiode correct was vastgesteld en dat de berekening van het dagloon op basis van de nieuwe regels rechtmatig was. De rechtbank benadrukte dat het niet aan de rechter is om de gevolgen van wetgeving te corrigeren, zelfs als deze als onredelijk worden ervaren.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.