In de ontnemingszaak tegen [veroordeelde], geboren op [1963] te [geboorteplaats], wonende te [adres], [woonplaats], heeft de rechtbank Midden-Nederland op 1 juni 2016 uitspraak gedaan. De zaak betreft een ontnemingsvordering van de officier van justitie, die oorspronkelijk een bedrag van € 345.470,40 vorderde, maar dit bedrag tijdens de zitting op 18 mei 2016 heeft verlaagd naar € 193.138,85. De rechtbank heeft vastgesteld dat [veroordeelde] betrokken was bij een hennepkwekerij en dat zij wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit deze activiteiten. De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op een rapport van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM) en heeft vastgesteld dat [veroordeelde] geen verweer heeft gevoegd tegen de berekening van het voordeel. De rechtbank heeft de totale opbrengst van de hennepkwekerij geschat op € 221.793,60, waarna kosten in mindering zijn gebracht, resulterend in het vastgestelde bedrag van € 193.138,85. De rechtbank heeft [veroordeelde] hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor dit bedrag, met de mogelijkheid van bevrijding indien haar mededader betaalt. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, waarbij de rechters de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig hebben gewogen.