ECLI:NL:RBMNE:2016:2973

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 april 2016
Publicatiedatum
2 juni 2016
Zaaknummer
16/659044-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdige verdachte betrokken bij meerdere strafbare feiten waaronder inbraak, mishandeling en bedreiging

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 29 april 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2001, die betrokken was bij een reeks strafbare feiten. De verdachte was onder andere aangeklaagd voor inbraken, mishandeling van medepersonen en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 december 2015 samen met anderen heeft ingebroken in een woning in Nieuwegein, waarbij diverse goederen zijn weggenomen. Daarnaast heeft de verdachte op 17 februari 2016 een pedagogisch medewerker in een instelling mishandeld en op 15 februari 2016 een andere medewerker bedreigd. De rechtbank heeft de tenlasteleggingen beoordeeld en de verdachte schuldig bevonden aan de feiten. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en een jeugddetentie van 150 dagen opgelegd, waarvan 96 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals toezicht en begeleiding. Tevens is er een taakstraf van 80 uren opgelegd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de noodzaak voor begeleiding in een veilige omgeving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16/659044-16; 16/192998-15 (ter terechtzitting gevoegd); 16/120365-15 (ter terechtzitting gevoegd); 16/102804-15 (ter terechtzitting gevoegd); 16/117329-15 (ter terechtzitting gevoegd) (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 29 april 2016, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [2001] te [geboorteplaats]
thans verblijvende bij [verblijfplaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaken zijn behandeld op de terechtzitting van 15 april 2016, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
De kinderrechter heeft op 15 april 2016 de zaak onder parketnummer 16/192998-15 (met daarbij de reeds ter terechtzitting gevoegde zaken onder de parketnummers 16/120365-15, 16/102804-15, 16/117329-15) verwezen naar deze meervoudige kamer.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en mr. X.B. Sijmons, raadsman van verdachte, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/659044-16
feit 1:
samen met anderen op 27 december 2015 heeft ingebroken in een woning in Nieuwegein;
feit 2:
op 17 februari 2016 te Zeist [slachtoffer 1] heeft mishandeld;
feit 3:
op 15 februari 2015 te Zeist [slachtoffer 2] heeft mishandeld;
16/192998-15
op 11 april 2015 geprobeerd heeft in te breken in een woning in Nieuwegein;
16/120365-15
feit 1:
op 18 juni 2015 te Utrecht een winkeldiefstal heeft gepleegd;
feit 2:
op 18 juni 2015 te Utrecht zich opzettelijk heeft gelegitimeerd met de identiteitskaart van een ander;
feit 3:
op 18 juni 2015 te Utrecht een identiteitskaart van [slachtoffer 3] heeft verduisterd;
16/102804-15
op 13 april 2015 te Maarsbergen [slachtoffer 4] heeft bedreigd;
16/117329-15
in de periode van 25 maart 2015 tot en met 29 maart 2015 heeft ingebroken in een woning te Maarsbergen, dan wel dat hij op 25 maart 2015 goederen heeft geheeld.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem onder feit 1, 2 en 3 van parketnummer 16/659044-16, het onder parketnummer 16/192998-15, het onder feit 1, 2 en 3 van parketnummer 16/120365-15, het onder parketnummer 16/102804-15 en het onder parketnummer 16/117329-15 primair tenlastegelegde heeft gepleegd. De officier van justitie baseert zich daarbij op de in de dossiers aanwezige bewijsmiddelen en de verklaringen van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat het onder feit 1, 2 en 3 van parketnummer 16/659044-16, het onder parketnummer 16/192998-15, het onder feit 1, 2 en 3 van parketnummer 16/120365-15 en het onder parketnummer 16/102804-15 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de onder parketnummer 16/117329-15 primair ten laste gelegde woninginbraak heeft gepleegd. Verdachte dient hiervan vrijgesproken te worden. Op basis van enkel de verklaring van getuige [getuige 1] kan niet worden aangenomen dat verdachte de bankpas daadwerkelijk in zijn bezit heeft gehad, dan wel dat hij de inbraak heeft gepleegd. Gelet op de periode gelegen tussen de inbraak en het aantreffen van de telefoon bij verdachte is niet uit te sluiten dat de telefoon in die periode verhandeld is. Niet kan worden vastgesteld dat de bij verdachte aangetroffen wikkel shag, dezelfde wikkel is die weggenomen is bij de inbraak.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde kan de heling van de telefoon wettig en overtuigend bewezen worden. Verdachte dient te worden vrijgesproken van de heling van de overige goederen. Niet kan worden vastgesteld dat hij de bankpas in zijn bezit heeft gehad. Verdachte heeft een redelijke prijs betaald voor een half pakje shag en kon derhalve niet weten dat dit van diefstal afkomstig kon zijn.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
parketnummer 16/659044-16
4.3.1.1 feit 1
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Op 27 december 2015 was er tussen 18.00 uur en 20.00 uur ingebroken in de woning van [slachtoffer 5] , gelegen aan de [adres] in [woonplaats] . Bij terugkomst zag hij dat de voordeur van zijn woning openstond. Het cilinderslot van de voordeur werkte niet meer. Er was geen schade te zien. [2] Uit de woning werden onder meer sieraden (armbanden, kettingen en ringen), een PlayStation 3 met controllers en computerspellen, tablets, een telefoon (merk Samsung Galaxy S5), een notebook, een fotocamera, drie horloges en een geldkist met daarin contant geld weggenomen. [3] Zijn vriendin was in augustus 2015 haar sleutels kwijt geraakt, ze had deze in de schuurdeur laten zitten.
Twee dagen na de inbraak kwam zijn bovenbuurman [getuige 2] (de rechtbank begrijpt dat hier wordt bedoeld: [getuige 2] ) met één van de bij de inbraak weggenomen horloges van het merk Breitling en de bij de inbraak weggenomen Playstation bij hem thuis. [getuige 2] vertelde dat jongens deze spullen aan hem hadden aangeboden. [4]
[getuige 2] hoorde op de dag na tweede kerstdag 2015 van zijn vriend [slachtoffer 5] dat er was ingebroken in diens woning. Voor oud en nieuw kwam hij, [getuige 2] , [A] tegen. [5] [A] bood hem een horloge van het merk Breitling en een Playstation te koop aan. De Playstation was bij [B] . Na enige tijd kwam [B] . [A] en [B] gaven aan dat [verdachte] drie maanden geleden een sleutel uit de schuur van de woning van [slachtoffer 5] had gestolen. Zij, [B] , [A] en [verdachte] , waren naar de woning toegegaan en hadden daar ingebroken. [6]
Op 4 januari 2015 kwam er een man die zich voorstelde als [getuige 2] , bij [getuige 3] aan de deur. [7] [getuige 2] vertelde dat er door [A] , [B] en ene [verdachte] was ingebroken in de woning van een vriend van hem, [slachtoffer 5] .
[getuige 3] hoorde later die dag dat zijn stiefzoon [A] vertelde dat hij samen met [B] en [verdachte] in de woning was geweest. [verdachte] had een facebook pagina [verdachte] . [8]
[getuige 4] , moeder van [B] , kreeg een app van [getuige 2] die aangaf dat [B] , [verdachte] en [A] betrokken waren bij een inbraak, gepleegd bij een vriend van [getuige 2] . [9] [B] vertelde haar dat hij samen met [verdachte] en [A] in de woning geweest zou zijn. Het ging om een inbraak met een sleutel, welke sleutel [verdachte] in zijn bezit had. Op de dag van de inbraak, 27 december 2015, was [B] tussen 18.30/19.00 uur en 23.35 uur niet thuis geweest. [10]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een facebookpagina heeft onder zijn eigen naam: [verdachte] . [11]
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde inbraak.
4.3.1.2 feit 2 en 3
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [12]
feit 2
Op 17 februari 2016 was [slachtoffer 1] als pedagogisch medewerker in de instelling [naam instelling 1] te [vestigingsplaats] . [verdachte] bemoeide zich met een gesprek dat hij met andere jongens voerde. Hij zei dat [verdachte] naar zijn kamer moest. [13] Hij voelde dat [verdachte] hem met zijn vuist een harde stoot in zijn linkerzij gaf. Hij voelde dat [verdachte] hem een paar keer in mijn gezicht sloeg en hem een trap in zijn zij gaf. [14] Voor zover hij zich kon herinneren was hij drie keer door [verdachte] geslagen. Op het moment dat hij geslagen [15] en getrapt werd voelde hij wel pijn. [16]
Op de door [naam instelling 1] aangeleverde beelden van het incident op 15 februari 2015 is te zien dat er een schermutseling was tussen [verdachte] en [slachtoffer 1] . [17] [verdachte] en [slachtoffer 1] vielen op de grond. [verdachte] bleef zich verzetten en bleef trappende en slaande bewegingen maken. [verdachte] haalde met zijn linkerhand uit en sloeg [slachtoffer 1] in het gezicht. [18]
[getuige 5] zag dat [slachtoffer 1] werd aangevlogen door [verdachte] . [slachtoffer 1] probeerde [verdachte] onder controle te krijgen, [verdachte] bleef slaan en trappen in de richting van [slachtoffer 1] . [19]
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde mishandeling.
feit 3
[slachtoffer 2] was op 15 februari 1016 werkzaam als groepsleider in de instelling [naam instelling 1] te [vestigingsplaats] . Zij had een discussie met [verdachte] en had hem naar zijn kamer gestuurd. [20] [verdachte] ging terug naar zijn kamer, kwam er weer uit en stond schuin achter haar. Hij sloeg zijn arm om haar nek en trok haar naar zich toe. Zij voelde dat er druk kwam op haar kaak. Later had zij last van haar kaak, het voelde beurs. [21]
Op de door [naam instelling 1] aangeleverde beelden van het incident op 15 februari 2015 is te zien dat er een schermutseling was tussen [verdachte] en [slachtoffer 2] . [verdachte] duwde [slachtoffer 2] weg en zij komt met haar rug naar [verdachte] te staan. [verdachte] deed zijn arm om de nek en keel van [slachtoffer 2] . Nadat [slachtoffer 2] losgekomen was, wees zij naar haar kaak. [22]
Genoemde bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt tot bewijs van het feit waarop zij blijkens hun inhoud in het bijzonder betrekking hebben.
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde mishandeling.
4.3.2
parketnummer 16/192998-15
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [23]
[aangever] heeft namens de Stichting Reinaerde aangifte gedaan van een poging tot inbraak in de woning gelegen aan de [adres] te [vestigingsplaats] op 11 april 2015. Om 04.53 uur werd hij wakker van gebonk. [24] Uit de woning was niets weggenomen. [25]
[getuige 6] zag op 11 april 2015 omstreeks 04.50 uur dat een man met een stok een ruit insloeg aan de voorzijde van het pand aan de [adres] te [vestigingsplaats] . Ze zag dat de man door het raam naar binnen kroop. [26] Even later kwam de man weer naar buiten. [27]
Uit sporenonderzoek aan de woning aan de [adres] te [vestigingsplaats] volgt dat er een ruit van een raam aan de voorzijde was vernield. Men was via het opengebroken raam de woning binnen geklommen. In de woning werd op de vloer direct onder het inklimraam [28] een bloedspoor aangetroffen en veiliggesteld (SIN nummer AAIJ0044NL). [29]
Uit het Informatierapport DNA volgt dat het DNA-profiel van [verdachte] een hit gaf met het aangetroffen bloedspoor (SIN nummer AAIJ0044NL). [30]
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde poging tot inbraak.
4.3.3
parketnummer 16/120365-15
Nu verdachte de ten laste gelegde feiten heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede
volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 15 april 2016;
  • de aangifte voor winkeliers, pagina 4, 5 en 8 van proces-verbaalnummer PL0900-2015192673;
  • het proces-verbaal van bevindingen, pagina 9 van proces-verbaalnummer PL0900-2015192673.
Genoemde bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt tot bewijs van het feit waarop zij blijkens hun inhoud in het bijzonder betrekking hebben.
4.3.4
parketnummer 16/102804-15
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [31]
Op 13 april 2015 was [slachtoffer 4] werkzaam als pedagogisch medewerker op [naam instelling 2] te [plaatsnaam] . [verdachte] wilde de keuken in, dat mocht niet omdat daar al twee personen waren. [verdachte] duwde hem en probeerde voorbij hem te komen. [verdachte] maakte slaande bewegingen in zijn richting. [32] Hij had [verdachte] naar de grond gebracht. [verdachte] begon weer slaande bewegingen te maken. [verdachte] keek hem aan en zei tegen hem: “Ik steek je dood, ik maak je kapot.”. Hij hoorde [verdachte] zeggen: "Ik sla je kankerkop in. Als je me niet los laat, steek ik je neer." [33]
[getuige 7] hoorde op 13 april 2015 dat [verdachte] tegen [slachtoffer 4] zei: “Ik sla je in elkaar. Ik steek je neer. Ik maak je dood.” [34]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 13 april 2015 een confrontatie met [slachtoffer 4] had. In zijn boosheid had hij vervelende dingen tegen [B] gezegd en hij was daarbij te ver gegaan. [35]
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde bedreiging.
4.3.5
parketnummer 16/117329-15
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [36]
[slachtoffer 6] had op 25 maart 2015 zijn woning aan de [adres] te [plaatsnaam] verlaten. Bij terugkomst op 29 maart 2015 zag hij dat de bovenste ruit van de voordeur was vernield en dat er was ingebroken in zijn woning. [37] In een van de bakjes van de voederautomaat van de kat lagen glasscherven. Hieruit kon hij afleiden dat de inbraak plaats moest hebben gevonden tussen 26 maart 2015 te 09.00 uur en 27 maart 2015 te 12.00 uur, omdat hij het zo had geprogrammeerd dat het voederbakje alleen dan openstond. Uit de woning waren weggenomen: oordopjes (merk Sony), een pakje shag (merk Javaanse Jongens), een mes uit de keuken, een mobiele telefoon (merk Samsung [38] , Galaxy, met imeinummer [...] ) en een ING bankpas. [39]
[slachtoffer 4] had gehoord van een inbraak in een woning op het terrein van [naam instelling 2] . Op 26 maart 2015 had hij van een collega gehoord dat deze een bankpas had gekregen van [getuige 1] . [getuige 1] had de pas gekregen van [verdachte] . De bankpas stond op naam van [slachtoffer 6] . Op 31 maart 2015 werd bij een kamerinspectie op de kamer van [verdachte] een wikkel van shag van het merk Javaanse Jongens aangetroffen. Op de groep zitten geen jongens die [40] dit merk shag roken. De docent van [verdachte] had afgelopen week een telefoon van het merk Samsung van [verdachte] afgenomen. Van de docent had hij gehoord dat [verdachte] op 26 maart 2015 niet op school was geweest. Vervolgens had [verdachte] zich ook niet op de woongroep gemeld. Een andere collega had [verdachte] op 26 maart 2015 zien staan bij de woning waar was ingebroken. [41]
[getuige 8] zag op 1 april 2015 dat zijn leerling [verdachte] [42] een zwarte Samsung telefoon bij zich had. Hij had deze telefoon ingenomen en aan [slachtoffer 4] gegeven. [43]
[getuige 9] zag tijdens zijn werk op 26 maart 2015 op het terrein van [adres] [verdachte] staan bij de sporthal. Later vernam hij dat er was ingebroken in de woning boven de sporthal. [44]
[getuige 1] zag dat [verdachte] , ergens in maart 2015 zijn kamer op [naam instelling 2] binnen kwam. Hij hoorde [verdachte] zeggen dat hij had ingebroken in een oud huis op het moment dat hij weggelopen was. [verdachte] zei dat hij daar een telefoon, een Samsung Galaxy, had gestolen en een bankpas. Nadat [verdachte] weg was vond hij onder zijn laptop een ING bankpas. [45]
Op 5 april 2015 ontving verbalisant [verbalisant] uit handen van [slachtoffer 4] een bankpas ten name van [slachtoffer 6] , een shag wikkel van Javaanse Jongens en een mobiele telefoon, merk Samsung met imeinummer [...] . [46]
De rechtbank constateert dat voornoemd imeinummer gelijk is aan het imeinummer van het weggenomen toestel van [slachtoffer 6] .
Bewijsoverwegingen
pleegdatum
Op basis van de aangifte van [slachtoffer 6] dat de inbraak tussen 26 maart 2015 te 09.00 uur en 27 maart 2015 te 12.00 uur heeft plaatsgevonden en de verklaring van [slachtoffer 4] dat hij op 26 maart 2015 een bankpas ten name van [slachtoffer 6] in zijn bezit heeft gekregen, leidt de rechtbank af dat voornoemde inbraak is gepleegd op 26 maart 2015.
verklaring verdachte
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij de telefoon van iemand heeft gekocht niet aannemelijk. De verklaring vindt geen steun in het dossier en kan, door de weigering van verdachte om de naam te noemen van de persoon van wie hij de telefoon gekocht zou hebben, op geen enkele wijze geverifieerd worden.
De verklaring van verdachte dat hij het pakje shag Javaanse Jongens van [getuige 10] heeft gekocht is niet aannemelijk. Deze verklaring vind geen steun in het dossier en wordt tegengesproken door de verklaringen van [slachtoffer 4] en [getuige 10] , die verklaart dat hij wel eens shag van het merk Javaanse Jongens verkocht aan [verdachte] , maar dat waren slechts plukjes shag en dat was nooit met de verpakking er bij. [47]
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 26 maart 2015 schuldig heeft gemaakt aan een inbraak in de woning aan de [adres] .

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
parketnummer 16/659044-16
feit 1
op 27 december 2015 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres] , heeft weggenomen goederen/geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot die woning hebben verschaft door middel van een valse sleutel;
feit 2
op 17 februari 2016 te Zeist opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 1] , (meermalen) (met zijn vuist) heeft geslagen in zijn gezicht en in zijn zij en heeft getrapt tegen zijn zij, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] pijn heeft ondervonden;
feit 3
op 15 februari 2016 te Zeist opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 2] , zijn arm om de nek van die [slachtoffer 2] heeft geslagen en vervolgens die [slachtoffer 2] tegen zich aan heeft gedrukt, waarbij hij druk gaf op haar rechter kaak, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] pijn heeft ondervonden.
parketnummer 16/192998-15
op 11 april 2015, te [vestigingsplaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [adres] , weg te nemen een of meer goederen, geheel of ten dele toebehorende aan Stichting Reinaerde en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen door middel van braak, immers heeft verdachte zich de toegang tot de woning verschaft door het vernielen van een ruit van die woning, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
parketnummer 16/120365-15
feit 1
op 18 juni 2015 te Utrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fles wodka, toebehorende aan [naam winkel] ;
feit 2
op 18 juni 2015 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te weten een Nederlandse ID-kaart op naam van [slachtoffer 3] , door bij zijn aanhouding voornoemde ID-kaart te tonen als zijnde zijn ID-kaart;
feit 3
op 18 juni 2015 te Utrecht opzettelijk een Nederlandse ID-kaart, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als gevonden voorwerp, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
parketnummer 16/102804-15
op 13 april 2015 te [plaatsnaam] , gemeente Utrechtse Heuvelrug [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd :"ik steek je dood", "ik maak je dood", "als je me niet loslaat, steek ik je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
parketnummer 16/117329-15 primair
op 26 maart 2015 te [plaatsnaam] , gemeente Utrechtse Heuvelrug, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [straatnaam] heeft weggenomen een betaalpas (ING) en een mobiele telefoon (merk Samsung) en een pakje shag (merk Javaanse Jongens) en een (keuken) mes en een set oordopjes (merk Sony), toebehorende aan [slachtoffer 6] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
16/659044-16
feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel;
feit 2 en feit 3:
telkens: mishandeling;
16/192998-15
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
16/120365-15
feit 1
diefstal;
feit 2
opzettelijk gebruik maken van een niet op zijn naam gesteld reisdocument;
feit 3
verduistering;
16/102804-15
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
16/117329-15
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

7.De strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft zich over de persoon van verdachte laten voorlichten door
S. Verhaaren, gezondheidszorg psycholoog, die op 17 februari 2016 een rapport heeft uitgebracht. Voornoemd rapport ziet op hetgeen onder 1 van parketnummer 16/659044-15 ten laste is gelegd.
Uit dit rapport blijkt dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis, omdat er sprake is van een gedragsstoornis, middelengebruik en een bedreigde persoonsontwikkeling. Vanwege de ontkenning van verdachte en de weigering om over het moment van de delictpleging te praten is de vraag of deze ziekelijks stoornis aanwezig was en van invloed is geweest op verdachtes keuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde lastig concreet te beantwoorden.
Aannemelijk is dat de geconstateerde gedragsstoornis, die al gedurende een langere periode blijkt te bestaan, aanwezig zou zijn ten tijde van het tenlastegelegde. Zeer aannemelijk is dat de geconstateerde gedragsstoornis ook ten tijde van het tenlastegelegde van invloed is geweest op verdachtes keuzes en gedragingen.
Er kan, nu verdachte ontkent en de onderzoeker geen inzicht wil geven in zijn denken, voelen en doen ten tijde van het handelen, geen uitspraak gedaan worden over hoe en in welke mate de gedragsstoornis, middelengebruik en persoonlijkheidsstoornis hebben doorgewerkt ten tijde van het tenlastegelegde.
De rechtbank neemt de voormelde conclusie over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank is van oordeel dat voornoemde bevindingen en conclusies, mede gelet op het gegeven dat de bij verdachte geconstateerde gedragsstoornis al vanaf achtjarige leeftijd blijkt te bestaan, ook zien op de overige ten laste gelegde feiten. Er is niet gebleken van feiten of omstandigheden waaruit anders blijkt.
Nu uit de rapportage of anderszins niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit, is verdachte strafbaar.

8.De strafoplegging

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
  • een jeugddetentie van 150 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 101 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en daarbij de bijzondere voorwaarden van Toezicht en Begeleiding, waarvan zes maanden ITB Plus en elektronische controle;
  • een taakstraf van 80 uren, met aftrek, subsidiair 40 dagen vervangende jeugddetentie.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de strafbepaling rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Een voortzetting van het verblijf op de woongroep [verblijfplaats] is wenselijk en dient niet doorkruist te worden door een onvoorwaardelijke jeugddetentie. De verdediging heeft bepleit verdachte een jeugddetentie op te leggen, gelijk aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Een eventueel op te leggen - deels voorwaardelijke - taakstraf dient, gelet op de duur van het voorarrest, tot een minimum beperkt te blijven.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden - dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een reeks van - zoals hiervoor bewezenverklaarde – strafbare feiten. Vermogensdelicten veroorzaken schade en overlast bij de slachtoffers. Daarnaast zorgen inbraken en pogingen daartoe voor gevoelens van onveiligheid en onrust bij de slachtoffers en in de maatschappij.
De rechtbank rekent verdachte aan dat hij medewerkers van de jeugdinstelling waar hij verbleef tijdens de uitoefening van hun werkzaamheden heeft mishandeld en/of bedreigd.
Verdachte heeft getoond geen enkel respect voor de lichamelijk integriteit van zijn slachtoffers te hebben. Voorts zorgen dergelijke feiten voor gevoelens van onveiligheid en onrust bij de slachtoffers tijdens de uitoefening van hun werkzaamheden.
Uit een uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Uit voornoemd rapport van S. Verhaaren volgt dat verdachte een setting nodig heeft waarin hij strakke kaders, grenzen en structuur aangeboden krijgt. Enkel de combinatie van enerzijds zeer duidelijke (ook strafrechtelijke) grenzen en anderzijds zorg zullen leiden tot een vermindering van recidive en een mogelijke positieve ontwikkeling. Met klem wordt geadviseerd om vanuit het civiele kader, en niet vanuit een strafrechtelijk kader, een therapeutisch traject aan te gaan omdat een dergelijke aanpak meer passend is binnen het civiele kader.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 12 april 2016. [C] (Raad voor de Kinderbescherming), mw. [D] (Samen Veilig Midden-Nederland) en [E] , (voogd) hebben voornoemd rapport en advies ter terechtzitting nader toegelicht.
Verdachte heeft een belaste voorgeschiedenis die weinig continuïteit en veel onveiligheid in zijn opvoedsituatie heeft doen ervaren. Er spelen veel risicofactoren op alle leefgebieden, waardoor de kans op herhaling groot is en verdachte kwetsbaar zal blijven ten aanzien van zijn algehele ontwikkeling, waaronder nieuw delict gedrag. Verdachte profiteert van een strakke en duidelijke structuur op de woongroep [verblijfplaats] in combinatie met de Intensieve Traject Begeleiding Plus en elektronische controle. Continuering van deze kaders is nodig omdat binnen deze kaders toegewerkt kan worden naar het leren omgaan met meer vrijheden, verantwoordelijkheden en het aan de andere kant gericht controle houden over zijn gedrag. Elektronische controle is nodig omdat verdachte dan letterlijk voelt dat hij in de gaten wordt gehouden en er alleen op deze manier voldoende toezicht en controle op verdachte en zijn ontwikkeling kan zijn.
Verdachte heeft een stevige stok in de vorm van een jeugddetentie achter de deur nodig die als externe motivatie kan dienen om mee te werken aan de begeleiding vanuit de ITB Plus, een voorwaardelijke werkstraf is hiertoe niet afdoende.
Geadviseerd wordt om verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht en Toezicht en Begeleiding, waarbij inbegrepen 6 maanden ITB Plus in combinatie met elektronische controle voor de duur van drie maanden. Daarnaast wordt een werkstraf passend gevonden zodat verdachte ervaart dat zijn gedrag niet wordt getolereerd en dat daar consequenties aan zijn verbonden.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bereid is mee te werken aan begeleiding in het kader van de ITB Plus, ook als daarbij elektronische controle wordt opgelegd.
Op 15 april 2016 is tevens de voorlopige machtiging tot gesloten plaatsing verlengd.
Voornoemde bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen in beginsel een lange onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. De rechtbank acht het echter niet wenselijk dat verdachte teruggeplaatst wordt naar een Justitiële Jeugd Inrichting, gelet op de persoon van verdachte, zijn zeer jonge leeftijd en het belang van verdachte bij een ononderbroken verblijf – in het kader van een civiele maatregel - op zijn huidige afdeling bij [verblijfplaats] .
Alles afwegende acht de rechtbank een straf zoals gevorderd door de officier van justitie passend en geboden. Nu de rechtbank van oordeel is dat de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht – in totaal 54 dagen -, in het geheel in mindering moet worden gebracht op de jeugddetentie, zal de rechtbank verdachte een iets kortere voorwaardelijke jeugddetentie opleggen.
De rechtbank zal verdachte een jeugddetentie van 150 dagen, met aftrek opleggen, waarvan 96 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met daarbij de bijzondere voorwaarden van Toezicht en Begeleiding, waarvan zes maanden ITB Plus en elektronische controle voor een periode van (maximaal) drie maanden.
Daarnaast zal de rechtbank verdachte een taakstraf opleggen van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende jeugddetentie.

9.De benadeelde partijen

9.1
Stichting Reinaerde, parketnummer 16/192998-15
De benadeelde partij Stichting Reinaerde vordert een schadevergoeding van € 1.241,49 ter zake van materiële schade.
9.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering ten dele toe te wijzen tot een bedrag van € 901,49, met daarbij de wettelijke rente, kosten en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De aantekening op de vordering “gaat vanuit schadebudget” ten aanzien van de post “zonwering € 340,00” wekt de indruk dat de benadeelde partij dit bedrag niet zelf dient te betalen. Voor dat deel dient de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering te worden verklaard.
9.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering te verklaren. Niet uit te sluiten valt dat de gevorderde kosten onder de opstalverzekering vallen en dat deze kosten al vergoed zijn. Voorts heeft de verdediging zich ten aanzien van de post “zonwering” aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
9.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vermelding op de vordering “gaat vanuit schadebudget” ten aanzien van de post “zonwering € 340,00” impliceert dat de benadeelde partij zelf een schadebudget heeft aangelegd van waaruit deze schade wordt betaald. Deze schadepost komt dus (indirect) wel degelijk voor rekening van de benadeelde partij. Voorts volgt uit de vordering niet dat de benadeelde partij, al dan niet deels, de schade vergoed heeft gekregen of zal krijgen vanuit een opstalverzekering.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 1.241,49 aan materiële schade. De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het tijdstip waarop de schade is veroorzaakt, te weten 11 april 2015.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
9.2
[slachtoffer 6] , parketnummer 16/117329-15
Ter terechtzitting van 15 april 2016 is een aanvulling/wijziging op de vordering van de benadeelde partij ontvangen. De benadeelde partij [slachtoffer 6] vordert een schadevergoeding van € 377,33 ter zake van materiële schade.
9.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering ten dele toe te wijzen tot een bedrag van € 277,33, met daarbij de wettelijke rente, kosten en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dient de benadeelde partij niet ontvankelijk in zijn vordering te worden verklaard.
9.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de telefoon en micro SD-kaart onvoldoende onderbouwd is. De vordering dient op deze punten afgewezen te worden. Voor het overige dient de benadeelde partij, gelet op de bepleite vrijspraak, niet ontvankelijk in de vordering te worden verklaard.
9.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij levert ten dele niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 277,33 aan materiële schade. De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het tijdstip waarop de schade is veroorzaakt, te weten 26 maart 2015.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij ten aanzien van het gevorderde bedrag, groot € 100,00, ten behoeve van het toekomstige eigen risico, niet ontvankelijk in zijn vordering dient te worden verklaard. Voornoemd bedrag ziet op toekomstige schade welke ten laste zal komen van het eigen risico van benadeelde. Er is geen causaal verband met het onderhavige feit.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot de toe te wijzen vorderingen van de benadeelde partijen zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De rechtbank zal echter, gelet op de jonge leeftijd van verdachte en zijn persoonlijke situatie, geen vervangende jeugddetentie opleggen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 231, 285, 300, 310, 311 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
16/659044-16
feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel;
feit 2 en feit 3:
telkens: mishandeling;
16/192998-15
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
16/120365-15
feit 1
diefstal;
feit 2
opzettelijk gebruik maken van een niet op zijn naam gesteld reisdocument;
feit 3
verduistering;
16/102804-15
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
16/117329-15
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
- verklaart het bewezene strafbaar;
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot:
- een
jeugddetentievan
150 dagen;
- beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden;
-
beveelt dat een gedeelte, groot 96 dagen, van dez
e jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaren de navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, tweede lid, Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
- stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
* zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die in het kader van Toezicht en Begeleiding, worden gegeven door of namens Samen Veilig Midden-Nederland.
Daarin zijn besloten de Intensieve Traject Begeleiding (ITB) Plus voor de duur van 6 maanden en de verlenging van het huidige elektronisch toezicht, door middel van het elektronisch controlemiddel van de GPS-enkelband, met drie maanden, of zoveel korter dan de jeugdreclassering noodzakelijk en wenselijk acht;
* zich gedurende de proeftijd op door Samen Veilig Midden-Nederland te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht;
- draagt de reclasseringsinstelling Samen Veilig Midden-Nederland op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
- een
taakstrafbestaande uit een werkstraf voor de duur van
80 uren;
- beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen.
Benadeelde partijen
Stichting Reinaerde, parketnummer 16/192998-15
Wijst de vordering van de benadeelde partij Stichting Reinaerde toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 1.241,49 (zegge éénduizendtweehonderdéénenveertig euro en negenenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 11 april 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van Stichting Reinaerde € 1.241,49 (zegge éénduizendtweehonderdéénenveertig euro en negenenveertig eurocent aan de Staat te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 11 april 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
[slachtoffer 6] , parketnummer 16/117329-15
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] ten dele toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 277,33 euro (zegge tweehonderdzevenenzeventig euro en drieëndertig eurocent, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 26 maart 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 6] , € 277,33 euro (zegge tweehonderdzevenenzeventig euro en drieëndertig eurocent aan de Staat te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 26 maart 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Voorlopige hechtenis
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Gerritse, voorzitter en tevens kinderrechter,
mr. P.W.G. de Beer en mr. C.E.M. Nootenboom-Lock, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 april 2016.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
parketnummer 16/659044-16
1
hij op of omstreeks 27 december 2015 te Nieuwegein, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning (aan de [adres] ), heeft weggenomen een hoeveelheid goederen vermeld op de bijlage goederen op pag 87 t/m 91 van het dossier, althans goederen/geld in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , althans eigenaar/benadeelde, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die woning heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 17 februari 2016 te Zeist, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 1] , (meermalen) (met zijn vuist) heeft geslagen in zijn gezicht en/of in zijn zij en/of heeft getrapt tegen zijn zij, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 15 februari 2016 te Zeist, althans in het arrondissement Midden-Nederland opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 2] , zijn rechterarm om de nek van die [slachtoffer 2] heeft geslagen en/of (vervolgens) die [slachtoffer 2] tegen zich aan heeft gedrukt, waarbij hij druk gaf op haar rechter kaak, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeftondervonden.
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
parketnummer 16/192998-15
hij op of omstreeks 11 april 2015, te Nieuwegein, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres] , weg te nemen een of meer goederen, geheel of ten dele toebehorende aan Stichting Reinaerde, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, immers heeft verdachte zich de toegang tot de woning verschaft door het vernielen van een ruit van die woning, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
parketnummer 16/120365-15
feit 1
hij op of omstreeks 18 juni 2015 te Utrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fles vodka, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam winkel] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
feit 2
hij op of omstreeks 18 juni 2015 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument en/of identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te weten een Nederlandse ID-kaart op naam van [slachtoffer 3] , door bij zijn aanhouding voornoemde ID-kaart te tonen als zijnde zijn ID-kaart;
art 231 lid 2 Wetboek van Strafrecht
feit 3
hij op of omstreeks 18 juni 2015 te Utrecht opzettelijk een Nederlandse ID-kaart, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als gevonden voorwerp, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
parketnummer 16/102804-15
hij op of omstreeks 13 april 2015 te Maarsbergen, gemeente Utrechtse Heuvelrug, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd :"ik steek je dood", "ik maak je dood", "als je me niet loslaat, steek ik je neer", "ik sla je in elkaar", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
parketnummer 16/117329-15
Primair
hij in of omstreeks de periode van 25 maart 2015 tot en met 29 maart 2015 te Maarsbergen, gemeente Utrechtse Heuvelrug met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [straatnaam] ) heeft weggenomen een betaalpas (ING) en/of een (mobiele) telefoon (merkSamsung) en/of een pak(je) shag (merk Javaanse Jongens) en/of een (keuken) mes en/of een set oordopjes (merk Sony), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 25 maart 2015 te Maarsbergen, gemeente Utrechtse Heuvelrug, althans in Nederland, een betaalpas (ING) en/of een (mobiele) telefoon (merk Samsung) en/of een pak(je) shag (merk Javaanse Jongens) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen wist, in ieder geval redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer PL0900-2016015428 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 5] , pagina 85.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 5] met bijlagen, pagina 87 tot en met 91.
4.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 5] , pagina 103.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 98.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 99.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , pagina 92.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , pagina 93.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , pagina 101.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , pagina 102.
11.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 april 2016.
12.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende processen-verbaal, nummer PL0900-2016052582 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
13.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , pagina 16.
14.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , pagina 17.
15.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 1] , pagina 19.
16.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 1] , pagina 20.
17.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 50.
18.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 51.
19.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , pagina 24.
20.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , pagina 10.
21.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , pagina 11.
22.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 52.
23.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer PL0900-2015111874 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
24.Proces-verbaal van aangifte [aangever] , pagina 3.
25.Proces-verbaal van aangifte [aangever] , pagina 4.
26.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] , pagina 10.
27.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] , pagina 11.
28.Proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 6.
29.Proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 7.
30.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een informatie rapport DNA d.d. 29 juli 2015, pagina 8.
31.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer PL0900-2015114808 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
32.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] , pagina 15.
33.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] , pagina 16.
34.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 7] , pagina 22.
35.Verklaring verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 15 april 2016.
36.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer PL0900-2015097674 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
37.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 6] , pagina 16.
38.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 6] , pagina 17.
39.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 6] , pagina 18.
40.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , pagina 27.
41.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , pagina 28.
42.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 8] , pagina 29.
43.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 8] , pagina 30.
44.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 9] , pagina 31.
45.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] , pagina 33.
46.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 41, met bijlage pagina 42.
47.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 10] , pagina 39.