Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 20 januari 2016
- de comparitie van partijen van 12 mei 2016, waarvan aantekening is bijgehouden.
2.De feiten
€ 7.820,-. In de opdrachtbevestiging is voorts onder meer het volgende vermeld:
3.Het geschil
Daarnaast stelt Motionvloer zich op het standpunt dat de gevorderde schadevergoeding niet in verhouding staat tot de waarde van de vloer.
De juistheid van de subsidiair gevorderde waardevermindering van de vloer wordt betwist nu de onderbouwing daarvan ontbreekt.
Vergoeding van de expertisekosten is niet verschuldigd nu dit voor eisers een verzekerd risico is, zodat zij ongerechtvaardigd zouden worden verrijkt bij toewijzing.
4.De beoordeling
Het voorgaande leidt tot de gevolgtrekking dat Motionvloer in het licht van de onderbouwde stellingen van [eiser 2] , ondersteund door de bevindingen van [X] , onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat de verkleuring een gebrek (non-conformiteit in de zin van artikel 7:17 lid 2 BW) oplevert in de gietvloer, zodat de kantonrechter daarvan uitgaat.
500,00(2 punten x tarief € 250,00)