ECLI:NL:RBMNE:2016:2958

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 januari 2016
Publicatiedatum
2 juni 2016
Zaaknummer
16/660178-14 tul bijz vw
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing na voorwaardelijke veroordeling met betrekking tot de voortzetting van behandeling en begeleiding van de veroordeelde

Op 15 januari 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, afdeling Strafrecht, uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 16/660178-14. Deze uitspraak betreft een beslissing na voorwaardelijke veroordeling, naar aanleiding van een vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf die eerder was opgelegd. De veroordeelde, geboren in 1978 in Suriname, heeft zich niet gehouden aan de bijzondere voorwaarden die aan zijn voorwaardelijke veroordeling waren verbonden. Ondanks deze overtredingen heeft de rechtbank vastgesteld dat de veroordeelde momenteel op de goede weg is en gemotiveerd is om zijn behandeling en begeleiding voort te zetten. De reclassering en de tussenvoorziening hebben aangegeven dat zij verder willen met de veroordeelde, wat de rechtbank heeft meegewogen in haar beslissing.

Tijdens de openbare terechtzitting zijn de officier van justitie, de veroordeelde, zijn raadsvrouw en een reclasseringswerker gehoord. De reclasseringswerker heeft verklaard dat de veroordeelde worstelt met psychiatrische problematiek en verslavingen, maar dat hij sinds november 2015 niet meer positief heeft getest op drugs. De rechtbank heeft geconstateerd dat de reclassering en de tussenvoorziening niet goed hebben samengewerkt, maar dat er nu stappen worden ondernomen om de benodigde behandelingen op te starten. De rechtbank heeft in haar overwegingen artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht betrokken.

Uiteindelijk heeft de rechtbank, in overeenstemming met de officier van justitie en de verdediging, besloten de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf af te wijzen. De rechtbank is van oordeel dat een detentie op dit moment geen toegevoegde waarde heeft en alleen maar schadelijk zou zijn voor de veroordeelde. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee andere rechters, waarbij één rechter buiten staat was om de beslissing mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/660178-14
Datum uitspraak: 15 januari 2016
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling
Beslissing van de rechtbank te Midden-Nederland, meervoudige kamer voor strafzaken, naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie in dit arrondissement, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 7 december 2015, strekkende tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, welke is opgelegd bij het onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige strafkamer in deze rechtbank van 9 april 2015, in de zaak tegen de veroordeelde:

[veroordeelde]

geboren op [1978] te [geboorteplaats] (Suriname)
wonende te [adres]
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier van de veroordeelde bevindende stukken, waaronder:
- een gewaarmerkt extract van voormeld vonnis, waarbij de veroordeelde is veroordeeld tot kort gezegd – een gevangenisstraf van 290 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met de bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich:
* zal laten opnemen in FPA Roosenburg, of soortgelijke instelling, ter behandeling en begeleiding, voor een maximale duur van 12 maanden, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen in het kader van die behandeling en begeleiding door of namens de zorginstelling te geven;
* zal onthouden van het gebruik van drugs en alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
- een Advies aan opdrachtgever toezicht van de Reclassering Nederland van 3 december 2015 waaruit volgt dat de veroordeelde zich onvoldoende aan de bijzondere voorwaarden heeft gehouden.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden op de openbare terechtzitting van 15 januari 2016, waarbij zijn gehoord de officier van justitie, de veroordeelde en de raadsvrouw van veroordeelde, mr. K. Benchaib, alsmede dhr. M.J.M. van der Spek, reclasseringswerker Reclassering Midden-Nederland.
De heer Van der Spek heeft verklaard dat veroordeelde worstelt met zijn psychiatrische problematiek en zijn verslavingen. Hij heeft in november 2015 verdovende middelen gebruikt. Veroordeelde is daarop sindsdien niet meer positief getest. Het gaat nu goed met hem op de [naam] , hij houdt zich aan de afspraken, is aanspreekbaar, neemt zijn medicatie en heeft zelf vrijwilligerswerk gezocht. De reclassering heeft, na de overplaatsing van veroordeelde naar de [naam] , de afstemming niet goed opgepakt, waardoor er onder andere geen behandeling werd opgestart. Een en ander is nu wel opgepakt. Veroordeelde heeft inmiddels een persoonlijk begeleider en ondersteuning vanuit Victas. De benodigde behandelingen van veroordeelde zullen de komende tijd opgepakt worden. Een terugval zoals die in november plaatsvond hoort bij het proces. Zowel de reclassering als de [naam] willen verder met veroordeelde. Een detentie van veroordeelde heeft op dit moment geen enkele toegevoegde waarde en zou alleen maar kwaad doen. De reclassering adviseert om de voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf niet ten uitvoer te leggen.
De veroordeelde heeft ter terechtzitting verklaard dat hij graag verder wil met zijn behandeling en begeleiding en dat hij veel spijt heeft van hetgeen hij heeft gedaan.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd, gelet op hetgeen ter terechtzitting is besproken, de vordering na voorwaardelijke veroordeling af te wijzen.
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht de vordering af te wijzen. Er is het een en ander fout gegaan, zowel van de zijde van veroordeelde als van de zijde van de reclassering. De reclassering en veroordeelde willen beide verdergaan met het ingezette traject.
OVERWEGINGEN:
De rechtbank stelt vast dat veroordeelde de bijzondere voorwaarden heeft overtreden. Echter, uit hetgeen ter terechtzitting is besproken volgt dat veroordeelde nu op de goede weg is en gemotiveerd om met het ingezette traject verder te gaan. De reclassering en de tussenvoorziening De [naam] hebben aangegeven dat zij verder willen met veroordeelde.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat de vordering dient te worden afgewezen.
De rechtbank heeft gelet op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING:
De rechtbank:
- wijst af de vordering na voorwaardelijke veroordeling.
Aldus gedaan door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mr. E.A. Akkermans en mr. J.W. Frieling, rechters, bijgestaan door G. van Engelenburg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 15 januari 2016.
Mr. E.A. Akkermans is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.