ECLI:NL:RBMNE:2016:2957

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 januari 2016
Publicatiedatum
2 juni 2016
Zaaknummer
16/656401-12 bezwaarschrift 22g Sr
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op bezwaarschrift tegen tenuitvoerlegging vervangende hechtenis

Op 15 januari 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittende in Utrecht, uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen het bevel tot tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis. De veroordeelde was eerder op 15 april 2014 veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. Het Openbaar Ministerie had op 5 november 2015 de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis bevolen, waarna de veroordeelde op 17 november 2015 hiervan op de hoogte was gesteld. Het bezwaarschrift werd op 25 november 2015 ingediend en richtte zich tegen dit bevel.

Tijdens de zitting op 15 januari 2016 was de veroordeelde niet aanwezig, maar haar raadsvrouw, mr. M.J.M. Houben, was wel aanwezig en had haar gemachtigd. De raadsvrouw betoogde dat de verlenging van de termijn voor de werkstraf niet rechtsgeldig was, omdat niet kon worden vastgesteld of de veroordeelde hiervan op de hoogte was gesteld. De officier van justitie daarentegen stelde dat de beslissing tot omzetting van de taakstraf binnen de wettelijke termijn was genomen en dat er geen wettelijke basis was voor de stelling dat de verlenging ongeldig was zonder kennisgeving aan de veroordeelde.

De rechtbank oordeelde dat de beslissing tot verlenging van de termijn rechtmatig was, ondanks het ontbreken van bewijs dat de veroordeelde op de hoogte was gesteld. De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde niet aan haar werkstraf had voldaan en dat er geen aanleiding was om haar een kans te geven om de werkstraf alsnog te voltooien, gezien de eerdere kansen die haar waren geboden. De rechtbank verklaarde het bezwaarschrift ongegrond, met verwijzing naar artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/656401-12
Beslissing op het bezwaarschrift op grond van artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht van:

[veroordeelde] ,

geboren op [1980] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd: Penitentiaire Inrichting Zuid Oost, Huis van Bewaring Ter Peel.

Inleiding

Bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank te Utrecht van 15 april 2014 is veroordeelde veroordeeld tot onder andere een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis, met aftrek.
Het Openbaar Ministerie heeft op 5 november 2015 de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis bevolen en hiervan aan de veroordeelde kennis gegeven. De kennisgeving van dit bevel tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis is op 17 november 2015 aan veroordeelde uitgereikt.

Het bezwaarschrift

Het bezwaarschrift is op 25 november 2015 op de griffie van deze rechtbank ingediend. Het bezwaarschrift richt zich tegen het door het Openbaar Ministerie gegeven bevel tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis.

De procesgang

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak onder bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • voormeld vonnis van de rechtbank Midden Nederland van 15 april 2014;
  • een rapportage van de Reclassering Nederland werkstrafunit Zuid Team van 19 oktober 2015, waarin het Openbaar Ministerie wordt geadviseerd de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis te bevelen omdat de veroordeelde meerdere keren haar afspraken niet is nagekomen. Volgens deze rapportage heeft veroordeelde 6 uur gewerkt;
  • een beslissing termijnverlenging uitvoering taakstraf van 9 juni 2015, waarbij de executietermijn voor de uitvoering van voornoemde taakstraf is verlengd tot 24 juni 2016;
  • voormelde kennisgeving van het bevel tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis betreffende de niet door veroordeelde verrichte uren, groot 88 uur, te vervangen door 44 dagen hechtenis;
  • voormeld bezwaarschrift van veroordeelde.
De rechtbank heeft op 15 januari 2016 ter openbare terechtzitting gehoord de officier van justitie en de raadsvrouw van veroordeelde mr. M.J.M. Houben.
De veroordeelde is niet verschenen en heeft afstand gedaan van haar recht ter terechtzitting te verschijnen. De raadsvrouw heeft meegedeeld uitdrukkelijk gemachtigd te zijn.
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat de verlenging van de termijn waarbinnen de werkstraf moet zijn voltooid niet rechtsgeldig is. Immers niet kan worden vastgesteld of hiervan aan veroordeelde kennisgeving is gedaan. Hierdoor is de beslissing van de officier van justitie tot omzetting van de taakstraf buiten de in artikel 22i Sr. gestelde termijn genomen en was de officier van justitie niet bevoegd om voornoemd bevel te geven.
Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit veroordeelde een kans te geven de nog resterende uren van de werkstraf alsnog te verrichten.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij haar standpunt tot ongegrondverklaring van het bezwaarschrift.
De beslissing tot omzetting is binnen de daarvoor geldende termijn genomen. Er is geen wettelijke regeling waaruit volgt dat de verlenging van de termijn waarbinnen de werkstraf moet zijn voltooid ongeldig is indien deze niet aan veroordeelde is medegedeeld.
Een herkansing is niet aan de orde. Veroordeelde heeft meerdere kansen en herkansingen gehad en is haar afspraken niet nagekomen.

De beoordeling

Verlenging termijn werkstraf
De rechtbank overweegt dat uit het dossier volgt dat veroordeelde na de verlenging van de termijn meerdere keren contact met de reclassering heeft gehad en een aantal keren een paar uren heeft gewerkt. De rechtbank leidt daaruit af dat veroordeelde bekend was met de beslissing tot verlenging van de termijn waarbinnen de taakstraf voltooid diende te zijn.
Uit het dossier volgt niet of de beslissing tot verlenging van de termijn waarbinnen de werkstraf moet zijn voltooid aan veroordeelde is toegezonden dan wel is betekend. De wet verbindt aan eventuele niet kennisgeving, gelet op artikel 22c Sr., echter geen rechtsgevolg. De rechtbank acht derhalve de voornoemde beslissing tot verlenging rechtmatig.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de beslissing van de officier van justitie tot omzetting naar vervangende hechtenis van 5 november 2015 binnen de in artikel 22i Wetboek van Strafrecht gestelde termijn is genomen.
De rechtbank verwerpt het andersluidende verweer van de verdediging.
Op grond van de hierboven genoemde stukken en de behandeling ter openbare terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat de veroordeelde de bij bovengenoemde beslissing opgelegde werkstraf niet heeft voltooid.
De rechtbank ziet geen aanleiding veroordeelde in de gelegenheid te stellen haar werkstraf alsnog te voltooien.
De rechtbank overweegt daartoe dat uit het dossier volgt dat de reclassering veroordeelde meer dan voldoende kansen en herkansingen gegeven haar werkstraf te verrichten. Men heeft daarbij onder andere op aangeven van veroordeelde de aard van de werkzaamheden aangepast aan haar fysieke conditie en het aantal te werken uren per dag omlaag gebracht. Vervolgens is veroordeelde wederom de gemaakte afspraken niet nagekomen.
Voorts is niet gebleken van omstandigheden die in de weg zouden staan aan het uitzitten van de vervangende hechtenis.
Naar aanleiding van het vorenstaande acht de rechtbank het niet aannemelijk dat de veroordeelde alsnog de opgelegde taakstraf naar behoren zal voltooien.
Op grond hiervan dient het bezwaarschrift ongegrond te worden verklaard.
De rechtbank heeft gelet op artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het bezwaarschrift van de veroordeelde tegen voormelde kennisgeving ongegrond.
Deze beslissing is genomen door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mr. E.A. Akkermans en mr. J.W. Frieling, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van ter openbare terechtzitting van 15 januari 2016.
Mr. E.A. Akkermans is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.