ECLI:NL:RBMNE:2016:2884

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 mei 2016
Publicatiedatum
30 mei 2016
Zaaknummer
16.659059-16 en 16.652490-15 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving met bijzondere voorwaarden

Op 27 mei 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 110 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die op het moment van de feiten in een kwetsbare geestelijke toestand verkeerde. De feiten vonden plaats op 18 december 2015, toen de verdachte de aangeefster bedreigde en mishandelde in zijn woning te Hilversum. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de feiten van mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving, maar sprak de verdachte vrij van een aantal andere ten laste gelegde feiten wegens gebrek aan bewijs. Bij de strafoplegging werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een klinische behandeling, om de kans op recidive te verminderen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de aangeefster, en achtte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk om de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummers: 16.659059-16 en 16.652490-15 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 mei 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1984] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de P.I. Almere.

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzitting laatstelijk plaatsgevonden op 13 mei 2016, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.K. Visser, advocaat te Hilversum.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. I. Out en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstippen op of omstreeks 18 december 2015 te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend
- die [slachtoffer] de woorden toegevoegd dat als ze, die [slachtoffer] , weg zou lopen dat hij, verdachte, haar tanden uit haar bek zou slaan en/of
- die [slachtoffer] de woorden toegevoegd "Ik maak je dood, ik ga liever zitten voor moord dan bedreiging" en/of
- een hakbijl uit de kast gepakt en/of die bijl omhoog gehouden en/of (daarbij) die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd "als je uit het raam springt dan pak ik je en ik gooi de bijl naar je toe" en/of "Ik ga liever voor moord dan voor bedreiging/gijzeling zitten" en/of
- een ijzeren honkbalknuppel gepakt en/of die knuppel omhoog gehouden en/of (daarbij) die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd "denk maar niet dat je wegkomt meisje",

althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking;

2.
hij op één of meerdere tijdstippen op of omstreeks 18 december 2015 te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, (telkens) opzettelijk mishandelend [slachtoffer] (met kracht) aan de haren (het toilet uit) heeft getrokken en/of meerdere malen, althans eenmaal, heeft geslagen en/of gestompt in/op/tegen het gezicht en/of het achterhoofd en/of de rug, waardoor voornoemde [slachtoffer] (telkens) letsel heeft bekomen en / of pijn heeft
ondervonden;
3.
hij op één of meerdere tijdstippen op of omstreeks 18 december 2015 te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en / of beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, toen daar (telkens) opzettelijk wederrechtelijk
- de deur van de slaapkamer op de eerste verdieping alwaar die [slachtoffer] zich bevond op slot gedaan en/of
- de kastdeur geopend waardoor die slaapkamerdeur werd geblokkeerd en/of voor die kastdeur een dumbell neergelegd, althans de weg naar de slaapkamerdeur geblokkeerd en/of
- die [slachtoffer] (vervolgens) meerdere malen, althans eenmaal mishandeld en/of bedreigd en/of
- de onderbenen van die [slachtoffer] samengebonden door deze (driemaal) te omwikkelen met (duct)tape en/of
- geantwoord "Nee" op de vraag van die [slachtoffer] "Mag ik gaan, alsjeblieft?" en/of
- gezegd "Nee" toen die [slachtoffer] zei "Ik ben vrij mens".

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1.
De officier van justitie heeft vrijspraak van het ten laste gelegde gevorderd, vanwege gebrek aan wettig bewijs.
Feit 2 en 3.
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op de verklaring van aangeefster [slachtoffer] , het bij aangeefster geconstateerde letsel, de verklaring van verdachte bij de politie zoals weergegeven in het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 januari 2016 en het aantreffen van de door aangeefster genoemde goederen in de slaapkamer van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
Feit 1.
De raadsman heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit, wegens gebrek aan wettig bewijs.
Feit 2 en 3.
De raadsman heeft vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit, wegens het ontbreken van overtuigend bewijs. De verklaring van aangeefster is niet betrouwbaar, aangezien zij pas drie dagen na het ten laste gelegde aangifte doet en de avond van 18 december 2015 (nadat volgens de aangifte in de vroege ochtend van 18 december 2015 sprake zou zijn geweest van incidenten met verdachte) wederom bij verdachte op bezoek gaat om samen film te kijken. De verklaring van [getuige] is een de-auditu verklaring, waardoor deze niet bijdraagt aan het wettige bewijs. Voorts kan van het geluidsfragment waarop aangeefster en verdachte te horen zouden zijn niet worden vastgesteld op welke datum en tijdstip deze is gemaakt.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om te komen tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken.
Feit 2 en 3.
Uit de aangifte van [slachtoffer] blijkt dat zij op in de nacht van 17 op 18 december 2015 bij verdachte in zijn woning te Hilversum was. [2] Verdachte pakte aangeefster bij haar haren en trok haar naar boven de eerste verdieping op. Aangeefster bevond zich in de slaapkamer van verdachte en verdachte deed de slaapkamer op slot. Verdachte opende de kastdeur waardoor de slaapkamerdeur werd geblokkeerd. Voor de kastdeur legde verdachte een dumbell. Aangeefster kon daardoor de slaapkamer niet verlaten. [3] Vervolgens sloeg verdachte aangeefster meermalen tegen de rug, waardoor aangeefster pijn ondervond. [4] Een uur later wikkelde verdachte driemaal (duct)tape om de onderbenen van aangeefster. [5]
Uit de verklaring van getuige [getuige] blijkt dat toen aangeefster bij hem kwam er tape om haar benen zat, om beide enkels. [6]
Verdachte heeft tegenover verbalisanten verklaard dat hij tegen aangeefster zei dat zij niet weg mocht voordat het raam opgeruimd was. Verdachte verklaarde ook dat hij aangeefster heeft vastgepakt bij de haren en naar boven heeft getrokken. [7]
Uit een geluidsfragment blijkt het volgende gesprek:
- man: “Alsjeblieft, [slachtoffer] ”
- vrouw: “Mag ik gaan, alsjeblieft?”
- man: “Nee” [8] .
- vrouw: “Ik ben vrij mens”
- man: “Nee”.
Aan het einde van het geluidsfragment noemt de vrouw de man “ [verdachte] ”. [9]
Ondanks de onduidelijkheid over het moment waarop deze geluidsfragmenten zijn opgenomen is de rechtbank van oordeel dat blijkt dat er sprake is van een gesprek tussen aangeefster en verdachte ten tijde van het ten laste gelegde, gelet op de feitelijke inhoud van het gesprek en de overeenstemming met de hiervoor aangehaalde verklaring van aangeefster en verdachte.
De verklaring van aangeefster wordt op punten ondersteund door de verklaring van getuige, de verklaring van verdachte en het geluidsfragment. De rechtbank ziet derhalve geen redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster wat betreft het hiervoor aangehaalde.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen op de wijze zoals deze blijkt uit de bewezenverklaring.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
2.
hij op 18 december 2015 te Hilversum, opzettelijk mishandelend [slachtoffer] aan de haren heeft getrokken en meerdere malen heeft geslagen tegen de rug, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3.
hij op 18 december 2015 te Hilversum, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte, toen daar opzettelijk wederrechtelijk
- de deur van de slaapkamer op de eerste verdieping alwaar die [slachtoffer] zich bevond op slot gedaan en
- de kastdeur geopend waardoor die slaapkamerdeur werd geblokkeerd en voor die kastdeur een dumbell neergelegd, en
- die [slachtoffer] (vervolgens) meerdere malen mishandeld en
- de onderbenen van die [slachtoffer] samengebonden door deze (driemaal) te omwikkelen met (duct)tape en
- geantwoord "Nee" op de vraag van die [slachtoffer] "Mag ik gaan, alsjeblieft?" en
- gezegd "Nee" toen die [slachtoffer] zei "Ik ben vrij mens".
Van het onder 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Feit 2.
Mishandeling.
Feit 3.
Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven.

7.STRAFBAARHEID

De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan een gedeelte van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met de bijzondere voorwaarden van een klinische behandeling, een meldplicht en een contactverbod met [slachtoffer] .
De officier van justitie heeft gevorderd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien een strafoplegging volgt, zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft bepleit rekening te houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht en de wenselijkheid van een klinische behandeling. Een contactverbod met [slachtoffer] is niet opportuun, aangezien verdachte zich door toedoen van die [slachtoffer] niet aan deze voorwaarde kan houden, hetgeen zal leiden tot een vordering tot tenuitvoerlegging.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het opleggen van de straf gelet op de aard en de ernst van de feiten, alsmede op de persoon van de verdachte, zoals onder meer blijkt uit een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 10 maart 2016.
De rechtbank overweegt voorts het volgende. Verdachte is op 13 november 2015 veroordeeld wegens onder meer het mishandelen van [slachtoffer] . Verdachte heeft zich ongeveer een maand later wederom schuldig gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer] en tevens van haar wederrechtelijke vrijheidsberoving. Verdachte heeft daarmee ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van [slachtoffer] . Dergelijke feiten hebben in het algemeen een grote impact op (het leven van) slachtoffers, onder meer in de vorm van gevoelens van angst en onveiligheid.
De onderhavige feiten rechtvaardigen een gevangenisstraf, temeer nu verdachte reeds eerder wegens soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft bij de oplegging van een straf rekening gehouden met een Pro Justitia Rapport d.d. 18 september 2015, uitgebracht door R. Bout en S. van Es (in opleiding), beiden GZ-psycholoog.
De psychologen hebben geconcludeerd dat verdachte lijdende is aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en een ziekelijke stoornis. Verdachte functioneert op zwakbegaafd niveau. Er is sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. Daarnaast is er sprake van afhankelijkheid van amfetaminen, in vroege volledige remissie en afhankelijkheid van cannabis. Ook ten tijde van het ten laste gelegde was hiervan sprake. Vanuit de zwakbegaafdheid is verdachte beperkt in zijn gedragskeuzes. Verdachte is daardoor onvoldoende in staat om de consequenties van zijn gedrag op lange termijn te overzien. Vanuit zijn persoonlijkheidsproblematiek heeft verdachte daarnaast de neiging om enkel bezig te zijn met het bevredigen van eigen behoeften op korte termijn. Verdachte werd niet geremd door empathische gevoelens voor slachtoffers. Er zijn geen gevoelens van schuld en schaamte en verdachte heeft de neiging zijn gedrag te externaliseren. Ten aanzien van een tweetal ten laste gelegde feiten was er sprake van boosheid vanuit krenking, voortkomend vanuit de narcistische trekken in de persoonlijkheid. Geadviseerd is om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank neemt de conclusies van voornoemde deskundigen ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid op de daarvoor in de voornoemde rapport bijeengebrachte gronden over en maakt die tot de hare.
Voormelde conclusies van de deskundigen zijn opgesteld naar aanleiding van een andere strafzaak jegens verdachte. Gelet op datum van opstelling van het rapport en de datum van het huidige bewezenverklaarde en de aard van de vastgestelde gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en de ziekelijke stoornis ziet de rechtbank redenen om aan te nemen dat verdachte ook ten aanzien van het onderhavige bewezen verklaarde in verminderde mate toerekeningsvatbaar was.
De rechtbank heeft tevens rekening gehouden met een reclasseringsadvies d.d. 17 maart 2016, opgesteld door W. Hanse, reclasseringswerker bij Tactus verslavingszorg.
Daarin is geconcludeerd dat er een delictspatroon aanwezig is aangaande geweldsdelicten. De kans op recidive wordt zeer hoog geschat. Er is sprake van frequent en fors drugsgebruik, een verstandelijke beperking, er is geen dagbesteding, een beperkt probleembesef, financiële zorgen, een deels negatief sociaal netwerk, spanningen binnen de gezinssfeer en een zeer geringe motivatie om zich te houden aan de normen en waarden binnen de maatschappij.
Er zijn aanwijzingen voor vijandigheid, impulsiviteit, beïnvloedbaarheid en het niet nemen van verantwoordelijkheden. Enkel een zeer strak en gestructureerd kader is geïndiceerd om tot enige gedragsverandering en recidivevermindering te komen. Geadviseerd is een meldplicht, opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een klinische opname voor maximaal één jaar, een harddrugsverbod, een contactverbod met [slachtoffer] en het houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook indien dit inhoudt het verlenen van medewerking aan schuldhulpverlening en/of bewindvoering.
Uit diverse mailwisselingen tussen het Openbaar Ministerie en de reclassering blijkt dat verdachte per 11 juli 2016 terecht kan voor een klinische opname bij Trajectum
( [naam] ).
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel moeten leiden, acht de rechtbank niet aanwezig. Ook een voorwaardelijke vrijheidsstraf van aanzienlijke duur acht de rechtbank aangewezen, om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen en om de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd mogelijk te maken.
In verband met het specifieke recidiverisico op een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de lichamelijke integriteit van een of meer persoenen, welk risico bij gebreke van adequate begeleiding en behandeling hoog wordt ingeschat, acht de rechtbank termen aanwezig de te stellen bijzondere voorwaarden en het in verband daarmee uit te oefenen reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De rechtbank zal geen contactverbod met [slachtoffer] opleggen, aangezien zij daartoe geen redenen ziet. [slachtoffer] zoekt immers ook zelf contact met verdachte.

9.DE VORDERING TENUITVOERLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen. De officier van justitie heeft voorts gevorderd de bijzondere voorwaarden te doen vervallen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft bepleit de bijzondere voorwaarden te doen vervallen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
Gelet op het voorgaande en het in artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht gestelde acht de rechtbank termen aanwezig de vordering tot tenuitvoerlegging van de door de meervoudige strafkamer in deze rechtbank bij vonnis d.d. 13 november 2015 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf toe te wijzen voor een gedeelte van 60 dagen.
Nu de vordering gebaseerd is op overtreding van de algemene voorwaarde is er geen ruimte voor het beoordelen van het belang van voortduring van de bijzondere voorwaarden.

10.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 14h, 14i, 14j, 27, 57, 282 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder 1 aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
240 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
110 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte de gedurende de
proeftijd van 2 jaarde hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
* zich zal melden bij Inforsa Reclassering Hilversum op het adres Noordse Bosje 43, 1211 BE Hilversum, zolang en zo frequent als de reclassering dit noodzakelijk acht;
* meewerkt aan een opname in een instelling voor begeleid wonen zoals RIBW of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, en daar te verblijven en zich te houden aan het (dag)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich voor de duur van maximaal één jaar zal laten opnemen bij Trajectum ( [naam] ) dan wel in een nader te bepalen kliniek/instelling voor een klinische behandeling, zulks ter beoordeling van het NIPF-IFZ (op basis van de door hen afgegeven indicatiestelling), waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven, indien de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich zal onthouden van het gebruik van harddrugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek;
* zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dit inhoudt het verlenen van medewerking aan schuldhulpverlening en/of bewindvoering en/of het volgen van een gedragsinterventie en/of het verkrijgen en behouden van dagbesteding, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de (onvoorwaardelijk) opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering toe;
- gelast de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 16.652490-15 door de meervoudige strafkamer in deze rechtbank bij vonnis d.d. 13 november 2015 voorwaardelijk aan de verdachte opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, mr. R.C.J. Elte-Hamming en mr. K.G. van de Streek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.G. Dees griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 mei 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2015385700, doorgenummerd 1 tot en met 122.
2.Pagina’s 12 en 13.
3.Pagina 13, alinea 9.
4.Pagina 13, alinea 11 en pagina 105, voorlaatste alinea.
5.Pagina 14, alinea 6.
6.Pagina 95, alinea 3.
7.Pagina 82, voorlaatste alinea.
8.Pagina 100.
9.Pagina 102.