ECLI:NL:RBMNE:2016:2799

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 mei 2016
Publicatiedatum
24 mei 2016
Zaaknummer
16/707226-15 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende woningoverval en inbraak met verboden wapenbezit

Op 29 mei 2015 heeft de verdachte samen met een mededader een gewapende woningoverval gepleegd in Eemnes. Tijdens de overval, die 's nachts plaatsvond, werd de bewoner, [slachtoffer 1], bedreigd met een (nep)vuurwapen en geslagen. De overvallers hebben een aanzienlijke hoeveelheid geld, horloges en andere waardevolle spullen uit de woning gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader de overval volgens een vooropgezet plan hebben uitgevoerd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], toegewezen, waarbij schadevergoeding is opgelegd voor de geleden materiële en immateriële schade. De verdachte is ook schuldig bevonden aan een woninginbraak op 13 juli 2015 in Amsterdam, waarbij hij samen met anderen goederen heeft weggenomen. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard voor diefstal met geweld en verboden wapenbezit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/707226-15 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken van 24 mei 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1994] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te PI Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzitting dat heeft plaatsgevonden op 16 november 2015, 10 februari 2016, 23 maart 2016 en 10 mei 2016. Verdachte is bij de inhoudelijke behandeling op 10 mei 2016 in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. C.J.B. Rijser, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in vereniging een gewapende woningoverval heeft gepleegd op 29 mei 2015 te Eemnes ;
op 29 mei 2015 te Eemnes een vuurwapen categorie III voorhanden heeft gehad;
in vereniging een woninginbraak heeft gepleegd op 8 juli 2015 te Amsterdam.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte, het aangetroffen wapen met daarop een mengprofiel met daarin de kenmerken van verdachte, de signalementen en het contact tussen verdachte en de mededader [medeverdachte] .
De officier van justitie acht ook het onder 3 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte, de prints van de beelden, de herkenningen en de opnamen vertrouwelijke communicatie (OVC-gesprekken).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, nu veel van de door de officier van justitie aangehaalde bewijzen geen redengevend bewijs vormen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het dossier voor deze feiten onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat.
De raadsman heeft ook vrijspraak bepleit voor het onder 3 ten laste gelegde feit. Hij heeft betoogd dat de herkenningen mogelijk niet op de juiste wijze tot stand zijn gekomen en onvoldoende zijn omschreven.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Bewijsmiddelen feiten 1 en 2
[slachtoffer 1] heeft, ook namens zijn vriendin [slachtoffer 2] , aangifte gedaan van een overval op zijn woning, gelegen aan [adres] te [woonplaats] en gepleegd op 29 mei 2015 rond 3:40 uur. [2] [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij en zijn vriendin lagen te slapen toen hij ineens een paar harde klappen en glasgerinkel hoorde. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zijn vriendin hard gilde en de kamer uitrende. Hij zag dat er beweging was bij het raam bij het bed en zag dat er twee personen in zijn kamer stonden. Hij zag dat beide personen met op vuurwapen gelijkende voorwerpen liepen te zwaaien. Eén van de mannen riep: ‘Het alarm moet af, hoe gaat dat.’ De man zei dat [slachtoffer 1] naar het bedieningspaneel moest gaan. [3] [slachtoffer 1] stond op en zag en voelde dat één van de mannen een vuurwapen tegen de rechterzijde van zijn hoofd drukte. [slachtoffer 1] heeft op de benedenverdieping het alarm uitgeschakeld. Er werd herhaaldelijk geroepen: ‘naar de kluis, geld geld’. [slachtoffer 1] liep de trap af naar de kelderruimte, met één van de mannen achter zich aan. [slachtoffer 1] stond ter hoogte van de kluis toen de man zei ‘maak de kluis open’. [slachtoffer 1] heeft de kluis opengemaakt. In de kluis lag onder andere geld en een Breitling horloge. [slachtoffer 1] trok alles uit de kluis. [slachtoffer 1] zag dat de man een zwarte sporttas pakte en de spullen daar in deed. Ook pakte de man zelf een horloge uit de kluis het stopte het in de tas. De man riep continu ‘geld, geld’ en zei ‘naar de tweede kluis’. [slachtoffer 1] antwoordde dat hij geen tweede kluis had. De man zei dat [slachtoffer 1] weer naar de slaapkamer moest. Ook de andere man riep: ‘kluis, tweede kluis, geld nog meer klokkies’. In de slaapkamer moest [slachtoffer 1] op de grond gaan liggen. [4] Terwijl hij ging liggen, zag [slachtoffer 1] dat één van de mannen een Rolex horloge van het nachtkaste pakte. [slachtoffer 1] voelde ineens een klap met een hard voorwerp op zijn achterhoofd en één van de mannen zei vervolgens ‘we maken je kapot als je niet zegt waar het zit’. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de mannen eerst probeerden zijn handen op zijn rug vast te binden. Toen dat niet lukte hebben de mannen tiewraps om de polsen en enkels van [slachtoffer 1] gebonden. Vervolgens hebben ze zijn handen en voeten met een tiewrap aan elkaar vastgebonden. De mannen probeerden via het gat in het raam naar buiten te gaan. De mannen schreeuwden dat [slachtoffer 1] het raam open moest maken, waarop [slachtoffer 1] heeft gezegd dat de sleutel in het kozijn lag. [slachtoffer 1] hoorde dat er iets met het raam werd gedaan en dat de mannen via het raam de kamer uitklommen. [5] [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij later zag dat een ring van zijn vriendin en zijn portemonnee was weggenomen, met daarin zijn rijbewijs, bankpasjes, twee creditcards, verzekeringspas, vaarbewijs, duikbrevet en museumjaarkaart. In de kluis lag een totaal van ongeveer € 25.000,-. [6]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij in de nacht van 28 op 29 mei 2015 bij aangever [slachtoffer 1] in [woonplaats] was. [7] [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij in slaap was gevallen, dat ze plotseling een harde klap hoorde en wakker schrok. Ze hoorde meerdere klappen achter elkaar. Het geluid kwam vanaf de ramen. [slachtoffer 2] hoorde vervolgens glasgerinkel, is de slaapkamer uit gerend en heeft zich in het kantoor verstopt. Op een gegeven moment hoorde ze dat [slachtoffer 1] haar naam riep, waarna ze naar de hal is gekropen. Daar zag ze dat [slachtoffer 1] met vastgebonden voeten de trap af kwam lopen. Zij hoorde toen van [slachtoffer 1] dat twee mannen hem met een vuurwapen hadden bedreigd en dat hij ook was geslagen op zijn achterhoofd. [slachtoffer 1] zei tegen haar dat de mannen zijn Breitling horloge uit de kluis hadden meegenomen. Zij hoorde [slachtoffer 1] zeggen dat er ongeveer € 25.000,- in de kluis lag. [slachtoffer 1] zei dat de mannen zijn Rolex horloge vanuit de slaapkamer hadden weggenomen. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij later met de politie in de slaapkamer is geweest en zag dat haar horloge, IPhone en twee ringen waren weggenomen. [8]
Op 29 mei 2015 heeft sporenonderzoek plaatsgevonden in de woning aan [adres] in [woonplaats] . [9] Op het platte dak van de overkapping van de woning is een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gevonden en veilig gesteld. [10] Het wapen blijkt een gas-/alarmpistool te zijn van het merk Blow, model F92. Het wapen is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie. [11] Het wapen is bemonsterd op de aanwezigheid van mogelijke DNA sporen. [12] Verilabs heeft deze monsters onderzocht. Uit de bemonstering van de ruwe delen van het vuurwapen is een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal twee personen. Uit dit DNA-mengprofiel is een DNA-hoofdmengprofiel afgeleid. Hierin komen de DNA kenmerken van verdachte voor. De hypothese dat het DNA-hoofdmengprofiel DNA bevat van verdachte en een toevallig gekozen niet verwante persoon is extreem veel waarschijnlijker dan de hypothese dat het DNA-hoofdmengprofiel DNA bevat van twee onbekende niet verwante personen. [13]
Uit de politiesystemen is gebleken dat verdachte en [medeverdachte] elkaar kennen en dat ze regelmatig samen zijn gezien en gecontroleerd. [14] Uit opgevraagde historische verkeersgegevens blijkt dat het nummer dat verdachte als telefoonnummer heeft opgegeven bij de Dienst Werk en Inkomen, in de periode tussen 1 april 2015 en 25 juni 2015 in totaal 105 keer contact heeft met het door [medeverdachte] gebruikte nummer. [15] Verder blijkt uit een afgeluisterd telefoongesprek van 15 juli 2015 dat een persoon, die zich [bijnaam] (fonetisch) noemt, tegen [medeverdachte] zegt: ‘je bent m’n tweeling, ik hou van je he, gappie… hee luister, als jij ooit wat nodig hebt, eerst vraag je mij, dan vraag je je brother, begrijp je. Alles wat je nodig hebt (…) Ik regel het, maak je niet druk om. (…) Ik hou van je schatje.’ Tijdens het gesprek zegt [bijnaam] dat zijn geboortedatum [1994] is en dat hij op de [adres] woont. [16] Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij wel eens [bijnaam] wordt genoemd. [medeverdachte] heeft ter zitting verklaard dat de bijnaam van verdachte [bijnaam] is. [17]
De hierboven weergegeven bewijsmiddelen zijn elk slechts gebruikt voor het bewijs van het feit waarop zijn blijkens hun inhoud betrekking hebben.
Bewijsoverwegingen feit 1 en 2
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en nauwe samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan. Verdachte heeft met [medeverdachte] – met wie verdachte in de periode rond de overval intensief contact had – de woningoverval gepleegd en daarbij een wapen gebruikt. Dit wapen is op het platte dak van de overkapping van de woning – op de vluchtroute – achtergebleven. Uit de bemonstering van het wapen is een mengprofiel verkregen met daarin de DNA kenmerken van verdachte.
Verdachte heeft in zijn eerste verhoor niet willen antwoorden op vragen over of hij een vuurwapen in handen heeft gehad. Bij zijn tweede verhoor heeft hij verklaard dat hij misschien een half jaar geleden wel een vuurwapen in handen had gehad. Bij zijn derde verhoor – na overleg met zijn raadsman - en ter zitting heeft hij vervolgens verklaard dat hij in mei of april 2015 bij een bekende in Amsterdam een wapen heeft gezien en aangeraakt. Verdachte heeft niet willen zeggen waar of bij wie dit was en van wie het wapen was.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte niet aannemelijk is geworden. Verdachte heeft niet concreet willen verklaren waar en bij wie hij een wapen in handen heeft gehad. Hij heeft geen volledige openheid van zaken gegeven en zijn verklaring is niet te toetsen. Ook de wijze waarop de uiteindelijke verklaring van verdachte tot stand is gekomen, maakt dat zijn verklaring niet aannemelijk is geworden. Aanvankelijk wilde hij niet antwoorden, vervolgens verklaarde hij dat hij een half jaar eerder een wapen in handen had gehad en nog weer later verklaarde hij dat hij in mei of april 2015 een wapen had aangeraakt. De rechtbank constateert dat verdachte wisselend en inconsequent heeft verklaard.
Over het wapen heeft [medeverdachte] verklaard dat het bewust is achter gelaten, om zo aan de slachtoffers te laten zien dat het om een nepwapen ging. De raadsman heeft daarop aangevoerd dat een dader het wapen niet achterlaat als hij weet dat zijn DNA op het wapen zit. De raadsman heeft daaruit de conclusie getrokken dat het niet verdachte is geweest die de overval heeft gepleegd en het wapen heeft achtergelaten. De rechtbank acht de verklaring over het bewust achterlaten van het wapen echter ongeloofwaardig.
Nu een vuurwapen is aangetroffen op de plaats waar de woningoverval is gepleegd met daarop een mengprofiel met daarin de kenmerken van verdachte en nu verdachte hiervoor geen aannemelijke verklaring heeft, is de rechtbank van oordeel dat het verdachte is geweest die op 29 mei 2015 het wapen heeft gebruikt bij de woningoverval. De rechtbank wordt gesterkt in dit oordeel door de relatie tussen verdachte en [medeverdachte] . Zij kennen elkaar en hebben blijkens opgevraagde historische verkeersgegevens in de periode voor en na de overval veelvuldig contact met elkaar gehad. Ook past verdachte in het door aangever opgegeven signalement. Hoewel dit geen redengevend bewijs is, is van belang dat verdachte niet door het signalement wordt uitgesloten.
[medeverdachte] heeft nog verklaard dat de buit tussen de € 5.000,- en € 6.000,- bedroeg. De rechtbank heeft echter geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangever [slachtoffer 1] dat er een veel groter geldbedrag en andere goederen zijn weggenomen. De verklaring van aangever wordt voor een deel bevestigd door de verklaring van getuige [slachtoffer 2] . [slachtoffer 1] heeft direct na de overval tegen haar gezegd welk geldbedrag en welke goederen door de mannen waren meegenomen. Verder heeft zij verklaard dat haar horloge, IPhone en twee ringen uit de slaapkamer waren weggenomen. Gelet op deze omstandigheden heeft de rechtbank ook de overtuiging dat de aangifte van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op dit punt de waarheid behelst.
Bewijsmiddelen feit 3
[benadeelde] heeft aangifte gedaan van inbraak in zijn woning, gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , gepleegd tussen 8 juli 2015 en 13 juli 2015. [benadeelde] heeft verklaard dat het alarm is afgegaan op 13 juli 2015 om 3.04 uur [18] en dat hij beelden van de beveiligingscamera kreeg toegestuurd. Daarop zag hij dat er twee mannen in zijn woning liepen. [benadeelde] heeft verklaard dat de daders de woning zijn binnengekomen door het afbreken van de profielcilinder. [benadeelde] heeft verklaard dat de volgende goederen zijn weggenomen: een MacBook, een IPad, een telefoon van het merk Apple (4s), een spelcomputer, een fotocamera, een cameratas, twee cameralenzen en een cameraflitser. [19]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft gekeken naar een aandachtsvestiging van deze inbraak. Hij herkende één van de personen op de fotoprints als verdachte. Hij herkende verdachte aan zijn postuur en zijn gezicht, namelijk zijn profiel, neus, mond, kin, oren en haardracht. [verbalisant 1] is verdachte veelvuldig tegengekomen tijdens zijn werkzaamheden in IJburg. [20]
Ook verbalisant [verbalisant 2] heeft gekeken naar een aandachtsvestiging van deze inbraak. Hij herkende één van de personen op de foto’s als verdachte. Hij herkende verdachte aan zijn postuur en zijn opvallende haardracht en gezicht. [verbalisant 2] noemt als opvallende kenmerken van het gezicht de neus en de wenkbrauwen. [verbalisant 2] heeft verdachte meermalen gesproken tijdens zijn werkzaamheden op IJburg. [21]
Bewijsoverwegingen feit 3
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan. De raadsman heeft de herkenningen door de verschillende verbalisanten in twijfel getrokken. Hij heeft ter zitting gesuggereerd dat op het politiebureau zou zijn gezegd dat het om verdachte ging en dat vervolgens is gevraagd wie verdachte op de foto’s herkende. Anders dan de raadsman, heeft de rechtbank geen reden te twijfelen aan de herkenningen, nu deze afzonderlijk zijn gedaan door meerdere verbalisanten, zijn vastgelegd in ambtsedig opgemaakte processen-verbaal en voldoen aan de daarvoor gestelde vereisten.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
hijop
of omstreeks29 mei 2015 te [woonplaats] ,
althans in het arrondissement Midden-Nederland,om ongeveer 3.40 uur,
in elk gevalgedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan [adres] , alwaar verdachte en
/ofzijn medeverdachte zich
buiten weten oftegen de wil van de rechthebbende bevond
(en
), tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit voornoemde woning
hebben/heeft weggenomen
(onder andere)een hoeveelheid geld (ongeveer 25.000 euro) en
/of een of meerhorloges en
/of (andere)sieraden en
/ofeen portemonnee (bevattende onder andere
een of meerbank- en
/ofcreditcardpasjes en
/ofeen zorgpas en
/ofeen rijbewijs en
/ofandere waardepapieren) en
/ofeen IPhone,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,waarbij verdachte en
/ofzijn mededader
szich de toegang tot de plaats van het
misdrijf hebben verschaft
en/of dat/die geld en/of goederen onder zijn/hun bereik hebben gebrachtdoor middel van braak, verbreking en
/ofinklimming en
/ofwelke diefstal werd
voorafgegaan,vergezeld
en/of gevolgdvan geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1]
en/of die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden,gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond, dat hij, verdachte en
/ofzijn medeverdachte (nadat hij, verdachte en
/ofzijn medeverdachte rond 3.40 uur zich door middel van het vernielen van
een of meerruiten van de slaapkamer van die woning zich de toegang tot de slaapkamer van die op dat moment slapende [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] hadden
/hadverschaft)
  • een vuurwapen, althanseen op een vuurwapen gelijkend voorwerp
    ,hebben
    /heeftgericht op die [slachtoffer 1]
    en/of die [slachtoffer 2]en
    /ofgehouden
    op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] en
    /of
  • die [slachtoffer 1] onder bedreiging van dat
  • die [slachtoffer 1] met een hard voorwerp
  • de polsen en
2.
hijop
of omstreeks29 mei 2015 te Eemnes,
althans in Nederland,een vuurwapen van categorie III, te weten een gas/alarmpistool
waarvan de fabrieksmatige aangebrachte "sper"' in de loop was verwijderd, merk Blow F 92, voorhanden heeft gehad;
3.
hijop
of omstreeks13 juli 2015 te Amsterdam,
althans in het arrondissement Amsterdam,om ongeveer 3.00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres] alwaar verdachte en
/ofzijn medeverdachte zich buiten weten
of tegen de wilvan de rechthebbende bevond
(en
)tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening,
hebben/heeft weggenomen een telefoon (I-phone) en
/ofeen
of meerMacBook
computeren
/ofeen IPad en
/ofeen spelcomputer en
/ofeen fotocamera en
/offotocameratoebehoren,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),waarbij verdachte en
/ofzijn mededader
(s)zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft
en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebrachtdoor middel van braak
en/of verbreking (op de voordeur van die woning);
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als:
1.
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking en inklimming;
2.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
3.
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf van 6,5 jaar wordt opgelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit voor alle ten laste gelegd feiten. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat een gevangenisstraf van 5 maanden passend is voor het onder 3 ten laste gelegde feit.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich met zijn mededader schuldig gemaakt aan het plegen van een gewapende woningoverval. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij en zijn mededader ‘s nachts en gewapend met een (nep)vuurwapen naar de woning zijn gegaan, waar zij aangever [slachtoffer 1] gedurende de overval met een wapen hebben bedreigd en geslagen. Zij hebben hem vervolgens vastgebonden achtergelaten.
Het spreekt voor zich dat een dergelijke overval voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. Het is één van de ergste dingen die een bewoner in zijn huis kan meemaken. Uit de verklaringen van de slachtoffers ter terechtzitting blijkt dat zij – nog steeds – erg aangedaan zijn door hetgeen er is gebeurd. De slachtoffers ondervinden nog dagelijks de (psychische) gevolgen van de overval.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het in vereniging plegen van een woninginbraak in de nachtelijke uren. Voor beide inbraken geldt dat deze overlast en materiële schade hebben veroorzaakt voor de bewoners. Daarnaast is een inbraak in een woning ook een inbreuk op het gevoel van veiligheid van privacy van de bewoners. De ervaring leert dat mensen zich nog lange tijd nadat er in hun woning is ingebroken thuis onveilig voelen. Dit blijkt ook uit de ter terechtzitting afgelegde verklaringen van de slachtoffers. Zij voelen zich – bijna een jaar na de inbraak – nog onveilig in hun woning, ondanks de genomen beveiligingsmaatregelen. Ook veroorzaken dergelijke feiten in de samenleving gevoelens van onrust en onveiligheid.
Bij al deze gevolgen heeft verdachte kennelijk in het geheel niet stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van anderen, op deze manier snel aan geld en goederen te komen.
Verdachte is, zo blijkt uit het uittreksel justitiële documentatie van 31 december 2015, reeds eerder veroordeeld voor vermogensdelicten en overtreding van de Wet wapens en munitie. Ook heeft hij een strafbeschikking opgelegd gekregen voor een vermogensdelict.
Reclassering Nederland heeft in het rapport van 24 december 2015 aangegeven dat verdachte een heel ander – veel positiever – beeld schetst van zijn leven, dan zijn moeder doet. Dit baart de reclassering zorgen, temeer omdat het de tweede keer is dat verdachte dit doet. De reclassering adviseert een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met een proeftijd van minimaal drie jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht en andere voorwaarden het gedrag betreffende.
De rechtbank is echter van oordeel dat op de bewezen verklaarde feiten, mede gelet op de houding van verdachte en het feit dat hij al eerder is veroordeeld voor soortgelijke delicten, niet anders kan worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf vormt – gelet op de ernst van de feiten – een passende reactie. De rechtbank ziet geen aanleiding om een deels voorwaardelijke straf op te leggen.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank verder rekening gehouden met de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Gelet daarop zou voor een overval op een woning met geweld en bedreiging een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar passend zijn. De rechtbank weegt strafverzwarend mee dat de onder 1 bewezen verklaarde overval in vereniging is gepleegd, gedurende de nachtelijke uren en volgens een vooropgezet plan waarbij met een (nep)vuurwapen is gedreigd.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 4 jaar passend en geboden.

9.Vorderingen benadeelde partijen

9.1
Vordering [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een bedrag van € 43.041,73, bestaande uit € 36.541,73 materiële schade en € 6.500,- immateriële schade.
9.1.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering volledig wordt toegewezen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende bewijs is dat een geldbedrag van € 25.000,- bij de inbraak is weggenomen, nu enkel de aangever dit heeft verklaard. De verklaring van [medeverdachte] – dat er een bedrag tussen de € 5.000,- en € 6.000,- is weggenomen – dient te worden gevolgd. De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de verdere gevraagde vergoedingen.
9.1.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de behandeling van de vordering van [slachtoffer 1] niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank heeft hiervoor bewezen verklaard dat bij de inbraak een geldbedrag van € 25.000,- en horloges zijn weggenomen. Om die reden wijst de rechtbank de gevraagde vergoedingen hiervoor toe, te weten € 23.500,- voor het weggenomen geld uit de kluis, nu is gebleken dat de benadeelde partij van de verzekering een bedrag van € 1.500,- uitgekeerd heeft gekregen, en € 4.402,19 voor de gestolen horloges.
De rechtbank wijst € 4.880,54 toe voor schade aan de woning en € 3.759,- voor het verlies van arbeidsvermogen. Dit deel van de vordering is niet betwist en voldoende onderbouwd.
De rechtbank is van oordeel dat de immateriële schade gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit tot een bedrag van € 2.500,- kan worden toegewezen. Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering. Voor dit deel kan de benadeelde partij de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het totaal door de rechtbank toegewezen bedrag wordt berekend op € 39.041,73, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank legt dit bedrag hoofdelijk op aan verdachte.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij
.De rechtbank ziet in de jeugdige leeftijd, in zijn geringe toekomstige draagkracht, alsmede gelet op de beslissing ten aanzien van de medeverdachte, aanleiding de vervangende hechtenis vast te stellen op 35 dagen.
9.2
Vordering [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een bedrag van € 3.621,01, bestaande uit € 2.371,01 materiële schade en € 1.250,- immateriële schade.
9.2.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering volledig wordt toegewezen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over deze vordering.
9.1.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de behandeling van de vordering van [slachtoffer 2] niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank wijst de gevorderde materiële schade volledig toe, nu deze schade niet is betwist en voldoende is onderbouwd. De rechtbank wijst zodoende een bedrag van € 2.371,01 aan materiële schade toe.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de immateriële schade, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit, volledig kan worden toegewezen. De rechtbank wijst het gevorderde bedrag van € 1.250,- toe.
Het totaal door de rechtbank toegewezen bedrag wordt berekend op € 3.621,01, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank legt dit bedrag hoofdelijk op aan verdachte.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij. De rechtbank ziet in de jeugdige leeftijd en zijn geringe toekomstige draagkracht, alsmede gelet op de beslissing ten aanzien van de medeverdachte, aanleiding de vervangende hechtenis vast te stellen op 7 dagen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 55, 57, 63, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 26 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart de ten laste gelegde feiten bewezen, zodanig als hiervoor onder 5. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
1.
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking en inklimming;
2.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
3.
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 4 jaar;
- beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden;
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 39.041,73 ter zake van materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
- verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door een mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , € 39.041,73 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 35 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door een mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van € 3.621,01 ter zake van materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door een mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] , € 3.621,01 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 7 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door een mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J.P. Schotman, voorzitter,
mr. P. Bender en mr. M.S. Mehilal, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.M. van de Kamp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 mei 2016.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 29 mei 2015 te Eemnes, althans in het arrondissement Midden-Nederlnad, om ongeveer 3.40 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan [adres] , alwaar verdachte en/of zijn medeverdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit voornoemde woning hebben/heeft weggenomen (onder andere) een hoeveelheid geld (ongeveer 25.000 euro) en/of een of meer horloges en/of (andere) sieraden en/of een portemonnee (bevattende onder andere een of meer bank- en/of
creditcardpasjes en/of een zorgpas en/of een rijbewijs en/of andere waardepapieren) en/of een I-phone, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf hebben verschaft en/of dat/die geld en/of goederen onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond, dat hij,
verdachte en/of zijn medeverdachte (nadat hij, verdachte en/of zijn medeverdachte rond 3.40 uur zich door middel van het vernielen van een of meer ruiten van de slaapkamer van die woning zich de toegang tot de slaapkamer van die op dat moment slapende [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] hadden/had verschaft)
  • een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, hebben/heeft gericht op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of gehouden op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] en/of
  • die [slachtoffer 1] onder bedreiging van dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, hebben/heeft gedwongen om het alarm van de woning uit te schakelen en/of naar de in die woning aanwezige kluis te lopen en/of die kluis te openen en/of tegen die [slachtoffer 1] hebben/heeft gezegd: Wij maken je kapot als je niet verteld waar de tweede kluis is", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
  • die [slachtoffer 1] met een hard voorwerp op/tegen diens hoofd hebben/heeft geslagen en/of
  • de polsen en/of de benen van die [slachtoffer 1] hebben/heeft vastgebonden;
art 311 lid 1 aanhef en onder 3
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 29 mei 2015 te Eemnes, althans in Nederland, een vuurwapen van categorie III, te weten een gas/alarmpistool waarvan de fabrieksmatige aangebrachte "sper"' in de loop was verwijderd, merk Blow F 92, voorhanden heeft gehad
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
3.
hij op of omstreeks 13 juli 2015 te Amsterdam, althans in het arrondissement Amsterdam, om ongeveer 3.00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres] alwaar verdachte en/of zijn medeverdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en)tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, hebben/heeft weggenomen een telefoon (I-phone) en/of een of meer Mac-book computer en/of een I-pad en/of een spelcomputer en/of een fotocamera en/of fotocameratoebehoren, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking (op de voordeur van die woning);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met proces-verbaalnummer 2015 163606 (onderzoek 032MEENT, sluitingsdatum 7 januari 2016) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering van 1 tot en met 800. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344.1.5° Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] d.d. 29 mei 2015, opgenomen op p. 61.
3.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] d.d. 29 mei 2015, opgenomen op p. 63.
4.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] d.d. 29 mei 2015, opgenomen op p. 64.
5.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] d.d. 29 mei 2015, opgenomen op p. 65.
6.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] d.d. 29 mei 2015, opgenomen op p. 66.
7.Proces-verbaal getuige [slachtoffer 2] d.d. 29 mei 2015, opgenomen op p. 74.
8.Proces-verbaal getuige [slachtoffer 2] d.d. 29 mei 2015, opgenomen op p. 75.
9.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 26 juni 2015, opgenomen op p. 109.
10.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 26 juni 2015, opgenomen op p. 110.
11.Proces-verbaal bevindingen d.d. 24 juni 2015, opgenomen op p. 157.
12.Proces-verbaal bevindingen d.d. 27 augustus 2015, opgenomen op p. 337.
13.Forensisch DNA-rapport Verilabs d.d. 14 augustus 2015, opgenomen op p. 341.
14.Proces-verbaal bevindingen d.d. 30 september 2015, opgenomen op p. 368.
15.Proces-verbaal bevindingen d.d. 30 september 2015, opgenomen op p. 369.
16.Proces-verbaal bevindingen d.d. 24 september 2015, opgenomen op p. 370.
17.Proces-verbaal van het verhandelde ter terechtzitting d.d. 10 mei 2016.
18.Proces-verbaal aangifte [benadeelde] d.d. 16 juli 2015, opgenomen op p. 428.
19.Proces-verbaal aangifte [benadeelde] d.d. 16 juli 2015, opgenomen op p. 429.
20.Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar d.d. 24 juli 2015, opgenomen op p. 461.
21.Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar d.d. 31 augustus 2015, opgenomen op p. 484.