ECLI:NL:RBMNE:2016:2757

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 mei 2016
Publicatiedatum
20 mei 2016
Zaaknummer
16/994032-13 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in Mega-onderzoek Mount Nepal met betrekking tot betalingsafspraken binnen SNSPF

In de ontnemingszaak tegen [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [1957], heeft de rechtbank Midden-Nederland op 20 mei 2016 uitspraak gedaan. Deze zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in het kader van het Mega-onderzoek Mount Nepal. Tijdens het onderzoek is vastgesteld dat medewerkers van SNSPF onderling betalingsafspraken hebben gemaakt, waarbij een deel van de uurvergoeding werd doorbetaald aan andere medewerkers. De rechtbank heeft de vordering van de officieren van justitie beoordeeld, die een bedrag van € 364.927,- aan wederrechtelijk verkregen voordeel heeft gevorderd, inclusief btw. De verdediging heeft gepleit voor niet-ontvankelijkheid van de vordering, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat [verdachte] en zijn vennootschap [bedrijf] wederrechtelijk voordeel hebben verkregen door middel van en/of uit de baten van de bewezenverklaarde feiten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [verdachte] in totaal € 120.372,- aan wederrechtelijk voordeel heeft verkregen, terwijl [bedrijf] € 244.555,- heeft ontvangen. De rechtbank heeft de verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd voor het bedrag van € 120.372,- aan [verdachte]. De vordering voor het overige is afgewezen. De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer, waarbij de zittingen plaatsvonden op verschillende data, waaronder 30 november 2015 en 9 mei 2016.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/994032-13 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 20 mei 2016
in de ontnemingszaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1957] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats] ,
(hierna te noemen: [verdachte] ).

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
  • de schriftelijke vordering van de officieren van justitie, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
  • het strafdossier onder parketnummer 16/994032-13, waaruit blijkt dat [verdachte] bij vonnis van 20 mei 2016 van deze rechtbank is veroordeeld ter zake van onder meer niet-ambtelijke omkoping, valsheid in geschrift en gewoontewitwassen;
  • het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel nr. 51750/3, pagina 1 tot en met 19, opgenomen in ordner 28 van het strafdossier;
  • de overige stukken,
en de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 30 november 2015 (regie), 22, 24 (inhoudelijke behandeling) en 29 maart 2016 (requisitoir), 5 april 2016 (pleidooi, repliek, dupliek en laatste woord verdachte) en 9 mei 2016 (sluiting onderzoek). De ontnemingsvordering is gelijktijdig ter terechtzitting behandeld met de strafzaak tegen [verdachte] , bekend onder hetzelfde parketnummer.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie en van wat [verdachte] en zijn advocaat, mr. L.S. Wachters, naar voren hebben gebracht.

2.De beoordeling

2.1
De vordering van de officieren van justitie
De schriftelijke vordering van de officieren van justitie strekt tot het aan [verdachte] opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 364.927,- (inclusief btw).
Ter terechtzitting hebben de officieren van justitie de vordering gehandhaafd. Betoogd is dat dit voordeel op basis van de vereenzelvigingsjurisprudentie moet worden toegerekend aan de natuurlijke persoon en niet aan zijn vennootschap. De vordering betreft een bedrag inclusief btw omdat fiscale perikelen bij de bepaling van de hoogte van het te ontnemen bedrag buiten beschouwing moeten blijven. Indien nodig kan daarmee in de executiefase rekening worden gehouden.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair gepleit voor niet-ontvankelijkverklaring van de officieren van justitie in de ontnemingsvordering, gelet op de bepleite integrale vrijspraak in de onderliggende strafzaak. Ook heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat indien wordt gekomen tot een bewezenverklaring van valsheid in geschrift, hierdoor geen voordeel is verkregen.
2.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van deze rechtbank van 20 mei 2016 is [verdachte] veroordeeld ter zake van onder meer niet ambtelijke omkoping, valsheid in geschrift en gewoontewitwassen. De rechtbank stelt vast dat [verdachte] en/of de vennootschap [bedrijf] . (hierna: [bedrijf] ) door middel van en/of uit de baten van deze feiten wederrechtelijk voordeel hebben verkregen, zijnde de gefactureerde, ontvangen en witgewassen betalingen. De berekening van de hoogte hiervan en de gebezigde bewijsmiddelen worden hieronder nader uitgewerkt.
Daadwerkelijke ontvanger
De betalingen zijn gefactureerd door [bedrijf] en vervolgens ontvangen deels door [verdachte] zelf en deels door [bedrijf] . Gelet op het reparatoire karakter van de ontnemingsmaatregel is het uitgangspunt dat bij de bepaling van het voordeel aangesloten wordt bij wat de veroordeelden in de concrete omstandigheden daadwerkelijk hebben genoten. De rechtbank ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken en het voordeel (enkel) bij de betrokken natuurlijke persoon te ontnemen, op basis van de door het Openbaar Ministerie aangehaalde vereenzelvigingsjurisprudentie. Allereerst omdat wordt vastgesteld dat een deel van de ontvangsten in eerste instantie bij de vennootschap terecht zijn gekomen. Ten tweede omdat niet kan worden vastgesteld waar dit geld zich -geheel of ten dele- bevindt en of dit direct of indirect ten goede kon komen of is gekomen aan [verdachte] . Waarbij in aanmerking wordt genomen dat [bedrijf] de vennootschap van de dochter van [verdachte] . Onvoldoende duidelijk is in hoeverre [verdachte] zeggenschap had hierover. Ten slotte omdat ontneming van voordeel bij een ander dan de initiële ontvanger kan leiden tot allerlei fiscale complicaties.
Anders dan de officieren van justitie is de rechtbank dan ook van oordeel dat dit voordeel dient te worden ontnomen daar waar het feitelijk is ontvangen. Immers, de ontnemingsmaatregel is gericht op herstel van de rechtmatige toestand in financiële zin.
Wederrechtelijk verkregen voordeelDe rechtbank gebruikt als grondslag voor de schatting van de hoogte van het wederrechtelijk voordeel het onder 1 genoemde Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel. [1]
Door [verdachte] en [bedrijf] is een totaalbedrag van € 364.927,- (exclusief btw) ontvangen. [2] Voor het ontvangen van een gedeelte van in totaal € 324.927,-, is vanuit [bedrijf] gefactureerd. Daarnaast heeft [verdachte] € 40.000,- ontvangen als lening, zijnde een voorschot op nog door hem te factureren omkopingsbetalingen. Dit voorschot is dan ook in mindering gebracht op de vervolgens gefactureerde bedragen. [3] De geldbedragen zijn op de volgende bankrekeningen ontvangen, beide exclusief btw:
- [verdachte] : € 120.372,-
- [bedrijf] : € 244.555,- [4]
Uit onderzoek is niet gebleken dat [verdachte] of [bedrijf] kosten hebben gemaakt die in directe relatie staan tot de voltooiing van voornoemde delicten. Er worden dan ook geen kosten in mindering gebracht bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte] en [bedrijf] wederrechtelijk voordeel hebben verkregen van in totaal € 364.927,- (exclusief btw).
Voordeel exclusief btw
Zoals blijkt uit de onderliggende facturen is door [bedrijf] over voornoemde betalingen geen omzetbelasting in rekening gebracht. Niet is gebleken dat de ontvangende vennootschap vervolgens omzetbelasting heeft voldaan. Gelet hierop stelt de rechtbank daarom, anders dan gevorderd door de officieren van justitie, het wederrechtelijk verkregen vast op het totaal van de ontvangen bedragen exclusief btw.
Conclusie
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] en [bedrijf] door middel van en/of uit de baten van de bewezenverklaarde feiten wederrechtelijk voordeel hebben verkregen van in totaal € 364.927,- (exclusief btw). Dit voordeel wordt uitgesplitst naar de daadwerkelijke ontvanger en wordt -indien mogelijk- ook daar ontnomen, namelijk:
- [verdachte] : € 120.372,-
- [bedrijf] : € 244.555,-
Gelet op al het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte] in totaal € 120.372,- wederrechtelijk voordeel heeft verkregen en legt voor dit bedrag de betalingsverplichting op. De vordering wordt voor het overige afgewezen.

3.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

4.De beslissing

De rechtbank:
stelt het bedrag van het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel vast op een bedrag van
€ 120.372,-(zegge: honderdtwintigduizend driehonderdtweeënzeventig euro en nul eurocent);
legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 120.372,-(zegge: honderdtwintigduizend driehonderdtweeënzeventig euro en nul eurocent);
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. van Maanen, voorzitter,
mr. drs. S.M. van Lieshout en mr. A.M.M.E. Doekes-Beijnes, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. M.C. van Reenen en K.M. Strijbos, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 mei 2016.

Voetnoten

1.In de hierna volgende voetnoten wordt telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende FIOD dossier, nummer 51693, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (onderzoek Mount Nepal, inhoudende 28 ordners). Daarbij gaat het om een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. AH staat voor ambtshandeling. Met “het rapport” wordt bedoeld het Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel genoemd onder 1. Opgenomen in ordner 28 van het dossier.
2.Het rapport, pagina 19
3.AH-042, pagina 29
4.Het rapport, pagina 19