ECLI:NL:RBMNE:2016:2755
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van bestreden besluit in ambtenarenrechtelijke zaak na niet herstellen van geconstateerd gebrek
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 april 2016 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, een ambtenaar, en de korpschef van politie als verweerder. De rechtbank heeft eerder op 9 maart 2016 een tussenuitspraak gedaan waarin werd vastgesteld dat het bestreden besluit in strijd was met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel. Verweerder kreeg de gelegenheid om het geconstateerde gebrek in het besluit te herstellen, maar heeft aangegeven geen gebruik te maken van deze mogelijkheid. Hierdoor heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd.
De rechtbank oordeelde dat verweerder niet had voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb), met name artikel 3:2 en artikel 7:12, tweede lid. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de rechtgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten, omdat de uitkomst van de zaak nog te veel open lag. Verweerder is opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de overwegingen uit zowel de tussenuitspraak als de einduitspraak. Tevens is bepaald dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 165,- dient te vergoeden.
De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep. De rechtbank heeft de zaak behandeld in enkelvoudige kamer en de uitspraak is gedaan door rechter M.J. Slootweg, in aanwezigheid van griffier N.R. Hoogenberk.