ECLI:NL:RBMNE:2016:2755

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 april 2016
Publicatiedatum
20 mei 2016
Zaaknummer
UTR 14 /5642
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van bestreden besluit in ambtenarenrechtelijke zaak na niet herstellen van geconstateerd gebrek

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 april 2016 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, een ambtenaar, en de korpschef van politie als verweerder. De rechtbank heeft eerder op 9 maart 2016 een tussenuitspraak gedaan waarin werd vastgesteld dat het bestreden besluit in strijd was met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel. Verweerder kreeg de gelegenheid om het geconstateerde gebrek in het besluit te herstellen, maar heeft aangegeven geen gebruik te maken van deze mogelijkheid. Hierdoor heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd.

De rechtbank oordeelde dat verweerder niet had voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb), met name artikel 3:2 en artikel 7:12, tweede lid. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de rechtgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten, omdat de uitkomst van de zaak nog te veel open lag. Verweerder is opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de overwegingen uit zowel de tussenuitspraak als de einduitspraak. Tevens is bepaald dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 165,- dient te vergoeden.

De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep. De rechtbank heeft de zaak behandeld in enkelvoudige kamer en de uitspraak is gedaan door rechter M.J. Slootweg, in aanwezigheid van griffier N.R. Hoogenberk.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 14/5642

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 april 2016 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. N.E. Bensoussan).

Procesverloop

Voor het procesverloop in deze zaak wijst de rechtbank op wat in de tussenuitspraak van 9 maart 2016 (de tussenuitspraak) is vastgesteld. In aanvulling hierop geldt het volgende.
Bij tussenuitspraak van 9 maart 2016, verzonden op 15 maart 2016, heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen twee maanden na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak schriftelijk verklaard dat verweerder zijn eerder ingenomen standpunt handhaaft en geen gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. In haar tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat verweerder het bestreden besluit heeft genomen in strijd met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel. De rechtbank heeft overwogen dat verweerder om het gebrek te herstellen nader dient te onderzoeken of en zo ja welke rol het fuwa-advies en het referentiemateriaal hebben gespeeld bij de totstandkoming van de match. Voor zover uit dit onderzoek blijkt dat dit niet is gebeurd zullen deze stukken, gelet op wat daarover in de Instructie organieke matching is bepaald, alsnog bij de match betrokken moeten worden. Het is verder aangewezen dat, gezien de specifieke (en hybride) positie van het RBH binnen de politieorganisatie, zoals blijkt uit de Handleiding en uit de door eiser overgelegde stukken, de stukken die hierop betrekking hebben nadrukkelijk bij de besluitvorming worden betrokken, hetzij in het kader van de (her)match hetzij in het kader van de hardheidsclausule.
2. Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld dat hij geen gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Daarom verklaart de rechtbank het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 7:12, tweede lid, van de Awb. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtgevolgen in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat de rechtmatige uitkomst naar de huidige stand van zaken nog te veel open ligt. De reden daarvoor is nu juist dat verweerder geen poging heeft ondernomen het gebrek te herstellen. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak en de tussenuitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
3. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak en de tussenuitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 165,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. Slootweg, rechter, in aanwezigheid van mr. N.R. Hoogenberk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 april 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.