In deze zaak, die op 13 mei 2016 door de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, vorderde Backstage Almere B.V. een bedrag van €34.225,- van gedaagde in verband met een naheffingsaanslag en een vergrijpboete van de Belastingdienst. De voorzieningenrechter oordeelde dat gedaagde Backstage Almere diende te vrijwaren voor de opgelegde naheffingsaanslagen van de Belastingdienst, en kende een bedrag van €25.087,- toe. De vordering met betrekking tot de boete van 2014 werd afgewezen, omdat gedaagde geen verwijt kon worden gemaakt. De vordering van €3.259,25 over de boete van 2013 werd toegewezen, evenals een bedrag van €1.100,- voor kosten die Backstage Almere had moeten maken in het kader van het onderzoek van de Belastingdienst. Uiteindelijk werd gedaagde veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van €29.446,25 aan Backstage Almere. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was bij de vordering van Backstage Almere, gezien de financiële problemen die zij ondervond door de naheffingsaanslag. De rechter benadrukte dat de vrijwaring in de vaststellingsovereenkomst ook van toepassing was op de naheffingsaanslagen, en dat gedaagde verantwoordelijk was voor de belastingaangiften. De zaak illustreert de verantwoordelijkheden van bestuurders in een vennootschap en de gevolgen van onjuiste belastingaangiften.