ECLI:NL:RBMNE:2016:2655

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 mei 2016
Publicatiedatum
17 mei 2016
Zaaknummer
16/706439-15 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor drugshandel en vrijspraak van poging tot doodslag na schietpartij in Utrecht

Op 17 mei 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 23-jarige man uit Utrecht, die werd beschuldigd van het handelen in heroïne en cocaïne, en van poging tot doodslag. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden voor de drugshandel, maar sprak hem vrij van de poging tot doodslag. De vrijspraak was gebaseerd op onvoldoende bewijs dat de verdachte betrokken was bij een schietpartij op 14 mei 2015, waarbij het slachtoffer op de Bijnkershoeklaan in Utrecht werd beschoten. Het slachtoffer had verklaard dat hij de schutter niet had kunnen herkennen en dat hij alleen van anderen had gehoord dat de verdachte de schutter zou zijn. De rechtbank oordeelde dat er geen overtuigend bewijs was dat de verdachte de schutter was.

Bij zijn aanhouding in september 2015 had de verdachte 71 bolletjes cocaïne en 33 bolletjes heroïne in zijn bezit, evenals een telefoon die als dealertelefoon werd aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich bezighield met de handel in harddrugs, wat leidde tot de veroordeling. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan, evenals met de persoon van de verdachte. De verdachte had eerder soortgelijke strafbare feiten gepleegd, wat de rechtbank ertoe bracht een gevangenisstraf op te leggen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/706439-15 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 17 mei 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1992] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te P.I. Rijnmond, Huis van Bewaring De IJssel.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 3 mei 2016, waarbij de officier van justitie en de raadsman, mr. Y Bouchikhi, advocaat te Utrecht, hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is nader omschreven overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: heeft geprobeerd om [aangever] van het leven te beroven;
subsidiair: heeft geprobeerd om [aangever] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
meer subsidiair: [aangever] heeft mishandeld.
2.
a. heeft gehandeld in cocaïne en heroïne;
b. 14,39 gram cocaïne en/of 6,82 gram heroïne voorhanden heeft gehad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten onder 1 primair, 2a en 2b wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de feiten 1 en 2a. Ten aanzien van het onder 2b ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van feit 1
De rechtbank heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Uit het verhandelde ter zitting en de inhoud van het dossier volgt dat [aangever] (hierna: [aangever] ) op 14 mei 2015 rond 17.44 uur is beschoten door een inzittende van de Seat Ibiza met kenteken [kenteken] op de Bijnkershoeklaan te Utrecht.
Niet is komen vast te staan dat verdachte op het moment van de schietpartij op de Bijnkershoeklaan is geweest. De tenaamgestelde van de Seat Ibiza met kenteken [kenteken] was op dat moment een jongere broer van verdachte, die toen gedetineerd zat. Uit de stukken blijkt dat meerdere personen, onder wie ook verdachte, gebruik maakten van deze Seat Ibiza.
Los van het feit dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte toen en daar in de Seat Ibiza heeft gezeten, ook al zou verdachte toen en daar aanwezig zijn geweest, dan nog kan niet worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die op [aangever] heeft geschoten. Op de Bijnkershoeklaan, waren op het moment van de schietpartij meerdere personen aanwezig. Geen van de aanwezigen zegt te hebben gezien door wie er is geschoten.
[aangever] heeft verklaard dat van zeer korte afstand, een halve meter tot een meter, op hem is geschoten. Bij de rechter-commissaris heeft [aangever] op 25 april 2016 verklaard dat hij op het moment dat hij werd beschoten niet wist door wie hij was beschoten. [aangever] zegt van anderen te hebben gehoord dat [verdachte] de schutter was. [aangever] heeft echter verder ook verklaard dat hij op het moment van de schietpartij het gezicht van de schutter niet heeft gezien en dat hij de schutter niet heeft kunnen herkennen.
Bij deze stand van zaken moet verdachte van het onder 1 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de feiten 2a en 2b [1]
Op 21 september 2015 is verdachte aangehouden in Hilversum. [2] Tijdens de insluitingsfouillering zijn bij verdachte een Nokia 1280 [3] en 71 blokjes wit poeder (14.38 gram) en 33 blokjes bruin poeder (6.82 gram) [4] in beslag genomen. Monsters van de witte blokjes zijn positief getest op cocaïne. Monsters van de bruine blokjes zijn positief getest op heroïne. [5]
De Nokia 1280 is op 14 mei 2015 in gebruik genomen. Vanaf 15 mei 2015 werd telefoonnummer [nummer] actief in de Nokia. [6] De gebruikersgegevens van de Nokia betreffen [verdachte] wonende aan de [adres] . [7]
Verdachte verblijft bij zijn vader aan de [adres] . [8]
In de periode van 16 mei 2015 tot en met 19 mei 2015 zijn er 176 gesprekken ingekomen op het telefoonnummer [nummer] . Er hebben in die periode geen uitgaande telefoongesprekken plaatsgevonden met dat telefoonnummer. In de periode van 20 mei 2015 tot en met 8 juni 2015 zijn er 236 gesprekken ingekomen op het telefoonnummer [nummer] . Er hebben in die periode 4 uitgaande telefoongesprekken plaatsgevonden met dat telefoonnummer. [9]
Een bij de politie bekende modus operandi van drugsdealers is dat drugsgebruikers hun dealer bellen, waarna de dealer hen vervolgens met een andere telefoon terugbelt. [10]
In de Nokia 1280 is onderstaand ingekomen sms’je van 22 mei 2015 gevonden: “Wil je aub mijn nummer verwijderen uit jou lijst??!!!! Ik vind het héél vervelend om berichtjes van dealers zomaar te krijgen!!! Ik heb je nummer en als ik iets wil kopen, dan bel ik je zelf, oké??!!! (…)”. [11]
In de Nokia 1280 zijn voorts (onder meer) onderstaande sms’jes gevonden: [12]
  • “Yo [bijnaam] kan ik nog een 20 bij je poffen woensdag krijg je alles”, ingekomen bericht van 6 september 2015;
  • “3 stuks bel me [bijnaam 2] ”, ingekomen bericht van 7 september 2015;
  • “ [bijnaam] kom 2 brengen dan, ik betaal je morgen middag €60”, ingekomen bericht van 7 september 2015.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij verdovende middelen afneemt van [bijnaam] die (onder meer) gebruik maakt van het telefoonnummer [nummer] . [13]
De Nokia 1280 straalde veelal telefoonmasten aan in Hilversum. [14]
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij op 21 september 2015 cocaïne en heroïne bij zich had die hij voor een ander bewaarde. Deze verklaring van verdachte acht de rechtbank niet geloofwaardig, gelet op de inhoud van de onder verdachte in beslag genomen mobiele telefoon (Nokia 1280) en de hoeveelheid verdovende middelen die bij verdachte werd aangetroffen. Deze omstandigheden duiden erop dat verdachte zich bezig hield met de handel in verdovende middelen.
Overweging
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het onder 2a ten laste gelegde feit, met uitzondering van het tenlastegelegde medeplegen, wettig en overtuigend bewezen. De Nokia 1280 staat op naam van verdachte en is bij verdachte aangetroffen. Uit de inhoud van de Nokia 1280 blijkt dat het om een dealertelefoon gaat. De rechtbank wijst hierbij op het grote aantal inkomende gesprekken en nauwelijks uitgaande gesprekken, de inhoud van de aangetroffen sms-jes en het feit dat telefoonnummers van bij de politie bekende gebruikers in de Nokia 1280 zijn aangetroffen.
De rechtbank acht tevens het onder 2b ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op de bij verdachte op 21 september 2015 aangetroffen hoeveelheid cocaïne en heroïne.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
2.
a.
in de periode van 15 mei 2015 tot en met 21 september 2015 te Utrecht en Hilversum telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd hoeveelheden cocaïne en/of heroïne zijnde cocaïne en/of heroïne middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
b.
op 21 september 2015 in het arrondissement Midden-Nederland opzettelijk aanwezig heeft gehad
  • 14,39 gram (71 bolletjes) cocaïne en
  • 6,82 gram (33 bolletjes) heroïne
zijnde cocaïne en heroïne middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

6.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 2a:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,
meermalen gepleegd.
Feit 2b:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de eis disproportioneel is. Hij heeft erop gewezen dat, uitgaand van een bewezenverklaring van enkel het ten laste gelegde onder 2b, de richtlijnen van het openbaar ministerie een gevangenisstraf van 1 maand voorschrijven voor een first offender, en van zes weken voor een recidivist. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de voorlopige hechtenis al te lang duurt en heeft hij bepleit om een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis op te leggen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van enkele maanden schuldig gemaakt aan de handel in harddrugs. Daarnaast had verdachte op 21 september 2015 aanzienlijke hoeveelheden cocaïne en heroïne bij zich.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van harddrugs een ernstige bedreiging vormt voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Daarnaast zorgen harddrugs maatschappelijk gezien voor veel schade. De mensen die afhankelijk zijn van deze drugs veroorzaken veel overlast en schade om deze drugs te kunnen bekostigen. Om deze redenen dient tegen de handel in harddrugs krachtig te worden opgetreden.
Uit de stukken in het dossier volgt dat verdachte in de periode van 6 augustus 2015 tot 6 september 2015 gedetineerd heeft gezeten. In die periode heeft verdachte zich dan ook niet bezig kunnen houden met de handel van harddrugs. Bij het bepalen van de strafmaat zal de rechtbank hiermee ten voordele van verdachte rekening houden. De rechtbank rekent het verdachte echter aan dat hij meteen na zijn invrijheidstelling op 6 september 2015 is verdergegaan met de handel in harddrugs. Verdachte liep ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten in een proeftijd. Dat heeft verdachte er niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder gelet op:
  • het uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 mei 2016, waaruit volgt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten;
  • het reclasseringsadvies van 20 januari 2016.
Uit dit reclasseringsadvies volgt dat verdachte problemen heeft op diverse leefgebieden. Het recidiverisico is hoog. Geadviseerd wordt om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Hoewel verdachte zijn medewerking heeft toegezegd aan reclasseringstoezicht ziet de rechtbank geen aanleiding om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden een passende en geboden reactie op de bewezenverklaarde feiten.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op:
  • Wetboek van Strafrecht: artikel 57;
  • Opiumwet: artikel 10;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Spreekt verdachte vrij van het onder 1 ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals onder 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 2a: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
feit 2b: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
8 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Voorlopige hechtenis
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de door verdachte in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd gelijk wordt aan de duur van de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mr. J.M. Eelkema en
mr. R.L.M. van Opstal, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.J. Verborg, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 mei 2016.
Mr. G. Perrick is buiten staat om dit vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
1.
primair
hij op of omstreeks 14 mei 2015 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangever] van het leven te beroven,
(meermalen) met een vuurwapen op en/ of in de richting van het lichaam van die [aangever] heeft geschoten (waarbij die [aangever] werd geraakt in zijn been),
Zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 287 jo. 45 Wetboek van Strafrecht
subsidiair
hij op of omstreeks 14 mei 2015 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijke letsel toe te brengen,
(meermalen) met een vuurwapen op en / of in de richting van het lichaam van die [aangever] heeft geschoten (waarbij die [aangever] werd geraakt in zijn been), zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 302 jo. 45 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair
hij op of omstreeks 14 mei 2015 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk mishandelen [aangever] in zijn been heeft geschoten, waardoor die [aangever] pijn en/ of letsel heeft bekomen;
art 300 Wetboek van Strafrecht
2.
a.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2014 tot en met 21 september 2015 te Utrecht en/ of Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens)
opzettelijk heeft verkocht en/ of afgeleverd en/ of verstrekt en/ of vervoerd hoeveelheden cocaïne en/ of heroïne, althans hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/ of heroïne, zijnde cocaïne en/ of heroïne (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
b.
hij op of omstreeks 21 september 2015 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad
  • (ongeveer) 14,39 gram (71 bolletjes/ eenheden) cocaïne en/of
  • (ongeveer) 6,82 gram (33 bolletjes/ eenheden) heroïne,
in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/ of heroïne, zijnde cocaïne en/ of heroïne (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
art 2 ahf/ ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/ sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aanhouding van 21 september 2015, pagina 611.
3.Het proces-verbaal Handel in verdovende middelen van 26 oktober 2015, pagina 298.
4.Het proces-verbaal Onderzoek verdovende middelen van 23 september 2015, pagina 547.
5.Het schriftelijke bescheid, te weten: het rapport Identificatie van drugs en precursoren van het Nederlands Forensisch Instituut van 2 oktober 2015, pagina 585.
6.Het proces-verbaal Handel in verdovende middelen van 26 oktober 2015, pagina 298.
7.Het proces-verbaal Handel in verdovende middelen van 26 oktober 2015, pagina 298.
8.De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 3 mei 2016.
9.Het proces-verbaal Handel in verdovende middelen van 26 oktober 2015, pagina 299.
10.Het proces-verbaal Handel in verdovende middelen van 26 oktober 2015, pagina 299.
11.Het proces-verbaal Handel in verdovende middelen van 26 oktober 2015, pagina 299.
12.Het proces-verbaal Handel in verdovende middelen van 26 oktober 2015, pagina 300.
13.Het proces-verbaal van bevindingen van 22 oktober 2015, pagina 96.
14.Het proces-verbaal Handel in verdovende middelen van 26 oktober 2015, pagina 304.