ECLI:NL:RBMNE:2016:2632

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 mei 2016
Publicatiedatum
13 mei 2016
Zaaknummer
16/659095-16, 16/057075-15 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een jeugdige voor poging tot diefstal en afpersing met geweld

Op 13 mei 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een vonnis uitgesproken in de strafzaak tegen een 16-jarige verdachte, die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder poging tot diefstal en afpersing met geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 240 dagen jeugddetentie, waarvan 133 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is er een maatregel opgelegd voor het gedrag van de jeugdige voor de duur van 1 jaar. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij samen met mededaders een slachtoffer heeft omsingeld en onder bedreiging met een wapen van zijn telefoon heeft beroofd. De feiten vonden plaats op 30 en 31 januari 2016 in Hilversum en Amersfoort. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd, al eerder in aanraking was gekomen met de politie en dat er zorgen waren over zijn ontwikkeling en gedrag. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd, die een combinatie van jeugddetentie en een gedragsbeïnvloedende maatregel had geëist. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling toegewezen, wat resulteert in een werkstraf van 24 uur. De beslissing is genomen met het oog op de ernst van de feiten en de noodzaak voor begeleiding en behandeling van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/659095-16, 16/057075-15 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken van 13 mei 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1999] te [geboorteplaats] , Haïti,
thans gedetineerd te FC Teylingereind, Sassenheim.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting dat heeft plaatsgevonden op 2 mei 2016. Verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. M. Hoekzema, advocaat te Utrecht.
Tevens zijn ter terechtzitting verschenen: de ouders van verdachte, dhr. [A] van de Raad voor de Kinderbescherming en mw. [B] van Samen Veilig Midden-Nederland.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. op 31 januari 2016 in Amersfoort samen met een ander heeft geprobeerd door geweld dan wel bedreiging met geweld te stelen en/of samen met een ander heeft geprobeerd door geweld dan wel bedreiging met geweld [aangever 1] , [aangever 2] en [aangever 3] te dwingen geld en telefoons af te geven;
2. primair: op 30 januari 2016 te Hilversum samen met anderen door geweld dan wel bedreiging met geweld heeft gestolen en/of samen met anderen door geweld dan wel bedreiging met geweld [aangever 4] heeft gedwongen zijn telefoon af te geven;
subsidiair: in de periode van 30 januari 2016 tot en met 31 januari 2016 in Amersfoort een telefoon heeft geheeld;
3. primair: in de periode van 30 januari 2016 tot en met 31 januari 2016 in Hilversum in vereniging en met braak een kluis heeft gestolen;
subsidiair: in de periode van 30 januari 2016 tot en met 31 januari 2016 in Hilversum in vereniging en met braak heeft geprobeerd een kluis te stelen;
meer subsidiair: in de periode van 30 januari 2016 tot en met 31 januari 2016 in Hilversum in vereniging vernielingen heeft gepleegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde, nu het dossier daarvoor onvoldoende bewijs bevat.
De officier van justitie acht het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op de bewijsmiddelen in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte ter zitting. Hij acht ook het onder 2 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, omdat verdachte de telefoon zeer kort na de overval in zijn bezit had en verdachte daar geen aannemelijke verklaring voor heeft.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangegeven dat het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden, gelet op de bekennende verklaring van verdachte.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor het onder 2 ten laste gelegde feit. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de gegevens uit de telefoon van verdachte moeten worden uitgesloten van het bewijs, nu het onderzoeken van de telefoon een onherstelbaar vormverzuim in het vooronderzoek is geweest. Subsidiair heeft zij aangevoerd dat de gesprekken uit de telefoon over een andere telefoon lijken te gaan. Zij heeft ook vrijspraak voor het onder 2 subsidiair ten laste gelegde bepleit, omdat niet blijkt dat verdachte wist of moest weten dat de telefoon van een misdrijf afkomstig was.
De raadsvrouw heeft verder vrijspraak bepleit voor het onder 3 ten laste gelegde, nu het dossier daarvoor onvoldoende bewijs bevat.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 3
Evenals de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank voor het onder 3 ten laste gelegde feit onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken.
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Feit 1
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan. Aangezien verdachte dit feit heeft bekend en de raadsman niet tot vrijspraak heeft gepleit, volstaat de rechtbank met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] d.d. 31 januari 2016 [2] ;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] d.d. 31 januari 2016 [3] ;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 5] d.d. 31 januari 2016 [4] ;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 2 mei 2016 [5] .
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan. Verdachte en zijn mededader hebben geprobeerd te stelen door in de jaszak van [aangever 2] te voelen en hebben geprobeerd door middel van geweld de aangevers te dwingen hun geld en telefoons af te geven.
Feit 2
[aangever 4] heeft verklaard dat hij op 30 januari 2016 omstreeks 23.40 uur over de [adres] te Hilversum fietste. [aangever 4] zag daar drie jongens staan. Eén van de jongens pakte de bagagedrager van de fiets van [aangever 4] vast. De fiets van [aangever 4] kwam daardoor tot stilstand en viel op de grond. De drie jongens kwamen om [aangever 4] heen staan. De jongens zeiden meerdere malen ‘geef me je geld, geef me je spullen’. [6] Eén van de jongens had een pistool in zijn handen en hield dat gericht op het gezicht van [aangever 4] . [aangever 4] heeft verklaard dat hij recht in de loop van het pistool keek. Eén van de jongens voelde aan de zakken van [aangever 4] en haalde zijn telefoon eruit. De jongens vroegen nogmaals om geld. [aangever 4] zei dat hij geen geld had. Eén van de jongens zei daarop tegen [aangever 4] ‘moet ik je soms stompen?’. Op dat moment verscheen er een vrouw op het balkon bij één van de huizen die iets riep in de richting van [aangever 4] en de jongens. De jongens renden daarop weg. [7] [aangever 4] heeft één van de jongens omschreven als een negroïde jongen, 17 à 19 jaar oud. [8] De weggenomen telefoon was een zilverkleurige IPhone 6s. [9]
[getuige] heeft verklaard dat zij op 30 januari 2016 omstreeks 23.35 uur in haar woning op de [adres] te Hilversum was. Zij hoorde op straat zeer geagiteerd praten en zag vier jongens staan. Drie jongens stonden overduidelijk om één jongen heen. [10] [getuige] hoorde dat de jongen zei ‘Ik heb echt niet meer, kijk maar’. [getuige] deed de deur open en riep naar de jongens. De drie jongens renden daarop weg. De andere jongen was heel angstig en zei dat de drie jongens een pistool hadden. [11]
Uit opgevraagde historische verkeersgegevens van de telefoon van verdachte blijkt dat zijn telefoon vanaf 30 januari 2016 om 22.37.43 uur tot en met 31 januari 2016 om 00.09.29 uur werd aangestraald door zendmasten binnen de gemeente Hilversum. [12]
Verdachte is op 31 januari 2016 omstreeks 2.40 uur aangehouden in Amersfoort. [13] Onder verdachte is onder meer een zilverkleurige IPhone 6s in beslag genomen. [14] De bij verdachte aangetroffen IPhone 6s blijkt in werking te treden met de toegangscode van aangever [aangever 4] . [15]
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 ten laste gelegde diefstal met geweld heeft begaan. Verdachte heeft, met twee mededaders, aangever [aangever 4] onder bedreiging van een wapen van zijn telefoon beroofd.
Blijkens vaste jurisprudentie kan het aantreffen van een persoon in het bezit van een gestolen goed, betrekkelijk korte tijd nadat dit goed is gestolen, leiden tot wettig en overtuigend bewijs dat deze persoon zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van dat goed. Hierbij speelt in het bijzonder een rol welke verklaring de betreffende persoon geeft voor het voorhanden hebben van het gestolen goed. Deze verklaring moet aannemelijk zijn.
Verdachte heeft betrokkenheid bij de straatroof ontkend. Hij heeft verklaard dat hij die avond in Hilversum was en dat hij de telefoon daar van een bekende op straat gekocht heeft. De telefoon zat niet in een doosje en er zat geen oplader bij. Verdachte wil niet zeggen van wie hij de telefoon gekocht heeft.
Gelet op het korte tijdsbestek tussen de diefstal en het aantreffen van de gestolen telefoon bij verdachte, het feit dat verdachte op het moment van de diefstal in Hilversum was en in het opgegeven signalement past, stelt de rechtbank vast dat het verdachte is geweest die de diefstal heeft gepleegd. De verklaring van verdachte is niet aannemelijk geworden, nu verdachte niet heeft willen verklaren van wie hij de telefoon gekocht heeft en waarom hij midden in de nacht op straat een telefoon kocht zonder doos, oplader of toegangscode. De rechtbank kan niet anders dan concluderen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
hijop
of omstreeks31 januari 2016 te Amersfoort,
althans in het arrondissement Midden-Nederland,op de openbare weg,
te weten het Stationsplein,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
of anderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen (een) mobiele telefoon(s) en/of een hoeveelheid geld,
geheel of ten deletoebehorende aan [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 5] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),en daarbij die voorgenomen diefstal
te doen voorafgaan en/ofte doen vergezellen
en/of te doen volgenvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen die [aangever 1] en
/of[aangever 2] en
/of[aangever 5] , te plegen met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/ofgemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, als volgt
heeft gehandeld:
zijnde en/ofhebbende hij, verdachte, en
/of (één of meer van)zijn mededader
(s)
  • die [aangever 2] bij zijn arm vastgepakt
  • (meermalen
    )die [aangever 2] en
    /of[aangever 5]
    (met kracht)geduwd en
    /of
  • (daarbij)zijn hand(en) in (de richting van) de jaszak van die [aangever 2] gebracht en
    /of
  • die [aangever 1] en
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en
/of
hijop
of omstreeks31 januari 2016 te Amersfoort,
althans in het arrondissement Midden-Nederland,op de openbare weg,
te weten het Stationsplein,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en
/ of (een
)ander
(en)wederrechtelijk te bevoordelen door geweld
en / of bedreiging met geweld[aangever 1] en
/of[aangever 2] en
/of[aangever 5] te dwingen tot de afgifte van (een) mobiele telefoon(s) en
/ofeen hoeveelheid geld,
in elk geval van enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan die
[aangever 1] en
/of[aangever 2] en
/of[aangever 5] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s),tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, als volgt heeft gehandeld:
zijnde en/ofhebbende hij, verdachte, en
/of (één of meer van)zijn mededader
(s)
  • die [aangever 2] bij zijn arm vastgepakt
  • (meermalen
    )die [aangever 2] en
    /of[aangever 5]
    (met kracht)geduwd en
    /of
  • (daarbij
    )meermalen
    op dreigende toontegen die [aangever 1] en
    /of[aangever 2] en
    /of[aangever 5] gezegd: "Geef mij je geld, geef mij je telefoon",
    althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekkingen
    /of
  • die [aangever 1] en
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
Primair
hijop
of omstreeks30 januari 2016 te Hilversum,
althans in het arrondissement Midden-Nederland,tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Apple IPhone 6s)
en/of geld, in elk geval enig goed,
geheel of ten deletoebehorende aan [aangever 4] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),welke diefstal werd voorafgegaan door en
/ ofvergezeld van
en / of gevolgd van geweld en / ofbedreiging met geweld tegen die [aangever 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te
bereiden en / ofgemakkelijk te maken
en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en / ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond
(en)dat hij, verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)
  • de
  • (vervolgens
    ) voor die [aangever 4] is/zijn gaan staan en/ofdie [aangever 4]
    heeft/hebben omsingeld en
    /of
  • meermalen tegen die [aangever 4] op dreigende toon
  • (vervolgens
    )een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
    (dreigend
    )voor
    (het gezicht van
    )die [aangever 4]
    heeft/hebben gehouden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als:
1.
poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2.
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte 240 dagen jeugddetentie worden opgelegd, waarvan 133 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarden toezicht door de reclassering en indien nodig behandeling bij de Waag. Daarnaast heeft hij gevorderd dat een gedragsbeïnvloedende maatregel (hierna: GBM) wordt opgelegd voor de duur van 1 jaar, met daarin vervat plaatsing in een Treatment Foster Care Oregon (hierna: TFCO) en ITB-plus, te vervangen door 12 maanden jeugddetentie.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat aan verdachte geen GBM moet worden opgelegd, gelet op de relatief beperkte documentatie. De raadsvrouw heeft bepleit dat onderzocht moet worden of er andere (minder ingrijpende) mogelijkheden zijn en heeft voorgesteld een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met als bijzondere voorwaarde ITB-plus. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat – als er een GBM wordt opgelegd – de vervangende hechtenis zal worden gematigd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan een gewapende straatroof. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij en zijn mededaders, het slachtoffer van zijn fiets hebben getrokken, hebben omsingeld en onder bedreiging met een wapen van zijn telefoon hebben bestolen. Het spreekt voor zich dat een dergelijke overval voor het slachtoffer een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. Verdachte heeft zich daarnaast ook samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot straatroof en afpersing, waarbij één van de slachtoffers letsel heeft opgelopen. Dit is voor de slachtoffers een bijzonder vervelende confrontatie geweest. Feiten zoals door verdachte gepleegd veroorzaken daarnaast ook gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Verdachte heeft hierbij kennelijk in het geheel niet stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van anderen, op deze manier snel aan geld en goederen te komen.
Verdachte was ten tijde van de bewezenverklaarde feiten 16 jaar oud en is, zo blijkt uit het uittreksel justitiële documentatie van 8 maart 2016, eerder veroordeeld, ook in verband met geweldsdelicten.
Uit het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 28 april 2016 blijkt dat verdachte in de zomer van 2013 uithuisgeplaatst is bij [naam] , met als doel weer thuis te gaan wonen. Daarna wordt hij vanwege gedragsproblemen in mei 2014 in een 3 milieusvoorziening geplaatst. In februari 2015 wordt verdachte geplaatst op de [naam] (gesloten jeugdzorg) omdat hij wegens zelfbepalend en agressief gedrag niet langer begeleidbaar is binnen de open setting van [naam] . In november 2015 gaat verdachte weer bij zijn ouders thuis wonen, waarbij school, nevenactiviteiten en vrijetijdsbesteding waren geregeld. Hij maakt een goede start, maar in korte tijd gaat het bergafwaarts, volgens ouders en lopende hulpverlening door toenemend drugsgebruik en een antisociaal netwerk. Hij zet zich af tegen zijn ouders en loopt weg. Verdachte mag niet meer bij zijn ouders wonen en wordt half januari 2016 geplaatst in een crisisopvang.
De Raad heeft zich bij zijn onderzoek laten adviseren door gedragsdeskundige P. Stokmans, GZ-psycholoog. De deskundige heeft in het onderzoeksverslag van 21 april 2016 geoordeeld dat de ontwikkeling van verdachte niet leeftijdsadequaat verloopt. Er blijkt sprake te zijn van een verstoorde hechting en er zijn zorgen op het gebied van relaties en middelengebruik. Verdachte is een jongen met een gemiddelde intelligentie, een beperkte inhibitie en veel impulsiviteit. Als gevolg daarvan kan hij onhandige en ondoordachte keuzes maken. Eerder is bij verdachte ADHD, dyslexie en DCD vastgesteld. Verdachte laat in toenemende mate gedragsproblemen zien die passen binnen een gedragsstoornis NAO. De behoefte van verdachte aan controle en zijn zelfbepalende gedrag lijken met name voort te komen uit een beperkt vertrouwen na een verstoorde hechting. De deskundige acht het risico groot dat verdachte opnieuw in aanraking komt met de politie. Om de kans op recidive te verkleinen heeft verdachte voor langere tijd een geïntegreerd hulpaanbod nodig om tot gedragsverandering te komen. De deskundige stelt dat dit binnen een GBM goed mogelijk is. De deskundige adviseert behandeling en plaatsing in een opvoedgezin van TFCO.
De Raad sluit zich aan bij de conclusies van de gedragsdeskundige en stelt dat een GBM passend is om de noodzakelijke behandeling te bieden, waar duidelijke consequenties zijn en de mogelijkheid tot een time-out (indien nodig). De Raad adviseert binnen de GBM de module TFCO, als meest wenselijke alternatief voor een gesloten plaatsing en jeugdreclasseringsbegeleiding in de vorm van ITB-plus. De Raad adviseert ook om een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen om de periode tot de start van de TFCO behandeling op 17 mei 2016 te overbruggen.
Ook Samen Veilig Midden-Nederland (hierna: SAVE) adviseert oplegging van de GBM-maatregel, met daarin vervat plaatsing in een forensisch opvoedgezin van TFCO en ITB-plus voor de duur van een jaar. Daarnaast adviseert SAVE om een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen om de periode tot de start van de TFCO behandeling te overbruggen. Aan het voorwaardelijk opgelegde gedeelte kan als bijzondere voorwaarde verplichte behandeling bij de Waag worden gekoppeld.
Gelet op hetgeen over de persoon van verdachte is gerapporteerd, zijn er veel zorgen om verdachte, op alle leefgebieden. Gedragsverandering bij verdachte is van het allergrootste belang ter voorkoming van recidive en ten dienste van zijn eigen ontwikkeling. Vaststaat dat dit bij verdachte alleen kan door een strakke begeleiding en duidelijke begrenzing, die ook lang genoeg kan duren. Verdachte heeft structuur en duidelijkheid nodig en een geïntegreerd hulpaanbod dat langere tijd beslaat. Dit kan hem worden geboden binnen het TFCO en een ITB-plus.
Naar het oordeel van de rechtbank past bij het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte en bij de ernst en het risico op herhaling van de door verdachte begane strafbare feiten een GBM voor de duur van één jaar. Gezien de korte tijd waarbinnen verdachte na de gesloten plaatsing volledig is afgegleden, is een andere modaliteit en duur niet haalbaar.
De rechtbank oordeelt dat aan de vereisten voor het opleggen van een GBM, genoemd in artikel 77w, eerste lid onder a en b, van het Wetboek van Strafrecht is voldaan, nu de ernst van de begane misdrijven hiertoe aanleiding geeft en de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
De rechtbank zal de vervangende jeugddetentie op zes maanden stellen.
De maatregel zal aldus worden ingericht dat verdachte zal worden geplaatst binnen een forensisch pleeggezin van het TFCO en een ITB-plus krijgt opgelegd voor de duur van één jaar.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen en de dadelijke uitvoerbaarheid in het belang van de verdachte is, beveelt de rechtbank, gelet op artikel 77w, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht dat de opgelegde maatregel met de daarbij behorende programmaonderdelen dadelijk uitvoerbaar is, vanaf het moment dat verdachte in vrijheid wordt gesteld.
De rechtbank acht verder, gelet op de ernst van de feiten, jeugddetentie voor de duur van 240 dagen passend, met aftrek van het voorarrest, waarvan 133 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank acht het van groot belang dat verdachte ook na afloop van de GBM nog enige begeleiding zal ontvangen en legt daarom als bijzondere voorwaarde op de maatregel Toezicht en Begeleiding en, indien nodig, behandeling bij de Waag.

9.Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 8 februari 2016 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in de zaak met parketnummer 16/057075-15. Dit betreft het onherroepelijk geworden vonnis van 22 september 2015 van de kinderrechter van de rechtbank Utrecht, waarbij verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren, met bevel dat van deze straf een gedeelte van 24 uren niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis.
De officier van justitie heeft gevorderd om tot volledige tenuitvoerlegging over te gaan, te weten tenuitvoerlegging van een werkstraf voor de duur van 24 uren.
De verdediging heeft gevraagd om verlenging van de proeftijd.
De rechtbank ziet gelet op de bewezen verklaarde feiten aanleiding de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen en de werkstraf voor de duur van 24 uren te gelasten.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 45, 77a, 77g, 77h, 77i, 77w, 77wa, 77wc, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa, 77gg, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 3 (primair, subsidiair en meer subsidiair) ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart de onder 1 en 2 (primair) ten laste gelegde feiten bewezen, zoals hiervoor onder 5. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
1.
poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2.
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 240 dagen,waarvan
133 dagen voorwaardelijken een
proeftijd van 2 jaren;
- beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden;
- bepaalt dat het voorwaardelijk deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast;
- de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich niet houdt aan de navolgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden:
dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
Bijzondere voorwaarde:
1. dat verdachte zich gedurende de proeftijd met gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding worden gegeven door of namens Samen Veilig Midden-Nederland, zo vaak en zo lang als deze instelling dat, gedurende de proeftijd, nodig vindt, ook indien dit inhoudt behandeling bij de Waag of een soortgelijke instelling;
- geeft opdracht aan Samen Veilig Midden-Nederland om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Maatregel
- legt aan verdachte op de
maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige, voor de duur van 1 jaar, bestaande uit:
  • plaatsing binnen een pleeggezin van TFCO;
  • ITB-plus, voor de duur van 12 maanden, uit te voeren door Samen Veilig Midden-Nederland;
- draagt Samen Veilig Midden-Nederland op de tenuitvoerlegging van de maatregel te ondersteunen en de identiteit van verdachte vast te stellen als bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin, en tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering;
- beveelt dat, als verdachte niet naar behoren meewerkt aan de tenuitvoerlegging van de maatregel,
vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 6 maanden;
Dadelijke uitvoerbaarheid
-beveelt dat het programma waartoe de maatregel bestaat op grond van artikel 77w van het Wetboek van Strafrecht
dadelijk uitvoerbaaris, vanaf het moment dat verdachte in vrijheid wordt gesteld;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 16/057075-15 toe, te weten 24 uur werkstraf;
Voorlopige hechtenis
- Heft op de voorlopige hechtenis op het moment dat deze gelijk wordt aan het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde jeugddetentie
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J.P. Schotman, voorzitter,
mr. P.J.M. Mol en mr. M.S. Mehilal, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.M. van de Kamp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 mei 2016.
Mr. Mehilal is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 31 januari 2016 te Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, op de openbare weg, te weten het Stationsplein, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen (een) mobiele telefoon(s) en/of een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 5] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als volgt
heeft gehandeld:
zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
  • die [aangever 2] bij zijn arm vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) naar achteren getrokken en/of
  • (meermalen) die [aangever 2] en/of [aangever 5] (met kracht) geduwd en/of
  • (daarbij) zijn hand(en) in (de richting van) de jaszak van die [aangever 2] gebracht en/of
  • die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 5] één of meermalen (met de vuist(en)) op/tegen het/de hoofd(en), althans op/tegen het lichaam, geslagen/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 31 januari 2016 te Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, op de openbare weg, te weten het Stationsplein, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 5] te dwingen tot de afgifte van (een) mobiele telefoon(s) en/of een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die
[aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als volgt heeft gehandeld:
zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
  • die [aangever 2] bij zijn arm vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) naar achteren getrokken en/of
  • (meermalen) die [aangever 2] en/of [aangever 5] (met kracht) geduwd en/of
  • (daarbij) meermalen op dreigende toon tegen die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 5] gezegd: "Geef mij je geld, geef mij je telefoon", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
  • die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 5] één of meermalen (met de vuist(en)) op/tegen het/de hoofd(en), althans op/tegen het lichaam, geslagen/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
hij op of omstreeks 30 januari 2016 te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Apple Iphone 6s) en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [aangever 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
  • de (bagagedrager van de) fiets van die [aangever 4] heeft/hebben vastgepakt (waardoor die [aangever 4] tot stilstand werd gebracht en/of waardoor die fiets op de grond viel) en/of
  • (vervolgens) voor die [aangever 4] is/zijn gaan staan en/of die [aangever 4] heeft/hebben omsingeld en/of
  • meermalen tegen die [aangever 4] op dreigende toon heeft/hebben gezegd: "Geef me je geld, geef me je spullen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
  • (vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, (dreigend) voor (het gezicht van) die [aangever 4] heeft/hebben gehouden;
en/of
hij op of omstreeks 30 januari 2016 te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [aangever 4] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (Apple Iphone 6s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), welk geweld en /of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte en/of zijn mededader(s)
  • de (bagagedrager van de) fiets van die [aangever 4] heeft/hebben vastgepakt (waardoor die [aangever 4] tot stilstand werd gebracht en/of waardoor die fiets op de grond viel) en/of
  • (vervolgens) voor die [aangever 4] is/zijn gaan staan en/of die [aangever 4] heeft/hebben omsingeld en/of
  • meermalen tegen die [aangever 4] op dreigende toon heeft/hebben gezegd: "Geef me je geld, geef me je spullen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
  • (vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, (dreigend) voor (het gezicht van) die [aangever 4] heeft/hebben gehouden;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 30 januari 2016 tot en met 31 januari 2016 te Amersfoort,
althans in Nederland, een mobiele telefoon (Apple iPhone 6s) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die mobiele telefoon wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
3.
Primair
hij in of omstreeks de periode van 30 januari 2016 tot en met 31 januari 2016 te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een kluis, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Hilversumse Roeivereniging, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen kluis onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 30 januari 2016 tot en met 31 januari 2016 te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een sportcomplex (gelegen aan de Vreelandseweg 56) weg te nemen een kluis, althans goed(eren)/geld, geheel of ten dele toebehorende aan de Hilversumse Roeivereniging, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen kluis, althans die/dat goed(eren)/geld, onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s):
  • naar voornoemd sportcomplex gegaan en/of
  • (vervolgens) de ruit (aan de achterzijde van het clubgebouw) van voornoemd sportcomplex ingegooid/ingeslagen, althans vernield,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 30 januari 2016 tot en met 31 januari 2016 te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Hilversumse Roeivereniging, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk met (een) hard(e) voorwerp(en) die ruit in te gooien/slaan, ten gevolge waarvan die ruit is gebroken;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met proces-verbaalnummer PL0940/2016032834 (sluitingsdatum 12 april 2016) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering van 1 tot en met 198. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344.1.5° Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2.Proces-verbaal aangifte [aangever 1] d.d. 31 januari 2016, opgenomen op p. 32 - 35.
3.Proces-verbaal aangifte [aangever 2] d.d. 31 januari 2016, opgenomen op p. 36 – 37.
4.Proces-verbaal aangifte [aangever 5] d.d. 31 januari 2016, opgenomen op p. 38 – 40.
5.Proces-verbaal van het verhandelde ter terechtzitting van 2 mei 2016.
6.Proces-verbaal aangifte [aangever 4] d.d. 31 januari 2016, opgenomen op p. 45.
7.Proces-verbaal verhoor aangever [aangever 4] d.d. 1 februari 2016, opgenomen op p. 49
8.Proces-verbaal verhoor aangever [aangever 4] d.d. 1 februari 2016, opgenomen op p. 50.
9.Proces-verbaal aangifte [aangever 4] d.d. 33 januari 2016, opgenomen op p. 47.
10.Proces-verbaal getuige [getuige] d.d. 31 januari 2016, opgenomen op p. 52.
11.Proces-verbaal getuige [getuige] d.d. 31 januari 2016, opgenomen op p. 53.
12.Proces-verbaal bevindingen d.d. 9 februari 2016, opgenomen op p. 167.
13.Proces-verbaal aanhouding d.d. 31 januari 2016, opgenomen op p. 11.
14.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 31 januari 2016, opgenomen op p. 63.
15.Proces-verbaal bevindingen d.d. 31 januari 2016, opgenomen op p. 56.