Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[gedaagde sub 3],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 13 mei 2015
- het proces-verbaal van comparitie van 7 oktober 2015
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de akte vermeerdering eis van [eiseres]
- de antwoordakte van [gedaagden]
22 maart 2011 (hierna: de fusieovereenkomst) zijn de investeringen die [gedaagde sub 3] en zijn praktijkvennootschap hebben gedaan in 2008 omgezet in Goodwill Participatie Certificaten (hierna: GPC).
- schorsing van de besluitvorming tot opzegging van de managementovereenkomst(en),
- onder het in staat stellen van [gedaagde sub 3] c.s om zijn werkzaamheden in zijn oude functie te hervatten en ongestoord uit te voeren,
- tegen betaling van de overeengekomen managementvergoeding.
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie
- [debiteur 1] (fouten in de werkzaamheden en veel uren geschreven)
- [debiteur 2] , [debiteur 3] en [debiteur 4] (geen werkzaamheden verricht of fouten in de aangiften)
- [debiteur 5] (oude, niet meer te declareren uren)
€ 25.000,00
bescheiden)en is overigens onvoldoende onderbouwd gesteld, terwijl [gedaagden] betwist dat ter zake grond bestaat voor hoofdelijke veroordeling. Het gaat hier immers niet om een vordering tot vergoeding van schade maar om een vordering tot nakoming.
Of de managementovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd of niet, is derhalve in dit verband niet relevant. [gedaagde sub 1] is gehouden de kosten die samenhangen met het gebruik van de leaseauto en die bij [eiseres] in rekening zijn gebracht, aan [eiseres] te vergoeden.
€ 26.993,50 is niet betwist. Wel is aangevoerd dat voor het meerdere gevorderde zijdens [eiseres] een onderbouwing mist. [gedaagde sub 1] heeft de vordering voor het meerdere bij gebrek aan wetenschap (kaal) betwist. [eiseres] heeft ter comparitie toegelicht dat in de administratie nog twee via selfbilling opgestelde facturen open staan voor een bedrag van
€ 15.950,43. De facturen zien op de kostendoorbelasting over het eerste half jaar 2014 en [eiseres] heeft aangeboden die facturen over te leggen.
€ 43.526,78. Het juiste bedrag kan om die reden op dit moment niet worden vastgesteld.
- vorderingen 1, 2 en 3 zullen worden afgewezen bij eindvonnis;
- ter zake van vordering 4 zal [eiseres] bij akte haar stelling dat advieswerk voor [debiteur 14] is gefactureerd als onderdeel van voorschotnota’s voor administratieve dienstverlening nader moeten onderbouwen en zullen [eiseres] en [gedaagden] c.s. in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten over het voornemen van de rechtbank tot het benoemen van een deskundige;
- Inzake de vordering 5 en 6 wordt [eiseres] in de gelegenheid gesteld bij diezelfde akte de twee via selfbilling opgestelde facturen over te leggen die zien op de kostendoorbelasting over het eerste half jaar 2014;
- Vordering 7 zal bij gebrek aan belang bij eindvonnis worden afgewezen
- Alle overige beslissingen in conventie zullen worden aangehouden.
- [gedaagde sub 3] heeft in privé een geldbedrag van € 225.000,- geleend van de [debiteur 3] , die met zijn onderneming klant was bij [eiseres] . Dit gegeven strookt niet met de onafhankelijkheid die van een accountant gevergd wordt en [gedaagde sub 3] handelde daarmee in strijd met op hem toepasselijke gedragsregels. [gedaagde sub 3] heeft voor het aangaan van die lening geen voorafgaande toestemming bij het bestuur van [eiseres] gevraagd en hij heeft verzuimd hiervan melding te maken in zijn onafhankelijkheidsverklaring. Daarmee is deze lening bewust buiten het zicht gehouden van de afdeling Compliance, en daarmee het wettelijk toezicht op de accountancy.
- [gedaagde sub 3] heeft niet tijdig de jaarrekeningen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gepubliceerd, hetgeen wel wettelijk vereist is en welk verzuim een economisch delict oplevert.
- [gedaagde sub 3] heeft een bestuursfunctie vervuld bij een stichting die tevens toezichthouder was van een klant van [eiseres] , zonder hiervan melding te maken bij [eiseres] en zonder hiervan melding te maken in zijn onafhankelijkheidsverklaring
- [gedaagde sub 3] heeft slechte commerciële afspraken gemaakt.
5.De beslissing
24 februari 2016voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten met betrekking tot wat de rechtbank heeft overwogen in 4.39 en 4.40 ten aanzien van de aangekondigde deskundigenrapportage,