ECLI:NL:RBMNE:2016:2620

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 mei 2016
Publicatiedatum
12 mei 2016
Zaaknummer
16.706004-14 + 16.707633-15 (gev.ttz) + 16.659022-16 (gev.ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van minderjarige verdachte voor gewelddadige overval, diefstal en verzet tegen ambtenaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 mei 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die samen met een ander een gewelddadige overval heeft gepleegd op een kwetsbaar slachtoffer in Lelystad in 2014. De verdachte is ook veroordeeld voor schuldheling, diefstal en het zich met geweld verzetten tegen een ambtenaar. De rechtbank oordeelt dat de verdachte degene was die de woning heeft doorzocht en verbaal agressief is geweest naar het slachtoffer. De rechtbank legt een jeugddetentie op van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met diverse voorwaarden zoals reclasseringstoezicht. De verdachte heeft hulp nodig bij praktische zaken en staat hier ook voor open. De reclassering zal zorgen voor deze hulp en ondersteuning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak. De officier van justitie heeft gevorderd dat het medeplegen van de woningoverval wettig en overtuigend bewezen wordt verklaard, en de rechtbank komt tot de conclusie dat de aangifte van het slachtoffer steun vindt in de verklaringen van getuigen en het DNA-onderzoek. De rechtbank spreekt de verdachte vrij van enkele ten laste gelegde feiten, maar acht de overige feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank legt de verdachte een jeugddetentie op, rekening houdend met zijn gedragsproblematiek en de noodzaak voor begeleiding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummers: 16.706004-14 + 16.707633-15 (gev.ttz) + 16.659022-16 (gev.ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 mei 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1998] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
thans verblijvende in de JJI De Hunnerberg in Nijmegen.

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het onderzoek ter terechtzitting is achter gesloten deuren aangevangen op 1 september 2015. Voorts heeft het onderzoek ter terechtzitting plaats gevonden op 3 november 2015, 15 december 2015 en 1 maart 2016. Het onderzoek ter terechtzitting is achter gesloten deuren laatstelijk hervat op 22 april 2016, op welke datum de inhoudelijke behandeling van de strafzaak heeft plaatsgevonden. Verdachte is op 22 april 2016 verschenen, bij gestaan door mr. R.P.A. Kint, advocaat te Almere.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N.T.R.M. Franken en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
16.706004-14
hij op of omstreeks 14 september 2014 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een woning, gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen een zilveren halsketting (met een oude rijksdaalder) en/of een gouden halsketting (met een hanger), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , (geboren op [1924] ,) in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
hij op of omstreeks 14 september 2014 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] (in diens woning aan de [adres] ) heeft gedwongen tot de afgifte van een zilveren halsketting (met een oude rijksdaalder) en/of een gouden halsketting (met een hanger), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens)
- die [slachtoffer] (de hal in en/of tegen de kapstok) heeft/hebben geduwd en/of
- de keel van die [slachtoffer] heeft/hebben (vast) gepakt en/of vastgehouden en/of in de keel van die [slachtoffer] heeft/hebben geknepen en/of haar (dreigend) de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Als jij schreeuwt, dan knijp ik nog harder" en/of "Hoe harder jij schreeuwt, hoe harder ik knijp" en/of (telkens) woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben geroepen dat ze pasjes en/of geld en/of haar giro wilden en/of
- (de linkerarm van) die [slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden

en/of

- (op dreigende toon) tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd:
* dat zij niets mocht zeggen en/of
* dat zij niet (nogmaals) moest/mocht schreeuwen en/of geluid mocht maken, anders zou zij harder worden vastgepakt en/of
* dat zij (dan) zou worden afgemaakt en/of haar hele huis zou worden leeggeroofd en/of
* (telkens) woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
16.70633-15
1.
hij op of omstreeks 30 augustus 2015 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeïgening heeft weggenomen een telefoon (merk Samsung), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 27 oktober 2015 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een bladblazer (merk Stihl) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde bladblazer wist(en), dan wel redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij op of omstreeks 30 oktober 2015 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeïgening heeft weggenomen twee dozen Mars en/of een doos M&M’s, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Jumbo supermarkt (gelegen aan de [adres] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
16.659022-16
hij op of omstreeks 30 oktober 2015 te Lelystad, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, te weten [inspecteur] , inspecteur van politie Eenheid Midden-Nederland, werkzaam en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, terwijl die [inspecteur] hem, verdachte, bij de arm vasthield,
- zich van die [inspecteur] weg te bewegen en/of
- zich los te trekken en/of
- die [inspecteur] vast te pakken en/of vast te houden bij diens arm(en) en/of diens bovenlichaam en/of te duwen en/of aan die [inspecteur] te trekken (, waardoor die [inspecteur] ten val kwam);
De rechtbank nummert de bij dagvaarding met parketnummer onder 16.70633-15 ten laste gelegde feiten als feiten 2, 3 en 4. Het bij dagvaarding met parketnummer 16.59022-16 ten laste gelegde feit nummert de rechtbank als feit 5.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – blijkens een aan de rechtbank overgelegd schriftelijk requisitoir- gevorderd het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van de woningoverval op mevrouw [slachtoffer] wettig en overtuigend bewezen te verklaren. Voor het bewijs heeft zij onder meer verwezen naar de aangifte van [slachtoffer] , de verklaring van getuige [getuige 1] , de verklaringen van [getuige 2] , de verklaringen van getuige [getuige 3] en het DNA-onderzoek uitgevoerd door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI).
Ten aanzien van het onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft de officier van justitie eveneens gevorderd dit wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van de woningoverval bepleit. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verklaringen van de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] niet betrouwbaar zijn en niet voor het bewijs gebezigd kunnen worden. Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat het DNA-onderzoek door het NFI geen statische bewijswaarde heeft omdat er een complex mengprofiel is aangetroffen op het vest van aangeefster [slachtoffer] en dat er bovendien sprake kan zijn van secundaire overdracht.
Ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft de raadsman eveneens vrijspraak bepleit. Met betrekking tot het onder 4 en 5 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, uitgezonderd van het onder 4 onder het derde gedachtestreepje ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van het onder 1 cumulatief/alternatief ten laste gelegde
Op 15 september 2014 doet mevrouw [slachtoffer] aangifte van diefstal met geweld door twee personen. Zij verklaart op 14 september 2014 tussen 18:45 uur en 18:53 uur in haar woning aan de [adres] in [woonplaats] overvallen te zijn door twee mannen:
…”Ik zag een man voor de deur staan. (…) Ik zag dat het een donkere man was, hij had een donkerdere huidskleur dan u. (…) Ik noem deze man persoon 1. Hij had kort zwart, kroes haar. Ik zag dat de man voor het raam gebaren naar mij maakte, het leek erop dat hij wilde dat ik de deur opendeed. (…) Toen ik de voordeur op een kier deed, kwam deze man direct binnen en duwde mij de hal in. Meteen achter deze man kwam er nog een man binnen. Ik noem deze man persoon 2. Deze man had ook een donkere huidskleur en kort zwart kroes haar. Hij had een blauw spijkerjack aan. (…) Ik hoorde de mannen roepen dat ze pasjes en geld wilden. Persoon 1 liep meteen door mijn woonkamer in. (…) Hierna liep persoon 1 mijn slaapkamer in en persoon 2 hield mij vast. Persoon 2 heeft een stoel gepakt en mij daarop gezet, ik mocht niets zeggen. (…) Ik heb geschreeuwd, maar dat mocht niet. Persoon 1 pakte mij bij mijn keel toen ik om hulp riep. Hij zei tegen mij dat hij mij zou afmaken als ik geluid zou maken. Ik zat op de stoel toen hij dat zei. Ik riep ‘help, help’. Hierop zei hij dat ik dat niet nog een keer moest doen anders zou hij mij harder vastpakken en afmaken.(…) Persoon 2 is de hele tijd bij mij gebleven en heeft niet veel gezegd. (…) Ik heb gezien dat mijn sieraden weg zijn. Dit zijn: - een zilveren halsketting met een oude rijksdaalder met daarop koningin Juliana volgens mij. – een gouden halsketting met een hanger eraan met daarop de kop van mijn overleden man”. [2]
Op 19 september 2014 wordt mevrouw [slachtoffer] aanvullend gehoord. Zij verklaart dan:
…”Dat hierop de deur werd opengeduwd. Dat er twee jongens naar binnen liepen, de jongen met de bruine jas als eerste. Dat zij zelf tegen de kapstok geduwd werd. (…) Dat de jongen met de bruine jas haar bij haar keel greep iets zei in de trent van ‘als jij schreeuwt dan knijp ik nog harder’ of ‘hoe harder je schreeuwt hoe harder ik knijp’. Dat hij ook iets zegt als ‘dan maak ik je af en haal ik je hele huis leeg’. (…) Dat de jongen in het spijkerjasje de hele tijd bij haar bleef en haar aan haar linkerarm vast hield. (…) Dat de jongen met de bruine leren jas zei ‘we moeten je geld en je giro hebben’. [3]
Op 18 september 2014 verklaart [getuige 1] dat hij op 14 september 2014 rond 18:45 uur voor de woning aan de [adres] twee donkere slanke jongens stonden. [4]
[getuige 3] verklaart op 5 juni 2015 tegen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dat hij weet wie de overval heeft gepleegd en dat deze twee jongens bij hem in de woning verbleven en dat hij het van hen zelf heeft gehoord. [getuige 3] verklaart dat één van de jongens die bejaarde vrouw had vastgepakt en op een stoel had gezet en dat de andere het huis doorging en dat ze geld hadden afkomstig van de buitgemaakte sieraden en horloges. [5]
Op 9 juni 2015 verklaart [getuige 3] met betrekking tot de woningoveral:
…”Die overval is gepleegd door [medeverdachte] en [verdachte] , zijn achternaam weet ik niet. Ik heb dit van henzelf gehoord. Ik was die avond thuis en zij kwamen toen binnen. Ze vertelden allebei dat ze die overval hadden gepleegd. Een van hun had die vrouw vast gehouden en eentje had alles doorzocht. (…) Dat zou best kunnen, maar hier ben ik echt 1000% procent zeker van dat ik ze dit heb horen zeggen. Hier ga ik ook niet om liegen.(...) Hoe zag [medeverdachte] er in die tijd uit?...hij had toen heel kort kroeshaar. (…) Hij heeft een donkere huidskleur.” [6]
De linker bovenarm van de blouse van [slachtoffer] is bemonsterd en ingezonden naar het NFI voor DNA-onderzoek. Op het onderzoeksmateriaal AAGD2931NL#01 is een mengprofiel van minimaal vier personen aangetroffen, waarvan [slachtoffer] één persoon is. De matchkans DNA-profiel is niet berekend. Uit het DNA-mengprofiel is een combinatie van DNA-kenmerken afgeleid, waarin naar verwachting de DNA-kenmerken aanwezig zijn van minimaal één prominenter aanwezige donor vaan het celmateriaal in deze bemonstering. [7] In aanvullend DNA-onderzoek is het DNA-profiel van verdachte betrokken bij het vergelijkende DNA-onderzoek. Hieruit blijkt dat naast [slachtoffer] , verdachte en minimaal twee onbekende personen donor kunnen zijn van het celmateriaal AAGD2931NL#01. Het is echter niet mogelijk om een ‘standaard’ statistische berekening uit te voeren voor het vaststellen van de bewijskracht van de gevonden match met het DNA-profiel van verdachte omdat niet alle DNA-kenmerken van alle cel donoren in het DNA-mengprofiel zichtbaar zijn.
Uitgaande van hypothese I waarbij de bemonstering celmateriaal bevat van [slachtoffer] , verdachte en twee of drie willekeurig onbekende personen en de hypothese II waarbij de bemonstering celmateriaal bevat van [slachtoffer] en drie of vier willekeurig onbekende personen zijn de bevindingen 100 tot 10.000 keer waarschijnlijker als hypothese I waar is dan als hypothese II waar is. [8]
De rechtbank is van oordeel dat op grond van die hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, genoegzaam valt af te leiden dat verdachte tezamen met medeverdachte [verdachte] de woningoverval op [slachtoffer] heeft gepleegd. De aangifte van mevrouw [slachtoffer] vindt steun in de verklaring van getuige [getuige 3] , in de verklaring van [getuige 1] en in het DNA-onderzoek uitgevoerd door het NFI.
De rechtbank acht de verklaring van getuige [getuige 3] betrouwbaar omdat hij in verkennende gesprekken met de politie en daarna als getuige vrij gedetailleerd heeft verklaard over de woningoverval en omdat de verklaring bovendien over daderinformatie beschikt. Deze daderinformatie moet getuige [getuige 3] wel van verdachte en zijn mededader hebben gehoord omdat in de media [9] niet bekend was dat mevrouw [slachtoffer] op een stoel is gezet door één van de daders en dat de andere dader het huis heeft doorzocht. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman dat deze verklaring onbetrouwbaar is en niet voor het bewijs gebezigd kan worden. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat getuige [getuige 3] een belang had om te verklaren. Dit verweer verwerpt de rechtbank eveneens omdat uit de verklaring van [getuige 3] tezamen met het resultaat van het DNA-onderzoek en de aangifte van [slachtoffer] boven gerede twijfel blijkt dat verdachte en medeverdachte [verdachte] de woningoverval hebben gepleegd.
Ondersteunend bewijs ziet de rechtbank ook in de verklaring van getuige [getuige 1] . Hij verklaart over het zien van twee donkere jongens voor de woning aan de [adres] rond 18:45 uur. Dit tijdstip noemt aangeefster ook in haar verklaring. De rechtbank is van oordeel dat deze waarneming van getuige [getuige 1] betrouwbaar is omdat op een afstand van 30 a 50 meter de huidskleur en het geslacht van een persoon waargenomen kan worden. Aangeefster heeft vervolgens verklaard dat zij vastgehouden werd door persoon 2 aan haar linkerarm. Deze verklaring klopt met het aangetroffen DNA-profiel van verdachte in het onderzochte celmateriaal. Het DNA-onderzoek levert weliswaar geen statistische waarde op maar bezien in de context van de verklaring van aangeefster [slachtoffer] heeft dit wel degelijk meerwaarde.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de afpersing ten laste gelegd onder het tweede cumulatief/alternatief.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat de ten laste gelegde diefstal niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, omdat de aangifte en de herkenning van verdachte door aangeefster slechts één bron betreft. Het feit dat de weggenomen mobiele telefoon een half uur na de diefstal niet meer gebruikt is, is geen ondersteunend bewijs voor het wegnemen van de mobiele telefoon door verdachte. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde [10]
Op 27 oktober 2015 doet [aangever] namens Tennisvereniging [naam] aangifte van diefstal van een bladblazer. Aangever verklaart dat de bladblazer van het merk Stihl is weggenomen tussen 26 oktober 1015 om 20:30 uur en 27 oktober 08:45 uur van het terrein in [woonplaats] . [11]
Op 10 november 2015 verklaart eigenaar [A] van het bedrijf [bedrijf] dat hij op 27 oktober 2015 tussen 17:00 uur en 17:15 uur een bladblazer van het merk Stihl aangeboden heeft gekregen door een getinte man, met kort zwart haar, tussen de 20 en 25 jaar oud en met een lengte van 1.70 a 1.75 meter. De man verklaarde dat hij de bladblazer voor 35 euro had gekocht. [12]
De camerabeelden van een bewakingscamera van [bedrijf] in [woonplaats] van 27 oktober 2015 worden door verbalisant [verbalisant 1] uitgekeken. Verbalisant [verbalisant 1] herkent op de beelden verdachte als de getinte manspersoon. [13]
Verdachte heeft ter zitting op 22 april 2016 verklaard dat hij een bladblazer heeft gekocht voor 40 euro terwijl de bladblazer, mits in goede staat, 80 euro waard was. [14]
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemde bewijsmiddelen genoegzaam volgt dat verdachte ten tijde van het verkrijgen van de bladblazer redelijkerwijs moest vermoeden dat de bladblazer afkomstig was van een misdrijf. De rechtbank komt tot dit oordeel mede gelet op de verklaring van verdachte waarin hij verklaart dat de bladblazer meer waard was, mits in goede staat. Verdachte heeft vervolgens niets verklaard over de staat van de bladblazer. De rechtbank kan dan ook niet anders concluderen dat verdachte had moeten weten dat de bladblazer afkomstig was van enig misdrijf.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 30 oktober 2015 in Lelystad van de Jumbo aan de [adres] een doos Mars en een doos M&M’s heeft weggenomen.
Voor de bewijsmiddelen verwijst de rechtbank naar:
- de aangifte namens Jumbo [15] ;
- de herkenning van verdachte op de camerabeelden van de Jumbo [16] ;
- de ter terechtzitting van 22 april 2016 afgelegde bekennende verklaring van verdachte, inhoudende: “
De tenlastegelegde diefstal bij de Jumbo klopt.” [17] .
De rechtbank overweegt dat nu verdachte een bekennende verklaring afgelegd heeft en er door de verdediging niet om vrijspraak is gevraagd, zij ingevolge artikel 359, lid 3 van het Wetboek van Strafvordering voor het opzettelijk aanwezig hebben, volstaat met voornoemde verwijzing naar de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde [18]
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich op 30 oktober 2015 in Lelystad heeft verzet bij zijn aanhouding.
Voor de bewijsmiddelen verwijst de rechtbank naar:
- de aangifte van [inspecteur] [19] ;
- het proces-verbaal van bevindingen [20] ;
- de ter terechtzitting van 22 april 2016 afgelegde bekennende verklaring van verdachte, inhoudende: “
Ik ben in café Manhattan vastgepakt bij mijn arm door een agent. Ik heb mij losgetrokken en ben uit het café weggerend” [21] .
De rechtbank overweegt dat nu verdachte een bekennende verklaring afgelegd heeft en er door de verdediging niet om een algehele vrijspraak is gevraagd, zij ingevolge artikel 359, lid 3 van het Wetboek van Strafvordering voor het opzettelijk aanwezig hebben, volstaat met voornoemde verwijzing naar de bewijsmiddelen.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen en van het vastpakken en vasthouden van [inspecteur] en het duwen en trekken aan die [inspecteur] .

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.eerste cumulatief/alternatief
hij op 14 september 2014 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een zilveren halsketting (met een oude rijksdaalder) en een gouden halsketting (met een hanger), toebehorende aan [slachtoffer] , (geboren op [1924] ,) welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij verdachte en zijn mededader
- die [slachtoffer] de hal in en tegen de kapstok hebben geduwd en
- de keel van die [slachtoffer] hebben (vast) gepakt en vastgehouden en in de keel van die [slachtoffer] hebben geknepen en haar (dreigend) de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Als jij schreeuwt, dan knijp ik nog harder" en "Hoe harder jij schreeuwt, hoe harder ik knijp" en
- tegen die [slachtoffer] hebben geroepen dat ze pasjes en geld en haar giro wilden en
- (de linkerarm van) die [slachtoffer] hebben vastgepakt en vastgehouden en
- (op dreigende toon) tegen die [slachtoffer] hebben gezegd:
* dat zij niets mocht zeggen en
* dat zij niet (nogmaals) mocht schreeuwen en geluid mocht maken, anders zou zij harder worden vastgepakt en
* dat zij (dan) zou worden afgemaakt en haar hele huis zou worden leeggeroofd.
3.
hij op 27 oktober 2015 te Lelystad , een bladblazer (merk Stihl) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde bladblazer redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed betrof.
4.
hij op 30 oktober 2015 te Lelystad , althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een doos Mars en een doos M&M’s, toebehorende aan Jumbo supermarkt (gelegen aan de [adres] ).
5.
hij op 30 oktober 2015 te Lelystad , zich met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, te weten [inspecteur] , inspecteur van politie Eenheid Midden-Nederland, terwijl die [inspecteur] hem, verdachte, bij de arm vasthield,
- zich van die [inspecteur] weg te bewegen en
- zich los te trekken.
De rechtbank verbetert in de bewezenverklaring een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Van het onder 1 eerste cumulatief/alternatief, 3, 4 en 5 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Onder 1 eerste cumulatief/cumulatief:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Onder 3:
Schuldheling.
Onder 4:
Diefstal.
Onder 5:
Wederspannigheid.

7.STRAFBAARHEID

De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot 15 maanden jeugddetentie met aftrek van het reeds ondergane voorarrest
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van een op te leggen straf verzocht een straf op te leggen gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest en daarnaast een voorwaardelijk strafdeel op te leggen met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht zodat verdachte hulp kan krijgen bij praktische leefgebieden zoals, beschermd wonen, werk en inkomen.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank houdt rekening bij de strafoplegging met de hierna genoemde rapporten.
Uit het klinisch multidisciplinair onderzoek van Teylingereind van 4 februari 2016, opgemaakt door GZ-psycholoog drs. M. Hulshof en kinder- en jeugdpsychiater drs. D. Matser blijkt dat veroordeelde een zeventienjarige jongen is met een disharmonisch intelligentieprofiel. Daarnaast is er volgens de deskundigen sprake van een reactieve hechtingsstoornis, een gedragsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Zij zien de persoonlijkheidsontwikkeling als bedreigd vanwege zowel de antisociale gedragingen, alsmede de instabiliteit van het zelfbeeld en het beeld dat veroordeelde heeft van de wereld en de mate van krenkbaarheid. Er zijn forse gedragsproblemen bij veroordeelde gediagnosticeerd, waarvan aannemelijk is dat deze mede zijn veroorzaakt door de heftige veranderingen in zijn thuissituatie. Het lijkt er volgens de deskundigen op dat in de vroege kinderjaren van veroordeelde niet adequaat is voorzien in zijn behoeften en dat daaruit de ontwikkelings- en hechtingsproblemen zijn voortgevloeid. De deskundigen hebben zorgen omtrent de persoonlijkheidsontwikkelingen van veroordeelde. Veroordeelde heeft kernopvattingen die het toepassen van delinquent gedrag rechtvaardigen en waarbij behoeftebevrediging voorop gesteld wordt. Zijn empathische vermogens alsook het niveau van moreel redeneren zijn onvoldoende ontwikkeld. Het recidiverisico wordt matig ingeschat als aan de basisbehoeften, een dagbesteding, inkomsten en een woning, wordt voldaan. Zodra één van deze factoren wegvalt, zal persoonlijk gewin en onmiddellijke behoeftebevrediging vooropgesteld worden
Op 21 april 2016 is er door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) een uitgebreid advies uitgebracht waarin de Raad concludeert dat veroordeelde ernstige gedragsproblematiek en hechtingsproblematiek laat zien. Veroordeelde houdt zich niet aan afspraken, gaat volledig zijn eigen gang en is nauwelijks aanspreekbaar op zijn gedrag. Volgens de Raad staat veroordeelde niet open voor hulp, wil hij zijn eigen gang gaan, houdt hij geen rekening met de gevoelens van anderen en is hij alleen met eigen behoeftebevrediging bezig. Omdat veroordeelde in een korte tijd een toename van delicten heeft laten zien, die gepleegd zijn tijdens een periode waarin hij zich onttrokken heeft aan het toezicht van gesloten jeugdzorg is de Raad van mening dat veroordeelde niet in een open setting voor jeugdzorg geplaatst kan worden en een sterk gestructureerde en langdurige behandelsetting nodig heeft. De Raad adviseert onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen.
Op 20 april 2016 heeft de William Schrikker Groep een dubbel maatregelplan uitgebracht. De William Schrikker Groep heeft geconcludeerd dat veroordeelde de afgelopen jaren binnen verschillende instellingen heeft gewoond. Hij heeft daar laten zien dat hij kan profiteren van duidelijke structuur en regelmaat en stond open voor behandeling. Naarmate veroordeelde meer vrijheden kreeg, zocht hij de grenzen op en liet hij regel-brekend gedrag zien. Daarom acht de William Schrikker Groep het van belang dat veroordeelde passende behandeling aangeboden krijgt, waarbij aandacht is voor reflectie op zijn (delict)gedrag, behandeling van zijn hechtingsproblematiek, sociale omgangsvormen, omgang met regels en vrijheden en vriendenkeuze. De William Schrikker Groep stelt dat er – mede gelet op het wegloopgedrag van veroordeelde - geen behandeling meer mogelijk is een ambulant kader. Gesloten justitiële behandeling is volgens hen nodig om de negatieve spiraal te doorbreken en het gedrag van veroordeelde te beïnvloeden. Het opleggen van een PIJ-maatregel is de laatste mogelijkheid om bij veroordeelde gedragsverandering teweeg te brengen zodat hij op een positieve manier kan uitgroeien naar volwassenheid.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een gewelddadige overval op een kwetsbare slachtoffer, een 90 jarige vrouw. Gedurende deze overval hebben verdachte en zijn mededader het slachtoffer een tijdje van haar vrijheid beroofd en hebben zij puur uit eigen financieel gewin gehandeld. De rechtbank acht vooral het feit dat verdachte en zijn mededader eerst voor de ramen van de woning naar binnen hebben gekeken en vervolgens nadat zij zagen dat het een oudere kwetsbare vrouw betrof toch gewelddadig doorgegaan zijn, verwerpelijk. Verdachte was tijdens deze woningoveral degene die de woning heeft doorzocht en (verbaal) agressief is geweest naar het slachtoffer. Naast deze woningoverval heeft verdachte zich schuldig genaakt aan schuldheling, een winkeldiefstal en wederspannigheid. Dergelijk handelen, rechtvaardigt een langdurige vrijheidsstraf.
De rechtbank houdt rekening met het uittreksel justitiële documentatie van 12 januari 2016 waaruit volgt dat verdachte al eerder voor een diefstal met geweld is veroordeeld op 3 maart 2015. Gelet op deze datum van de veroordeling zal de rechtbank ook rekening houden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Alles overwegende zal de rechtbank, de oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken in overweging nemend, jeugddetentie opleggen voor de duur van 15 maanden. Van deze 15 maanden zal de rechtbank 5 maanden voorwaardelijk opleggen teneinde begeleiding en toezicht door de reclassering mogelijk te maken. Deze begeleiding en toezicht dient uitgevoerd te worden door Reclassering Nederland en niet langer door de William Schrikker Groep. Uit het verhandelde ter terechtzitting en uit het advies van drs. D. Matser en dr. M. Hulshof is gebleken dat verdachte openstaat voor en hulp nodig heeft bij praktische zaken zoals huisvesting, inkomen en een dagbesteding. Reclassering Nederland is hiertoe in dit geval beter uitgerust en bovendien is verdachte op het moment dat hij vrijkomt 18 jaar.

9.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14c, 14d, 27, 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg, 180, 310, 312 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder 1 tweede cumulatief/alternatief en onder 2 aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 eerste/cumulatief/alternatief, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 1 eerste/cumulatief/alternatief, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar, zodanig als hierboven onder 6 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
15 maanden;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte, groot
5 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarde(n) dat de verdachte (zich) gedurende de proeftijd (van 2 jaar):
* medewerking verleent aan het toezicht door de reclassering, als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
* hulp en ondersteuning van de reclassering krijgt op praktische leefgebieden, zoals het afmaken van zijn opleiding, het vinden van een dagbesteding en het genereren van een inkomen;
- waarbij opdracht wordt gegeven aan Reclassering Nederland toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de (onvoorwaardelijk) opgelegde gevangenisstraf;
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G. van de Streek, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. P.K. van Riemsdijk en D.S. Terporten-Hop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 mei 2016.
Mr. Terporten-Hop is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2014257060, doorgenummerd 1 tot en met 3506.
2.Pagina’s 3074 en 3075.
3.Pagina’s 3078 en 3079.
4.Pagina 3096.
5.Pagina 3400.
6.Pagina’s 3406 en 3407.
7.Pagina 3322,
8.Pagina 3330.
9.Zie pagina’s 3087 en 3088.
10.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met de nummers 2015264587, 2015316467, 2015324140, 2015329469 en 2015328270, doorgenummerd 1 tot en met 151.
11.Pagina’s 101 en 104.
12.Pagina’s 106 en 107.
13.Pagina 108.
14.De verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van de meervoudige strafkamer te Lelystad op 22 april 2016.
15.Pagina’s 134 en 135.
16.Pagina 145.
17.De verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van de meervoudige strafkamer te Lelystad op 22 april 2016.
18.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL0900-2015328270, doorgenummerd 1 tot en met 61.
19.Pagina 34.
20.Pagina’s 43en 44.
21.De verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van de meervoudige strafkamer te Lelystad op 22 april 2016.