ECLI:NL:RBMNE:2016:2619

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 mei 2016
Publicatiedatum
12 mei 2016
Zaaknummer
16.705879-14 + 16.659464-14 (vtvv) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van minderjarige verdachte voor gewelddadige overval op kwetsbaar slachtoffer in Lelystad

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 mei 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die samen met een mededader een gewelddadige overval heeft gepleegd op een kwetsbaar slachtoffer in Lelystad in 2014. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader het slachtoffer, een 90-jarige vrouw, hebben beroofd van haar sieraden door haar te bedreigen en geweld te gebruiken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er diverse voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder jeugdreclassering en begeleid wonen in een instelling. Tevens is er een leerstraf Stay Away van 30 uur opgelegd. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de zwakbegaafdheid van de verdachte en de ernst van het gepleegde feit, waarbij het handelen van de verdachte als verwerpelijk werd gekwalificeerd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om het adolescentenstrafrecht toe te passen, gevolgd en de verdachte een passende straf opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummers: 16.705879-14 + 16.659464-14 (vtvv) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 mei 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1995] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het onderzoek ter terechtzitting is achter gesloten deuren aangevangen op 1 september 2015. Voorts heeft het onderzoek ter terechtzitting plaats gevonden op 3 november 2015, 15 december 2015 en 1 maart 2016. Het onderzoek ter terechtzitting is achter gesloten deuren laatstelijk hervat op 22 april 2016, op welke datum de inhoudelijke behandeling van de strafzaak heeft plaatsgevonden. Verdachte is telkens verschenen, bij gestaan door mr. K. Karakya, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N.T.R.M. Franken en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 september 2014 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een woning, gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen een zilveren halsketting (met een oude rijksdaalder) en/of een gouden halsketting (met een hanger), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , (geboren op [1924] ,) in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
hij op of omstreeks 14 september 2014 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] (in diens woning aan de [adres] ) heeft gedwongen tot de afgifte van een zilveren halsketting (met een oude rijksdaalder) en/of een gouden halsketting (met een hanger), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens)
- die [slachtoffer] (de hal in en/of tegen de kapstok) heeft/hebben geduwd en/of
- de keel van die [slachtoffer] heeft/hebben (vast) gepakt en/of vastgehouden en/of in de keel van die [slachtoffer] heeft/hebben geknepen en/of haar (dreigend) de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Als jij schreeuwt, dan knijp ik nog harder" en/of "Hoe harder jij schreeuwt, hoe harder ik knijp" en/of (telkens) woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben geroepen dat ze pasjes en/of geld en/of haar giro wilden en/of
- (de linkerarm van) die [slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden

en/of

- (op dreigende toon) tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd:
* dat zij niets mocht zeggen en/of
* dat zij niet (nogmaals) moest/mocht schreeuwen en/of geluid mocht maken, anders zou zij harder worden vastgepakt en/of
* dat zij (dan) zou worden afgemaakt en/of haar hele huis zou worden leeggeroofd en/of
* (telkens) woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – blijkens een aan de rechtbank overgelegd schriftelijk requisitoir- gevorderd het ten laste gelegde medeplegen van de woningoverval op mevrouw [slachtoffer] wettig en overtuigend bewezen te verklaren. Voor het bewijs heeft zij onder meer verwezen naar de aangifte van [slachtoffer] , de verklaring van getuige [getuige 1] , de verklaringen van [getuige 2] , de verklaringen van getuige [getuige 3] en het DNA-onderzoek uitgevoerd door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI).
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verklaringen van de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] niet betrouwbaar zijn en niet voor het bewijs gebezigd kunnen worden. Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat het DNA-onderzoek door het NFI geen statistische bewijswaarde heeft, omdat er een complex mengprofiel is aangetroffen op het vest van aangeefster [slachtoffer] en dat er bovendien sprake kan zijn van secundaire overdracht.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Op 15 september 2014 doet mevrouw [slachtoffer] aangifte van diefstal met geweld door twee personen. Zij verklaart op 14 september 2014 tussen 18:45 uur en 18:53 uur in haar woning aan de [adres] in [woonplaats] overvallen te zijn door twee mannen:
…”Ik zag een man voor de deur staan. (…) Ik zag dat het een donkere man was, hij had een donkerdere huidskleur dan u. (…) Ik noem deze man persoon 1. Hij had kort zwart, kroes haar. Ik zag dat de man voor het raam gebaren naar mij maakte, het leek erop dat hij wilde dat ik de deur opendeed. (…) Toen ik de voordeur op een kier deed, kwam deze man direct binnen en duwde mij de hal in. Meteen achter deze man kwam er nog een man binnen. Ik noem deze man persoon 2. Deze man had ook een donkere huidskleur en kort zwart kroes haar. Hij had een blauw spijkerjack aan. (…) Ik hoorde de mannen roepen dat ze pasjes en geld wilden. Persoon 1 liep meteen door mijn woonkamer in. (…) Hierna liep persoon 1 mijn slaapkamer in en persoon 2 hield mij vast. Persoon 2 heeft een stoel gepakt en mij daarop gezet, ik mocht niets zeggen. (…) Ik heb geschreeuwd, maar dat mocht niet. Persoon 1 pakte mij bij mijn keel toen ik om hulp riep. Hij zei tegen mij dat hij mij zou afmaken als ik geluid zou maken. Ik zat op de stoel toen hij dat zei. Ik riep ‘help, help’. Hierop zei hij dat ik dat niet nog een keer moest doen anders zou hij mij harder vastpakken en afmaken.(…) Persoon 2 is de hele tijd bij mij gebleven en heeft niet veel gezegd. (…) Ik heb gezien dat mijn sieraden weg zijn. Dit zijn: - een zilveren halsketting met een oude rijksdaalder met daarop koningin Juliana volgens mij. – een gouden halsketting met een hanger eraan met daarop de kop van mijn overleden man”. [2]
Op 19 september 2014 wordt mevrouw [slachtoffer] aanvullend gehoord. Zij verklaart dan:
…”Dat hierop de deur werd opengeduwd. Dat er twee jongens naar binnen liepen, de jongen met de bruine jas als eerste. Dat zij zelf tegen de kapstok geduwd werd. (…) Dat de jongen met de bruine jas haar bij haar keel greep iets zei in de trent van ‘als jij schreeuwt dan knijp ik nog harder’ of ‘hoe harder je schreeuwt hoe harder ik knijp’. Dat hij ook iets zegt als ‘dan maak ik je af en haal ik je hele huis leeg’. (…) Dat de jongen in het spijkerjasje de hele tijd bij haar bleef en haar aan haar linkerarm vast hield. (…) Dat de jongen met de bruine leren jas zei ‘we moeten je geld en je giro hebben’. [3]
Op 18 september 2014 verklaart [getuige 1] dat hij op 14 september 2014 rond 18:45 uur voor de woning aan de [adres] twee donkere slanke jongens stonden. [4]
[getuige 3] verklaart op 5 juni 2015 tegen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] verklaart dat hij weet wie de overval heeft gepleegd en dat deze twee jongens bij hem in de woning verbleven en dat hij het van hen zelf heeft gehoord. [getuige 3] verklaart dat één van de jongens die bejaarde vrouw had vastgepakt en op een stoel had gezet en dat de andere het huis doorging en dat ze geld hadden afkomstig van de buitgemaakte sieraden en horloges. [5]
Op 9 juni 2015 verklaart [getuige 3] met betrekking tot de woningoveral:
…”Die overval is gepleegd door [verdachte] en [medeverdachte] , zijn achternaam weet ik niet. Ik heb dit van henzelf gehoord. Ik was die avond thuis en zij kwamen toen binnen. Ze vertelden allebei dat ze die overval hadden gepleegd. Een van hun had die vrouw vast gehouden en eentje had alles doorzocht. (…) Dat zou best kunnen, maar hier ben ik echt 1000% procent zeker van dat ik ze dit heb horen zeggen. Hier ga ik ook niet om liegen.(..) Hoe zag [verdachte] er in die tijd uit?...hij had toen heel kort kroeshaar. (…) Hij heeft een donkere huidskleur.” [6]
De linker bovenarm van de blouse van [slachtoffer] is bemonsterd en ingezonden naar het NFI voor DNA-onderzoek. Op het onderzoeksmateriaal AAGD2931NL#01 is een mengprofiel van minimaal vier personen aangetroffen, waarvan [slachtoffer] één persoon is. De matchkans DNA-profiel is niet berekend. Uit het DNA-mengprofiel is een combinatie van DNA-kenmerken afgeleid, waarin naar verwachting de DNA-kenmerken aanwezig zijn van minimaal één prominenter aanwezige donor vaan het celmateriaal in deze bemonstering. [7] In aanvullend DNA-onderzoek is het DNA-profiel van verdachte betrokken bij het vergelijkende DNA-onderzoek. Hieruit blijkt dat naast [slachtoffer] , verdachte en minimaal twee onbekende personen donor kunnen zijn van het celmateriaal AAGD2931NL#01. Het is echter niet mogelijk om een ‘standaard’ statistische berekening uit te voeren voor het vaststellen van de bewijskracht van de gevonden match met het DNA-profiel van verdachte omdat niet alle DNA-kenmerken van alle cel donoren in het DNA-mengprofiel zichtbaar zijn.
Uitgaande van hypothese I waarbij de bemonstering celmateriaal bevat van [slachtoffer] , verdachte en twee of drie willekeurig onbekende personen en de hypothese II waarbij de bemonstering celmateriaal bevat van [slachtoffer] en drie of vier willekeurig onbekende personen zijn de bevindingen 100 tot 10.000 keer waarschijnlijker als hypothese I waar is dan als hypothese II waar is. [8]
De rechtbank is van oordeel dat op grond van die hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, genoegzaam valt af te leiden dat verdachte tezamen met medeverdachte [medeverdachte] de woningoverval op [slachtoffer] heeft gepleegd. De aangifte van mevrouw [slachtoffer] vindt steun in de verklaring van getuige [getuige 3] , in de verklaring van [getuige 1] en in het DNA-onderzoek uitgevoerd door het NFI.
De rechtbank acht de verklaring van getuige [getuige 3] betrouwbaar, omdat hij in verkennende gesprekken met de politie en daarna als getuige vrij gedetailleerd heeft verklaard over de woningoverval en omdat de verklaring bovendien over daderinformatie beschikt. Deze daderinformatie moet getuige [getuige 3] wel van verdachte en zijn mededader hebben gehoord omdat in de media [9] niet bekend was dat mevrouw [slachtoffer] op een stoel is gezet door één van de daders en dat de andere dader het huis heeft doorzocht. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman dat deze verklaring onbetrouwbaar is en niet voor het bewijs gebezigd kan worden. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat getuige [getuige 3] een belang had om te verklaren. Dit verweer verwerpt de rechtbank eveneens omdat uit de verklaring van [getuige 3] tezamen met het resultaat van het DNA-onderzoek en de aangifte van [slachtoffer] boven gerede twijfel blijkt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] de woningoverval hebben gepleegd.
Ondersteunend bewijs ziet de rechtbank ook in de verklaring van getuige [getuige 1] . Hij verklaart over het zien van twee donkere jongens voor de woning aan de [adres] rond 18:45 uur. Dit tijdstip noemt aangeefster ook in haar verklaring. De rechtbank is van oordeel dat deze waarneming van getuige [getuige 1] betrouwbaar is, omdat op een afstand van 30 à 50 meter de huidskleur en het geslacht van een persoon waargenomen kan worden. Aangeefster heeft vervolgens verklaard dat zij vastgehouden werd door persoon 2 aan haar linkerarm. Deze verklaring klopt met het aangetroffen DNA-profiel van verdachte in het onderzochte celmateriaal. Het DNA-onderzoek levert weliswaar geen statistische waarde op, maar bezien in de context van de verklaring van aangeefster [slachtoffer] heeft dit wel degelijk meerwaarde.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de afpersing ten laste gelegd onder het tweede cumulatief/alternatief.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 14 september 2014 te Lelystad, tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een zilveren halsketting (met een oude rijksdaalder) en een gouden halsketting (met een hanger), toebehorende aan [slachtoffer] , (geboren op [1924] ,) welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij verdachte en zijn mededader
- die [slachtoffer] de hal in en tegen de kapstok hebben geduwd en
- de keel van die [slachtoffer] hebben (vast) gepakt en vastgehouden en in de keel van die [slachtoffer] hebben geknepen en haar (dreigend) de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Als jij schreeuwt, dan knijp ik nog harder" en "Hoe harder jij schreeuwt, hoe harder ik knijp" en
- tegen die [slachtoffer] hebben geroepen dat ze pasjes en geld en haar giro wilden en
- (de linkerarm van) die [slachtoffer] hebben vastgepakt en vastgehouden en
- (op dreigende toon) tegen die [slachtoffer] hebben gezegd:
* dat zij niets mocht zeggen en
* dat zij niet (nogmaals) mocht schreeuwen en geluid mocht maken, anders zou zij harder worden vastgepakt en
* dat zij (dan) zou worden afgemaakt en haar hele huis zou worden leeggeroofd.
De rechtbank verbetert in de bewezenverklaring een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Van het eerste cumulatief/alternatief meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Eerste cumulatief/alternatief:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID

Het feit en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het adolescentenstrafrecht toe te passen en verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit te veroordelen tot jeugddetentie voor de duur van 14 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Als bijzondere voorwaarden heeft zij gevorderd op te leggen de maatregel toezicht en begeleiding, begeleid wonen bij Kwintes of een soortgelijke instelling en de leerstraf Stay Away.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van een op te leggen straf verzocht de adviezen uit de rapportages over te nemen en het adolescentenstrafrecht toe te passen.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Bij de strafoplegging wordt rekening gehouden met het navolgende:
Namens de Reclassering is er door de heer P. Leek op 11 november 2015 met betrekking tot de strafoplegging geadviseerd dat er toepassing van het jeugdstrafrecht plaatsvindt om reden dat verdachte zwakbegaafd is en weinig probleembesef heeft. De Reclassering vindt toezicht met de bijzondere voorwaarden van deelname aan begeleiding en behandeling door Kwintes, als ook een training Rots en Water, deelname aan begeleid wonen van Kwintes en het volgen van een training So Cool geïndiceerd. Het toezicht dient volgens de Reclassering uitgevoerd te worden door de William Schrikkergroep in Amsterdam.
Op 30 december 2015 heeft drs. M. de Bree, GZ-psycholoog gerapporteerd dat er bij verdachte sprake is van een disharmonisch profiel, waarbij de verbale capaciteiten zich bevinden op licht verstandelijk gehandicapt niveau en de perceptuele vaardigheden beneden gemiddeld zijn. Het IQ van verdachte is geschat op 74. Volgens de psycholoog heeft verdachte sociaal-emotioneel gezien een forse achterstand op zijn leeftijdsgenoten en is er sprake van een kinderlijke, onrijpe persoonlijkheid. Verdachte heeft een verhoogde kwetsbaarheid waarbij hij onder druk toenemend impulsief kan reageren en moeilijk grenzen kan stellen. Daarnaast concludeert de psycholoog dat er sprake is van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling die zijn dagelijkse functioneren inkleurt. Hiervan was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde. Het dagelijkse handelen van verdachte wordt gekenmerkt door een gebrek aan probleeminzicht en inzicht in oorzaak-gevolg. Geadviseerd is het jeugdstrafrecht toe te passen en een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen waaraan begeleiding door de William Schrikker Groep en beschermd wonen gekoppeld wordt. Met behulp van deze begeleiding kan er aandacht besteed worden aan het aanleren van copingvaardigheden, morele cognities, probleembesef het aangaan van relaties, het middelenmisbruik en het realiseren van werk/school en vrijetijdsbesteding.
Op 31 december 2015 heeft dr. J. Vreugdenhil, kinder- en jeugdpsychiater geconcludeerd dat verdachte verbaal zwak is, een laaggemiddelde intelligentie heeft en een gemiddelde informatieverwerkingssnelheid. Dr. Vreugdenhil heeft net als drs. De Bree geconstateerd dat er sprake is van een onrijpe sociaal-emotionele ontwikkeling en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale trekken. Ook is een pornoverslaving en cannabismisbruik aanwezig bij verdachte. Verdachte zoekt volgens de psychiater spanning op, is naïef en negatief beïnvloedbaar, verslavingsgevoelig en heeft behoefte aan een levensstijl die hij zich niet kan veroorloven. Daarnaast heeft verdachte een gebrekkig geweten, een gebrekkig empathisch vermogen en onrijpe coping mechanismen. Omdat verdachte voldoet aan de beperkte handelingsvaardigheden is het advies het jeugdstrafrecht toe te passen.
De William Schrikker Groep heeft op 20 april 2016 een jeugdreclasseringsplan uitgebracht. Hieruit blijkt dat verdachte sinds 4 januari 2016 bij Kwintes in Lelystad woont. In de eerste maand dat hij hier woonde, hield hij zich aan de afspraken maar nu onttrekt verdachte zich aan begeleiding en komt hij soms dagen tot weken niet opdagen. Ook komt hij niet opdagen bij het activiteitencentrum, wat voor verdachte een alternatief is voor een dagbesteding. Verdachte is veel aan het gokken en gebruikt veel softdrugs. De jeugdzorgwerker adviseert dat er toezicht en begeleiding opgelegd met als bijzondere voorwaarden:
* het volgen van een training Stay Away om het middelengebruik en de verslavingsgevoeligheid van verdachte te beperken;
* het verplicht aanwezig zijn bij het activiteitencentrum van Kwintes totdat verdachte een andere dagbesteding heeft gevonden;
* het volgen van de training Rots en Water zodat verdachte weerbaarder wordt tegen anti-sociale contacten;
* het bereikbaar zijn voor Kwintes;
* het slapen bij Kwintes aan de Grevelingenstraat in Lelystad, tenzij anders is afgesproken.
Ter zitting van 22 april 2016 heeft mevrouw J. Kuyen namens de William Schrikker Groep verklaard dat zij niet tevreden is over de begeleiding door Kwintes. De William Schrikker Groep heeft niet het idee dat verdachte niet begeleidbaar is, maar dat er betere afspraken gemaakt moeten worden met Kwintes. Zij heeft geadviseerd om nog twee maanden te proberen uitvoering te geven aan de voorwaarden en zo de zorg van Kwintes te verbeteren. Indien dit niet lukt, moet er een andere setting voor verdachte gerealiseerd worden. Tevens heeft mevrouw Kuyen opgemerkt dat detentie schadelijk is voor verdachte.
De rechtbank neemt deze adviezen over en is van oordeel dat er toepassing gegeven moet worden aan het jeugdstrafrecht.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een gewelddadige overval op een kwetsbare slachtoffer, een 90 jarige vrouw. Gedurende deze overval hebben verdachte en zijn mededader het slachtoffer een tijdje van haar vrijheid beroofd en hebben zij puur uit eigen financieel gewin gehandeld. De rechtbank acht vooral het feit dat verdachte en zijn mededader eerst voor de ramen van de woning naar binnen hebben gekeken en vervolgens nadat zij zagen dat het een oudere kwetsbare vrouw betrof toch gewelddadig doorgegaan zijn, verwerpelijk. Dergelijk handelen, rechtvaardigt een vrijheidsstraf. De rechtbank houdt rekening met het feit dat verdachte zwakbegaafd is en dat hij een volgende rol had bij de overval. Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat de voorlopige hechtenis van verdachte sinds 4 september 2015 is geschorst en dat verdachte blijkens het uittreksel justitiële documentatie van 12 januari 2016 sindsdien niet meer met politie en justitie in aanraking is geweest. Gelet hierop en de verklaring van mevrouw Kuyen van de William Schrikkergroep is de rechtbank van oordeel dat de er weliswaar onvoorwaardelijke jeugddetentie opgelegd moet worden, maar dat de duur die verdachte opnieuw in de justitiële inrichting moet doorbrengen beperkt dient te blijven. De rechtbank zal een jeugddetentie opleggen voor de duur van 10 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daaraan verbindt zij de bijzondere voorwaarden van toezicht en begeleiding en begeleid wonen bij Kwintes of een soortgelijke instelling. Ook zal de rechtbank de geadviseerde leerstraf Stay Away voor de duur van 30 uren opleggen.
Het door verdachte reeds ondergane voorarrest dient afgetrokken te worden van de jeugddetentie.

9.DE VORDERING TENUITVOERLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 4 maanden ten uitvoer te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen gelet op de bepleite vrijspraak.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuwe strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarden heeft overtreden.
Gelet op het voorgaande en op het bepaalde in artikel 77dd van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank termen aanwezig de vordering tot tenuitvoerlegging van de door de meervoudige strafkamer in deze rechtbank in de zaak met parketnummer 16.659464-14 bij vonnis d.d. 14 augustus 2014 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf toe te wijzen, met dien verstande dat de rechtbank op de voet van het bepaalde in het tweede lid van genoemd artikel een werkstraf voor de duur van 180 uur zal gelasten. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 4 maanden omgezet moet worden in 180 uur werkstraf, omdat verdachte zwakbegaafd is en naast de straf die opgelegd zal worden voor het nieuwe strafbare feit niet overvraagd moet worden.

10.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14g, 27, 77c, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77dd, 77ee, 77gg, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder het tweede cumulatief/alternatief aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder het eerste cumulatief/alternatief meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar en kwalificeert dit zodanig als hierboven onder 6 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
10 maanden;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte, groot
6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het toezicht door de jeugdreclassering, als bedoeld in artikel 77aa, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte gedurende de proeftijd (van 2 jaar):
* zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten Kwintes, of een soortgelijke instelling, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, een en ander zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (WSSjbjr) opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis;
- legt aan verdachte op de
leerstraf Stay Awayvoor de duur van
30uren;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering toe, met dien verstande dat de rechtbank het verrichten van een werkstraf voor de duur van 180 uren gelast;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de werkstraf niet of niet naar behoren verricht, deze wordt vervangen door 4 maanden jeugddetentie, althans een aantal dagen jeugddetentie dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf;
- beveelt dat de tijd, die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige jeugddetentie is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren werkstraf per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G. van de Streek, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. P.K. van Riemsdijk en D.S. Terporten-Hop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 mei 2016.
Mr. Terporten-Hop is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2014257060, doorgenummerd 1 tot en met 3506.
2.Pagina’s 3074 en 3075.
3.Pagina’s 3078 en 3079.
4.Pagina 3096.
5.Pagina 3400.
6.Pagina’s 3406 en 3407.
7.Pagina 3322,
8.Pagina 3330.
9.Zie pagina’s 3087 en 3088.