ECLI:NL:RBMNE:2016:2588
Rechtbank Midden-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek voorlopige voorziening bij niet-nakoming minnelijke regeling door schuldeiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 april 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot voorlopige voorziening, ingediend door een verzoeker die in 2013 een minnelijke regeling had aangeboden aan zijn schuldeisers, waaronder Hoist Portfolio Ltd. De verzoeker had een verzoek ingediend om een schuldeiser te gebieden het beslag op zijn loon en/of uitkering op te schorten, omdat hij van mening was dat Hoist haar instemming met de regeling onterecht had ingetrokken. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 april 2016 was de verzoeker aanwezig, bijgestaan door een schuldhulpverlener, terwijl Hoist niet ter zitting verscheen maar schriftelijk verweer had ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker niet de bedoeling had om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling te verzoeken, maar enkel nakoming van de minnelijke regeling met Hoist wilde vorderen.
De rechtbank oordeelde dat het verzoek om voorlopige voorziening niet de juiste procedure was, aangezien het verzoeker niet de bedoeling was om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker zich in dit geval tot de civiele rechter moest wenden om nakoming van de overeenkomst te vorderen, aangezien het hier een overeenkomst betrof waarop het gewone verbintenissenrecht van toepassing was. De rechtbank verklaarde de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek om voorlopige voorziening en ook in het verzoek om een dwangakkoord, omdat er slechts één schuldeiser was, namelijk Hoist. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. D.M. Staal.