In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 26 april 2016, staat de verdachte terecht voor de bedreiging van zijn moeder met de dood. De zitting vond plaats op 12 april 2016, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door zijn advocaat, mr. M.G. de Vos. De tenlastelegging houdt in dat de verdachte op 1 juli 2015 zijn moeder heeft bedreigd, wat leidde tot een vordering van de officier van justitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de vervolging te schorsen.
De rechtbank heeft de verklaringen van de moeder van de verdachte en een buurvrouw in overweging genomen. De moeder verklaarde dat de verdachte, na het ontvangen van een brief van justitie, onrustig werd en haar dreigend toesprak. De verdachte ontkende de bedreigingen, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijsmiddelen voldoende waren om de bedreiging wettig en overtuigend bewezen te verklaren. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar, ondanks zijn psychische problemen, waaronder zwakbegaafdheid en ADHD, die zijn gedrag beïnvloedden.
De rechtbank besloot tot het opleggen van een ISD-maatregel van twee jaar, gezien de ernst van de bedreiging en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van personen en goederen het opleggen van deze maatregel vereiste. De beslissing werd genomen op basis van de adviezen van deskundigen en de reclassering, die de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwden. De rechtbank heeft ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere veroordelingen afgewezen, omdat de ISD-maatregel als voldoende werd beschouwd.