ECLI:NL:RBMNE:2016:2582

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 april 2016
Publicatiedatum
10 mei 2016
Zaaknummer
16/659110-16, 16/113049-14 tul en 02/155008-13 tul
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

ISD-maatregel opgelegd aan veelpleger wegens winkeldiefstal

Op 26 april 2016 heeft de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 februari 2016 in Amersfoort een blik bier heeft gestolen uit een supermarkt. De verdachte, geboren in 1956 en verblijvende in het HvB Nieuwersluis, was niet aanwezig tijdens de zitting op 12 april 2016, maar werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. R. Dijkstra. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de argumenten van de verdediging. De tenlastelegging is als bijlage aan het vonnis gehecht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie achtte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en andere bewijsmiddelen, zoals het proces-verbaal van aangifte en het aangifteformulier, geoordeeld dat het feit bewezen was.

De rechtbank heeft de verdachte strafbaar verklaard en een ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaren. Dit besluit is genomen op basis van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon van de verdachte, die bekend is als veelpleger met een langdurige verslaving aan alcohol. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte en de hoge kans op recidive. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke veroordelingen afgewezen, omdat de ISD-maatregel als de enige reële mogelijkheid werd gezien om de verslavingsproblematiek van de verdachte aan te pakken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16/659110-16, 16/113049-14 tul en 02/155008-13 tul (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 26 april 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1956] ,
verblijvende in het HvB Nieuwersluis te Nieuwersluis.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12 april 2016. De verdachte is niet verschenen. Verdachte heeft zich ter terechtzitting laten vertegenwoordigen door mr. R. Dijkstra, advocaat te Utrecht, die door verdachte bepaaldelijk gemachtigd is.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 3 februari 2016 te Amersfoort een blik bier heeft gestolen uit een supermarkt.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en de raadsvrouw geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende bewijsmiddelen [1] :
- het proces-verbaal van aangifte door [aangever] [2] ;
- het aangifteformulier winkeldiefstal [3] ;
- de bekennende verklaring van verdachte [4] .

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
zijop
of omstreeks03 februari 2016 te Amersfoort,
althans in het arrondissement Midden-Nederland,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (halve liter) blik bier (merk Bavaria),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan Plus Supermarkt (gelegen aan de [adres] )
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
diefstal.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8.
Motivering van de straffen en maatregelen
8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren (hierna: ISD-maatregel).
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 02/155008-13 af te wijzen, en haar niet-ontvankelijk te verklaren met betrekking tot de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/113049-14.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest.
Subsidiair heeft de verdediging verzocht, indien de rechtbank het opleggen van een ISD-maatregel overweegt, de beslissing daartoe aan te houden en om de reclassering te laten onderzoeken of een voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel voldoende effectief kan zijn. Tevens heeft zij verzocht de voorlopige hechtenis van verdachte dan te schorsen.
Meer subsidiair heeft de verdediging verzocht om, indien de rechtbank van mening is dat een ISD-maatregel moet worden opgelegd, over te gaan tot het opleggen van een dergelijke maatregel voor de duur van één jaar, en een tussentijdse toetsing na een periode van zes maanden.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen maatregel is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van maatregel en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstalUit het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 4 maart 2016 blijkt dat verdachte in het verleden, meermalen, is veroordeeld voor winkeldiefstal. Ook blijkt dat verdachte in de vijf jaren voorafgaande aan het nu door haar begane misdrijf, ten minste drie keer wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld. Deze veroordelingen betreffen onder meer een veroordeling door de politierechter op 30 september 2015 tot een gevangenisstraf van 16 dagen, een veroordeling door de politierechter op 19 november 2014 tot een gevangenisstraf van 3 weken en een veroordeling door de politierechter op 10 september 2014 tot een gevangenisstraf van 2 weken
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van Victas, centrum voor verslavingszorg, van 7 maart 2016 opgesteld door L. Scheffers, reclasseringswerker. In dat rapport is beschreven dat verdachte een veelpleger is die is besproken in het veelplegersoverleg. Zij is bekend met een langdurige verslaving aan alcohol (tientallen jaren), wat mogelijk hersenbeschadiging tot gevolg heeft gehad. Nadat zij haar huis was kwijtgeraakt is zij op enig moment terecht gekomen in een opvang voor verslaafde daklozen, waar zij tot haar aanhouding heeftverbleven. Verdachte wil niets met de reclassering te maken hebben en is zelf van mening dat zij niet hulpbehoevend is. Het is volgens de rapportage van Victas echter niet aannemelijk dat er, zonder hulp, verandering zal optreden in haar verslavingsproblematiek en het daarmee samenhangende delictgedrag. Omdat verdachte die hulp stellig afwijst, wordt de kans dat zij recidiveert in het plegen van strafbare feiten hoog ingeschat. Hernieuwde pogingen om verdachte te motiveren voor een reclasseringstraject in het kader van een eventueel voorwaardelijk op te leggen ISD-maatregel hebben geen resultaat gehad. Om betere kansen voor verdachte te creëren en een verandering van haar levensstijl te bevorderen, acht de reclassering het noodzakelijk om de ISD-maatregel aan te wenden.
De rechtbank stelt vast dat aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van een ISD-maatregel stelt. Immers, verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, terwijl verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het door haar begane misdrijf tenminste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld en het feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Verder dient er ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. De veiligheid van goederen eist het opleggen van de maatregel. Daarbij kent de rechtbank in het bijzonder betekenis toe aan het feit dat de kans op recidive in voornoemde rapportage hoog wordt ingeschat.
Voor de rechtbank staat vast dat verdachte niet gemotiveerd is voor enige vorm van hulp of behandeling. Een ISD-traject is thans de enige reële mogelijkheid om aan verdachte een behandeling en begeleiding te bieden waarmee haar verslavingsproblematiek kan worden aangepakt en waarbij wordt gewerkt aan het beperken van het thans hoge risico op toekomstige delicten.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de behandeling van haar problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Alleen dan kan naar het oordeel van de rechtbank een behandeling voldoende succesvol zijn. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale duur van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
De rechtbank bepaalt dat het openbaar ministerie binnen negen maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis de rechtbank bericht ten behoeve van een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
Voor het instellen van een nader onderzoek, zoals door de verdediging subsidiair is verzocht, ziet de rechtbank geen noodzaak. Uit voornoemde rapportage blijkt immers dat de reclassering reeds, en tevergeefs, heeft geprobeerd om verdachte te motiveren voor het doorlopen van een reclasseringstraject in verband met een voorwaardelijk op te leggen ISD-maatregel.
De rechtbank wijst dit verzoek dan ook af.
Ook voor het schorsen van de voorlopige hechtenis van verdachte, ziet de rechtbank geen aanleiding. Ook dit verzoek wijst de rechtbank af.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordelingen

Bij de stukken bevindt zich de op 16 februari 2016 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Midden-Nederland in de zaak met parketnummer 16/113049-14, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 21 augustus 2014 van de politierechter van deze rechtbank, waarbij verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van twee jaren.
Gebleken is dat de betreffende voorwaardelijke veroordeling nadien reeds volledig ten uitvoer is gelegd, zodat de officier van justitie terecht tot niet-ontvankelijkheid heeft gerekwireerd.
De rechtbank zal de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Bij de stukken bevindt zich tevens de op 16 februari 2016 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Midden-Nederland in de zaak met parketnummer 02/155008-13, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 30 oktober 2013 van de politierechter te Breda, waarbij verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week, met een proeftijd van twee jaren.
De proeftijd loopt tot 7 april 2016.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis.
Gelet hierop kan de vordering worden toegewezen.
De rechtbank zal hiertoe echter niet besluiten. De tenuitvoerlegging wordt op dit moment namelijk niet opportuun geacht, omdat aan verdachte een ISD-maatregel wordt opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert;

diefstal;

- verklaart verdachte strafbaar;
Maatregel
- gelast de
plaatsingvan verdachte
in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren;
- bepaalt dat het openbaar ministerie binnen negen maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis de rechtbank bericht over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van deze maatregel;
- beveelt daartoe de oproeping van de verdachte, diens raadsman, een vertegenwoordiger van SVG (stichting verslavingsreclassering GGZ) of. een soortgelijke (onder de verantwoordelijkheid van de SVG opererende) reclasseringsinstelling, en een deskundige verbonden aan de instelling waar verdachte wordt behandeld, voor een zitting van de meervoudige kamer voor strafzaken in deze rechtbank tegen een nog nader te bepalen datum;
Vorderingen tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 02/155008-13 af;
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering onder parketnummer 16/113049-14;
Voorlopige hechtenis
- wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.S. Mehilal, voorzitter,
mrs. P.J.M. Mol en A.G. Bakker, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Heijboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 april 2016.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 03 februari 2016 te Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (halve liter) blik bier (merk Bavaria), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Plus Supermarkt (gelegen aan de [adres] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier PL0900-2016037057 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering van pagina 1-17. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aangifte van 3 februari 2016, pagina 1-2.
3.Het landelijk aangifteformulier winkeldiefstal van 3 februari 2016, pagina 3-4.
4.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 4 februari 2016, pagina 15-17, in het bijzonder pagina 16.