ECLI:NL:RBMNE:2016:2532

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 mei 2016
Publicatiedatum
4 mei 2016
Zaaknummer
16.659800-15 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan diefstal met geweld door minderjarige verdachte in Almere

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 mei 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte die medeplichtig was aan een beroving met geweld. De verdachte, geboren in 1999, heeft opzettelijk gelegenheid en inlichtingen verschaft aan twee daders van een beroving die plaatsvond op 28 oktober 2015 in Almere. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel zij zelf geen geweldshandelingen heeft verricht, wist dat de beroving zou plaatsvinden en dat zij een rol van betekenis heeft gespeeld in het faciliteren van deze daad. De rechtbank nam de conclusie van een deskundige over die de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwde. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 180 uur en een voorwaardelijke jeugddetentie van één maand met een proeftijd van twee jaar, inclusief verplicht reclasseringstoezicht en deelname aan een behandeling. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die onder valse voorwendselen naar een bushalte waren gelokt en daar met geweld beroofd werden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en haar positieve ontwikkeling, maar vond dat een stevige straf noodzakelijk was om de ernst van de situatie te onderstrepen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.659800-15 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 3 mei 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1999] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden achter gesloten deuren op 19 april 2016, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L.D.H. Lesmeister, advocaat te Almere.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van officier van justitie mr. N.M. van Collenburg en van de standpunten door de raadsvrouw van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is, na een wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Primair
één of meer (nog) onbekend(e) perso(o)n(en) op of omstreeks 28 oktober 2015 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen twee mobiele telefoon(s) en/of geld (circa 460 euro) en/of een bankpas en/of een ID kaart en/of een OV-chipkaart en/of een studentenpas en/of een sleutelbos, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die één of meer (nog) onbekend(e) perso(o)n(en),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat:
- die (nog) onbekend(e) perso(o)n(en) (met bivakmutsen op) op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is/zijn afgelopen en/of
- één of meer vuurwapen(s), althans op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben getoond en/of
- ( daarbij) tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben geroepen: 'Geld! Telefoons!' en/of 'Geld, geld, geld' en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (met die/dat vuurwapen(s), althans met een hard voorwerp) meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben geslagen en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam heeft/hebben geschopt
welk feit zij, verdachte, in of omstreeks de periode van 27 oktober 2015 tot en met
28 oktober 2015 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk heeft uitgelokt door gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, door
- die één of meer (nog) onbekend(e) perso(o)n(en) te vertellen dat die [slachtoffer 1] contant geld op zak had en/of
- een afspraak te maken met die [slachtoffer 1] en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] naar het bushokje Sallandsekant te lokken, alwaar voornoemde diefstal met geweld heeft plaatsgevonden
of
zij in of omstreeks de periode van 27 oktober 2015 tot en met 28 oktober 2015 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen twee mobiele telefoon(s) en/of geld (circa 460 euro) en/of een bankpas en/of
een ID kaart en/of een OV-chipkaart en/of een studentenpas en/of een sleutelbos, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat:
haar, verdachtes, mededader(s)
- ( met bivakmutsen op) op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is/zijn afgelopen en/of
- één of meer vuurwapen(s), althans op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben getoond en/of
- ( daarbij) tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben geroepen: 'Geld! Telefoons!' en/of 'Geld, geld, geld' en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (met die/dat vuurwapen(s), althans met een hard voorwerp) meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben geslagen en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam heeft/hebben geschopt;
Subsidiair
één of meer (nog) onbekend(e) perso(o)n(en) op of omstreeks 28 oktober 2015 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen twee mobiele telefoon(s) en/of geld (circa 460 euro) en/of een bankpas en/of
een ID kaart en/of een OV-chipkaart en/of een studentenpas en/of een sleutelbos, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die één of meer (nog) onbekend(e) perso(o)n(en),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat:
- die (nog) onbekend(e) perso(o)n(en) (met bivakmutsen op) op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is/zijn afgelopen en/of
- één of meer vuurwapen(s), althans op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben getoond en/of
- ( daarbij) tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben geroepen: 'Geld! Telefoons!' en/of 'Geld, geld, geld' en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (met die/dat vuurwapen(s), althans met een hard voorwerp) meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben geslagen en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam heeft/hebben geschopt
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van
27 oktober tot en met 28 oktober 2015 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door opzettelijk
- die één of meer (nog) onbekend(e) perso(o)n(en) te vertellen dat die [slachtoffer 1] contant geld op zak had en/of
- een afspraak te maken met die [slachtoffer 1] en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] naar het bushokje Sallandsekant te lokken, alwaar voornoemde diefstal met geweld heeft plaatsgevonden.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten.
De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder het primair alternatief ten laste gelegde medeplegen van de diefstal met geweld en bedreiging met geweld wettig en overtuigend bewezen. Zij heeft zich daarbij met name gebaseerd op de verklaringen van aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en op de verklaring van verdachte over haar aandeel. Op grond van haar verklaring kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking door verdachte met de twee personen die de beroving fysiek hebben gepleegd, aldus de officier van justitie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van het medeplegen van de diefstal met geweld en bedreiging met geweld. Verdachte heeft weliswaar afspraken gemaakt met [medeverdachte] over de beroving, maar het initiatief van de beroving lag bij [medeverdachte] en zij is niet betrokken geweest bij de uitvoering daarvan. Daardoor kan niet gesproken worden van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de daders en dus niet van het medeplegen van dit feit.
Er kan ook niet tot een bewezenverklaring worden gekomen van het onder het primair ten laste gelegde opzettelijk uitlokken van de diefstal met geweld en bedreiging met geweld, omdat er onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is om vast te kunnen stellen dat verdachte een ander heeft aangezet tot het plegen van dit feit.
De raadsvrouw heeft zich wat betreft een bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan de diefstal met geweld en bedreiging met geweld gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsvrouw heeft haar standpunt nader verwoord in de ter zitting overgelegde pleitnota.
Het oordeel van de rechtbank [1]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat [verdachte] op 27 oktober 2015 aan hem vroeg of hij wilde afspreken bij het skatepark in Tussen de Vaarten in Almere. Ze vroeg hem een aantal keer met nadruk alleen te komen. Ze spraken af elkaar te ontmoeten op 28 oktober 2015 om 20.15 uur. [2] [slachtoffer 1] was om 19.00 uur naar het skatepark gegaan en had daar op [verdachte] zitten wachten. Zijn vriend [slachtoffer 2] belde en vroeg of hij ook kon komen chillen. [slachtoffer 2] had vervolgens met [verdachte] gebeld en [verdachte] had gezegd dat hij een uur later mocht aansluiten, omdat ze eerst alleen met [slachtoffer 1] wilde zijn. Op een gegeven moment belde [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] op en zei dat ze naar de bushalte Sallandsekant moesten komen. [3] In de bus op weg naar die halte kwam [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] tegen. Bij bushalte Sallandsekant waren ze in het bushokje op [verdachte] gaan zitten wachten. Er kwamen twee jongens aanlopen. De jongens droegen allebei een zwarte bivakmuts. Eén van hen richtte een pistool op het hoofd van [slachtoffer 1] en van de andere persoon kreeg hij een aantal klappen op zijn gezicht. Vervolgens voelde hij een klap van een hard voorwerp en stroomde er bloed langs zijn hoofd. De jongens schreeuwden ‘geld, telefoons’. Eén van hen tastte in zijn broekzak en haalde zijn sleutels, pinpas, ov-chipkaart, studentenpas en legitimatiebewijs eruit. [slachtoffer 1] had zijn mobiele telefoon en contant geld aan de jongens gegeven. [slachtoffer 1] verklaarde dat [verdachte] wist dat hij contant geld bij zich had. [4]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] bij het skatepark had afgesproken met [verdachte] en dat hij daar ook heen zou gaan. Rond 20.20 uur appte [verdachte] hem. Ze vroeg of hij naar de bushalte Sallandsekant wilde komen en of hij dit tegen [slachtoffer 1] wilde zeggen. [slachtoffer 2] kwam [slachtoffer 1] tegen in de bus naar bushalte Sallandsekant en ze waren bij de bushalte gaan zitten. Enkele minuten later kwamen er twee jongens aanlopen. Ze hadden allebei een bivakmuts op en ze hielden allebei in hun hand een pistool vast. [5] Beide jongen riepen ‘geld, geld, geld’. Ze begonnen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] te slaan en te schoppen. De jongen die bij [slachtoffer 2] stond sloeg hem met zijn pistool ter hoogte van zijn slaap. [slachtoffer 2] werd ongeveer vier keer geslagen. Hij werd geschopt tegen zijn bovenbeen. [slachtoffer 1] kreeg klappen met het pistool op zijn hoofd van de andere jongen. De telefoon van [slachtoffer 2] viel op de grond. De jongen pakte zijn telefoon op en ze renden weg. [6]
Verdachte heeft verklaard dat ze hoorde dat [slachtoffer 1] haar vriend wilde beroven. Ze was daar boos over. Ze vertelde aan [medeverdachte] wat [slachtoffer 1] van plan was. [medeverdachte] kwam met het idee om [slachtoffer 1] te beroven en ze stemde in met dat idee. Ze zei tegen [medeverdachte] dat ze wist dat [slachtoffer 1] op bepaalde dagen met veel geld op zak liep. [slachtoffer 1] had aan haar verteld dat hij 600 euro zou hebben. [medeverdachte] regelde twee vrienden om de beroving te plegen. Ze moest met [slachtoffer 1] bij de skatebaan afspreken, maar op dezelfde dag zei [medeverdachte] dat ze met [slachtoffer 1] bij bushalte Sallandsekant moest afspreken. Dat had ze gedaan. [slachtoffer 2] stuurde haar een app dat hij naar [slachtoffer 1] toe zou gaan en toen wist ze dat [slachtoffer 2] ook bij de beroving betrokken zou worden. Het geld zou verdeeld worden tussen haar, [medeverdachte] en de twee daders (ieder een kwart). De twee vrienden van [medeverdachte] , die zij niet kent, hadden de beroving gepleegd. Ze wist dat er geld van [slachtoffer 1] afgepakt zou worden, maar ze wist niet dat er vuurwapens en geweld gebruikt zouden worden. De buit was 80 euro. Er waren naast het geld ook andere spullen weggenomen. [7]
De rechtbank gaat wat betreft het aandeel van verdachte in de diefstal met geweld en bedreiging met geweld uit van de verklaring van verdachte, nu bewijs dat de rol van verdachte anders is geweest ontbreekt. Op basis van die verklaring kan niet worden gesteld dat verdachte een ander heeft aangezet tot het begaan van het strafbare feit. Het is volgens de verklaring van verdachte immers [medeverdachte] geweest die (zelf) met het idee kwam om [slachtoffer 1] te beroven. Dat sprake zou zijn geweest van opzettelijke uitlokking van de diefstal met geweld en bedreiging met geweld kan aldus niet worden bewezen. De rechtbank zal verdachte daarom van het primair als eerste ten laste gelegde feit vrijspreken.
Op basis van de verklaring van verdachte kan evenmin worden gesteld dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking door verdachte met de daders van de beroving en aldus niet dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van die beroving. Dat verdachte met het idee van [medeverdachte] heeft ingestemd en met hem het plan heeft uitgedacht, dat zij wist dat twee jongens de beroving zouden plegen, zij ervoor heeft gezorgd dat [slachtoffer 1] op de afgesproken plek was, zij er niets aan heeft gedaan om te voorkomen dat [slachtoffer 2] ook het slachtoffer van de beroving zou worden en zij een deel van de buit zou krijgen, maakt dat verdachte weliswaar een rol van betekenis heeft gespeeld, maar niet dat zij een dermate significante (materiële dan wel intellectuele) bijdrage aan de beroving heeft geleverd dat daarmee sprake is geweest van medeplegen. Verdachte wist immers niet door wie de beroving daadwerkelijk zou worden gepleegd en zij heeft geen enkele rol gehad in de uitvoering van die beroving. De rechtbank zal verdachte daarom ook van het primair alternatief ten laste gelegde medeplegen van de diefstal met geweld en bedreiging met geweld vrijspreken.
Verdachte heeft door te handelen zoals hiervoor genoemd opzettelijk gelegenheid en inlichtingen verschaft aan de daders van de beroving. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan de diefstal met geweld en bedreiging met geweld door twee personen. Dat verdachte naar haar zeggen niet wist dat de daders vuurwapens dan wel op vuurwapens gelijkende voorwerpen zouden gebruiken en zij de slachtoffers zouden mishandelen en ook andere spullen dan geld zouden wegnemen doet hier niet aan af. Als de pleger verder gaat dan datgene waarop de opzet van de medeplichtige was gericht kan ook het meerdere bewezen worden verklaard. De rechtbank zal hier wel rekening mee houden bij het bepalen van de strafmaat.
De rechtbank acht aldus het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
Subsidiair
meer nog onbekende personen op 28 oktober 2015 te Almere tezamen en in vereniging met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening hebben weggenomen twee mobiele telefoons en geld en een bankpas en een ID kaart en een OV-chipkaart en een studentenpas en een sleutelbos, toebehorende aan [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] , welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat:
- die nog onbekende personen met bivakmutsen op op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn afgelopen en
- op vuurwapens gelijkende voorwerpen aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben getoond en
- daarbij tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben geroepen: 'Geld! Telefoons!' of 'Geld, geld, geld' en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met die vuurwapens, althans met een hard voorwerp, tegen het hoofd hebben geslagen en
- die [slachtoffer 2] tegen het lichaam hebben geschopt
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 27 oktober tot en met 28 oktober 2015 te Almere, opzettelijk gelegenheid en inlichtingen heeft verschaft door opzettelijk
- die nog onbekende personen te vertellen dat die [slachtoffer 1] contant geld op zak had en
- een afspraak te maken met die [slachtoffer 1] en
- vervolgens die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar het bushokje Sallandsekant te lokken, alwaar voornoemde diefstal met geweld heeft plaatsgevonden.
Van het subsidiair meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Subsidiair:
Medeplichtigheid aan diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
7 STRAFBAARHEID
Het feit en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uur subsidiair 120 dagen jeugddetentie en een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen van Samen Veilig Midden-Nederland, afdeling Jeugdreclassering, ook als dat inhoudt het volgen van een behandeling bij Tactus Verslavingszorg of een vergelijkbare behandelinstelling. De officier van justitie heeft gevorderd om het aantal dagen dat verdachte in voorarrest heeft gezeten in mindering te brengen op de voorwaardelijk op te leggen jeugddetentie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft wat betreft een voor de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid op te leggen straf naar voren gebracht dat rekening moet worden gehouden met het feit dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de bedreiging met de vuurwapens en het toegepaste fysieke geweld. Ook moet rekening worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, met de conclusie van de psycholoog dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht en met de bevindingen van de deskundigen dat voortzetting van de behandeling bij Tactus en begeleiding door de jeugdreclassering aangewezen zijn. De raadsvrouw heeft verzocht een al dan niet deels voorwaardelijke werkstraf met Toezicht en Begeleiding en psychische hulpverlening door Tactus op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte is medeplichtig geweest bij het plegen van een beroving. De slachtoffers zijn onder valse voorwendselen naar een bushalte gelokt en daar werd hen door de daders (op) vuurwapens (gelijkende voorwerpen) getoond en werd fors geweld tegen hen gebruikt. Ze werden beroofd van geld, mobiele telefoons en andere spullen. Verdachte heeft weliswaar geen geweldshandelingen verricht, maar zij wist dat de beroving zou gaan gebeuren. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat zij niets heeft gedaan om de beroving te voorkomen.
Berovingen zijn ergerlijke feiten die schade veroorzaken en in het algemeen gevoelens van onrust en onveiligheid oproepen in de samenleving. Naast eventuele financiële schade brengen dergelijke feiten ook gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer mee. Verdachte heeft zich geen rekenschap gegeven van de mogelijke gevolgen voor de slachtoffers.
Enerzijds ziet de rol van verdachte in deze beroving op meer dan het geven van een enkele inlichting. Zij heeft ingestemd met de beroving en het plan samen met een ander uitgedacht. Zij wist daardoor waar de beroving zou worden gepleegd en dat deze door twee jongens zou worden gepleegd. Zij heeft kort voor de beroving ervoor gezorgd dat de slachtoffers op de gewijzigde plek zouden zijn en zij zou na de beroving een deel van de buit krijgen.
Anderzijds was verdachte er niet van op de hoogte dat de daders bij de beroving (op) vuurwapens (gelijkende voorwerpen) zouden gebruiken en zij fors geweld zouden gebruiken. Dit was op voorhand niet besproken en verdachte heeft er niet bij stilgestaan dat dit zou kunnen gebeuren. Het is een feit van algemene bekendheid dat een beroving gepaard kan gaan met een zekere mate van geweld. Verdachte had echter geen rekening hoeven te houden met de mate van bedreiging en geweld waar bij deze beroving sprake van is geweest.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 februari 2016 volgt dat verdachte niet eerder voor het plegen van strafbare feiten is veroordeeld.
GZ-psycholoog drs. M. de Bree komt in het rapport van 19 januari 2016 tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van hechtingsproblematiek en chronische post traumatische stress die tot een gedragsstoornis (niet anders omschreven) en tot middelenmisbruik hebben geleid. De gedragsstoornis is van invloed geweest op het tenlastegelegde doordat verdachte emotioneel aansloeg op het feit dat haar vriend belaagd zou worden. Er was sprake van zwart-wit denken en impulsief gedrag waardoor ze geen gedragsalternatieven overwoog, over onvoldoende vaardigheden beschikte om problemen op te lossen en spanningen te hanteren en negatieve gevoelens uit ageerde door mee te werken aan de roofoverval. De posttraumatische stress maakte haar gevoelig voor stresserende omstandigheden waarbij ze snel het overzicht kwijt raakte en mee ging in regel overtredend gedrag door anderen. Het middelenmisbruik maakte dat verdachte overal lak aan had. De gedragsstoornis maakte dat ze zich omringde met vrienden met risicovol gedrag, ze autonoom wilde optreden en zich niet liet weerhouden door morele overwegingen of gevoelens van empathie met het beoogde slachtoffer. De psycholoog adviseert om verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige ten aanzien van de verminderde toerekeningsvatbaarheid over en maakt deze tot de hare.
De psycholoog en de Raad voor de Kinderbescherming in het rapport van 12 april 2016 zijn van mening dat sprake is van een positieve ontwikkeling. De heer J. Grendel van de Jeugdreclassering heeft ter zitting ook verklaard dat verdachte een goede ontwikkeling doormaakt. Dit moet worden vastgehouden. Er is daarvoor meer zicht nodig op bepaalde leefgebieden, waar de Jeugdreclassering samen met verdachte aan kan werken en het is van belang dat de reeds ingezette begeleiding en behandeling bij Tactus, waar verdachte zich prettig voelt, wordt voortgezet. De Jeugdreclassering kan samen met Tactus kijken naar een goed behandelplan rondom haar psychisch functioneren en de plaatsing bij grootouders borgen en samen met hen en vader verdachte ondersteunen in het verder op orde brengen van haar leven. Op deze manier kan de kans op recidive verminderd en de kans op een positief toekomstperspectief vergroot worden. Gezien de ambivalentie en het zelfbepalende gedrag van verdachte is het kader van een voorwaardelijke straf hiertoe nodig. De deskundigen adviseren om een (deels) voorwaardelijke (werk)straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden toezicht en begeleiding door de Jeugdreclassering en het meewerken aan een behandeling bij Tactus of een soortgelijke instelling voor GGZ.
De rechtbank is gelet op de bevindingen van de deskundigen van oordeel dat een voorwaardelijke straf passend en geboden is om verdachte de praktische hulp en behandeling die zij nodig heeft in het juiste kader te kunnen bieden. Gelet op de ernst van hetgeen verdachte heeft gedaan zal deze straf worden opgelegd in de vorm van een jeugddetentie. Om de ernst voorts aan verdachte te benadrukken zal de rechtbank daarnaast een onvoorwaardelijke taakstraf van forse duur opleggen. Mede rekening houdend met het feit dat verdachte niet eerder met justitie is aanraking is geweest, met het feit dat verdachte voor medeplichtigheid zal worden veroordeeld, met de oriëntatiepunten die gelden voor een feit als het onderhavige en met de verminderde toerekeningsvatbaarheid, zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan gevorderd.
Alles overziende wordt aan verdachte opgelegd een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur 180 uur te vervangen door 90 dagen jeugddetentie als verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht en een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar en verplicht reclasseringstoezicht en het volgen van een behandeling bij Tactus of een soortgelijke instelling als bijzondere voorwaarden.
De tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten zal op de taakstraf in mindering worden gebracht.
9a DE BENADEELDE PARTIJ [slachtoffer 1]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer 1] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 4.441,10, waarvan een bedrag van € 1.441,10 ter zake van materiële schade en een bedrag van € 3.000,00 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de materieel gevorderde schade tot een bedrag van € 1.120,15 en de immaterieel gevorderde schade tot een bedrag van € 900,00, hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De weggenomen mobiele telefoon was anderhalf jaar oud. De gevraagde nieuwwaarde
komt daardoor niet voor toewijzing in aanmerking. Rekening houdend met de afschrijving kan een bedrag van € 250,00 worden toegewezen.
Op grond van de informatie die bij de vordering is gevoegd en de toelichting ter zitting kan het meer gevorderde aan immateriële schade niet worden toegewezen. Het meer gevorderde is onvoldoende onderbouwd en de benadeelde partij dient voor dat deel van vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering toe te wijzen tot een bedrag van € 827,95, waarvan € 527,95 voor materiële schade en € 300,00 voor immateriële schade, en de vordering voor het overige af te wijzen dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
De gevraagde vergoeding voor het weggenomen geld kan worden toegewezen tot een bedrag van € 100,00, omdat uit het dossier kan worden opgemaakt dat dit het bedrag is dat bij de beroving is weggenomen. Het geclaimde bedrag voor de weggenomen telefoon kan niet worden toegewezen, omdat deze kosten onvoldoende zijn onderbouwd. Ook de gevraagde immateriële schadevergoeding is onvoldoende onderbouwd. Onder verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank Limburg heeft de raadsvrouw verzocht het gevraagde bedrag te matigen en € 300,00 toe te wijzen.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het subsidiair bewezen verklaarde feit. De rechtbank heeft geconstateerd dat het op het schadeopgaveformulier genoemde totaalbedrag niet klopt met de optelsom van de op het formulier genoemde deelbedragen en dat deze berekening bovendien niet consistent is met de berekening van de schade in de bijlagen. De hoogte van de schade is echter genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 1.260,15, waarvan een bedrag van € 760,15 ter zake van materiële schade en een bedrag van € 500,00 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
Wat betreft de gevorderde materiële schade overweegt de rechtbank dat de door de benadeelde partij gevraagde vergoeding voor de weggenomen mobiele telefoon ziet op de nieuwaarde van die telefoon. Nu de telefoon anderhalf jaar oud was komt de nieuwwaarde niet voor toewijzing in aanmerking, maar moet rekening worden gehouden met afschrijving. Daarmee rekening houdend acht de rechtbank een bedrag van € 250,00 redelijk. Het overige deel wordt afgewezen.
De door de benadeelde partij gevraagde vergoeding voor het bedrag aan contant geld dat zou zijn weggenomen matigt de rechtbank op grond van de inhoud van het dossier tot € 100,00. Onvoldoende is komen vast te staan dat een bedrag van € 460,00 is weggenomen. Het overige deel wordt afgewezen.
De posten vervanging ID (€ 52,95), OV kaart (€ 11,00), vervanging van sloten (€ 338,80) en reiskosten (€ 7,40) worden toegewezen zoals gevorderd, zodat het totaal van de toegewezen materiele schade neerkomt op € 760,15.
Wat betreft de gevorderde immateriële schade acht de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het feit en bedragen aan smartengeld die doorgaans in dit soort zaken worden toegewezen een bedrag van € 500,00 redelijk. De vordering van de benadeelde partij wordt voor het meerdere afgewezen.
De rechtbank wijst de vordering aldus toe tot een bedrag van € 1.260,15.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij. Gelet op de jonge leeftijd van verdachte en haar geringe verdiencapaciteit zal de rechtbank in afwijking van de standaard vervangingsmaatstaf aan de schadevergoedingsmaatregel een lagere vervangende jeugddetentie voor de duur van 11 dagen verbinden.
9b DE BENADEELDE PARTIJ [slachtoffer 2]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer 2] - bijgestaan door mr. D. Duijvelshoff - zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 1.400,00, waarvan een bedrag van € 500,00 ter zake van materiële schade en een bedrag van € 900,00 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 900,00 aan smartengeld, hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedings-maatregel.
Het bedrag van € 500,00 aan materiële schade ziet op de door de vader van [slachtoffer 2] betaalde eigen bijdrage voor rechtsbijstand. Dit betreft aldus door een ander dan de benadeelde partij geleden schade en is daarmee geen schade voor de benadeelde partij die het rechtstreekse gevolg is van het strafbare feit. Dit deel van de vordering moet daarom worden afgewezen, aldus de officier van justitie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering toe te wijzen tot een bedrag van € 300,00 voor immaterieel geleden schade. Onder verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank Limburg heeft de raadsvrouw verzocht de benadeelde partij voor het meerdere aan immateriële schade wegens onvoldoende onderbouwing niet-ontvankelijk te verklaren.
De materiële schade dient te worden afgewezen, omdat dit schade van een ander dan de benadeelde partij betreft en deze schade daardoor niet voor vergoeding in aanmerking komt.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het subsidiair bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 500,00 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De rechtbank acht gelet op de aard en de ernst van het feit en bedragen aan smartengeld die doorgaans in dit soort zaken worden toegewezen een bedrag van € 500,00 redelijk. De vordering van de benadeelde partij wordt voor het meerdere afgewezen.
De materieel gevorderde schade ziet op de kosten van de eigen bijdrage voor de rechtsbijstandverzekering van de vader van de benadeelde partij. Nu dit door een andere persoon geleden schade is, is dit geen rechtstreekse schade als gevolg van het bewezen verklaarde strafbare feit in de zin van de wet. De benadeelde partij zal daarom voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank wijst de vordering aldus toe tot een bedrag van € 500,00.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling
aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij. Gelet op de jonge leeftijd van verdachte en haar geringe verdiencapaciteit zal de rechtbank in afwijking van de standaard vervangingsmaatstaf aan de schadevergoedingsmaatregel een lagere vervangende jeugddetentie voor de duur van 5 dagen verbinden.

10.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 48, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen primair als eerste en primair alternatief aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat subsidiair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar en kwalificeert dit feit op de wijze zoals onder 6 omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- legt aan verdachte op een taakstraf in de vorm van een
werkstrafvoor de duur van
180 uur;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door
90 dagenjeugddetentie, althans een aantal dagen jeugddetentie dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
- veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
1 maand;
- bepaalt dat de jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd van
twee jaarniet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte gedurende de proeftijd van
twee jaar:
* zal meewerken aan het reclasseringstoezicht uit te voeren door Samen Veilig Midden-Nederland, afdeling Jeugdreclassering, in het kader van Toezicht en Begeleiding;
* een behandeling zal volgen bij Tactus Verslavingszorg of een soortgelijke instelling, zolang de Jeugdreclassering en de behandelaars dat noodzakelijk achten;
- waarbij de Jeugdreclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partijen
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , wonende te [woonplaats] , van een bedrag van € 1.260,15 (zegge: twaalfhonderdzestig euro en vijftien eurocent), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededaders betalen, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 28 oktober 2015, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.260,15 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 11 dagen jeugddetentie, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 28 oktober 2015, tot die van de voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte en/of haar mededaders (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte en/of haar mededaders (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde af;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , domicilie kiezende ten kantore van mr. D. Duijvelshoff in Amsterdam, van een bedrag van € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededaders betalen, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 28 oktober 2015, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 500,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen jeugddetetentie, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 28 oktober 2015, tot die van de voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte en/of haar mededaders (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte en/of haar mededaders (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk is voor zover de vordering ziet op de materieel gevorderde schade en dat hij zijn vordering voor dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Haeck, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. K.G. van de Streek en P.K. Oosterling-van der Maarel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 mei 2016.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2015326132, doorgenummerd blz. 1 tot en met blz. 1053, tenzij anders vermeld
2.Proces-verbaal van aangifte, blz. 7, en proces-verbaal van bevindingen, blz. 12.
3.Proces-verbaal van aangifte, blz. 7
4.Proces-verbaal van aangifte, blz. 8
5.Proces-verbaal van aangifte, blz. 13
6.Proces-verbaal van aangifte, blz. 14
7.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 19 april 2016