5.3.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 27 juli 2015 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan bij de politie. Aangever verklaarde dat hij werkzaam is als tandarts bij [tandartspraktijk] gevestigd te [vestigingsplaats] . Die dag rond 7.30 uur opende aangever de deur van de praktijk. Aangever stond in de hal van de praktijk en voelde dat iemand hem naar binnen duwde. Aangever zag een man die hij herkende als een patiënt van de praktijk. Aangever voelde bijna direct dat hij met een voorwerp aan de rechterzijkant van zijn hoofd werd geslagen. Aangever keek achterom en zag dat de man in zijn rechterhand een klauwhamer had. Aangever voelde direct veel pijn hierdoor. Aangever voelde dat hij ook op de rechterzijde van zijn kaak werd geslagen met deze hamer en vervolgens ook op de linkerzijde van zijn borst. Aangever zag druppels bloed van zijn hoofd afvallen.Aangever hoorde de man zeggen dat hij op zijn knieën moest gaan zitten. Aangever heeft de man met al zijn kracht aan de kant geduwd en is naar buiten gevlucht.
Een medewerkster van de praktijk vertelde aangever dat er anderhalve week geleden een agressieve patiënt in de praktijk was geweest die had geroepen dat hij terug zou komen op maandag, maar vorige week niet was geweest. Deze medewerkster heeft de gegevens van deze patiënt opgezocht in het systeem en vertelde dat zijn naam was: [verdachte] . De medewerkster heeft vervolgens een fotoopgezocht van [verdachte] op Google of facebook. Aangever herkende de linker man op de foto als de dader.
Aangever verklaarde veel pijn te hebben aan vooral de rechterkant van zijn hoofd op de plek waar hij was geslagen. Dit was ongeveer ter hoogte van zijn slaap. Aangever werd door een ambulancemedewerker doorverwezen naar de spoedeisende hulp van het UMC ziekenhuis.Van dit letsel zijn foto’s gemaakt.
In het ziekenhuis werd als uitwendig waargenomen letsel waargenomen: een schaafwond rechterzijde van het hoofd en diverse schaafwonden in het aangezicht. Onder overig van belang zijnde informatie werd opgenomen: CF hersenen: subduraal hematoom rechts (max. dikte 1.9 cm) met densiteit van deels vers bloed. De geschatte duur van de genezing werd geschat op enkele weken.
Aangever heeft later, als getuige bij de rechter-commissaris, verklaard dat verdachte ongeveer zes keer in de praktijk is geweest en dat de behandelingen, zoals opgenomen in het tandartsdossier, door hem, aangever, zijn uitgevoerd. Dit waren behandelingen van ongeveer een uur of 5 kwartier. Toen aangever op 27 juli 2015 werd aangevallen heeft hij de persoon die hem aanviel goed kunnen zien. Aangever herkende de persoon die hem aanviel ook. Aangever verklaarde dat hij hem aan alles herkende; verdachte was iemand die indruk had achtergelaten en aangever voelde altijd wel spanning voor hem. Verdachte was een keer met pijnklachten gekomen en was toen ook opdringerig. Aangever herkende de aanvaller dus als een patiënt van hem. Toen hij in elkaar was geslagen kwam zijn assistente eraan en zij vroeg gelijk of het “die en die meneer” was. Zij heeft deze persoon toen op Google opgezocht. Op de vraag hoe de aangever wist dat die betreffende meneer hem had aangevallen, zegt aangever dat zij al veel over hem hadden gesproken; dat hij zijn rekeningen niet betaalde en dat ze het maar gewoon moesten laten vallen omdat ze het niet bij hem konden incasseren. Ook waren zij een beetje bang voor hem. Toen aangever de foto van facebook zag, herkende hij de man voor 100%.
In het door deze tandartspraktijk bijgehouden tandartsdossier is vermeld dat verdachte in totaal 6 keer een bezoek heeft afgelegd aan en een behandeling heeft ondergaan in deze praktijk.Tevens is in deze administratie op 17 juli 2015 de volgende notitie opgenomen: “Patiënt boos aan de balie, heeft bedreigd..gat [slachtoffer] schuld voor pijn in zijn kies..komt maandag terug om zijn dossier op te halen”.
Op 27 juli heeft de medewerkster van het [tandartspraktijk] als anonieme getuige een verklaring afgelegd. Zij verklaarde dat zich op 17 juli 2015 een incident had afgespeeld in het bedrijf. Een agressieve patiënt was het niet eens met het resultaat van zijn behandeling. Deze patiënt was [verdachte] , verder: verdachte. Op dat moment waren twee andere medewerkers van de praktijk aanwezig. De man riep toen dat hij wel terug zou komen op maandag en mensen zou gaan slaan. De maandag erna is de man niet gekomen. Deze maandag is hij dus wel gekomen.
De getuige verklaarde voorts van dat zij op internet een foto had opgezocht van verdachte en aan tandarts [slachtoffer] had laten zien. Zij hoorde tandarts [slachtoffer] zeggen dat de meest linker man op de foto de dader was.
Deze anonieme getuige heeft op 12 april 2016 bij de rechter-commissaris verklaard dat op vrijdag 17 juli 2015 een jongen aan de balie was gekomen die zei dat hij last had van een kies en dat dat de schuld was van tandarts [slachtoffer] . Hij wilde geholpen worden. De anonieme getuige was op dat moment zelf niet in de praktijk aanwezig. De assistente die toen werkte zag dat hij zijn rekeningen niet had betaald en gaf aan dat zij hem daarom niet konden helpen. De jongen werd toen boos. In eerste instantie is hij weggegaan. Hij kwam daarna terug en wilde zijn dossier hebben. De assistente zei dat zij een invalster was en dat hij de volgende week op maandag terug moest komen omdat de vaste assistentes er dan zouden zijn. Die volgende maandag is de jongen niet teruggekomen. Op de ochtend dat het gebeurde kwam deze getuige om 7.45 uur aanrijden en trof de tandarts bloedend op straat aan. Hij zei dat hij in elkaar was geslagen door een patiënt. De getuige heeft toen opgebeld naar de assistente die eerder bedreigd was en vroeg haar de naam te geven van die persoon en heeft toen op internet gezocht. Er kwam een facebookplaatje tevoorschijn en die heeft zij aan [slachtoffer] laten zien. Hij gaf aan dat het die jongen was die hem had aangevallen.
Met betrekking tot de verrichte behandelingen verklaart zij dat, op de behandeling van 20 augustus 2015 na, alle behandeling door de tandarts [slachtoffer] zelf zijn uitgevoerd.
Nadere bewijsoverwegingen
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat uit de inhoud van het dossier niet is komen vast te staan dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachten rade. De rechtbank zal verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
De aangever kent verdachte als zijn patiënt en heeft hem als zodanig op 27 juli 2015 herkend. Dat hem een foto is getoond van (alleen) verdachte (en niet van andere patiënten), die tien dagen eerder volgens de medewerker boos in de praktijk was verschenen, maakt dit niet anders nu verdachte een bekende van de aangever is.
De verklaring van verdachte dat hij de dader niet kan zijn geweest omdat hij op 27 juli 2015 in Marokko verbleef, heeft verdachte van geen enkele betrouwbare onderbouwing voorzien en wordt door de rechtbank als ongeloofwaardig aangemerkt. De uitdraai van een hotelreservering in Marrakech staaft verdachtes verklaring niet dat hij op 27 juli 2015 in Tanger zou verblijven. De verklaring van verdachte wordt geheel weerlegd door de inhoud van de hierboven genoemde bewijsmiddelen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de inhoud van deze bewijsmiddelen volgt dat verdachte de persoon is geweest die [slachtoffer] met een klauwhamer heeft aangevallen en verwond.
Naar algemeen ervaringsregels is de kans dat iemand zal overlijden aanmerkelijk wanneer hij met een klauwhamer op het hoofd - blijkens de verklaring van aangever en de letselfoto’s in het gebied van de slaap - wordt geslagen, aangezien dit een kwetsbaar deel van het hoofd betreft. De rechtbank acht de bewezen verklaarde gedraging naar zijn aard dan ook geschikt en geëigend om iemands dood te veroorzaken.
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan poging tot doodslag op [slachtoffer] .