Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 3 december 2014;
- het proces-verbaal van comparitie van 9 april 2015;
- de conclusie van repliek tevens wijziging van eis aan de zijde van Vitens;
- de conclusie van dupliek aan de zijde van de Gemeente;
- de brief van 2 december 2015 van de zijde van Vitens (met productie 16);
- de brieven van 11 en 15 december 2015 aan de zijde van de Gemeente;
- het (verkorte) proces-verbaal van de pleidooien op 17 december 2015;
- de brief van 28 december 2015 aan de zijde van de Gemeente.
2.De feiten
teneinde te waarborgen dat de produktie, het transport en de distributie van drinkwater in kwalitatief en kwantitatief opzicht voor korte en lange termijn zijn veiliggesteld tegen zo gering mogelijke maatschappelijke kosten.”
bestaan;
3.Het geschil
hebben gekozen voor vastlegging (…) in een convenant, dat hen als publiekrechtelijke aandeelhouders per datum van de oprichting der naamloze vennootschap als zogenaamd aandeelhoudersconvenant zowel jegens elkaar als jegens de vennootschap zal binden zoals zij uit hoofde van de gemeenschappelijke regeling jegens elkaar worden gebonden”. Vitens betoogt hiermee dus dat het Convenant voorziet in een opzeggingsregeling, inhoudende dat opzegging alleen dan mogelijk is indien ten minste drie/vierde deel van de partijen bij het Convenant daarmee instemt.
2.260,00(5,0 punten × tarief € 452,00)