ECLI:NL:RBMNE:2016:2431

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 april 2016
Publicatiedatum
26 april 2016
Zaaknummer
16/701390-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen omzetting van taakstraf ongegrond verklaard

Op 12 februari 2015 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank Midden-Nederland aan de veroordeelde een taakstraf van 28 uren opgelegd, met het bevel dat indien de taakstraf niet naar behoren zal worden verricht, vervangende hechtenis van 14 dagen zal worden toegepast. Het Openbaar Ministerie heeft op 11 januari 2016 de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis bevolen, omdat de veroordeelde zijn taakstraf niet had uitgevoerd. De veroordeelde heeft hiertegen bezwaar aangetekend.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder het vonnis, een rapport van Reclassering Nederland en de kennisgeving van het bevel tot tenuitvoerlegging. Tijdens de openbare zitting op 30 maart 2016 is de officier van justitie gehoord, maar de veroordeelde is niet verschenen. De raadsman heeft zich niet gemachtigd geacht om ter zitting te verschijnen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend, maar concludeert dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht. Ondanks eerdere afspraken met de reclassering is de veroordeelde niet verschenen op het taakstrafproject en heeft hij geen contact opgenomen. Gezien deze omstandigheden en het feit dat de veroordeelde niet ter zitting is verschenen, ziet de rechtbank geen reden om de veroordeelde nogmaals de kans te geven de taakstraf uit te voeren. Het bezwaarschrift wordt ongegrond verklaard, rekening houdend met artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16-661941-14
Beslissing van 13 april 2016 op het bezwaarschrift op grond van artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht, ingediend in de zaak tegen:
[veroordeelde] ,
geboren op [1977] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] .

1.Inleiding

Op 12 februari 2015 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank Midden-Nederland aan veroordeelde een taakstraf van 28 uren opgelegd, met bevel dat indien de taakstraf niet naar behoren zal worden verricht, vervangende hechtenis van 14 dagen zal worden toegepast.
Het Openbaar Ministerie heeft op 11 januari 2016 de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis van de niet gewerkte uren bevolen en hiervan aan de veroordeelde kennis gegeven.

2.De inhoud van het bezwaarschrift

Het bezwaarschrift richt zich tegen het door het Openbaar Ministerie gegeven bevel tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis en strekt tot het ongedaan maken daarvan.

3.De procesgang

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak onder bovenvermeld parketnummer, waaronder:
- voormeld vonnis;
- een rapport van Reclassering Nederland van 18 december 2015, waarin het Openbaar Ministerie wordt geadviseerd de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis te bevelen van de niet uitgevoerde taakstraf;
- voormelde kennisgeving van het bevel tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis voor de duur van 14 dagen;
- voormeld bezwaarschrift van veroordeelde.
De rechtbank heeft op 30 maart 2016 ter openbare zitting de officier van justitie gehoord. De veroordeelde is, hoewel daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen. De raadsman, mr. M.A.C. de Bruijn, advocaat te Amsterdam, heeft bij fax van 30 maart 2016 aan de rechtbank bericht niet ter zitting te zullen verschijnen, omdat hij zich niet gemachtigd beschouwt.
De officier van justitie heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het bezwaarschrift ongegrond dient te worden verklaard.

4.De beoordeling

De rechtbank constateert dat het bezwaarschrift tijdig namens veroordeelde ter griffie van deze rechtbank is ingediend.
Op grond van de hierboven genoemde stukken en de behandeling ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat veroordeelde de opgelegde taakstraf niet naar behoren heeft verricht. Veroordeelde wist dat hij een taakstraf moest verrichten. Hij is op 9 november 2015 verschenen op het intakegesprek bij de reclassering. Tijdens die afspraak zijn eerdere taakstraffen die negatief zijn geretourneerd uitvoerig besproken en is bij veroordeelde benadrukt dat hij zich aan de afspraken moest houden. Tevens is met hem afgesproken op welke dagen hij zou gaan werken. Veroordeelde is vervolgens geen enkele keer verschenen op het taakstrafproject en heeft ook geen contact met de reclassering opgenomen.
Nu veroordeelde daarnaast niet ter zitting is verschenen om een toelichting te geven, ziet de rechtbank op grond van het voorgaande geen reden om de veroordeelde nogmaals de kans te geven de taakstraf uit te voeren. Het bezwaarschrift zal daarom ongegrond worden verklaard.
De rechtbank heeft rekening gehouden met artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht.

5.Beslissing

De rechtbank verklaart het bezwaarschrift ongegrond.
Deze beslissing is genomen door:
mr. J.M. Eelkema, voorzitter,
mrs. A.J.P. Schotman en K.J. Veenstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Elk, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 april 2016.
Mr. J.M. Eelkema is buiten staat deze beslissing mee te ondertekenen.