In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 april 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Eemland Wonen en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. Eemland Wonen vorderde de ontruiming van de woning van [gedaagde] vanwege aanhoudende overlast en een recent incident waarbij [gedaagde] een buurvrouw bedreigde met een vuurwapen. De huurovereenkomst tussen Eemland Wonen en [gedaagde] dateert van 21 maart 2008 en bevat bepalingen die de huurder verplichten om geen overlast te veroorzaken. Gedurende de huurperiode heeft Eemland Wonen herhaaldelijk meldingen van overlast ontvangen van omwonenden, waaronder geluidsoverlast, bedreigingen en agressief gedrag. Ondanks waarschuwingen en gesprekken met [gedaagde] is de overlast niet gestopt, wat heeft geleid tot de vordering tot ontruiming.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] erkent dat hij overlast heeft veroorzaakt en dat zijn gedrag niet acceptabel is. De rechter oordeelde dat Eemland Wonen voldoende kansen heeft geboden aan [gedaagde] om zijn gedrag te verbeteren, maar dat hij niet in staat is gebleken om dit te doen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het belang van Eemland Wonen om de veiligheid en het woongenot van andere huurders te waarborgen zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde] om in de woning te blijven. De vordering tot ontruiming is toegewezen, en [gedaagde] is veroordeeld tot betaling van de proceskosten.