4.3.1Vrijspraak
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank stelt op basis van het dossier het volgende vast.
Op 7 oktober 2015 plaatste de politie een baken onder een grijze BMW M5 voorzien van de gestolen kentekenplaten [kenteken] . Op 12 oktober 2015 omstreeks 02:20 uur werd er een signaal afgegeven dat genoemde BMW M5 in beweging was. Het voertuig kwam in beeld bij het observatieteam van de politie. Door het observatieteam werd omstreeks 03:45 uur waargenomen dat de BMW M5 op de [straatnaam] in Bussum ter hoogte van perceel 2 achteruit reed tegen de gevel van de kledingzaak [bedrijf 1] . Het observatieteam zag dat daar nog een tweede BMW arriveerde.
Door getuige [getuige 1] werd glasgerinkel gehoord. Hij zag 5 á 6 personen en twee auto’s bij de winkel staan. Eén persoon sloeg met een moker de ruit van de winkel in.
Eén persoon had een voet op het kozijn en pakte het hout wat achter de ruit zat vast. Kort daarna sprongen de personen in de auto en reden weg. De auto’s zijn daarbij geobserveerd door een politiehelikopter die de auto’s -steeds samen oprijdend- vrijwel continu in beeld had, tot de auto’s werden geparkeerd op de Westhove in Huizen. Vanuit de helikopter werd gezien dat direct na het parkeren in totaal zeven personen bij de auto’s vandaan liepen.
Een groep van drie personen begaf zich in de richting van een parkeergarage in de directe nabijheid van de geparkeerde auto’s. Een groep van vier personen begaf zich in de richting van een woonwijk, in de directe omgeving van Westhove. Vanuit de helikopter werd gezien dat één van de mannen van dit groepje kleding uittrok en weggooide.
Korte tijd later zijn drie mannen -medeverdachte [medeverdachte 1] , medeverdachte [medeverdachte 2] en medeverdachte [medeverdachte 3] - aangehouden. Anderhalf uur later zijn verdachte [verdachte] , medeverdachte [medeverdachte 4] en medeverdachte [medeverdachte 5] aangehouden, toen zij uit een parkeergarage kwamen rennen in de directe omgeving van de plek waar een groepje van drie personen dat uit de geparkeerde auto’s kwam voor het laatst was gezien.
Door de politie is vastgesteld dat één van de geparkeerde BMW’s de BMW is die op 7 oktober 2015 werd voorzien van het peilbaken. Beide BMW’s en de daarop bevestigde kentekenplanten bleken te zijn gestolen. Van de BMW M5 bleek het slot van de bestuurdersportier te zijn uitgeboord. In de auto’s werden allerlei inbrekerswerktuig aangetroffen, waaronder ook een moker.
Bij het ingestelde sporenonderzoek bij [bedrijf 1] werd op het houten schot achter de ingeslagen winkelruit een schoenspoor aangetroffen. Voornoemd schoenspoor kwam overeen met de onder verdachte [verdachte] in beslag genomen linkerschoen.
De kleding en schoenen van alle verdachten werden in beslag genomen en onderzocht op glasresten. De glasresten zijn vergeleken met het glas uit de kapotgeslagen winkelruit. Voor 5 van de 6 verdachten geldt dat daarbij glasdeeltjes zijn aangetroffen waarvan veel waarschijnlijker is dat de op de kleding/schoenen aangetroffen glasdeeltjes afkomstig zijn van de vernielde ruit van [bedrijf 1] , dan van een willekeurige andere ruit of glazen voorwerp.
Verdachten hebben geen -of in het geval van medeverdachte [medeverdachte 2] , geen verifieerbare- verklaring afgelegd.
Op basis van voornoemde feiten en omstandigheden kan worden vastgesteld dat op 12 oktober 2015 te Bussum een poging inbraak (poging snelkraak) heeft plaatsgevonden en dat verdachte daarbij aanwezig was. Ten aanzien van verdachtes rol daarbij kan uit de bewijsvoering niet meer worden afgeleid dan dat hij bij de poging tot inbraak aanwezig is geweest en dat hij samen met de medeverdachten in één van de vluchtauto’s heeft gezeten en naar Huizen is gereden, waar hij vervolgens is aangehouden. Dit is onvoldoende om te kunnen komen tot het bewijs van het medeplegen van deze poging snelkraak, zoals ten laste is gelegd. Voor een bewezenverklaring van medeplegen is immers vereist dat komt vast te staan dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking, zo blijkt uit het arrest van de Hoge Raad van 2 december 2014 (ECLI: HR 2014:3474). De kwalificatie medeplegen is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde -intellectuele en/of materiële- bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip, waarbij aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt, zo blijkt uit de overwegingen van de Hoge Raad.
Uit de hiervoor aangehaalde feiten en omstandigheden valt niet op te maken of verdachte weet had van hetgeen stond te gebeuren, of hij op enigerlei wijze betrokken is geweest bij de planning van de snelkraak en welke rol verdachte heeft gehad bij een gezamenlijke uitvoering voorafgaand aan, tijdens en na afloop van de poging inbraak. Uit de bewijsmiddelen blijkt weliswaar dat hij bij de poging snelkraak aanwezig is geweest en dat hij zich daarvan niet heeft gedistantieerd, maar niet dat verdachte een intellectuele of materiële bijdrage heeft geleverd en dat die van voldoende gewicht is om te kunnen vaststellen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking bij verdachte en de medeverdachten bij het plegen van de poging inbraak. Dat verdachte en de medeverdachten geen of, in het geval van één medeverdachte, geen verifieerbare, verklaring hebben willen afleggen maakt dit niet anders
Weliswaar is er ten aanzien van verdachte geconstateerd dat hij bij zijn aanhouding schoenen aan had, waarvan het schoenspoor overeen komt met het aangetroffen schoenspoor op de plaats delict. Echter, de rechtbank stelt vast dat de schoenen van het merk Nike zeer veel voorkomende schoenen zijn. Niet valt uit te sluiten dat een van de andere verdachten soortgelijke schoenen aan had. Immers, zo blijkt uit de feiten, zijn er zeven personen op de vlucht gezien, waarvan zes personen zijn aangehouden. Waarbij van belang is dat de schoen van verdachte een vrij algemeen voorkomend gering slijtagebeeld liet zien.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 2 en feit 3
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting weliswaar kan worden vastgesteld dat verdachte inzittende was van één van de ten laste gelegde gestolen BMW’s, maar niet kan worden vastgesteld in welke auto verdachte heeft gezeten. Voorts biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten die tot de conclusie kunnen leiden dat de verdachte wist dan wel redelijkerwijs had moeten weten dat deze auto’s en de ten laste gelegde kentekenplaten van misdrijf afkomstig waren. Verdachte zal daarom eveneens worden vrijgesproken van het ten laste gelegde onder feit 2 en feit 3.
Ten aanzien van feit 5
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat verdachte op 16 juli 2015 inzittende was van de Porsche, type 911 Carrera Cabriolet, maar het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten die tot de conclusie kunnen leiden dat de verdachte wist dan wel redelijkerwijs had moeten weten dat deze auto en de kentekenplaat [kenteken] van misdrijf afkomstig waren. De verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van de onder feit 5 ten laste gelegde heling.
4.3.2Bewijs ten aanzien van feit 4
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Aangeefster [slachtoffer 2] verklaarde dat zij eigenaresse is van de [bedrijf 2] , gevestigd aan de [adres] in [vestigingsplaats] . Op 16 juli 2015 is er ingebroken in de juwelierszaak. Aangeefster zag dat er glas op de grond voor de deur lag. Zij zag dat de toegangsdeur in zijn geheel was vernield. Zij zag verder dat het een grote ravage was in de winkel en dat er diverse sieraden -hangers, kettingen en ringen- uit de winkel waren weggenomen.
Getuige [getuige 2] verklaarde dat hij in de nacht van donderdag 16 juli 2015 getuige was van een inbraak in de winkel genaamd [bedrijf 2] , gevestigd aan de [straatnaam] in Enschede. Hij werd wakker van het geluid van knallen. De getuige zag een personenauto -een grijze Porsche met een rood interieur- staan voor de winkel waar er was ingebroken.
Hij zag dat er zich één persoon om de auto bevond. De getuige zag één persoon die vanuit de winkel [bedrijf 2] om de neus van de auto liep en in de auto stapte die voor de winkel stond. Hij hoorde gelijktijdig dat er iemand riep in de Engelse taal: “Move Move”. Op het moment dat de persoon in de auto stapte scheurde de auto weg. De getuige zag dat er bij de voordeur van de winkel [bedrijf 2] glas lag. Zijn vriendin heeft om 03:24 uur de politie gebeld.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] bleek het volgende.
Op donderdag 16 juli 2015 omstreeks 03:25 uur hoorde verbalisant [verbalisant 4] dat er zojuist een ramkraak was gepleegd bij een juwelierszaak gelegen aan de [straatnaam] te Enschede. Hij hoorde dat de verdachte van deze ramkraak was weggereden in een zilverkleurige Porsche.
Verbalisant [verbalisant 1] zag een zilverkleurige Porsche rijden. Hij zag op dat moment één persoon in het voertuig. Hij zag dat dit een man van allochtone afkomst was.
Verbalisant [verbalisant 3] zag dat de Porsche halverwege de [straatnaam] werd geparkeerd. Hij zag hierna één persoon uit de auto stappen en weglopen.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zagen een jongen de hoek omkomen. Verbalisant [verbalisant 1] herkende deze man als zijnde de bestuurder van de Porsche. De man werd staande gehouden, aangesproken en aangehouden terzake diefstal. De man bleek te zijn medeverdachte [medeverdachte 6] .
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zagen rondom het voertuig enkele glassplinters liggen. In het voertuig zagen zij op de bestuurdersstoel, bijrijdersstoel, achterbank en achter de stoelen zeer veel glassplinters liggen. Zij zagen achter de bijrijdersstoel enkele gouden ringen liggen.
Verbalisant [verbalisant 6] hoorde aangeefster zeggen dat alle ringen uit haar collectie dummies betroffen. Tijdens het door FTO uitgevoerde onderzoek in en aan de Porsche zijn zeven ringen gevonden. Verbalisant toonde aangeefster de in de Porsche aangetroffen ringen. Aangeefster zei dat zij de ringen herkende als afkomstig uit haar winkel. Zij kon dit zien aan de artikelnummers die in de ringen staan. Die nummers komen overeen met de ringen uit haar collectie.
Tijdens het ingestelde onderzoek in de juwelier [bedrijf 2] te Enschede werd het volgende waargenomen door verbalisant [verbalisant 7] . Het glas van de rechterdeur was geheel versplinterd. In de juwelierswinkel waren meerdere vitrinebalies vernield. Op de winkelvloer waren op verschillende locaties bloedsporen in de vorm van kleine druppels en een veeg.
Op de vloer in de winkelruimte, links naast de hoofdingang, werd er bloed aangetroffen en veiliggesteld met SIN (Spoor Identificatie Nummer) AAHB4798NL en SIN AAHB4801NL.
De grijze Porsche werd onderzocht door verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 7] . Op de dorpel aan de rechterzijde zagen verbalisanten een bloeddruppel. Deze bloeddruppel werd bemonsterd en veiliggesteld onder SIN AAHB4781NL.
Uit het door het Nederlands Forensisch Instituut ingestelde vergelijkend onderzoek bleek dat het DNA-profiel van de veiliggestelde sporen met SIN AAHB4798NL, SIN AAHB4801NL en SIN AAHB4781NL overeen komt met het DNA-profiel uit het referentiemateriaal van verdachte.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank staat het vast dat de aangetroffen bloedsporen in de juwelierszaak, zoals hiervoor genoemd, dadersporen zijn. Zoals blijkt uit voornoemde bewijsmiddelen werd het bloed kort na de inbraak aangetroffen. Het bloed bevond zich op de vloer in de winkelruimte naast de hoofdingang te midden van glassplinters. Het dossier bevat ook geen enkele aanwijzing dat de bloedsporen daar op een andere manier zijn ontstaan dan door het optreden van verdachte als één van de daders ten tijde van de inbraak.
Tevens wordt verdachte door een bloedspoor gelinkt aan de Porsche, waarvan vast staat dat deze voor de vlucht na de inbraak en het vervoer van het gestolene is gebruikt. Verdachte heeft geen verklaring willen geven voor de aanwezigheid in de winkel van het bloed dat matcht met zijn DNA.
De rechtbank acht, gelet op alle feiten en omstandigheden, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander op 16 juli 2015 heeft ingebroken in [bedrijf 2] te Enschede.
5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3.2 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
4.
op 16 juli 2015 te Enschede omstreeks 03:25 uur tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkelpand gelegen aan de
[adres] aldaar, heeft weggenomen goederen (te weten dummy-ringen) toebehorende aan Juwelier [bedrijf 2] en [slachtoffer 2] , waarbij verdachte en zijn mededader de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.