ECLI:NL:RBMNE:2016:2355

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 april 2016
Publicatiedatum
25 april 2016
Zaaknummer
16/659727-15 & 15/700593-12 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal en poging tot inbraak met vrijspraak voor andere feiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 april 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder diefstal en poging tot inbraak. De rechtbank legt de verdachte een gevangenisstraf van zeven maanden op voor diefstal uit een winkelpand in Enschede. De verdachte werd vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten, waaronder de poging tot inbraak in Bussum en opzetheling van gestolen voertuigen. De rechtbank oordeelde dat de bewijsvoering onvoldoende was om te concluderen dat de verdachte had deelgenomen aan de poging tot inbraak, aangezien er geen bewijs was van nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachten. De rechtbank baseerde haar beslissing op de vereisten voor medeplegen, zoals vastgesteld in eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad. De verdachte was aanwezig bij de poging tot inbraak, maar er was onvoldoende bewijs voor zijn actieve rol. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de voertuigen en kentekenplaten van misdrijf afkomstig waren, wat leidde tot vrijspraak voor de heling van deze goederen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte samen met een ander op 16 juli 2015 had ingebroken in een juwelierszaak, waarbij hij goederen had weggenomen. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd, en legde een gevangenisstraf op van zeven maanden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16/659727-15 & 15/700593-12 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 22 april 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1991] ,
thans gedetineerd in [verblijfplaats] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 5 april 2016 en 8 april 2016. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. N.W.A. Dekens, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. N.M. van Collenburg en van wat verdachte en de advocaat naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 oktober 2015 te Bussum, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkelpand weg te nemen
goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1] en/of
[slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te
verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun
bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, immers
- is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s) met een (van diefstal afkomstige)
auto naar dat winkelpand gereden en/of
- ( vervolgens) met een/die auto tegen dat winkelpand gereden en/of
- ( vervolgens) heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met een
moker, althans een slagvoorwerp, een ruit (verder) ingeslagen/vernield
- en/of de betimmering achter die ruit vernield,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 12 oktober 2015 te Velsen-Zuid en/of Bussum en/of Huizen,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, een auto (merk BMW M5, kenteken [kenteken] en/of [kenteken] )
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij
en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen
van die auto wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat
het (een) door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij op tijdstippen in de periode van 12 juni 2015 tot en met 12 oktober 2015
te 's-Gravenhage en/of Enschede en/of Amsterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen:
- een auto (merk: BMW, type: 530i Touring, kenteken [kenteken] ) en/of
- twee kentekenplaten (afkomstig van een BMW 523i) met het kenteken [kenteken] ,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van die auto wist(en), althans redelijkerwijs had(den)
moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
4.
hij op of omstreeks 16 juli 2015 te Enschede, althans in Nederland, omstreeks
03:25 uur, in ieder geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkelpand gelegen aan de
[adres] aldaar, heeft weggenomen goederen (te weten 144 (paar)
(dummy-)ringen) en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2]
en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
waarbij verdachte en/of zijn mededaders de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld
onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of
verbreking en/of inklimming;
5.
hij op tijdstippen in de periode van 6 juni 2015 tot en met 16 juli 2015 te
's-Gravenhage en/of Enschede en/of Amsterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen:
- een auto (merk: Porsche, type: 911 Carrera Cabriolet, kenteken [kenteken]
en/of [kenteken] ) en/of
- een kentekenplaat (afkomstig van een Porsche 911 Targa) met het kenteken
[kenteken] ,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van die auto wist(en), althans redelijkerwijs had(den)
moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed betrof.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 1 ten laste gelegde poging inbraak in vereniging in het winkelpand [bedrijf 1] heeft gepleegd. Tevens acht zij bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde opzetheling in vereniging van twee auto’s van het merk BMW en twee kentekenplaten.
Daarnaast acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 4 ten laste gelegde inbraak in vereniging in de [bedrijf 2] heeft gepleegd en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling in vereniging van een Porsche en een kentekenplaat, ten laste gelegd onder feit 5.
De officier van justitie heeft voornoemde standpunten nader verwoord in het ter zitting overgelegde schriftelijke requisitoir.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is ten aanzien van feit 1 van mening dat de exacte rol van verdachte niet kan worden bewezen en dat evenmin aan zijn persoon een specifieke uitvoeringshandeling kan worden gekoppeld. Er is geen direct bewijs dat redengevend is voor betrokkenheid van verdachte bij hetgeen ten laste is gelegd. Aan de huidige eisen in de rechtspraak wordt in dit geval niet voldaan. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van de onder feit 1 ten laste gelegde poging inbraak in vereniging in Bussum.
De raadsvrouw is van mening dat de ten laste gelegde heling onder feit 2 en feit 3 niet kan worden bewezen en dat verdachte vrij dient te worden gesproken van deze feiten.
Er kan niet worden bewezen dat verdachte één van de auto’s heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de auto’s door misdrijf verkregen waren. Verdachte heeft vermoedelijk in één van de auto’s gezeten in de nacht van 12 oktober 2015, maar meer dan dat kan niet worden vastgesteld. Over de herkomst van de kentekenplaten kan niets worden vastgesteld, evenmin dat verdachte enige betrokkenheid of wetenschap zou hebben van de herkomst van die kentekenplaten.
De raadsvrouw sluit zich ten aanzien van de onder feit 4 ten laste gelegde inbraak aan bij het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van het bestanddeel “geld”. Daarvoor ontbreekt het bewijs. Zij verzoekt de rechtbank verdachte van dat bestanddeel vrij te spreken.
Ten aanzien van de onder feit 5 ten laste gelegde heling van de Porsche en de kentekenplaten stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken omdat de ten laste gelegde bestanddelen niet kunnen worden bewezen.
De raadsvrouw heeft voornoemde standpunten nader verwoord in de ter zitting overgelegde pleitnota.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank stelt op basis van het dossier het volgende vast.
Op 7 oktober 2015 plaatste de politie een baken onder een grijze BMW M5 voorzien van de gestolen kentekenplaten [kenteken] . Op 12 oktober 2015 omstreeks 02:20 uur werd er een signaal afgegeven dat genoemde BMW M5 in beweging was. Het voertuig kwam in beeld bij het observatieteam van de politie. Door het observatieteam werd omstreeks 03:45 uur waargenomen dat de BMW M5 op de [straatnaam] in Bussum ter hoogte van perceel 2 achteruit reed tegen de gevel van de kledingzaak [bedrijf 1] . Het observatieteam zag dat daar nog een tweede BMW arriveerde.
Door getuige [getuige 1] werd glasgerinkel gehoord. Hij zag 5 á 6 personen en twee auto’s bij de winkel staan. Eén persoon sloeg met een moker de ruit van de winkel in.
Eén persoon had een voet op het kozijn en pakte het hout wat achter de ruit zat vast. Kort daarna sprongen de personen in de auto en reden weg. De auto’s zijn daarbij geobserveerd door een politiehelikopter die de auto’s -steeds samen oprijdend- vrijwel continu in beeld had, tot de auto’s werden geparkeerd op de Westhove in Huizen. Vanuit de helikopter werd gezien dat direct na het parkeren in totaal zeven personen bij de auto’s vandaan liepen.
Een groep van drie personen begaf zich in de richting van een parkeergarage in de directe nabijheid van de geparkeerde auto’s. Een groep van vier personen begaf zich in de richting van een woonwijk, in de directe omgeving van Westhove. Vanuit de helikopter werd gezien dat één van de mannen van dit groepje kleding uittrok en weggooide.
Korte tijd later zijn drie mannen -medeverdachte [medeverdachte 1] , medeverdachte [medeverdachte 2] en medeverdachte [medeverdachte 3] - aangehouden. Anderhalf uur later zijn verdachte [verdachte] , medeverdachte [medeverdachte 4] en medeverdachte [medeverdachte 5] aangehouden, toen zij uit een parkeergarage kwamen rennen in de directe omgeving van de plek waar een groepje van drie personen dat uit de geparkeerde auto’s kwam voor het laatst was gezien.
Door de politie is vastgesteld dat één van de geparkeerde BMW’s de BMW is die op 7 oktober 2015 werd voorzien van het peilbaken. Beide BMW’s en de daarop bevestigde kentekenplanten bleken te zijn gestolen. Van de BMW M5 bleek het slot van de bestuurdersportier te zijn uitgeboord. In de auto’s werden allerlei inbrekerswerktuig aangetroffen, waaronder ook een moker.
Bij het ingestelde sporenonderzoek bij [bedrijf 1] werd op het houten schot achter de ingeslagen winkelruit een schoenspoor aangetroffen. Voornoemd schoenspoor kwam overeen met de onder verdachte [verdachte] in beslag genomen linkerschoen.
De kleding en schoenen van alle verdachten werden in beslag genomen en onderzocht op glasresten. De glasresten zijn vergeleken met het glas uit de kapotgeslagen winkelruit. Voor 5 van de 6 verdachten geldt dat daarbij glasdeeltjes zijn aangetroffen waarvan veel waarschijnlijker is dat de op de kleding/schoenen aangetroffen glasdeeltjes afkomstig zijn van de vernielde ruit van [bedrijf 1] , dan van een willekeurige andere ruit of glazen voorwerp.
Verdachten hebben geen -of in het geval van medeverdachte [medeverdachte 2] , geen verifieerbare- verklaring afgelegd.
Op basis van voornoemde feiten en omstandigheden kan worden vastgesteld dat op 12 oktober 2015 te Bussum een poging inbraak (poging snelkraak) heeft plaatsgevonden en dat verdachte daarbij aanwezig was. Ten aanzien van verdachtes rol daarbij kan uit de bewijsvoering niet meer worden afgeleid dan dat hij bij de poging tot inbraak aanwezig is geweest en dat hij samen met de medeverdachten in één van de vluchtauto’s heeft gezeten en naar Huizen is gereden, waar hij vervolgens is aangehouden. Dit is onvoldoende om te kunnen komen tot het bewijs van het medeplegen van deze poging snelkraak, zoals ten laste is gelegd. Voor een bewezenverklaring van medeplegen is immers vereist dat komt vast te staan dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking, zo blijkt uit het arrest van de Hoge Raad van 2 december 2014 (ECLI: HR 2014:3474). De kwalificatie medeplegen is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde -intellectuele en/of materiële- bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip, waarbij aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt, zo blijkt uit de overwegingen van de Hoge Raad.
Uit de hiervoor aangehaalde feiten en omstandigheden valt niet op te maken of verdachte weet had van hetgeen stond te gebeuren, of hij op enigerlei wijze betrokken is geweest bij de planning van de snelkraak en welke rol verdachte heeft gehad bij een gezamenlijke uitvoering voorafgaand aan, tijdens en na afloop van de poging inbraak. Uit de bewijsmiddelen blijkt weliswaar dat hij bij de poging snelkraak aanwezig is geweest en dat hij zich daarvan niet heeft gedistantieerd, maar niet dat verdachte een intellectuele of materiële bijdrage heeft geleverd en dat die van voldoende gewicht is om te kunnen vaststellen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking bij verdachte en de medeverdachten bij het plegen van de poging inbraak. Dat verdachte en de medeverdachten geen of, in het geval van één medeverdachte, geen verifieerbare, verklaring hebben willen afleggen maakt dit niet anders
Weliswaar is er ten aanzien van verdachte geconstateerd dat hij bij zijn aanhouding schoenen aan had, waarvan het schoenspoor overeen komt met het aangetroffen schoenspoor op de plaats delict. Echter, de rechtbank stelt vast dat de schoenen van het merk Nike zeer veel voorkomende schoenen zijn. Niet valt uit te sluiten dat een van de andere verdachten soortgelijke schoenen aan had. Immers, zo blijkt uit de feiten, zijn er zeven personen op de vlucht gezien, waarvan zes personen zijn aangehouden. Waarbij van belang is dat de schoen van verdachte een vrij algemeen voorkomend gering slijtagebeeld liet zien.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 2 en feit 3
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting weliswaar kan worden vastgesteld dat verdachte inzittende was van één van de ten laste gelegde gestolen BMW’s, maar niet kan worden vastgesteld in welke auto verdachte heeft gezeten. Voorts biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten die tot de conclusie kunnen leiden dat de verdachte wist dan wel redelijkerwijs had moeten weten dat deze auto’s en de ten laste gelegde kentekenplaten van misdrijf afkomstig waren. Verdachte zal daarom eveneens worden vrijgesproken van het ten laste gelegde onder feit 2 en feit 3.
Ten aanzien van feit 5
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat verdachte op 16 juli 2015 inzittende was van de Porsche, type 911 Carrera Cabriolet, maar het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten die tot de conclusie kunnen leiden dat de verdachte wist dan wel redelijkerwijs had moeten weten dat deze auto en de kentekenplaat [kenteken] van misdrijf afkomstig waren. De verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van de onder feit 5 ten laste gelegde heling.
4.3.2
Bewijs ten aanzien van feit 4
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Aangeefster [slachtoffer 2] verklaarde dat zij eigenaresse is van de [bedrijf 2] , gevestigd aan de [adres] in [vestigingsplaats] . Op 16 juli 2015 is er ingebroken in de juwelierszaak. Aangeefster zag dat er glas op de grond voor de deur lag. Zij zag dat de toegangsdeur in zijn geheel was vernield. Zij zag verder dat het een grote ravage was in de winkel en dat er diverse sieraden -hangers, kettingen en ringen- uit de winkel waren weggenomen. [2]
Getuige [getuige 2] verklaarde dat hij in de nacht van donderdag 16 juli 2015 getuige was van een inbraak in de winkel genaamd [bedrijf 2] , gevestigd aan de [straatnaam] in Enschede. Hij werd wakker van het geluid van knallen. De getuige zag een personenauto -een grijze Porsche met een rood interieur- staan voor de winkel waar er was ingebroken.
Hij zag dat er zich één persoon om de auto bevond. De getuige zag één persoon die vanuit de winkel [bedrijf 2] om de neus van de auto liep en in de auto stapte die voor de winkel stond. Hij hoorde gelijktijdig dat er iemand riep in de Engelse taal: “Move Move”. Op het moment dat de persoon in de auto stapte scheurde de auto weg. De getuige zag dat er bij de voordeur van de winkel [bedrijf 2] glas lag. Zijn vriendin heeft om 03:24 uur de politie gebeld. [3]
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] bleek het volgende.
Op donderdag 16 juli 2015 omstreeks 03:25 uur hoorde verbalisant [verbalisant 4] dat er zojuist een ramkraak was gepleegd bij een juwelierszaak gelegen aan de [straatnaam] te Enschede. Hij hoorde dat de verdachte van deze ramkraak was weggereden in een zilverkleurige Porsche.
Verbalisant [verbalisant 1] zag een zilverkleurige Porsche rijden. Hij zag op dat moment één persoon in het voertuig. Hij zag dat dit een man van allochtone afkomst was.
Verbalisant [verbalisant 3] zag dat de Porsche halverwege de [straatnaam] werd geparkeerd. Hij zag hierna één persoon uit de auto stappen en weglopen.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zagen een jongen de hoek omkomen. Verbalisant [verbalisant 1] herkende deze man als zijnde de bestuurder van de Porsche. De man werd staande gehouden, aangesproken en aangehouden terzake diefstal. De man bleek te zijn medeverdachte [medeverdachte 6] .
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zagen rondom het voertuig enkele glassplinters liggen. In het voertuig zagen zij op de bestuurdersstoel, bijrijdersstoel, achterbank en achter de stoelen zeer veel glassplinters liggen. Zij zagen achter de bijrijdersstoel enkele gouden ringen liggen. [4]
Verbalisant [verbalisant 6] hoorde aangeefster zeggen dat alle ringen uit haar collectie dummies betroffen. Tijdens het door FTO uitgevoerde onderzoek in en aan de Porsche zijn zeven ringen gevonden. Verbalisant toonde aangeefster de in de Porsche aangetroffen ringen. Aangeefster zei dat zij de ringen herkende als afkomstig uit haar winkel. Zij kon dit zien aan de artikelnummers die in de ringen staan. Die nummers komen overeen met de ringen uit haar collectie. [5]
Tijdens het ingestelde onderzoek in de juwelier [bedrijf 2] te Enschede werd het volgende waargenomen door verbalisant [verbalisant 7] . Het glas van de rechterdeur was geheel versplinterd. In de juwelierswinkel waren meerdere vitrinebalies vernield. Op de winkelvloer waren op verschillende locaties bloedsporen in de vorm van kleine druppels en een veeg.
Op de vloer in de winkelruimte, links naast de hoofdingang, werd er bloed aangetroffen en veiliggesteld met SIN (Spoor Identificatie Nummer) AAHB4798NL en SIN AAHB4801NL. [6]
De grijze Porsche werd onderzocht door verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 7] . Op de dorpel aan de rechterzijde zagen verbalisanten een bloeddruppel. Deze bloeddruppel werd bemonsterd en veiliggesteld onder SIN AAHB4781NL. [7]
Uit het door het Nederlands Forensisch Instituut ingestelde vergelijkend onderzoek bleek dat het DNA-profiel van de veiliggestelde sporen met SIN AAHB4798NL, SIN AAHB4801NL en SIN AAHB4781NL overeen komt met het DNA-profiel uit het referentiemateriaal van verdachte. [8]
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank staat het vast dat de aangetroffen bloedsporen in de juwelierszaak, zoals hiervoor genoemd, dadersporen zijn. Zoals blijkt uit voornoemde bewijsmiddelen werd het bloed kort na de inbraak aangetroffen. Het bloed bevond zich op de vloer in de winkelruimte naast de hoofdingang te midden van glassplinters. Het dossier bevat ook geen enkele aanwijzing dat de bloedsporen daar op een andere manier zijn ontstaan dan door het optreden van verdachte als één van de daders ten tijde van de inbraak.
Tevens wordt verdachte door een bloedspoor gelinkt aan de Porsche, waarvan vast staat dat deze voor de vlucht na de inbraak en het vervoer van het gestolene is gebruikt. Verdachte heeft geen verklaring willen geven voor de aanwezigheid in de winkel van het bloed dat matcht met zijn DNA.
De rechtbank acht, gelet op alle feiten en omstandigheden, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander op 16 juli 2015 heeft ingebroken in [bedrijf 2] te Enschede.
5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3.2 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
4.
op 16 juli 2015 te Enschede omstreeks 03:25 uur tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkelpand gelegen aan de
[adres] aldaar, heeft weggenomen goederen (te weten dummy-ringen) toebehorende aan Juwelier [bedrijf 2] en [slachtoffer 2] , waarbij verdachte en zijn mededader de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
feit 4:diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijfs heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3 en feit 5.
De verdediging verzoekt bij een bewezenverklaring de onvoorwaardelijke gevangenisstraf te beperken tot de duur van het voorarrest tot aan de datum van het vonnis. Indien deze straf niet afdoende is verzoekt de verdediging aan verdachte tevens een werkstraf op te leggen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft samen met een ander een bedrijfsinbraak gepleegd in [bedrijf 2] . Verdachte heeft grote schade aangericht door de glazen toegangsdeur van de juwelierszaak en de vitrines in de zaak kapot te slaan. De buit van verdachte is echter beperkt gebleven, omdat hij een grote hoeveelheid dummy-ringen van geringe waarde heeft meegenomen.
De rechtbank heeft in strafverzwarende mate rekening gehouden met:
- het gegeven dat feiten als het onderhavige doorgaans angst en/of ergernis, overlast en financiële schade voor benadeelden met zich meebrengen, hetgeen in casu zeker het geval zal zijn geweest, gezien de grote ravage die door het bewezen verklaarde feit is aangericht. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat in dit geval een aantal omwonenden midden in de nacht is geconfronteerd met deze criminele daad;
- een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 februari 2016, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten en in een proeftijd liep. Deze proeftijd heeft verdachte er niet van weerhouden wederom een strafbaar feit te begaan.
Het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit feit is begaan zijn dermate ernstig dat voor de afdoening van deze zaak geen andere straf in aanmerking komt dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Aan verdachte wordt opgelegd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 maanden.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Midden-Nederland in de zaak met parketnummer 15/700593-12, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 6 november 2012 van de politierechter te Haarlem, waarbij verdachte is veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 2 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel te gelasten.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14g en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Verklaart het onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 5 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 4:diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijfs heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
7 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Voorlopige hechtenis
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf.
Vordering tenuitvoerlegging
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 6 november 2012, namelijk een gevangenisstraf van 2 maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.F. Haeck, voorzitter,
mrs. R.C.J. Hamming en K.G. van de Streek, rechters,
in tegenwoordigheid van drs. E.M.S. Arduin, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 april 2016.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om dossier MANX, processen-verbaal nummer 2015346708, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , met bijlagen, p. 47-72.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 79-80.
4.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , p. 40-42.
5.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] , p. 88.
6.Proces-verbaal sporenonderzoek van verbalisant [verbalisant 7] , p. 128-131.
7.Proces-verbaal sporenonderzoek van verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 7] , ongenummerd.
8.Proces-verbaal identificatie n.a.v. DNA-sporen van verbalisant [verbalisant 9] , ongenummerd, met als bijlage het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 25 augustus 2015.