ECLI:NL:RBMNE:2016:229

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 januari 2016
Publicatiedatum
18 januari 2016
Zaaknummer
3515358
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit en ontbinding van consumentenkoop van pellet-verwarmingsketel

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 20 januari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en Aitec handels- en ingenieursbureau B.V. over de non-conformiteit van een pellet-verwarmingsketel die door Aitec aan [eiser] was verkocht. De zaak betreft een consumentenkoop waarbij [eiser] een pelletketel en een pelletsilo kocht voor de verwarming van zijn woning. Na de installatie op 17 december 2012 heeft de ketel herhaaldelijk niet goed gefunctioneerd, wat leidde tot klachten van [eiser] en diverse pogingen van Aitec om de problemen te verhelpen. Ondanks deze inspanningen bleef de ketel gebreken vertonen, wat [eiser] ertoe bracht om de koopovereenkomst op 1 oktober 2014 te ontbinden.

De kantonrechter oordeelde dat Aitec tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat de pelletketel niet voldeed aan de verwachtingen die [eiser] op basis van de koopovereenkomst mocht hebben. De rechter concludeerde dat er sprake was van non-conformiteit en dat [eiser] de overeenkomst rechtsgeldig had ontbonden. Aitec werd veroordeeld tot terugbetaling van de door [eiser] betaalde bedragen, inclusief wettelijke rente, en tot het afvoeren van de ketel en de pelletsilo. Daarnaast werd Aitec veroordeeld in de proceskosten van [eiser]. In reconventie werd de vordering van Aitec tot betaling van een openstaand bedrag van € 2.000,- afgewezen, omdat de grondslag voor deze vordering was komen te vervallen door de ontbinding van de overeenkomst.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 3515358 UC EXPL 14-16673 KdM/1151
Vonnis van 20 januari 2016
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. I. Broere,
tegen:
de besloten vennootschap
Aitec handels- en ingenieursbureau B.V.,
gevestigd te Rhenen,
verder ook te noemen Aitec,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. G. Oudshoorn.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 22 april 2015,
  • de conclusie van antwoord in reconventie,
  • het proces-verbaal van comparitie van 10 september 2015,
  • de conclusie van repliek,
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] bewoont een landhuis, dat voorheen werd verwarmd door twee gasgestookte hoogrendementsketels met een hydraulisch cv-circuit.
2.2.
Partijen hebben een overeenkomst gesloten, waarbij [eiser] van Aitec een zogenoemde pelletketel en een pelletsilo kocht. Deze pelletketel is een automatische verwarmingsketel, waarbij de brandstof van de ketel afkomstig is van biomassa in de vorm van daarvoor ontwikkelde houtpellets. De pelletsilo dient voor de opslag van houtpellets. De overeengekomen koopprijs van de pelletketel en de pelletsilo bedroeg in totaal, inclusief btw, € 13.750,-.
2.3.
De pelletketel zou worden ingepast in de bestaande verwarmingsinstallatie en zou dienen als hoofdketel voor de verwarming van de woning van [eiser] . Omdat de pelletketel onvoldoende capaciteit had voor de verwarming van de gehele woning, zou één van de twee bestaande hoogrendementsketels gehandhaafd blijven om bij te schakelen op piekmomenten in de warmtevraag. De andere hoogrendementsketel zou met het in bedrijf nemen van de pelletketel komen te vervallen. Verder werd er al rekening mee gehouden dat de mee te leveren draadloze thermostaat niet zou volstaan. Deze zou dan voor rekening van Aitec vervangen worden door een bedrade thermostaat.
2.4.
De pelletketel en de pelletsilo zijn door Aitec aan [eiser] geleverd. [eiser] heeft op 18 oktober 2012 de koopprijs aan Aitec betaald tot een bedrag van € 11.750,-.
2.5.
De pelletketel is door [naam installatiebedrijf] geïnstalleerd. [eiser] heeft aan [naam installatiebedrijf] een bedrag van € 9.959,21 betaald.
2.6.
[eiser] heeft een schuurtje gebouwd rondom de pelletsilo.
2.7.
De pelletketel is in bedrijf gesteld op 17 december 2012.
2.8.
Naar aanleiding van door [eiser] aan de orde gestelde problemen met het functioneren van de pelletketel zijn door Aitec vervolgens in de periode tot en met april 2013 diverse werkzaamheden uitgevoerd aan de pelletketel en aan het verwarmingssysteem in de woning, waaronder in ieder geval:
­ het vervangen van de bestaande draadloze thermostaat door een bedrade thermostaat;
­ het aanpassen van de software van de pelletketel die onder meer de samenwerking tussen de pelletketel en de bestaande hoogrendementsketel regelt;
­ het plaatsen van een nieuwe mengklep in het bestaande hydraulische cv-circuit;
­ het aanpassen van de instellingen van de bestaande hoogrendementsketel.
2.9.
Bij brief van 18 april 2014 heeft Aitec aan [eiser] onder meer het volgende geschreven:

Wij verwachten van u dat u per omgaande, zonder enige discussie, het nog openstaande deel van onze opdracht aan ons voldoet.
2.10.
Bij brief van 3 mei 2013 heeft de gemachtigde van [eiser] Aitec gewezen op voortdurende tekortkomingen in het functioneren van de pelletketel. In de brief is verder geschreven:

Hierbij stel ik u in gebreke en bied ik u voor de allerlaatste maal een fatale termijn, in die zin dat u tot maandag 13 mei a.s., te 18.00 uur de gelegenheid krijgt om alle aan de pelletketel klevende tekortkomingen definitief te repareren, bij gebreke waarvan de tussen partijen bestaande overeenkomst reeds nu vooralsdan wegens wanprestatie is ontbonden.
2.11.
Op 21 mei 2013 heeft er tussen partijen een bespreking plaatsgevonden, waarbij is afgesproken dat Aitec zo nodig nog nadere aanpassingen aan de pelletketel zou verrichten.
2.12.
In de periode juni 2013 tot en met februari 2014 is naar aanleiding van door [eiser] aan de orde gestelde problemen met het functioneren van de pelletketel meerdere keren een servicemonteur van Aitec bij [eiser] langsgekomen. Daarbij is verschillende keren vastgesteld dat de brander van de pelletketel vervuild was en dat daarin zogenoemde slakvorming was ontstaan. Vervolgens hebben partijen tot en met juni 2014 over een weer gecorrespondeerd over tekortkomingen in het functioneren van de pelletketel en over de mogelijke oorzaken daarvan.
2.13.
Bij brief van 1 oktober 2014 heeft de gemachtigde van [eiser] aan Aitec het volgende geschreven:

Uitsluitend voor zover dat nodig mocht zijn – de heer [eiser] stelt zich namelijk op het standpunt dat de koopovereenkomst reeds is ontbonden bij brief van 3 mei 2013 – stelt de heer [eiser] u hierbij in gebreke en geeft u een laatste termijn van zeven dagen om het gebrek aan de Hapero pelletketel te verhelpen. Bij gebreke daarvan ontbindt hij de koopovereenkomst reeds nu vooralsdan, uitsluitend voor het geval de koopovereenkomst niet al bij brief van 3 mei 2013 mocht zijn ontbonden.
2.14.
Op 13 oktober 2014 heeft [eiser] Aitec in deze procedure gedagvaard.
2.15.
Op 20 oktober 2014 heeft [eiser] aan Aitec het volgende e-mailbericht gestuurd:

Hierbij bericht ik u dat de Hapero pelletketel wederom in storing is vervallen. Vanwege het feit dat ik de koopovereenkomst met u heb ontbonden, hoef ik u strikt genomen geen mogelijkheid te bieden om de ketel te herstellen. Uit oogpunt van schadebeperking stel ik u echter toch in de gelegenheid om binnen vier dagen na heden de ketel te komen repareren. De reparatiekosten komen immers voor uw rekening, omdat deze ook het gevolg zijn van het gebrek in de ketel. Ook heeft het niet mijn voorkeur om een derde werkzaamheden aan de ketel te laten uitvoeren.
2.16.
Vervolgens is er in de periode tot en met december 2014 e-mailcontact over en weer tussen partijen geweest over storingsmeldingen van de pelletketel en over de mogelijke oorzaken en oplossingen daarvan.
2.17.
Op 29 december 2014 heeft [eiser] aan Aitec een e-mailbericht gestuurd, waarin onder meer het volgende is geschreven:

Hierbij bericht ik u dat op 24 december 2014 […] de pelletketel wederom in storing is gevallen. Ik zal de pelletketel niet meer (laten) opstarten. Ook de ervaringen in de afgelopen maanden hebben geleerd dat het geen zin heeft; elke keer valt de ketel weer in storing.
[…]
U stelt kort gezegd dat ik gebruik zou zijn blijven maken van uw service, ook nadat ik de koopovereenkomst heb ontbonden. Niets is minder waar. Ik heb u enkel op de hoogte gehouden over het functioneren van de pelletketel, in verband met het feit dat wij in procedure zijn verwikkeld en niet tegengeworpen wil krijgen dat ik u niet voldoende zou hebben geïnformeerd, of dat u zou kunnen zeggen dat de pelletketel niet goed functioneerde omdat u het tegendeel niet van mij hebt vernomen.
[…]
Dat u deze gebeurtenissen nu echter tegen mij probeert te gebruiken, bevestigt mij nogmaals in mijn overtuiging dat ik mijn vertrouwen in u volkomen terecht heb verloren. Het is nu klaar. Ik maak geen gebruik meer van de pelletketel en u komt er ook niet meer in.

3.Het geschil

in conventie3.1. [eiser] vordert, na vermeerdering van eis, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
een verklaring voor recht dat [eiser] de koopovereenkomst met Aitec rechtsgeldig heeft ontbonden;
veroordeling van Aitec om aan [eiser] te voldoen diverse bedragen tot een totaal van
€ 39.148,04, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag dat [eiser] deze bedragen heeft betaald tot de voldoening;
veroordeling van Aitec om de ketel en toebehoren en de pelletsilo af te voeren binnen veertien dagen nadat [eiser] Aitec het verzoek daartoe heeft gedaan, op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom ter hoogte van € 1.000,- per kalenderdag dat Aitec die veroordeling niet mocht naleven tot een in goede justitie te bepalen maximum;
veroordeling van Aitec in de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat Aitec jegens [eiser] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen ingevolge de tussen partijen gesloten overeenkomst, doordat de aangekochte pelletketel vanaf het begin gebrekkig heeft gefunctioneerd. [eiser] stelt de overeenkomst op grond hiervan te hebben ontbonden, waardoor voor Aitec een verbintenis is ontstaan tot terugbetaling van het gedeelte van de aankoopprijs dat [eiser] reeds heeft betaald. Daarnaast stelt [eiser] schade te hebben geleden doordat Aitec geen goed werkende pelletketel heeft geleverd en [eiser] de overeenkomst heeft moeten ontbinden. Deze schade bestaat uit kosten die [eiser] heeft gemaakt voor de installatie van de pelletketel en toebehoren, voor kosten als gevolg van het uitschakelen van de pelletketel, voor nog te maken kosten voor het laten verwijderen daarvan en voor kosten die [eiser] heeft gemaakt in verband met de bouw van het schuurtje waarin de opslagsilo van de pelletketel is geplaatst. [eiser] maakt aanspraak op de wettelijke rente nu Aitec in verzuim is geraakt.
3.3.
Aitec heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vorderingen met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten. Zij baseert haar verweer er kort gezegd op dat de door haar geleverde pelletketel beantwoordt aan de tussen partijen gesloten overeenkomst.
in reconventie3.4. Aitec vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [eiser] om aan Aitec te voldoen € 2.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf
21 september 2012 tot de voldoening en met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.5.
Ter onderbouwing van die vordering stelt Aitec dat [eiser] jegens Aitec toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen ingevolge de tussen partijen gesloten overeenkomst, door een gedeelte van het verschuldigde bedrag, ondanks sommaties, onbetaald te laten. Aitec maakt aanspraak op de wettelijke rente nu [eiser] in verzuim is geraakt.
3.6.
[eiser] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van Aitec in de proceskosten.
in conventie en in reconventie
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie4.1. [eiser] stelt primair dat de tussen partijen gesloten overeenkomst op 3 mei 2013 buitengerechtelijk is ontbonden. Aitec voert als verweer dat [eiser] zich er niet op kan beroepen dat de overeenkomst op die datum is ontbonden, omdat [eiser] de pelletketel ook daarna nog is blijven gebruiken en hij Aitec ook is blijven verzoeken om gebreken aan de ketel te verhelpen.
4.2.
Dit verweer slaagt. De kantonrechter is van oordeel dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor bij Aitec het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat [eiser] zijn aanspraak op ontbinding van de overeenkomst niet (meer) geldend zou maken. In dat kader overweegt de kantonrechter dat partijen kort na de door [eiser] beoogde ontbinding, op 21 mei 2013, met elkaar nadere afspraken hebben gemaakt. Niet in geschil is dat hierbij is afgesproken dat de pelletketel in de woning van [eiser] zou blijven en dat Aitec zo nodig inspanningen zou blijven verrichten om de pelletketel goed te laten functioneren. Aitec is in de periode daarna ook verschillende keren bij [eiser] thuis geweest om aanpassingen aan de pelletketel te verrichten. Aitec is dus investeringen blijven doen voor een goed functionerende pelletketel. [eiser] heeft daarop ook steeds aangestuurd, door meldingen te blijven doen bij Aitec wanneer de pelletketel niet goed functioneerde. Partijen hebben dus niet gehandeld alsof de overeenkomst ontbonden was. Tegen die achtergrond had het bovendien op de weg van [eiser] gelegen om nader te onderbouwen dat hij zich bij de bespreking op 21 mei 2013 op de ontbinding is blijven beroepen en hoe dat zich dan verhoudt tot de diverse contacten met Aitec vanaf dat moment tot oktober 2014. [eiser] heeft echter enkel gesteld dat de ontbinding tijdens die bespreking in stand gelaten. De kantonrechter acht die stelling gelet op het voorgaande onvoldoende gemotiveerd.
4.3.
Op grond van de hiervoor genoemde omstandigheden die zich hebben voorgedaan na het ontbinden van de overeenkomst op 3 mei 2013, heeft [eiser] zich gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van zijn recht. Zelfs als er veronderstellenderwijs vanuit wordt gegaan dat [eiser] zich op 3 mei 2013 gerechtvaardigd op ontbinding van de overeenkomst heeft mogen beroepen, is er aldus sprake van bijzondere omstandigheden die meebrengen dat [eiser] zich thans niet meer erop kan beroepen dat de overeenkomst toen is ontbonden.
4.4.
Subsidiair stelt [eiser] dat de tussen partijen gesloten overeenkomst op 1 oktober 2014 buitengerechtelijk is ontbonden. Ook hier voert Aitec als meest verstrekkend verweer dat [eiser] zich niet op die ontbinding kan beroepen, omdat [eiser] de pelletketel daarna is blijven gebruiken en contact met Aitec is blijven zoeken wanneer er zich gebreken voordeden.
4.5.
Dit verweer slaagt niet. Hoewel er ook na de brief van 1 oktober 2014 contact is blijven bestaan tussen partijen over het functioneren van de pelletketel, in ieder geval tot 29 december 2014, is de kantonrechter van oordeel dat hiermee bij Aitec niet het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt is kunnen worden dat [eiser] zijn aanspraak op ontbinding van de overeenkomst niet (meer) geldend zou maken. Daarbij is van belang dat gesteld noch gebleken is dat dit contact uit meer heeft bestaan dan uit het sturen van e-mails. Bovendien is [eiser] kort na de brief van 1 oktober 2014 overgegaan tot het dagvaarden van Aitec in deze procedure en blijkt uit die dagvaarding ook expliciet dat hij zich beroept op de ontbinding van de overeenkomst. Ook in de e-mails van 20 oktober en van 29 december 2015 verwijst [eiser] specifiek naar de ontbinding van de overeenkomst, zodat Aitec op basis daarvan ook heeft moeten begrijpen dat de meldingen van [eiser] met betrekking tot storingen aan de pelletketel niet gericht waren op het ongedaan maken van de ontbinding. [eiser] heeft zich hiermee dus niet gedragen op een wijze die niet te verenigen is met het geldend maken van zijn recht.
4.6.
In het tussenvonnis van 22 april 2015 is al overwogen dat sprake is van consumentenkoop. De kantonrechter zal de zaak daarom op grond van artikel 7:6 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) beoordelen aan de hand van de dwingendrechtelijke bepalingen van afdelingen 1 tot en met 7 van titel 1 van boek 7 van het BW. Dat betekent dat voor het beroep dat [eiser] doet op de ontbinding van de overeenkomst per 1 oktober 2014, achtereenvolgens moet worden ingegaan op de vraag of sprake is van non-conformiteit in de zin van artikel 7:17, eerste en tweede lid, van het BW en – indien dat het geval is – op de vraag of Aitec heeft voldaan aan haar verplichtingen tot het door [eiser] geëiste herstel. Voor de vaststelling of sprake is van non-conformiteit is bepalend of de pelletketel aan de koopovereenkomst beantwoordt. Dat betekent dat deze de eigenschappen dient te bezitten die [eiser] als koper op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten. Hierbij zijn tevens van belang de aard van de zaak en de mededelingen die Aitec als verkoper heeft gedaan.
4.7.
[eiser] heeft gesteld dat de beoogde nieuwe situatie met de pelletketel – die werd ingepast in de bestaande installatie, waarbij één van de bestaande hoogrendementsketels werd behouden – tot stand is gekomen op basis van advies daarover van Aitec. Verder is niet in geschil dat Aitec de oude situatie bij [eiser] in de woning heeft gezien voordat de pelletketel werd geïnstalleerd. In de conclusie van antwoord heeft Aitec naar voren gebracht dat zij geen garanties heeft gegeven over de werking van de pelletketel binnen het bestaande systeem in de woning van [eiser] en dat zij hoogstens de mededeling heeft gedaan dat de pelletketel op het bestaande systeem kon worden aangesloten. Op basis hiervan en in het licht van de stellingen van [eiser] , staat het vast dat Aitec die mededeling inderdaad heeft gedaan. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] , gelet op deze mededeling die Aitec als verkoper heeft gedaan, mocht verwachten dat de pelletketel na de installatie ervan goed zou functioneren binnen het bestaande systeem in zijn woning en dat het totale systeem vervolgens goed zou functioneren om de woning te verwarmen. Dat Aitec geen algehele inspectie van het bestaande systeem, inclusief de leidingen, heeft uitgevoerd doet hieraan niet af. Gesteld noch gebleken is immers dat Aitec bij het doen van de mededeling dat de pelletketel op het systeem kon worden aangesloten het voorbehoud heeft gemaakt dat dit afhankelijk is van de wijze waarop dat systeem is ingeregeld, terwijl van [eiser] als consument niet kan worden verwacht dat hij zelf volledig op de hoogte is van de specificaties en (on)mogelijkheden van dat systeem. Ook de omstandigheid dat een derde de daadwerkelijke installatie van de pelletketel heeft verricht maakt niet dat Aitec daarmee niet gebonden is aan haar mededeling over het functioneren van de pelletketel binnen het bestaande systeem in de woning. Daarbij is van belang dat Aitec niet heeft betwist dat [naam installatiebedrijf] de installatie heeft afgestemd met Aitec en dat Aitec haar fiat heeft gegeven aan het door [naam installatiebedrijf] gemaakte installatieschema. Ook deze betrokkenheid die Aitec aldus toonde bij de installatie van de pelletketel bevestigt de stelling van [eiser] dat een goede werking van de pelletketel in de bestaande installatie onderdeel uitmaakte van de tussen partijen gesloten overeenkomst.
4.8.
Verder is niet in geschil dat het na de ingebruikname van de pelletketel voor een goed functioneren daarvan noodzakelijk was dat de thermostaat werd vervangen, zoals Aitec ook heeft gedaan. Vervolgens heeft Aitec vanwege aanhoudende temperatuurschommelingen in de woning aanpassingen verricht in de software van de pelletketel, heeft zij een mengklep vervangen in het cv-circuit en heeft zij aanpassingen verricht aan de instellingen van de bestaande hoogrendementsketel. De kantonrechter volgt Aitec niet in haar standpunt dat zij niet verplicht was die werkzaamheden te verrichten: op grond van het oordeel in overweging 4.7. kon [eiser] herstel eisen, ook als dat zag op noodzakelijke aanpassingen in de aansluiting van de pelletketel op het bestaande systeem of op het functioneren van het totale systeem na de installatie van de pelletketel. Dat Aitec die werkzaamheden, zoals zij stelt, heeft verricht met de intentie om onverplicht te assisteren bij het optimaliseren van de gehele verwarmingsinstallatie in de woning maakt dat niet anders. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de pelletketel en/of en het functioneren daarvan binnen het verwarmingssysteem in de woning op de hiervoor omschreven momenten waarop aanpassingen noodzakelijk waren, niet voldeed aan de tussen partijen gesloten overeenkomst.
4.9.
Tussen partijen is niet in geschil dat zich vervolgens ook in de periode na de bespreking op 21 mei 2013 problemen voordeden in het functioneren van de pelletketel, vooral omdat de brander meerdere keren vervuild bleek te zijn. Evenmin is in geschil dat [eiser] de pellets voor de pelletketel in deze periode heeft betrokken bij een leverancier die daartoe gecertificeerd is. Partijen verschillen echter van mening over de vraag of de oorzaak van deze problemen moet worden gezocht in het gebruik van een verkeerde brandstof. De kantonrechter overweegt dat het aan Aitec is om te stellen en zo nodig te bewijzen dat dit inderdaad het geval is. Aitec heeft in dat kader slechts aangevoerd dat het gelet op de vervuiling van de brander niet anders kan zijn dan dat [eiser] pellets heeft gebruikt die niet voldoen aan de Europese kwaliteitseisen. De kantonrechter begrijpt die stelling zo, dat de vervuiling in de brander volgens Aitec niet op andere wijze kan zijn ontstaan. [eiser] op zijn beurt betwist dat hij verkeerde brandstof heeft gebruikt voor de pelletketel. Hij wijst hierbij op het certificaat van de leverancier van de pellets en hij heeft het resultaat overgelegd van een analyse van een monster van een partij houtpellets, waaruit blijkt dat die voldeed aan de Europese norm. Aitec brengt terecht naar voren dat met de certificering van de leverancier niet is gegarandeerd dat de specifieke partij pellets die door [eiser] is gebruikt voor de pelletketel ook voldoet aan de Europese norm en dat uit de analyse niet blijkt dat die betrekking heeft op de door [eiser] gebruikte pellets. De kantonrechter is echter van oordeel dat het gelet op de gemotiveerde en met documenten onderbouwde betwisting van [eiser] op de weg van Aitec had gelegen om haar stelling dat [eiser] verkeerde brandstof heeft gebruikt nader te onderbouwen. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat niet in geschil is dat [eiser] speciale houtpellets heeft gebruikt en niet zomaar een willekeurige brandstof, terwijl gesteld noch gebleken is dat deze houtpellets in het algemeen gemakkelijk tot problemen in het functioneren van pelletketels kunnen leiden. De enkele stelling dat het niet anders kan zijn dan dat er een verkeerde brandstof is gebruikt acht de kantonrechter in dit kader onvoldoende. Daarmee wordt niet toegekomen aan bewijslevering op dit punt aan de zijde van Aitec. Nu hiermee niet is komen vast te staan dat de vervuiling van de brander van de pelletketel te wijten is aan het gebruik van een verkeerde brandstof en Aitec de stellingen van [eiser] op dit punt niet anderszins heeft betwist, komt de kantonrechter tot het oordeel dat de pelletketel ook in de periode vanaf 21 mei 2013 niet voldeed aan de tussen partijen gesloten overeenkomst. Verder staat vast dat dit gebrek heeft voortgeduurd tot aan de ingebrekestelling van 1 oktober 2014 en ook daarna niet is verholpen, gelet op de discussie die partijen bleven voeren over het testen van houtpellets. Uit die discussie blijkt bovendien dat Aitec – anders dan zij stelt – op de hoogte was van de aard van het gebrek, dat zag op de brander van de pelletketel.
4.10.
Sinds de ingebruikname van de pelletketel op 17 december 2012 heeft deze aldus op meerdere momenten niet voldaan aan de tussen partijen gesloten overeenkomst, dan wel heeft het functioneren van de pelletketel binnen het verwarmingssysteem in de woning niet aan die overeenkomst voldaan. Daarmee is steeds sprake van non-conformiteit in de zin van de wet. Aitec is meerdere malen in de gelegenheid gesteld de gebreken te verhelpen, daartoe ook gesommeerd door [eiser] . Hoewel Aitec zich heeft ingespannen om de gebreken te verhelpen en dat in een aantal gevallen ook is gelukt, bleven de gebreken terugkomen, dan wel deden nieuwe gebreken zich voor. Verder waren de gebreken noch op 1 oktober 2014, noch na afloop van de door [eiser] op die datum gestelde hersteltermijn verholpen. Aitec heeft nog het verweer gevoerd dat [eiser] haar niet de mogelijkheid heeft geboden om kennis te nemen van het gebrek, omdat zij geen monster mocht nemen van de voorraad houtpellets. Dit verweer slaagt niet, omdat ook hier geldt dat vast staat dat [eiser] de houtpellets van een gecertificeerde leverancier heeft betrokken en dat hij aldus heeft gehandeld volgens de gebruiksaanwijzing van de pelletketel. [eiser] heeft bovendien later willen meewerken aan het samen met Aitec testen van houtpellets, die hij zelf wenste te bestellen. Nu Aitec daaraan enkel wilde meewerken onder de voorwaarde dat zij zelf de houtpellets zou bestellen, kan niet worden gezegd dat [eiser] Aitec niet in staat heeft gesteld om kennis te nemen van het gebrek.
4.11.
De kantonrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat Aitec op 1 oktober 2014 niet heeft voldaan aan haar verplichting tot herstel en dat [eiser] nadien Aitec niet opnieuw de gelegenheid tot herstel heeft te hoeven geven. Daarbij heeft de kantonrechter de omstandigheden in overweging genomen dat diverse malen sprake was van disfunctioneren van de pelletketel en/of van de pelletketel binnen het verwarmingssysteem, afgezet tegen de lange periode waarbinnen de problemen zich steeds bleven voordoen en de aard van het product: een systeem bedoeld voor de verwarming en warmwatervoorziening van een woning. Aitec is dus tekort geschoten in de nakoming van haar verplichting tot herstel, zoals bedoeld in artikel 7:21, derde lid, van het BW. De kantonrechter is verder van oordeel, gelet op de omstandigheden genoemd in overweging 4.10., dat geen sprake is van een geringe betekenis van de gebreken die ontbinding van de overeenkomst niet rechtvaardigt.
4.12.
Aitec heeft nog aangevoerd dat [eiser] niet bevoegd was de overeenkomst te ontbinden, omdat hij zelf in verzuim was nu hij niet de gehele overeengekomen prijs aan Aitec heeft voldaan. Dat verweer slaagt niet. [eiser] is in dit kader gelet op het bepaalde in artikel 6:58 van het BW als schuldeiser pas in verzuim, als de nakoming van de overeenkomst door Aitec verhinderd wordt door een aan de kant van [eiser] opkomend beletsel. Gesteld noch gebleken is dat het aan [eiser] ligt dat de pelletketel niet goed functioneerde en dat de gebreken aan de pelletketel hun oorzaak vinden in het niet ontvangen van het door [eiser] achtergehouden geldbedrag van € 2.000,-. Verder is gesteld noch gebleken dat Aitec de nakoming van de overeenkomst heeft opgeschort omdat [eiser] een gedeelte van de koopprijs niet heeft betaald. Aitec heeft immers juist gesteld dat zij haar verplichtingen steeds is blijven nakomen. Artikel 6:59 van het BW geeft daarom evenmin een grondslag voor het door Aitec ingeroepen schuldeisersverzuim.
4.13.
Het voorgaande leidt ertoe dat [eiser] op 1 oktober 2014 op grond van artikel 7:22 van het BW bevoegd was de tussen partijen gesloten overeenkomst te ontbinden. Met de ontvangst door Aitec van de brief van de raadsman van [eiser] van 1 oktober 2014, die door Aitec in redelijkheid kon worden opgevat als een ontbindingsverklaring in de zin van artikel 6:267 van het BW, is de overeenkomst tussen partijen buitengerechtelijk ontbonden. De in overweging 3.1. onder a) genoemde door [eiser] gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen.
4.14.
Door de ontbinding ontstaat voor partijen een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds door hen op grond van de overeenkomst ontvangen prestaties. Dat betekent dat [eiser] de pelletketel en de pelletsilo aan Aitec terug dient te leveren. Aitec is op haar beurt gehouden het gedeelte van de koopprijs dat reeds door [eiser] is voldaan aan hem terug te betalen. Aitec heeft in dat kader aangevoerd dat [eiser] gehouden is een vergoeding aan Aitec te voldoen voor het gebruik van de pelletketel, nu deze gedurende een bepaalde periode goed heeft gefunctioneerd en [eiser] zijn woning hierdoor ook goedkoper heeft kunnen verwarmen. Dit verweer slaagt niet. De kantonrechter stelt in dit kader voorop dat uit artikel 7:10, derde lid, van het BW volgt dat de zaak na de levering voor risico van de verkoper blijft, wanneer de koper (later) op goede gronden de overeenkomst ontbindt. Verder volgt uit de parlementaire geschiedenis bij de totstandkoming van artikel 7:21 van het BW dat de wetgever bewust geen specifieke bepaling heeft opgenomen om de koper te verplichten bij ontbinding van de overeenkomst een gebruiksvergoeding te betalen. Het zal zich volgens de wetgever slechts bij uitzondering voordoen dat het, uitgaande van het feit dat de verkoper in beginsel het risico van tekortkomingen behoort te dragen, redelijk zou kunnen zijn dat de koper een vergoeding voor het gebruik betaalt. In die gevallen zou een verplichting tot vergoeding door de rechter op ongerechtvaardigde verrijking of op de redelijkheid en billijkheid gebaseerd kunnen worden. De kantonrechter is op basis hiervan van oordeel dat een gebruiksvergoeding alleen toewijsbaar is in uitzonderlijke situaties. Het enkele gebruik van een zaak door de koper is daarvoor onvoldoende. In dit geval is van belang dat niet is gebleken dat [eiser] ongestoord gebruik heeft kunnen maken van de pelletketel, nu hij zich voortdurend geconfronteerd heeft gezien met storingen en gebreken. Verder heeft [eiser] gemotiveerd betwist dat hij met de pelletketel minder stookkosten heeft, anders dan een vermindering als gevolg van de storingen in de pelletketel. Bovendien is niet gebleken dat Aitec op enige wijze heeft geprobeerd de pelletketel na de ontbinding op 1 oktober 2014 terug te nemen, terwijl de pelletketel wel steeds voor zijn risico is gebleven. Gelet hierop is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake van een uitzonderlijke situatie die rechtvaardigt dat [eiser] een gebruiksvergoeding dient te voldoen. Aitec dient dus het gehele door [eiser] betaalde bedrag terug te betalen. Dit leidt ertoe dat de in overweging 3.1. onder b) genoemde vordering van [eiser] in ieder geval zal worden toegewezen tot een bedrag van € 11.750,-.
4.15.
Aitec is op grond van de verbintenis tot ongedaanmaking verder van rechtswege gehouden de pelletketel en de pelletsilo af te voeren, zoals door [eiser] is gevorderd en door Aitec ook niet is betwist. De in overweging 3.1. onder c) genoemde vordering zal dan ook in zoverre worden toegewezen. De kantonrechter zal de vordering om daaraan een dwangsom verbinden echter afwijzen, omdat niet is gebleken dat Aitec niet aan de vordering tot het afvoeren zal voldoen. Voor het opleggen van een dwangsom is daarom geen aanleiding.
4.16.
[eiser] vordert vergoeding van het bedrag van € 9.959,21 dat hij aan [naam installatiebedrijf] heeft betaald voor de installatie van de pelletketel. De kantonrechter stelt voorop dat de installatiekosten niet vallen binnen het bereik van de verbintenis tot ongedaanmaking die partijen hebben als gevolg van de ontbinding van de overeenkomst. Niet in geschil is immers dat de installatie van de pelletketel op zichzelf geen onderdeel uitmaakte van die overeenkomst. In de overwegingen 4.7. tot en met 4.12. is echter wel al geoordeeld dat Aitec tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Uit die overwegingen volgt ook dat Aitec in ieder geval op de datum van de ontbinding (op 1 oktober 2014) in verzuim was, terwijl als gevolg van de ontbinding nakoming sinds die tijd blijvend onmogelijk is geworden. Dat nakoming blijvend onmogelijk is geworden, is aan Aitec toe te rekenen: door haar nalaten tot het verhelpen van de gebreken aan de pelletketel is [eiser] tot ontbinding overgegaan. Aitec is daarom op grond van artikel 7:24, in samenhang met de artikelen 6:74 en 6:84 van het BW gehouden de schade van [eiser] te vergoeden die is ontstaan door het tekortschieten van Aitec. De kantonrechter merkt de door [eiser] gemaakte installatiekosten aan als een dergelijke schade. De kosten houden rechtstreeks verband met de aankoop van de pelletketel, nu installatie daarvan noodzakelijk is. De kosten heeft [eiser] door het tekortschieten van Aitec thans gemaakt voor een pelletketel die niet functioneert. De installatie van de pelletketel is hiermee waardeloos geworden. [eiser] had deze schade bovendien niet geleden als Aitec de overeenkomst behoorlijk was nagekomen: in dat geval hadden de kosten de waarde vertegenwoordigd van een behoorlijk geïnstalleerde en goed functionerende pelletketel en was geen sprake geweest van schade.
4.17.
Aitec betwist de hoogte van het bedrag van de door [eiser] gevorderde installatiekosten en voert aan dat op basis van de door [eiser] overgelegde factuur niet duidelijk is dat alle door [naam installatiebedrijf] geleverde werkzaamheden op de installatie betrekking hadden. De kantonrechter overweegt dat niet in geschil is dat [naam installatiebedrijf] de pelletketel heeft geïnstalleerd en dat de door [eiser] overgelegde factuur betrekking heeft op in ieder geval de kosten daarvan. Zoals hiervoor al overwogen heeft Aitec bovendien niet betwist dat [naam installatiebedrijf] de installatie heeft afgestemd met Aitec en dat Aitec haar fiat heeft gegeven aan het door [naam installatiebedrijf] gemaakte installatieschema. Op de factuur staat: “
Installatiewerken in stookhok volgens principeschema en overleg […] Installatiekosten t.b.v. pelletkachel volgens specificatie. Pelletkachel niet geleverd, bestaande cv overgeplaatst”. De factuur is gedateerd op 8 maart 2013. De kantonrechter is op basis van de omstandigheden dat [naam installatiebedrijf] de pelletketel heeft geïnstalleerd in afstemming met Aitec, bezien in samenhang met de tekst op de factuur, van oordeel dat Aitec onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat die factuur betrekking heeft op de kosten van de installatie van de pelletketel. Daarbij is nog van belang dat gesteld noch gebleken is dat [naam installatiebedrijf] in de betreffende periode ook andere werkzaamheden voor [eiser] heeft uitgevoerd. In het licht van het voorgaande had het op de weg van Aitec gelegen om omstandigheden aan te dragen om te onderbouwen dat het niet aannemelijk is dat de factuur enkel betrekking heeft op de installatiekosten. Nu Aitec dit heeft nagelaten zal de kantonrechter als vaststaand aannemen dat de installatiekosten gelijk zijn aan het bedrag op de factuur. Gelet op het oordeel in overweging 4.16. komen deze kosten als schade voor vergoeding in aanmerking. Daarbij overweegt de kantonrechter dat ook hier geen sprake is van een uitzonderlijke situatie die rechtvaardigt dat [eiser] een vergoeding zou moeten voldoen voor het voordeel dat hij zou hebben genoten van de installatie van de pelletketel, zoals door Aitec wel is aangevoerd. De kantonrechter verwijst naar overweging 4.14. De in overweging 3.1. onder b) genoemde vordering van [eiser] zal verder worden toegewezen voor een bedrag van € 9.959,21.
4.18.
Op grond van artikel 7:24, in samenhang met artikel 6:277 van het BW heeft [eiser] ook recht op vergoeding van de schade die hij heeft geleden als gevolg van de ontbinding van de overeenkomst. Op die grond komt voor vergoeding in aanmerking het verschil in de vermogenssituatie bij onberispelijke nakoming enerzijds en de vermogenssituatie bij ontbinding zonder schadevergoeding, na afwikkeling van de restitutieverplichtingen, anderzijds.
4.19.
[eiser] vordert vergoeding van de kosten die hij stelt te moeten maken voor het laten afkoppelen van de pelletketel en het laten slopen van de pelletsilo. [eiser] heeft deze toekomstige kosten begroot op € 1.995,- op basis van een door [naam installatiebedrijf] uitgebrachte offerte. De kantonrechter overweegt dat niet in geschil is dat dit werkzaamheden zijn die kosten met zich meebrengen. Aitec dient deze kosten in beginsel te vergoeden op grond van artikel 6:277 van het BW, nu de overeenkomst is ontbonden en de kosten daarvan het gevolg zijn. Aitec is echter pas verplicht deze schade te vergoeden wanneer hij in verzuim is. Dat betekent dat in beginsel een ingebrekestelling vereist is, in die zin dat [eiser] Aitec na de ontbinding op 1 oktober 2014 in de gelegenheid heeft moeten stellen om zelf de pelletketel af te (doen) koppelen en de pelletsilo te (doen) slopen. Het eerste moment waaruit Aitec heeft kunnen afleiden dat [eiser] deze schade vergoed wilde zien is op het moment dat [eiser] Aitec in deze procedure dagvaardde. Vervolgens heeft Aitec in de conclusie van antwoord naar voren gebracht dat zij bereid is zelf zoveel mogelijk de benodigde werkzaamheden te verrichten, wanneer de kantonrechter tot het oordeel komt dat de overeenkomst is ontbonden. Daarmee heeft zij zich naar het oordeel van de kantonrechter bereid vertoond te voorkomen dat deze toekomstige schade zal ontstaan. Aitec is dus niet in verzuim, zodat dit deel van de vordering van [eiser] niet voor vergoeding in aanmerking komt. De vordering zal in zoverre worden afgewezen.
4.20.
[eiser] vordert verder vergoeding van de kosten die hij stelt te moeten maken voor de levering en installatie van een nieuwe externe regelaar, ter vervanging van de in de pelletketel ingebouwde regelaar. Deze kosten begroot [eiser] op € 1.795,-, eveneens op basis van de offerte van [naam installatiebedrijf] . Niet is in geschil dat het na verwijdering van de pelletketel noodzakelijk is dat er een dergelijke externe regelaar wordt geïnstalleerd en dat [eiser] deze kosten niet had hoeven maken als Aitec de overeenkomst was nagekomen. Er is dus sprake van schade die het gevolg is van het ontbinden van de overeenkomst die in beginsel voor vergoeding in aanmerking komt. Aitec betwist de door [eiser] gestelde kosten door aan te voeren dat niet een geheel nieuwe cv-ketel voor vergoeding in aanmerking komt. De kantonrechter overweegt dat uit de offerte van [naam installatiebedrijf] volgt dat de kosten (enkel) betrekking hebben op een nieuwe regelaar en niet (ook) op een nieuwe cv-ketel. Een nadere onderbouwing van het verweer van Aitec ontbreekt. De kantonrechter zal daarom als onvoldoende betwist aannemen dat de kosten voor een nieuwe regelaar inderdaad € 1.795,- bedragen.
4.21.
Aitec voert vervolgens het verweer dat bij de begroting van de schade rekening moet worden gehouden met de zogenoemde ‘nieuw voor oud’-aftrek, omdat [eiser] voorheen beschikte over een oudere hoogrendementsketel met ingebouwde regelaar, terwijl nu, na de ontbinding van de overeenkomst, daarvoor een geheel nieuwe regelaar in de plaats komt. De kantonrechter overweegt dat voor toepassing van de ‘nieuw voor oud’-aftrek in beginsel slechts plaats is, als de benadeelde zonder die aftrek in een duidelijk voordeliger positie zou komen. Aangenomen wordt dat dat het geval is als het gaat om een verbetering waarvan vaststaat dat de benadeelde deze in de toekomst toch zou hebben doorgevoerd, of om een verbetering die aantoonbare meerinkomsten voor de benadeelde oplevert. In dit geval is daarvan naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake. Vaststaat dat een functionerende regelaar noodzakelijk is voor de warmtevoorziening in de woning, terwijl [eiser] voorheen daarover beschikte en daarover ook zou hebben beschikt bij onberispelijke nakoming. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] in de nabije toekomst ook was overgegaan tot vervanging van de regelaar, wanneer de overeenkomst tussen partijen niet zou zijn gesloten. Voor een ‘nieuw voor oud’-aftrek is daarom geen plaats. Dit leidt ertoe dat de in overweging 3.1. onder b) genoemde vordering van [eiser] verder zal worden toegewezen voor een bedrag van € 1.795,-.
4.22.
[eiser] heeft bij vermeerdering van eis vergoeding gevorderd van de kosten van een tweetal werkzaamheden die [naam installatiebedrijf] heeft uitgevoerd en waarvan [eiser] facturen heeft overgelegd. Dit betreft in de eerste plaats een factuur van € 579,41, waarvan [eiser] gemotiveerd stelt dat die betrekking heeft op het aansluiten in december 2014 van de bestaande boiler op de bestaande hoogrendementsketel, na het uit bedrijf nemen van de pelletketel die de boiler daarvoor van warm water voorzag. Aitec heeft deze stelling niet betwist, zodat de kantonrechter als vaststaand zal aannemen dat deze werkzaamheden voor deze kosten inderdaad zijn verricht. Deze kosten zijn aan te merken als schade als gevolg van de ontbinding, die [eiser] niet had gemaakt als Aitec de overeenkomst was nagekomen. De kantonrechter zal de in overweging 3.1. onder b) genoemde vordering van [eiser] daarom verder toewijzen voor een bedrag van € 579,41.
4.23.
Daarnaast heeft [eiser] een factuur van [naam installatiebedrijf] van € 312,06 overgelegd. Deze kosten hebben, zo stelt [eiser] , betrekking op het plaatsen van een provisorische thermostaat, ter vervanging van de in de pelletketel ingebouwde warmteregelaar, in juli 2015. De kantonrechter overweegt dat in overweging 4.20. al is geoordeeld dat ten aanzien van een nieuw te plaatsen regelaar sprake is van ontbindingsschade en dat Aitec die kosten dient te voldoen. Niet valt in te zien waarom die nieuwe regelaar niet al in juli 2015, acht maanden na het ontbinden van de overeenkomst, had kunnen worden geplaatst. De kosten voor het plaatsen van een provisorische thermostaat kunnen daarom redelijkerwijs niet worden aangemerkt als schade die het gevolg is van het ontbinden van de overeenkomst. De vordering zal in zoverre worden afgewezen.
4.24.
[eiser] vordert vergoeding van de helft van de kosten die hij heeft gemaakt voor de bouw van het schuurtje waarin de pelletsilo is geplaatst, tot een totaal van € 12.757,36. De kantonrechter is echter van oordeel dat [eiser] , in het licht van de betwisting van deze schadepost door Aitec, onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld dat de bouw van het schuurtje noodzakelijk was voor de plaatsing van de bij Aitec aangekochte pelletsilo. [eiser] heeft niet inzichtelijk gemaakt waarom de pelletsilo niet op een andere locatie – buiten dan wel in een al bestaand gebouw – kon worden geplaatst en waarom de pellets zelf, voor zover die niet in de pelletsilo worden opgeslagen, niet elders konden worden bewaard. Onder die omstandigheden is niet vast komen te staan dat de kosten voor de bouw van het schuurtje moeten worden aangemerkt als schade die het gevolg is van het tekortschieten van Aitec in het nakomen van de overeenkomst, door de gebreken in de pelletketel niet te verhelpen. Evenmin is sprake van schade die het gevolg is van het ontbinden van de overeenkomst. De kantonrechter zal de vordering van [eiser] op dit punt afwijzen.
4.25.
[eiser] heeft bij vermeerdering van eis de wettelijke rente gevorderd over de door hem gevorderde geldbedragen vanaf de dag dat hij deze bedragen heeft betaald. De kantonrechter overweegt als volgt, in de eerste plaats ten aanzien van het door [eiser] op 18 oktober 2012 betaalde gedeelte van de uit de overeenkomst voortvloeiende koopprijs van € 11.750,-. Voor dat bedrag geldt dat pas op 1 oktober 2014 door de ontbinding van de overeenkomst een verbintenis tot ongedaanmaking is ontstaan. Aitec is in de nakoming van die verbintenis tekort geschoten en dient daarom de schade te vergoeden in de vorm van de wettelijke rente. Die rente is Aitec op grond van artikel 6:119, eerste lid, van het BW echter pas verschuldigd vanaf het moment van verzuim. De kantonrechter ziet zich voor de vraag gesteld of, en zo ja met ingang van welke datum Aitec in verzuim verkeerde ten aanzien van de terugbetaling van het door [eiser] betaalde bedrag. Voor verzuim is in beginsel een ingebrekestelling vereist – dat Aitec zonder ingebrekestelling in verzuim zou zijn geraakt heeft [eiser] niet gesteld. Verder is gesteld noch gebleken dat [eiser] Aitec in gebreke heeft gesteld na 1 oktober 2014. Uit de tussen partijen na die datum gevoerde e-mailcorrespondentie kan in ieder geval geen aanmaning worden afgeleid. Zonder nadere toelichting van de zijde van [eiser] , die ontbreekt, kan evenmin worden aangenomen dat en waarom Aitec met ingang van de datum van de dagvaarding op 13 oktober 2014 in verzuim is geraakt. Een dagvaarding is immers in beginsel, tenzij ze een sommatie zou bevatten, geen ingebrekestelling. Nu verder niets is gesteld over de contacten tussen partijen na de datum van de ontbinding en over een eventuele weigering van Aitec om de koopsom nadien terug te betalen, ligt het voor de hand om als datum van verzuim de datum van de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, van Aitec van 16 december 2014 te kiezen. In die conclusie heeft Aitec meegedeeld niet bereid te zijn de koopsom terug te betalen. Deze conclusie kan dan ook als een mededeling in de zin van artikel 6:83, aanhef en onder lid c, van het BW beschouwd worden, zodat op grond daarvan het verzuim met ingang van die datum is ingetreden zonder ingebrekestelling. De wettelijke rente zal daarom over dit bedrag worden toegewezen met ingang van 16 december 2014.
4.26.
Met betrekking tot de gevorderde wettelijke rente over de door [eiser] betaalde installatiekosten van € 9.959,21 is in overweging 4.16. al geoordeeld dat Aitec in verzuim was op 1 oktober 2014. De wettelijke rente over dit bedrag zal worden toegewezen met ingang van die datum. De wettelijke rente over de kosten voor de nieuwe regelaar zal worden afgewezen, omdat deze kosten nog moeten worden gemaakt en dus nog geen sprake is van vertragingsschade. De wettelijke rente over het bedrag van € 579,41 (betrekking hebbend op de factuur van [naam installatiebedrijf] ) zal worden toegewezen per 1 maart 2015, de dag waarop [eiser] deze kosten blijkens de factuur uiterlijk zou hebben moeten voldoen.
4.27.
Aitec zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 96,30
- griffierecht € 462,00
- salaris gemachtigde €
1.000,00(2,5 punten x tarief € 400,00)
Totaal € 1.558,30
in reconventie4.28. Niet in geschil is dat [eiser] een bedrag van € 2.000,- niet aan Aitec heeft betaald, hoewel hij daartoe op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst in beginsel wel verplicht was. Nu de kantonrechter in conventie echter al tot het oordeel gekomen dat de tussen partijen gesloten overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden, is daarmee de grondslag aan de vordering van Aitec komen te vervallen en kan Aitec geen nakoming meer vorderen. De kantonrechter zal de vordering daarom afwijzen wat de hoofdsom betreft.
4.29.
Aitec vordert verder de wettelijke rente over het bedrag van € 2.000,-. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] niet gerechtigd was dit bedrag in het kader van opschorting achter te houden vanwege de problemen met het functioneren van de pelletketel. Daarvoor is van belang dat Aitec stelt dat betaling diende plaats te vinden op het moment dat alle onderdelen van de pelletketel waren geleverd, terwijl [eiser] aanvoert dat betaling plaats diende te vinden op het moment dat de pelletketel in bedrijf werd gesteld. Tussen partijen is dus niet in geschil dat betaling in ieder geval op de dag van inbedrijfstelling, 17 december 2012, diende plaats te vinden. Op dat moment was nog geen sprake van niet nakomen aan de zijde van Aitec, die de ketel immers geleverd had en in bedrijf had gesteld. [eiser] had dus geen opschortingsrecht en dit recht heeft nadien niet alsnog kunnen ontstaan door de gebreken aan de pelletketel. [eiser] is dus tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en is gehouden de schade die daardoor is ontstaan te vergoeden – in dit geval in de vorm van de wettelijke rente – tot aan het moment waarop de overeenkomst is ontbonden. Uit de in overweging 2.9. genoemde brief van Aitec van 18 april 2013 volgt dat [eiser] sinds die datum in verzuim is. De kantonrechter zal de gevorderde wettelijke rente daarom toewijzen van 18 april 2013 tot 1 oktober 2014.
4.30.
Aitec zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] , geheel bestaande uit salaris gemachtigde, worden begroot op € 150,00 (2 punten x tarief € 150,00 x factor 0,5, omdat de vordering in reconventie voortvloeit uit het verweer in conventie).

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie5.1. verklaart voor recht dat [eiser] de koopovereenkomst met Aitec rechtsgeldig heeft ontbonden;
5.2.
veroordeelt Aitec om aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen € 24.083,62 met de wettelijke rente:
- over € 9.959,21 vanaf 1 oktober 2014 tot de voldoening;
- over € 11.750,- vanaf 16 december 2014 tot de voldoening;
- over € 579,41 vanaf 1 maart 2015 tot de voldoening;
5.3.
veroordeelt Aitec om de pelletketel en toebehoren en de pelletopslag af te voeren binnen veertien dagen nadat [eiser] Aitec daartoe het verzoek heeft gedaan;
5.4.
veroordeelt Aitec tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.558,30, waarin begrepen € 1.000,- aan salaris gemachtigde;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie5.7. veroordeelt [eiser] om aan Aitec tegen bewijs van kwijting te betalen de wettelijke rente over € 2.000,- van 18 april 2013 tot 1 oktober 2014;
5.8.
veroordeelt Aitec tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 150,- aan salaris gemachtigde;
5.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Dondorp, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2016.