ECLI:NL:RBMNE:2016:2195

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 mei 2016
Publicatiedatum
18 april 2016
Zaaknummer
C/16/347915 / HA ZA 13-520
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake tekortkomingen in softwarelevering en ontbinding van overeenkomst tussen gemeente Amersfoort en Centric Netherlands B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 mei 2016 een tussenvonnis uitgesproken in een geschil tussen de gemeente Amersfoort en Centric Netherlands B.V. over de levering van software. De gemeente Amersfoort heeft Centric aangeklaagd wegens tekortkomingen in de geleverde software, specifiek de Document Management System (DMS) en MidOffice Suite. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een overeenkomst was tussen partijen, waarin Centric zich verplichtte om software te leveren die voldeed aan bepaalde specificaties. Amersfoort heeft gesteld dat Centric niet heeft voldaan aan deze verplichtingen, wat heeft geleid tot schade en vertraging in de implementatie van de software. Centric heeft op haar beurt betwist dat zij tekortgeschoten is en heeft aangevoerd dat de gemeente niet heeft meegewerkt aan de goedkeuringsprocedure, wat haar verplichtingen heeft bemoeilijkt. De rechtbank heeft de feiten en de procedure tot nu toe besproken, evenals de verschillende documenten en correspondentie tussen partijen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er voldoende gronden zijn om de tekortkomingen van Centric te onderzoeken en heeft partijen in de gelegenheid gesteld om aanvullende informatie te verstrekken. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en de rechtbank heeft aangekondigd dat zij mogelijk deskundigen zal benoemen om de technische aspecten van de softwarelevering te beoordelen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/347915 / HA ZA 13-520
Vonnis van 4 mei 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CENTRIC NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Gouda,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaten mr. S. Sanders en mr. H. Struik,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE AMERSFOORT,
zetelend te Amersfoort,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. H.R. Quint.
Partijen zullen hierna Centric en Amersfoort genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • tussenvonnis van 6 november 2013;
  • conclusie van antwoord in reconventie van 6 maart 2014;
  • proces-verbaal van comparitie, gehouden op 6 maart 2014;
  • conclusie van repliek in conventie van 18 juni 2014;
  • conclusie van dupliek in conventie tevens repliek in reconventie van 10 september 2014;
  • conclusie van dupliek in reconventie van 14 januari 2015;
  • akte uitlating producties van 11 februari 2015;
  • pleitaantekeningen mr. H. Struik;
  • pleitaantekeningen mr. H.R. Quint.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 11 februari 2008 heeft Amersfoort een Europese aanbesteding uitgeschreven voor de levering en implementatie van een MidOffice Suite (hierna: MidOffice) en een document management systeem (hierna: DMS). MidOffice en DMS zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als ‘de software’.
2.2.
Op 29 juli 2008 heeft een tweede aanbestedingsronde plaatsgevonden. Amersfoort heeft daarbij aan een aantal partijen, waaronder Centric, de “
Offerteaanvraag Implementatie Midoffice Suite en DMS/RMA Gemeente Amersfoort Ref.nr. 2008/0729” toegezonden (hierna: de offerteaanvraag).
2.3.
Naar aanleiding hiervan heeft Centric een offerte uitgebracht (hierna: de offerte) en antwoorden gegeven op bepaalde nadere vragen van Amersfoort (hierna: de verduidelijkingen). Onderdeel van de offerte van Centric is (onder meer) dat zij bij de levering en implementatie van de software gebruik zal maken van enkele onderaannemers, waaronder Kodision.
2.4.
Amersfoort heeft de levering en implementatie van de software gegund aan Centric. Partijen hebben op 18 december 2008 een overeenkomst gesloten met als titel “
OVEREENKOMST Nr. 2946024-20081218 levering programmatuur, implementatie en onderhoud MidOffice Suite en DMS/RMA” (hierna: de overeenkomst).
2.5.
De overeenkomst bevat – voor zover relevant – in artikel 2.3 de volgende bepaling: “
De in bijlage A genoemde bescheiden maken deel uit van de Overeenkomst.”In bijlage A worden (voor zover relevant) de volgende bescheiden genoemd:

B Het Bestek met Nota’s van Inlichtingen (ref.nr. 2008/0729)
C De door Implementatiepartner in het kader van de Europese Aanbesteding uitgebrachte Offerte, met inbegrip van alle bijbehorende bijlagen (ref.nr. HKo/AVI/G200803508)
D De door Implementatiepartner op
  • 8 oktober 2008 (ref.nr. HKo/AVI/G200803508a),
  • 23 oktober 2008 (ref.nr. HKo/AVI?G200803508b),
  • 7 november 2008 (ref.nr. HKo/AVI/G200803508c),
  • 17 november 2008 (ref.nr. HKo/AVI/G200803508d)
  • 10 december 2008 (ref.nr. HKo/AVI/G200803508e)
schriftelijk aangeleverde verduidelijkingen op zijn Offerte (…).”
2.6.
De overeenkomst bevat daarnaast – voor zover relevant – de volgende bepalingen:
Artikel 1: Begrippen
(…)
1.5
Gebrek: tekortkomingen aan het Overeengekomen deel van de Midoffice Suite (…) dan wel het vanuit technische optiek niet naar behoren functioneren van het Overeengekomen deel van de Midoffice Suite.
1.6
Klein Gebrek: Tekortkomingen in het Overeengekomen Deel van de Midoffice Suite van zodanige aard, aantal en/of omvang dat ze niet aan Acceptatie in de weg staan maar, in welke vorm dan ook, wel leiden tot een voor Gemeente verminderd gebruiksgemak.
(…)
Artikel 6: Oplevering en Acceptatie
(…)
6.3
Ten behoeve van de formele Acceptatie van een Overeengekomen Deel van de Midoffice Suite en DMS/RMA stelt Implementatiepartner een concept Acceptatieplan op, dat door Gemeente – al dan niet na wijziging – tot definitief bij de formele acceptatie te hanteren document wordt vastgesteld.
6.4
In overleg bepalen Partijen een datum voor de Acceptatie. Gemeente onderwerpt het door Implementatiepartner opgeleverde Overeengekomen Deel van de Midoffice Suite en DMS/RMA ten behoeve van de Acceptatie aan de in het Acceptatieplan beschreven goedkeuringsprocedure. De goedkeuringsprocedure betreft zowel het Overeengekomen Deel van de Midoffice Suite en DMS/RMA als de bijbehorende Documentatie. In het kader van de goedkeuringsprocedure is Gemeente gerechtigd te verlangen dat Implementatiepartner het Overeengekomen Deel van de Midoffice Suite aan Gemeente, diens personeel, alsmede aan derde deskundigen demonstreert alvorens Gemeente het Overeengekomen Deel van de Midoffice Suite en DMS/RMA accepteert.
(…)
6.6 (…)
Kleine Gebreken zullen geen reden tot onthouding van de goedkeuring zijn, onverminderd de verplichting van Implementatiepartner tot kosteloos herstel van Kleine Gebreken. (…)
6.7
Indien Gemeente het Overeengekomen Deel van de Midoffice Suite en DMS/RMA niet bij eerste uitvoering van de goedkeuringsprocedure sub 6.4 heeft goedgekeurd, wordt de goedkeuringsprocedure binnen een door Gemeente te stellen redelijke termijn geheel of gedeeltelijk herhaald. (…)
6.8
Indien het Overeengekomen Deel van de Midoffice Suite en DMS/RMA na de tweede goedkeuringsprocedure sub 6.7 opnieuw door Gemeente wordt afgekeurd, is Gemeente gerechtigd deze Overeenkomst geheel of gedeeltelijk buiten rechte te ontbinden zonder dat daarvoor enige aanmaning of ingebrekestelling is vereist. De ontbinding zal niet leiden tot een ongedaanmakingsverbintenis van Partijen noch zal de ontbinding de Gemeente ontslaan van haar betalingsverplichtingen ten aanzien van reeds geaccepteerde delen van de Midoffice Suite en DMS/RMA
(…)
Artikel 7: Garantie
(…)
7.5
Indien Implementatiepartner van mening is dat Gemeente geen beroep kan doen op de garantiebepalingen, omdat een Gebrek niet behoort tot de gegarandeerde eigenschappen, rust de bewijslast ter zake bij Implementatiepartner.
(…)
Artikel 10: Aansprakelijkheid
(…)
10.2
De Partij die toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen is tegenover de andere Partij aansprakelijk voor de vergoeding van de door de andere Partij geleden c.q. te lijden schade.
10.3
De aansprakelijkheid van Partijen in het kader van een handelen of nalaten wordt als volgt beperkt:
10.3.1
voor zaakschade aanvaardt Implementatiepartner de aansprakelijkheid voor materiele schade aan installaties en eigendommen van Gemeente en van derden, voor zover de schade het gevolg is van schuld van personen, waarvan Implementatiepartner zich bij de uitvoering van die werkzaamheden bedient (…).
10.3.2
voor financieel nadeel, dat wil zeggen door een Partij geleden directe schade in het vermogen (financieel nadeel) dat voortvloeit uit handelen of nalaten in verband met de uitvoering van diensten en/of werkzaamheden tot een bedrag van € 500.000,00 per gebeurtenis en gemaximeerd tot eenmaal per kalenderjaar. Onder directe schade wordt verstaan.
a. Schade aan het Systeem en gegevensbestanden, waaronder in elk geval verstaan wordt: materiële beschadiging, gebrekkig of niet functioneren, verminderde betrouwbaarheid en verhoogde storingsgevoeligheid;
b. Schade aan andere eigendommen van Partijen en/of van derden;
c. Kosten van noodzakelijke wijzigingen en/of veranderingen in het Systeem, specificaties, materialen of documentatie, aangebracht ter beperking en/of herstel van schade;
d. Kosten van noodvoorzieningen waaronder het om niet beschikbaar stellen van hardware;
e. Redelijke kosten gemaakt ter voorkoming of beperking van directe schade, die als gevolg van de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust, mocht worden verwacht;
f. Redelijke kosten gemaakt ter vaststelling van de schade-oorzaak, de aansprakelijkheid, de directe schade en de wijze van herstel.
10.4
De aansprakelijkheid voor personenschade, dat wil zeggen letsel of aantasting van de gezondheid van personen, al dan niet de dood ten gevolge hebbend is onbeperkt.
10.5
De sub 10.3 opgenomen beperking van aansprakelijkheid komt te vervallen indien er sprake is van opzet en/of grove schuld (…).
10.6
Gebeurtenissen die met elkaar verband houden, of uit elkaar of uit hetzelfde handelen of nalaten voortvloeien, zullen als één gebeurtenis worden beschouwd en worden geacht te zijn gevorderd op het moment dat de eerste gebeurtenis heeft plaatsgevonden.
(…)
10.8
De aansprakelijkheid voor gevolgschade is uitgesloten. Onder gevolgschade wordt verstaan:
a. winstderving
b. Kosten gemaakt ter voorkoming, beperking of vaststelling van gevolgschade
c. Andere schade als bedoeld in artikel 10.3
(…)
Artikel 19: Ontbinding
19.1
Buiten hetgeen elders in deze Overeenkomst is bepaald is:
19.1.1
ieder der Partijen gerechtigd deze Overeenkomst d.m.v. een aangetekend schrijven buiten rechte te ontbinden indien de andere Partij ook na schriftelijke aanmaning stellende een redelijke termijn in gebreke blijft aan zijn verplichtingen uit deze Overeenkomst te voldoen, of indien de in artikel 19 lid 1(bedoeld zal zijn artikel 18 lid 1, toevoeging rechtbank)
voor de wederpartij benoemde situatie van overmacht meer dan zestig dagen heeft geduurd, of indien voorzien kan worden dat zij meer dan zestig dagen zal duren.”
2.7.
Op 29 september 2010 heeft een wijziging van de overeenkomst plaatsgevonden. Vanaf dat moment had Centric niet langer de rol van leverancier én implementatiepartner, maar alleen nog die van leverancier.
2.8.
Centric heeft op 24 januari 2011 een aangepaste offerte fase 2 DMS uitgebracht (hierna: nadere offerte DMS). Op pagina 2 van de nadere offerte DMS is het volgende vermeld: “
De overeenkomst tussen Centric en gemeente Amersfoort, Nr. 2946024-20081218, is onverkort van toepassing op deze fase van het project”.Amersfoort heeft de nadere offerte DMS voor akkoord ondertekend.
2.9.
Op 25 november 2011 heeft Centric het volgende aan Amersfoort geschreven:

Als we kijken waar we nu staan in relatie tot uw wens om op 12 december 2012 een werkende applicatie te hebben, kan ik u melden dat wij met versie 2.7, die in december 2011 wordt vrijgegeven, de functionaliteit kunnen bieden conform de aanbesteding. Het is dan wel zo, dat op onderdelen deze functionaliteit weliswaar anders geboden wordt dan u graag wilt zien, maar wij stellen voor dat alle inspanning nu gericht wordt op het testen van deze versie, met inachtneming van de gedachte dat er op onderdelen nog een doorontwikkeling moet plaatsvinden, maar waarbij u wel in productie kunt gaan.”
2.10.
Op 8 juni 2012 heeft Amersfoort de “
Bijlage: Aanvullende afspraken MidOffice/DMS” ondertekend (hierna: nadere offerte MidOffice). In artikel 1 van de nadere offerte MidOffice is het volgende bepaald: “
De overeenkomst, Nr. 2946024-20081218, inzake de levering van programmatuur, de implementatie en het onderhoud van een Midoffice Suite en DMS/RMA, blijft onverkort van toepassing, op zowel de gewijzigde als de aanvullende afspraken, behoudens voor zover daarvan in het navolgende uitdrukkelijk wordt afgeweken.
2.11.
Op 25 oktober 2012 heeft (de raadsman van) Amersfoort het volgende aan Centric geschreven:

Ik constateer dat u tot op heden in gebreke bent gebleven met het opleveren van de contractueel overeengekomen prestaties. Met referte aan de eind 2011 gemaakte afspraken bericht ik u hierbij dan ook dat mijn cliënte u een termijn stelt tot 12 december 2012 om alsnog de bestaande gebreken op te lossen en een conform de op de overeenkomst van toepassing zijnde specificaties, zoals verwoord in het bij de aanbestedingsstukken behorende Programma van Eisen en Wensen, op te leveren.
Reeds nu deel ik u mede dat, indien u daarin niet zult slagen, mijn cliënte ernstig zal overwegen de bestaande overeenkomsten geheel of partieel te ontbinden, alsmede u aansprakelijk te stellen voor alle door de gemeente geleden en nog te lijden schade. Voor de goede orde merk ik op dat aan deze ingebrekestelling niet is voldaan doordat slechts de in de bijlagen bij deze behorende problemen zijn opgelost. Er dient immers dan nog een acceptatietest plaats te vinden, conform de overeenkomsten, waarbij nog verdere gebreken en problemen kunnen optreden. Ook die zullen dan moeten worden opgelost.
Vanzelfsprekend is mijn cliënte zich ervan bewust dat u niet zonder haar medewerking kunt voldoen aan de onderhavige sommatie. Derhalve verzoek ik u, indien u meent dat aan de onderhavige gebrekestelling binnen de gestelde termijn kan worden voldaan, mij op zo kort mogelijke termijn een adequate planning toe te zenden, zodat mijn cliënte zich kan voorbereiden op de van haar gevraagde medewerking.”
2.12.
Centric heeft per brief van 13 november 2012 – voor zover relevant – als volgt gereageerd:

In juni heeft Centric versie 2.7.1. opgeleverd en sindsdien is er niet veel veranderd. Ondanks herhaald aandringen / vragen van Centric blijft DMS 2.7.1. in de testomgeving steken terwijl op basis van de capaciteitsplanning van Centric, op 10 juli 2012 DMS 2.7.1. op de acceptatieomgeving verder zou worden getest.
Ook het door de gemeente Amersfoort in dat kader op te stellen Plan van Aanpak is nog steeds niet afgerond en de CSV bestanden ontbreken nog steeds. Op deze manier wordt het testen gefrustreerd en heeft dat gevolgen voor de tijdige acceptatie en in productie name. De bal ligt dus inmiddels al geruime tijd bij de gemeente Amersfoort.
U vraagt Centric om een planning te verstrekken opdat de gemeente Amersfoort zich kan voorbereiden. Onderstaand treft u deze aan (…)
2.13.
Amersfoort heeft hierop door middel van een brief van haar raadsman op 20 november 2012 – voor zover relevant – als volgt gereageerd:

De voorlopige conclusie uit het bovenstaande is dat de door u afgegeven planning niet zal leiden tot het beoogde resultaat (een volgens specificaties werkend systeem per 12/12/12). Alvorens de organisatie bij de gemeente te belasten met het implementeren van de software wenst mijn cliënte overtuigd te zijn dat dat zinvol is in die zin, dat daarna sprake zal zijn van een systeem dat a) aan de specificaties voldoet en b) voldoende foutloos werkt. Om tot die overtuiging te geraken ziet mijn cliënte graag eerst de volgende voorwaarden vervuld:
1. U overhandigt uw eigen testscripts en testresultaten, waaruit blijkt dat de geconstateerde gebreken aantoonbaar zijn verholpen en dat de GAP-issues aantoonbaar zijn opgelost in de door u voorgestelde softwarereleases;
2. U geeft mijn cliënte de namen van de klanten, waar de software succesvol zou zijn geïmplementeerd, zodat mijn cliënte zich daar zelf van kan overtuigen, met name op welke manier de gebreken en de GAP-issues zijn verholpen;
3. Medewerkers van mijn cliënte krijgen de mogelijkheid om op korte termijn bij Centric te testen om te verifiëren of de door u als opgelost aangegeven gebreken ook daadwerkelijk zijn opgelost.
Eerst wanneer aan deze voorwaarden is voldaan en mijn cliënte zich op die wijze heeft kunnen overtuigen van
het feit dat de door u thans voorgestelde softwareoplossing ook daadwerkelijk in de ogen van de gemeente een
oplossing is, is mijn cliënte bereid om de implementatie ter hand te nemen.
2.14.
Centric heeft op 4 december 2012 haar verplichtingen ten aanzien van de implementatie van DMS opgeschort.
2.15.
Bij brief van 14 december 2012 heeft (de raadsman van) Amersfoort de overeenkomst, alsmede de nadere offerte DMS en de nadere offerte MidOffice buitengerechtelijk ontbonden en wel uitsluitend ten aanzien van de levering van DMS. Daarbij heeft (de raadsman van) Amersfoort ook vermeld:

Het bovenstaande laat onverlet dat een belangrijk deel van de door Centric geleverde software (met name het Mid-Office) wil blijven gebruiken, omdat zij daarmee uit de voeten kan.
2.16.
Amersfoort heeft op 25 januari 2013 in een brief met als onderwerp “
Gebreken MidOffice” het volgende aan Centric geschreven:

Wij gaan er van uit dat de bovenbeschreven tekortkomingen en gebreken nu binnen twee weken door Centric op een voor onze gemeente bevredigende wijze worden opgelost. Voor alle duidelijkheid benadrukken wij dat, mocht u blijven persisteren in een onwillige houding, wij de ons ter beschikking staande (rechts)middelen zullen aanwenden om naleving door Centric af te dwingen.
2.17.
Bij brief van 15 februari 2013 met als onderwerp “
Gebreken MidOffice” heeft Amersfoort het volgende aan Centric geschreven:

Boven beschreven gebreken vormen voor ons een belemmering om de MidOffice met WABO en Digitale Verhuizingen in productie te nemen. Wij gaan er van uit dat deze tekortkomingen en gebreken nu op zeer korte termijn door Centric op een voor onze gemeente bevredigende wijze worden opgelost.
Overige gebreken
Voor alle duidelijkheid benadrukken wij dat bovenbeschreven problemen niet de enige resterende gebreken betreffen. Hoewel deze overige gebreken reeds geruime tijd bij u bekend zijn, voegen wij de lijst waarin de gebreken zijn opgenomen volledigheidshalve als bijlage toe.
2.18.
Bij brief van 8 augustus 2013 heeft (de raadsman van) Amersfoort de overeenkomst, alsmede de nadere offerte DMS en de nadere offerte MidOffice buitengerechtelijk ontbonden ten aanzien van de levering van MidOffice.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Centric vordert – na wijziging van eis – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht verklaart dat geen werking toekomt aan de door Amersfoort op 14 december 2012 en op 8 augustus 2013 ingeroepen ontbinding(en) van de overeenkomst of een of meer gedeelten daarvan;
2. Amersfoort veroordeelt om aan Centric te betalen:
a. ten titel van nakoming:
i. van de overeenkomst: het bedrag van € 394.500,- (driehonderdvierennegentigduizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met btw;
ii. van de nadere offerte DMS: het bedrag van € 221.500,-(tweehonderdeenentwintigduizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met btw;
iii. van de nadere offerte MidOffice; het bedrag van € 155.000,- (honderdvijfenvijftigduizend euro), te vermeerderen met btw;
b. de wettelijke handelsrente over de hierboven sub 2.a bedoelde bedragen, ten aanzien van het sub ii bedoelde bedrag vanaf de dag van de dagvaarding en ten aanzien van de sub i en sub iii bedoelde bedragen vanaf de dag van de conclusie van repliek in conventie, telkens tot aan de dag van volledige voldoening;
c. ten titel van schadevergoeding: het bedrag van € 125.000,- (honderdvijfentwintigduizend euro), althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie gerechtvaardigd acht;
d. de wettelijke handelsrente over het hierboven sub 2.c bedoelde bedrag vanaf de dag van de dagvaarding tot en met de dag van volledige voldoening;
3. bepaalt dat Centric zal zijn bevrijd van haar eventueel nog uit de overeenkomst voortvloeiende verbintenissen;
4. Amersfoort veroordeelt in de kosten van het geding.
3.2.
Amersfoort voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.3.
Amersfoort vordert – na wijziging van eis – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1.
Primair: verklaart voor recht dat de tussen partijen gesloten overeenkomst van 18 december 2008 en alle daarop gebaseerde nadere en aanvullende overeenkomsten rechtsgeldig buitengerechtelijk zijn ontbonden wegens toerekenbare tekortkoming in de nakoming zijdens Centric, voor wat betreft DMS bij brief van de raadsman van Amersfoort d.d. 14 december 2012 en voor wat betreft MidOffice bij brief van de raadsman van Amersfoort d.d. 8 augustus 2013;
2.
Subsidiair: namelijk voor het geval de tussen partijen gesloten overeenkomst van 18 december 2008 en alle daarop gebaseerde nadere en aanvullende overeenkomsten, niet zouden zijn ontbonden: deze geheel ontbindt wegens toerekenbare tekortkoming in de nakoming zijdens Centric;
3.
Zowel primair als subsidiair: Centric veroordeelt tot:
I. terugbetaling van al hetgeen Amersfoort op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst van 18 december 2008 en alle daarop gebaseerde nadere en aanvullende overeenkomsten aan Centric heeft betaald, totaal zijnde een bedrag van € 879.637,40, voor elke afzonderlijke betaling te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag van voldoening; en
II. schadevergoeding wegens toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, ter hoogte van de gehele door Amersfoort geleden schade ter hoogte van € 2.520.708,60, althans ter hoogte van een bedrag van € 1.000.000,- (2x € 500.000,-), althans ter hoogte van een bedrag van € 500.000,-, althans ter hoogte van een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag waarop Centric in verzuim verkeerde, althans de datum waarop de conclusie van eis in reconventie bij de rechtbank is ingediend;
4.
Meer subsidiair:
I. De tussen partijen gesloten overeenkomst van 18 december 2008 en alle daarop gebaseerde nadere en aanvullende overeenkomsten vernietigt wegens dwaling; en
II. Centric veroordeelt tot terugbetaling van al hetgeen Amersfoort op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst van 18 december 2008 en alle daarop gebaseerde nadere en aanvullende overeenkomsten aan Centric heeft betaald, totaal zijnde een bedrag van € 879.637,40, voor elke afzonderlijke betaling te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag van voldoening; en
III. Centric veroordeelt tot betaling van schadevergoeding wegens onrechtmatige daad, ter hoogte van de gehele door Amersfoort geleden schade ter hoogte van € 2.520.708,60, althans ter hoogte van een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de conclusie van eis in reconventie bij de rechtbank is ingediend;
5.
Zowel primair als subsidiair en meer subsidiair: Centric veroordeelt in de kosten van de procedure in reconventie, daaronder begrepen de nakosten.
3.4.
Centric voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
De rechtbank zal eerst de primaire vordering in reconventie behandelen omdat deze vordering in reconventie tevens strekt tot verweer in conventie. Bij gegrondheid van deze vordering/dat verweer zullen alle vorderingen in conventie moeten worden afgewezen.
4.2.
Amersfoort heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat Centric tekort is geschoten in haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst, de nadere offerte DMS en de nadere offerte MidOffice. Amersfoort heeft daardoor schade geleden. Daarnaast heeft Amersfoort gesteld dat Centric in verzuim is.
4.3.
Specifiek ten aanzien van DMS heeft Centric de omvang van haar leveringsverplichtingen betwist. Daarnaast heeft zij betwist dat zij tekort is geschoten in haar verplichtingen, althans heeft zij aangevoerd dat sprake is van kleine gebreken die niet aan acceptatie in de weg staan. Het meest verstrekkende verweer van Centric is dat Amersfoort tekort is geschoten in haar verplichting om de goedkeuringsprocedure zoals bedoeld in artikel 6 van de overeenkomst (hierna: de goedkeuringsprocedure) te doorlopen en ook voor het overige niet bereid bleek medewerking te verlenen aan acceptatie, op grond waarvan Centric rechtsgeldig haar verbintenissen heeft opgeschort.
4.4.
Specifiek ten aanzien van MidOffice heeft Centric aangevoerd dat Amersfoort decharge heeft verleend en dat dit deel van de overeenkomst daarom niet vatbaar is voor ontbinding. Voor zover geen decharge is verleend, is Centric niet tekortgeschoten in haar verplichtingen, althans is sprake van kleine gebreken die niet aan acceptatie in de weg staan.
4.5.
Met betrekking tot de schade heeft Centric aangevoerd dat haar (eventuele) aansprakelijkheid contractueel is beperkt. Deze beperking geldt volgens Centric ook voor de verbintenis tot ongedaanmaking.
DMS
Schuldeisersverzuim
4.6.
Als meest verstrekkende verweer heeft Centric een beroep gedaan op schuldeisersverzuim. Amersfoort heeft betwist dat sprake is van schuldeisersverzuim.
4.7.
Schuldeisersverzuim kan op twee wijzen ontstaan. In de eerste plaats kan een schuldeiser in verzuim komen, wanneer nakoming van de verbintenis wordt verhinderd doordat hij de daartoe noodzakelijke medewerking niet verleent of doordat een ander beletsel van zijn zijde opkomt, tenzij de oorzaak van verhindering hem niet kan worden toegerekend (artikel 6:58 BW). Een schuldeiser kan ook in verzuim komen wanneer hij ten gevolge van hem toe te rekenen omstandigheden niet voldoet aan een verplichting zijnerzijds jegens de schuldenaar en deze op die grond bevoegdelijk de nakoming van zijn verbintenis jegens de schuldeiser opschort (artikel 6:59 BW).
4.8.
De rechtbank stelt allereerst vast dat partijen zijn overeengekomen dat Centric op 12 december 2012 een door Amersfoort geaccepteerd DMS zou opleveren. Het is de rechtbank opgevallen dat partijen in deze procedure – als het gaat om de oplevering en acceptatie van DMS – hebben gesproken over versie 2.7.1 en over versie 2.7.3. Het verschil tussen die versies acht de rechtbank in deze procedure echter niet relevant. Immers, door Centric is gesteld (en door Amersfoort is niet weersproken) dat bij het wijzigen van het laatste cijfer slechts sprake is van minimale aanpassingen ten opzichte van een vorige versie. Aangezien het hier kennelijk gaat om minimale aanpassingen in versie 2.7 en bovendien niet gesteld of gebleken is dat deze minimale aanpassingen relevant zijn voor de beoordeling van de voorliggende rechtsvraag, zal de rechtbank dit verschil verder buiten beschouwing laten. De rechtbank zal in het vervolg spreken over versie 2.7.
4.9.
Op grond van artikel 6.4 van de overeenkomst rust op Amersfoort de verplichting om het “
opgeleverde Overeengekomen Deel” te onderwerpen aan een goedkeuringsprocedure. Volgens Centric valt onder “
opgeleverde Overeengekomen Deel” ook versie 2.7 van DMS. Deze verplichting is Amersfoort niet nagekomen, althans Amersfoort heeft geen medewerking verleend aan het doorlopen van de goedkeuringsprocedure, aldus Centric.
4.10.
Amersfoort heeft dit standpunt bestreden. In de eerste plaats heeft zij aangevoerd dat DMS, MidOffice en/of onderdelen daarvan geen afzonderlijke overeengekomen delen zijn en daarom niet apart van elkaar voor oplevering en acceptatie vatbaar zijn.
Dit verweer slaagt niet. Tussen partijen staat niet ter discussie de afspraak dat versie 2.7 van DMS op 12 december 2012 zou zijn opgeleverd en geaccepteerd. Met die afspraak zijn partijen afgeweken van het (door Amersfoort gestelde) uitgangspunt dat alleen DMS en MidOffice tezamen kunnen worden opgeleverd en geaccepteerd. De rechtbank ziet – zonder nadere onderbouwing van Amersfoort – niet in dat wanneer DMS wel apart kan worden opgeleverd, DMS niet ook apart kan worden geaccepteerd.
4.11.
In de tweede plaats heeft Amersfoort aangevoerd dat zij niet mee hoefde te werken aan de goedkeuringsprocedure. Zij heeft daarvoor de volgende drie argumenten aangedragen: (i) omdat Centric geen acceptatieplan zoals bedoeld in artikel 6.3 van de overeenkomst (hierna: het acceptatietestplan) had opgesteld en het door Amersfoort opgestelde Master Test Plan niet voldeed als acceptatietestplan, (ii) omdat zij geen zekerheid had dat versie 2.7 foutloos zou werken en zou voldoen aan de overeengekomen specificaties en (iii) omdat het doorlopen van de goedkeuringsprocedure zinloos zou zijn omdat de uitkomst daarvan al vaststond, namelijk dat Amersfoort de oplevering niet zou accepteren vanwege de aanwezigheid van ‘gaps’ en ‘issues’ (zie hierover 4.17 en verder).
4.12.
Het verweer van Amersfoort dat het Master Test Plan niet kan gelden als een acceptatieplan in de zin van de overeenkomst omdat het daarvoor niet voldeed, en dat zij daarom niet hoefde mee te werken aan de acceptatieprocedure, slaagt niet. Bij brief van 25 oktober 2012 heeft Amersfoort Centric gesommeerd om uiterlijk op 12 december 2012 alle bestaande gebreken te hebben opgelost en (kennelijk) een DMS op te leveren conform de op overeenkomst van toepassing zijnde specificaties. Daarbij heeft Amersfoort erop gewezen dat de problemen die zijn genoemd in de bij die brief gevoegde bijlagen moesten zijn opgelost en dat daarna nog een acceptatietest moest plaatsvinden. In verband daarmee heeft zij Centric om een adequate planning gevraagd. In de genoemde bijlagen is niets vermeld over een ontbrekend acceptatietestplan. In haar reactie op deze brief heeft Centric een uit zeven onderdelen bestaande planning genoemd. De onderdelen 3 en 4 van die planning hielden in dat Amersfoort uiterlijk voor dinsdag 20 november 2012 moest aangeven wat de testresultaten waren van de conversie op de afdeling SZ en van de DMS-GWS koppeling. Onderdeel 5 hield in dat Centric op woensdag 28 november 2012 de functionaliteit ‘zoeken en vinden’ moest installeren en dat Amersfoort uiterlijk op maandag 3 december 2012 de testresultaten van de acceptatietest hiervan bij Centric moest aanleveren. De resultaten daarvan zouden volgens het voorstel van Centric worden besproken op 4 december 2012 en de technisch consultants van Centric zouden op 10 december 2012 de mogelijkheid krijgen om onderdelen te herstellen. Onderdeel 6 van de planning van Centric hield in dat op 12 december 2012 in de productieomgeving bij Amersfoort zou worden getest. En onderdeel 7 hield in dat Centric op 13 december 2011 nazorg zou leveren en documentatie zou aanleveren. Hieruit blijkt dat Centric er op 13 november 2012 van uit is gegaan dat Amersfoort in staat was om de acceptatietest uit te voeren. Dat deze veronderstelling juist is blijkt uit de brief van de advocaat van Amersfoort van 20 november 2012, die is geschreven in reactie op de brief van Centric van 13 november 2012. Met betrekking tot de door Centric voorgestelde planning en met name de acties die Amersfoort zou moeten nemen, is vermeld dat Amersfoort alleen bereid was acties te nemen als vooraf vaststond dat de te leveren software aan de specificaties zou voldoen. Vervolgens heeft Amersfoort een aantal voorwaarden gesteld en heeft zij opgemerkt: ‘Eerst wanneer aan deze voorwaarden is voldaan en mijn cliënte zich op die wijze heeft kunnen overtuigen van het feit dat de door u thans voorgestelde softwareoplossing ook daadwerkelijk in de ogen van de gemeente een oplossing is, is mijn cliënte bereid om de implementatie ter hand te nemen.’ Net als in de brief van Amersfoort van 25 oktober 2012 staat in deze brief níet dat Centric een acceptatietestplan moest aanleveren. Ook valt in die brief niet te lezen dat Amersfoort zich op het standpunt stelde dat zij niet aan een acceptatieprocedure hoefde mee te werken ómdat een acceptatie testplan ontbrak. Geconcludeerd moet dan ook worden dat Amersfoort in staat was de acceptatietest uit te voeren. De omstandigheid dat het Master Test Plan niet kan gelden als een acceptatietestplan in de zin van de overeenkomst omdat het daarvoor niet voldeed, is dus geen valide argument voor Amersfoort om niet mee te werken aan de acceptatieprocedure.
4.13.
Ter onderbouwing van haar stelling dat Amersfoort geen zekerheid had dat versie 2.7 zou voldoen aan de overeengekomen specificaties heeft Amersfoort gewezen op het feit dat Centric niet heeft voldaan aan de nadere voorwaarden die Amersfoort in haar brief van 20 november 2012 heeft gesteld. Centric heeft hiertegen ingebracht dat zij niet gehouden was om aan deze voorwaarden gehoor te geven. Het testen van de software bij Centric was afgerond en Amersfoort beschikte al over de testscripts. Het zou weken dan wel maanden duren om deze versie opnieuw bij Centric te testen. Tijdens de periode van pre-testen bij Centric was gebleken dat deze versie technisch werkte en voor oplevering gereed was. Het was nu alleen nog wachten op de goedkeuringsprocedure. De waarde van die procedure was om te kijken hoe deze versie functioneert in de gebruikersomgeving van Amersfoort. Amersfoort heeft deze stellingen van Centric niet betwist, zodat deze omstandigheden voor de rechtbank vaststaan. Onder deze omstandigheden is het redelijk dat Centric geen gehoor heeft gegeven aan de hiervoor genoemde nadere voorwaarden.
4.14.
Verder heeft Amersfoort ter onderbouwing van haar verweer gesteld dat het doorlopen van de goedkeuringsprocedure zinloos zou zijn, omdat de uitkomst ervan op dat moment al vaststond, namelijk dat Amersfoort de oplevering van deze versie niet zou goedkeuren vanwege ernstige tekortkomingen in de software. De rechtbank heeft dit verweer opgevat als een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. De rechtbank is het in beginsel met Amersfoort eens dat als inderdaad vóór het doorlopen van de goedkeuringsprocedure al vaststond dat versie 2.7 niet voldeed aan wat was overeengekomen omdat deze versie ernstige gebreken vertoonde, van Amersfoort onder die omstandigheden redelijkerwijs niet kon worden verwacht mee te werken aan het doorlopen van de goedkeuringsprocedure. De rechtbank zal daarom hieronder nagaan of versie 2.7 voldeed aan de overeengekomen specificaties en, zo niet, of de tekortkomingen ernstig genoeg/blokkerend waren dan wel reden zijn om goedkeuring te onthouden (artikel 6.6 van de overeenkomst). De bewijslast op dit punt rust op Amersfoort. Artikel 7.5 van de overeenkomst (waarin de bewijslast op Centric wordt gelegd) is hier niet van toepassing, nu dit artikel ziet op gebreken die ontdekt worden na oplevering en acceptatie, dus na het doorlopen van de goedkeuringsprocedure. Daarvan is in dit geval geen sprake.
Omvang verplichtingen
4.15.
Amersfoort heeft gesteld dat de leveringsverplichtingen voor DMS niet alleen zijn neergelegd in de nadere offerte DMS, maar ook in de overeenkomst, de offerteaanvraag, de offerte en de verduidelijkingen. Volgens Centric zijn deze verplichtingen alleen neergelegd in de nadere offerte DMS.
4.16.
De rechtbank overweegt als volgt. Tussen partijen staat vast dat bij de beoordeling welke verplichtingen partijen zijn overeengekomen in elk geval moet worden gekeken naar de nadere offerte DMS. In de nadere offerte DMS is bepaald dat de overeenkomst onverkort van toepassing is op de DMS fase. Gelet op artikel 2.3 van de overeenkomst maken de offerteaanvraag, de offerte en de verduidelijkingen onderdeel uit van de overeenkomst. Het voorgaande betekent dat de overeenkomst en de daarmee verband houdende offerteaanvraag, offerte en de verduidelijkingen onverkort van toepassing zijn op de DMS fase. Daarmee zijn deze dus ook relevant bij de beoordeling van de vraag welke verplichtingen partijen zijn overeengekomen. Gelet op het voorgaande heeft Centric de stelling van Amersfoort dan ook onvoldoende gemotiveerd betwist. Een uitzondering hierop geldt voor het standpunt van Centric, dat voor zover Amersfoort in haar (inleiding op) vragen functionaliteit heeft beschreven en Centric de verwerking van die functionaliteit in de software in haar reactie niet heeft bevestigd , die functionaliteit geen onderdeel uitmaakt van de overeenkomst. Een overeenkomst komt immers tot stand door aanbod en aanvaarding.
Tekortkomingen DMS
4.17.
Amersfoort heeft gesteld dat Centric toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst door DMS te leveren die (1) niet voldoet aan de overeengekomen uitgangspunten, (2) niet alle overeengekomen functionaliteit bevat (GAPS) en (3) gebreken bevat die aan uitrol ervan in de weg staan (issues). Daarnaast heeft Amersfoort gesteld dat (4) het project door toedoen dan wel nalaten van Centric ernstig is vertraagd. De rechtbank zal hierna op deze vier tekortkomingen ingaan.
1. Uitgangspunten
Open standaarden:
4.18.
Volgens Amersfoort was een belangrijk uitgangspunt bij de aanbesteding van het project dat Centric gebruik zou maken van open standaarden. Dit volgt in de optiek van Amersfoort uit paragraaf 5.1 van de offerteaanvraag waarin wordt vermeld: “
In alle gevallen heeft het gebruik van open standaarden en het gebruik van adapters, processen, formulieren etc, die gedeeld kunnen worden met andere gemeenten de voorkeur boven gesloten varianten.” En uit pagina 1 van de managementsamenvatting bij de offerte (productie 67 Amersfoort) waarin staat: “(
…) dat onze investeringen in kennis en producten hebben geleid tot op de gemeentelijke vraag aansluitend standaard productenpalet, dat voldoet aan de gestelde open standaarden met betrekking tot architectuur (NORA – EGEM) en ontwerpcriteria (bijvoorbeeld GFO zaken, STUF-xml).”
4.19.
Partijen zijn het erover eens dat een open standaard een norm (of standaard) is die publiek beschikbaar is en bestaat uit specificaties van een bepaald type product of dienst, zodat deze door veel partijen kan worden gehanteerd. Doordat iedereen een open standaard kan gebruiken, neemt de uitwisselbaarheid tussen de verschillende soorten hardware- en softwareonderdelen toe en kan een grotere diversiteit aan aanbieders ontstaan. Dit was belangrijk voor Amersfoort, zo stelt zij, omdat zij voor aanpassing en/of uitbreiding van DMS niet afhankelijk wilde zijn van Centric. Centric heeft echter nauwelijks gebruik gemaakt van open standaarden, aldus Amersfoort. Amersfoort heeft daartoe (uitsluitend) verwezen naar het rapport (productie 58 van Amersfoort) van de door haar ingeschakelde BizTalk specialisten van Solviteers B.V. (hierna: Solviteers). Amersfoort leidt uit dit rapport af dat Solviteers er niet in is geslaagd nieuwe diensten aan DMS van Centric (de Conductor) toe te voegen omdat Centric niet (althans niet goed) gebruik heeft gemaakt van de (open) StUF-standaard.
4.20.
Centric heeft aangevoerd dat zij wel degelijk gebruik maakt van open standaarden zoals genoemd in haar aanbieding (producties 35 a, b en c Centric) en haar productie 36. In deze producties wordt (ook) de StUF-standaard vermeld. Volgens Centric zijn de bevindingen van Solviteers destijds niet met haar besproken en heeft Solviteers ook niet aan haar gevraagd om te onderzoeken of er wat fout is gegaan en, zo ja, wat. Het StUF-koppelvlak waar het hier om ging was niet door Centric aan Amersfoort geleverd en Centric was er ook niet van op de hoogte dat Solviteers hiermee aan de slag was gegaan. Omdat de koppeling met de Conductor bij andere gemeenten wel deugdelijk werkte op basis van gegevensuitwisseling conform de open (StUF) standaard, kon Centric alleen maar aannemen dat Solviteers of Amersfoort iets fout had gedaan. Dat is ook later gebleken. De oorzaak bleek een versie-probleem te zijn. Solviteers stuurde een bericht op basis van de verouderde StUF-EF v2.04, terwijl de Conductor van Centric een bericht verwachtte op basis van de nieuwste versie StUF-EF v3.10, waardoor de berichten niet overeenkwamen. Dit was een tijdelijke technische hobbel, die opgelost is door aanpassing van de berichtafstemming, aldus Centric. Amersfoort heeft hierop nog niet gereageerd. Amersfoort zal daarom in de gelegenheid worden gesteld om zich bij akte uit te laten over de stelling dat de oorzaak een versie-probleem bleek te zijn en dat dit probleem is opgelost door aanpassing van de berichtafstemming. Vervolgens zal Centric bij antwoordakte mogen reageren.
Bewezen technologie:
4.21.
Een ander uitgangspunt van de aanbesteding was volgens Amersfoort dat een oplossing moest worden aangeboden op basis van reeds bestaande en bewezen technologie. Onder bewezen technologie verstaat Amersfoort software die is uitontwikkeld en in de praktijk is getest en toegepast en die gereed is voor implementatie (uitrol). Amersfoort leidt dit uitgangspunt af uit een brief van 9 mei 2008 (productie 49 Amersfoort) waarin Centric onder meer aan Amersfoort schrijft:
“Behalve de wijziging van het verloop van de aanbestedingsprocedure hebben wij in de selectieleidraad echter geen wezenlijke verandering van inhoudelijke aard gezien. Daarmee blijven de verschillen met wat Centric uit oogpunt van redelijk ondernemingsrisico wil en kan aanbieden, bestaan. Ook nu blijkt dat er geen ruimte is om met een alternatief in te schrijven. In ons geval, zoals u inmiddels bekend, een bestaande, werkende oplossing met functionaliteit en platform vergelijkbaar met het gevraagde. Wij lezen in de selectieleidraad dat deze standaardproducten praktisch gezien nog steeds zijn uitgesloten.”Amersfoort heeft verder gewezen op het antwoord van Centric op vraag 19 in de offerte (productie 2d Amersfoort
,onder meer p.1) en haar antwoord op vraag 19/20 van de aanbesteding (productie 2e Amersfoort, p. 7 en productie 50 Amersfoort, p. 1). In deze antwoorden noemt Centric data waarop de verschillende softwaremodules voor Amersfoort beschikbaar zijn en kunnen worden geïnstalleerd en geïmplementeerd. Volgens Amersfoort volgt uit de genoemde korte termijnen (januari-mei 2009) dat Centric een bestaande oplossing aanbood. Deze termijnen zijn echter niet gehaald. Amersfoort heeft gesteld dat zij later ontdekte dat het door Centric aangeboden (standaard)DMS ten tijde van de aanbesteding nog nergens anders in gebruik was genomen, zodat niet gesproken kan worden van bewezen technologie maar van een applicatie in ontwikkeling. Centric heeft dit in de optiek van Amersfoort in een brief van 25 november 2011 bevestigd (productie 18 Amersfoort). In deze brief schrijft Centric:
“Aangaande de stelling dat de gemeente Amersfoort, in tegenstelling tot de verwachting, een product gekocht heeft dat in ontwikkeling is, moet ik uw stelling bevestigen. Key2Documenten heeft zich binnen de Suite4Documenten geruime tijd in de ontwikkelingsfase bevonden en heeft zich getransformeerd van een documentenregistratiesysteem tot een systeem dat het zaakgericht werken ondersteund.”
4.22.
Ondanks laatstgenoemd citaat wordt het standpunt van Amersfoort niet gevolgd. Op de hiervoor door Amersfoort aangehaalde vraag 19 van de offerte, die luidt:
“In hoeverre is Key2Documenten al in gebruik zijnde software, qua proven technology?”,heeft Centric geantwoord:
“Key2Documenten is gebaseerd op reeds bewezen en bij vele organisaties in gebruik zijnde Sharepoint. Onze specifieke add-ons en implementatie zijn deels operationeel maar ook voor een deel nog in ontwikkeling. De module Document- en procesinformatie is reeds operationeel, de module invoer en webservices zijn ook reeds operationeel ingezet. De module archief en distributie zijn nog in ontwikkeling.”Hieruit moet worden afgeleid dat Sharepoint, waarop het DMS is gebaseerd, bewezen technologie is, maar dat een deel van DMS zelf nog in ontwikkeling was. Dit laatste volgt ook uit de in productie 2e van Amersfoort opgenomen tabel met data voor beoogde vrijgave van de verschillende modules. Bij een aantal modules staat immers “Ontwikkeling” of “Test”. Verder blijkt uit het door Centric als productie 38 overgelegde gespreksverslag van 11 juni 2008 enerzijds dat een deel van de door Amersfoort gevraagde oplossing nog niet bestond althans moest worden verbouwd omdat het (standaard)product van Centric werkt met CMS en CMS voor Amersfoort geen optie was en anderzijds dat de werking van de (standaard)software in de praktijk nog niet was bewezen omdat deze zich bij andere gemeenten nog in de implementatiefase bevond. In het gespreksverslag wordt namelijk vermeld: “
(…)Sharepoint is geen DMS. Centric heeft een DMS product ontwikkeld met Sharepoint als basis. De benodigde functionaliteiten die niet in Sharepoint zitten zijn toegevoegd. Hiermee is een totaal product ontstaan: Sharepoint, BizTalk en Key2documenten. De Workflow is uitgewerkt op basis van Sharepoint, daar waar Sharepoint niet de functionaliteiten heeft is dat opgelost met CRM. CRM is momenteel geen optie voor Amersfoort”en
“Zoetermeer en Veghel zijn bezig met het implementeren, echter afgeronde organisatie brede Sharepoint implementaties zijn er nog niet. Daarom is het aangeven van referenties niet mogelijk.”Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook met Centric van oordeel dat het voor Amersfoort duidelijk moest zijn dat Centric een standaardproduct aanbood dat nog deels in ontwikkeling was en nog niet volledig bij andere klanten was geïmplementeerd. Van een tekortkoming als door Amersfoort gesteld kan dan ook geen sprake zijn.
Uitbreiding door Amersfoort zelf mogelijk:
4.23.
Amersfoort heeft verder betoogd dat als uitgangspunt van de aanbesteding gold dat DMS , nadat deze door Centric was opgeleverd, eenvoudig door Amersfoort of door haar in te schakelen derden zou kunnen worden aangepast en uitgebreid zodat zij daarvoor in de toekomst niet afhankelijk was van één leverancier (Centric). Mede omdat onvoldoende gebruik gemaakt wordt van open standaarden is het door Centric geleverde DMS te Centric-specifiek. Dat maakt dat het voor Amersfoort of een door haar ingeschakelde derde bijzonder moeilijk is om DMS te doorgronden en daarin aanpassingen en toevoegingen te doen. Bovendien is Centric tot op heden in gebreke gebleven met het aanleveren van adequate documentatie als bedoeld in artikel 17 van de overeenkomst (met betrekking tot het MidOffice), aldus Amersfoort.
4.24.
Het standpunt van Amersfoort dat het DMS onvoldoende gebruik maakt van open standaarden is hiervoor reeds besproken en in verband daarmee moeten partijen, zoals gezegd, nog een akte nemenverworpen. Het verwijt dat Amersfoort Centric maakt met betrekking tot de documentatie zal hierna bij de gestelde tekortkomingen terzake het MidOffice aan de orde komen.
Minimaal de functionaliteit van reeds bestaande systemen:
4.25.
Als laatste uitgangspunt noemt Amersfoort dat de door Centric te leveren software (met name het DMS) minimaal dezelfde functionaliteit zou bieden als de op dat moment bij Amersfoort in gebruik zijnde software-componenten als (onder meer) Docs-Open en POVO. Dit uitgangspunt is door Amersfoort uitgewerkt bij de GAPS en zal door de rechtbank daarom niet als zelfstandig verwijt worden behandeld.
2. Ontbrekende functionaliteit DMS (‘GAPS)
GAP 1:
4.26.
GAP 1 valt uiteen in twee onderdelen: (1) het niet (volledig) voldoen aan de NEN-8082-norm en (2) de (on)mogelijkheid om documenten om te zetten naar het formaat PDF/A. Met betrekking tot onderdeel (1) vermeldt Centric in de offerte als antwoord op vraag 23 van de offerteaanvraag onder punt f (productie 2h Amersfoort) het volgende: “
Centric vult de ontbrekende functionaliteit binnen MOSS aan via de module documentenarchief van Key2Documenten, zodat de RMA programmatuur ontstaat die volledig voldoet aan de NEN2082 norm”.Op het door Centric als productie 40a overgelegde certificaat staat dat versie 2.7 van het zaaksysteem van Centric voldoet aan deze norm, met inachtneming van de non-conformiteiten als gespecialiseerd in bijlage 1 bij dit certificaat. Hieruit moet worden afgeleid dat het DMS niet volledig aan NEN2082 voldoet. Met Centric is de rechtbank van oordeel dat dit als een klein gebrek moet worden gekwalificeerd als bedoeld in artikel 1.6 van de overeenkomst (en dus niet aan acceptatie van het DMS als bedoeld in artikel 6 van de overeenkomst in de weg staat). Er is immers gecertificeerd en Amersfoort heeft niet weersproken dat de aandachtspunten in de bijlage (productie 40b Centric) niets te maken hebben met de overeengekomen functionaliteit en geen invloed hebben op het al dan niet kunnen archiveren.
4.27.
Met betrekking tot onderdeel (2) heeft Centric aangevoerd dat, anders dan Amersfoort stelt, haar applicatie wel degelijk de omzetting naar het bestandsformaat PDF/A ondersteunt. Zij heeft daartoe verwezen naar haar productie 41. In deze productie wordt beschreven dat de archiefmodule het programma Microsoft Word aanroept, waarin vervolgens de omzetting naar PDF/A plaatsvindt. Amersfoort heeft hiertegen ingebracht dat de screenshots van productie 41 niet zijn gemaakt op de omgeving van Amersfoort. Op de bij Amersoort geïnstalleerde versie van het DMS kon de omzettingsfunctie op zich wel aangeroepen worden, maar bleek bij het testen dat niet alle documenten die werden aangeboden ook daadwerkelijk werden omgezet naar PDF/A. Bij de omzetting naar het archiefformaat bleken bovendien alleen de documenten met de extensie ‘.doc’ geconverteerd te worden. Bestanden met de extensie ‘.docx’ en afbeeldingsbestanden werden niet geconverteerd. Daardoor konden niet alle documenten omgezet worden naar een duurzaam formaat. Volgens Amersfoort was Centric op de hoogte van deze testresultaten en hebben partijen meermalen gesproken over het oplossen van dit probleem, maar zonder resultaat. Amersfoort heeft in dat verband als productie 37 een e-mail van 24 oktober 2012 overgelegd waaruit in haar optiek blijkt dat er ook op dat moment nog problemen waren met de omzetting (rendering) naar PDF/A. In reactie daarop heeft Centric productie 57 in het geding gebracht. Dit betreft een lijst met issues. Als issue 109 wordt vermeld dat de rendering van de archiefmodule 2.7 niet werkt. Onder het kopje “voortgang” staat de volgende reactie van Centric:
“30-ll-2012: na inbelactie door Mitchel is remote getest of deze functionaliteit werkte. Het antwoord hierop was op dat moment positief. Renderen geldt voor documenten met bestandsextensie doc of docx.”Centric heeft betoogd dat uit deze reactie volgt dat zij de bevinding van Amersfoort heeft gecontroleerd en dat daaruit is gebleken dat zowel doc als docx bestanden kunnen worden omgezet naar PDF/A formaat. Ook afbeeldingen zoals JPEG/JPG worden gewoon geconverteerd naar PDF/A, zo voert Centric aan. Amersfoort heeft dit betwist. Zij heeft gesteld dat er na 23 oktober 2012 geen wijzigingen in het DMS bij Amersfoort zijn doorgevoerd en er niet bij Amersfoort is ingebeld of getest. Amersfoort kent productie 57 ook niet. Zij vermoedt dat de ene afdeling van Centric heeft ingebeld en getest bij de andere afdeling van Centric. Mogelijk was de oplossing aangebracht in een versie die op dat moment enkel nog intern bij Centric draaide. Bij Amersfoort was de GAP in ieder geval niet verholpen, aldus Amersfoort.
4.28.
Gelet op de betwistingen over en weer kan zelfs op dit moment niet worden vastgesteld of de omzetting naar PDF/A in de aan Amersfoort geleverde versie 2.7 van het DMS volledig werkt. Er kan dus niet worden gezegd dat op het moment dat de goedkeuringsprocedure had moeten plaatsvinden (eind november/begin december 2012) duidelijk was dat deze functionaliteit ontbrak, of dat deze functionaliteit niet naar behoren werkte. Amersfoort heeft de goedkeuringsprocedure dan ook niet vanwege deze vermeende GAP (of issue, zoals Centric stelt), mogen weigeren.
GAP 2-I:
4.29.
Deze GAP betreft de vraag of versie 2.7 een niet-zaak gerelateerde functionaliteit biedt. Met andere woorden: kunnen niet-zaakgebonden documenten zoals projectdocumenten, beleidsnotities en inkoopcontracten in het DMS worden opgeslagen. Centric heeft aangevoerd dat niet-zaakgebonden documenten op verschillende manieren kunnen worden opgeslagen in Sharepoint 2007/S4DM, waaronder via MySite (native Sharepoint 2007) of via Algemene Zaken via Key2Zaken. Amersfoort heeft dit niet weersproken. Vaststaat derhalve dat het DMS de hiervoor bedoelde functionaliteit bevat. Amersfoort heeft evenwel gesteld dat het opslaan van niet-zaakgebonden documenten veel moeite kost. Amersfoort heeft echter niet (gemotiveerd) betwist dat via de centrale beheermodule (module Document- en Procesinformatie, DPI) een aantal hoofdcategorieën kunnen worden aangemaakt zoals projectdocumenten, beleidsnotities en inkoopcontracten, zodat niet voor ieder niet-zaakgebonden document een zaak hoeft te worden aangemaakt. Voor zover de functionaliteit niet is zoals Amersfoort mocht verwachten, is de impact hiervan voor Amersfoort dan ook gering. Van een gebrek dat aan acceptatie als bedoeld in artikel 6 van de overeenkomst in de weg staat is dan ook geen sprake.
GAP 2-II:
4.30.
Volgens Amersfoort is de minimale zoekfunctionaliteit uit Docs-Open (het zoeken op uitsluitend metadata) niet beschikbaar in versie 2.7, waardoor steeds weer lange zoekacties nodig zijn. Centric heeft aangevoerd dat deze (specifieke) vorm van zoeken niet uitdrukkelijk is gevraagd, maar – nadat deze vraag duidelijk werd – wel door Centric in versie 2.7 is aangeboden en door Amersfoort had kunnen worden getest. Amersfoort heeft in reactie hierop gesteld dat met haar ondersteuning voor deze functionaliteit het zogenaamde Functioneel Ontwerp Zoeken is opgesteld. Dit ontwerp is echter geschreven nadat versie 2.7 aan Amersfoort was aangeboden. In versie 2.7 was de zoekfunctie dus niet beschikbaar. Na de zomer van 2012 is Amersfoort bij Centric in Gouda geweest en heeft toen uitsluitend een zogenaamde bèta-versie van de zoekfunctionaliteit gezien. Deze stond nog in de ontwikkelomgeving en was op dat moment nog niet geschikt voor oplevering aan en testen door Amersfoort in de testomgeving, laat staan dat deze versie geschikt was voor productie (uitrol). Voor Amersfoort is het daarmee nog steeds een ontbrekende functionaliteit.
4.31.
Uit voorgaande stellingen van Amersfoort leidt de rechtbank af dat Amersfoort ervan op de hoogte was dat Centric de zoekfunctionaliteit alsnog in versie 2.7 zou aanbieden. Amersfoort had Centric dan ook conform de overeenkomst in staat moeten stellen om de functionaliteit op te leveren zodat deze vervolgens kon worden getest. De slotsom is dat Amersfoort op dit punt aan Centric geen verwijt kan maken.
GAP 2-III:
4.32.
Partijen zijn het erover eens dat versie 2.7 van DMS geen uitgebreide en geautomatiseerde voorgangsbewaking op stapniveau bevat. In geschil is of partijen een dergelijke functionaliteit zijn overeengekomen. Amersfoort heeft onder verwijzing naar het antwoord van Centric op vraag 19 bij de aanbesteding (productie 2e Amersfoort, p. 6) gesteld dat dit het geval is. Vraag 19 van Amersfoort luidt: “
Beschrijf hoe u de beoogde DMSIRMA functionaliteit in gaat richten. In het bijzonder wordt er aandacht gevraagd voor (... ): e. postdistributie, catalogusbeheer, circulatie lijsten, rappellering en voortgangsbewaking van fysieke documenten.”Centric heeft daarop geantwoord, voor zover thans van belang:
“Documenten die geparafeerd moeten worden voordat een volgende processtap gezet kan worden, vallen onder de bewaking van de module documentendistributie. Rappellering en voortgangsbewaking van fysieke documenten (voor zover dat nog blijft bestaan) geschiedt door de bewaking van het digitale equivalent. Het bewaken en rappelleren van het plaatsen van handtekeningen onder documenten valt onder het taakveld van de module documentendistributie.”De rechtbank is van oordeel dat hieruit zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet kan worden afgeleid dat een geautomatiseerde voortgangsbewaking op stapniveau is overeengekomen. Dit geldt ook voor de verwijzing van Amersfoort naar vraag 18 bij de aanbesteding en het antwoord van Centric daarop (productie 2c Amersfoort). Amersfoort heeft niet toegelicht uit welk gedeelte van deze vraag en het antwoord daarop zou moeten worden afgeleid dat partijen een uitgebreide voortgangsbewaking op stapniveau zijn overeengekomen.
4.33.
Amersfoort heeft verder gewezen op pagina 115 van de offerteaanvraag (productie 1 Amersfoort), waarin onder het kopje “Workflow management (WfM) ten behoeve van dienstverlening en bedrijfsvoering” wordt vermeld: “
Aldus kan bepaalde informatie (zoals poststukken, e-mails en andersoortige documenten) die bij een bepaalde taak hoort door de organisatie gerouteerd worden. Bij het proces waarin de opeenvolging van dergelijke taken wordt weergegeven kunnen zowel seriële als parallelle ‘stappen’, welke door een medewerker kunnen worden uitgevoerd, overgedaan of overgeslagen worden. Ook kan een medewerker ad-hoc processtappen toevoegen, vaak op basis van voorgedefinieerde ‘bouwstenen’. Voor zulke processen, bestaande uit een opeenvolging van dergelijke stappen, kunnen minimale / maximale en vaste / flexibele doorlooptijden worden aangegeven per stap en per proces. Bovendien wordt de statusinformatie van de betreffende zaak met de voortgang van het proces geüpdatet (handmatig of - bij voorkeur - automatisch).Zoals het kopje al aangeeft, gaat deze passage over workflow management (routering van documenten). Over voortgangsbewaking wordt niet gesproken. Uit deze passage uit de offerteaanvraag kan dan ook niet worden afgeleid dat Amersfoort een uitgebreide en geautomatiseerde voorgangsbewaking op stapniveau wenste, laat staan dat daaruit kan worden afgeleid dat partijen een dergelijke functionaliteit zijn overeengekomen.
4.34.
Amersfoort heeft tot slot gesteld dat bovenbedoelde functionaliteit wel beschikbaar is in Docs-Open, zodat Centric – op grond van de algemene afspraak dat alle functionaliteit uit Docs-Open zou moeten terugkomen in het DMS – gehouden is de functionaliteit aan te bieden. Centric heeft onder verwijzing naar het zogenaamde IST-document (productie 52 Centric, p. 18 en 19) betwist dat Docs-Open deze functionaliteit bevat. In dit document is onder meer vermeld:
3.9 Workflow management
(…) Sec gesproken is workflow management géén onderdeel van een DMS. Bepaalde aspecten van deze functionaliteit kunnen wel terug gevonden worden in de DMS - functionaliteit. (…) Workflow functionaliteit is binnen DOCS Open niet aanwezig. (…)
3.10.1
Workflow bewaking
In de huidige situatie heeft DOCS Open geen workflow, dus ook geen bewaking over de workflow. Wel wordt de registratie van documenten soms ‘gebruikt’ voor het routeren van een document. Door middel van het wijzigen van toegevoegde statusvelden wordt een document ‘toegewezen’. Een gebruiker heeft geen ‘inbox’ maar zal zelf actief de documenten moeten zoeken waar hij/zij iets mee moet. Door het opslaan van zoekopdrachten wordt dit eenvoudiger gemaakt. Een gebruiker wordt niet actief (push systeem) geïnformeerd, maar zal zelf moeten zoeken naar nieuwe documenten (pull systeem). POVO Open verzorgt de registratie van de inkomende post door het vastleggen van een afdeling en een behandelaar (behandelgang) bij een document. Het gaat hierbij om de registratie van de fysieke locatie van fysieke documenten. In de registratie wordt aangegeven waar het document zich bevindt zonder dat dit direct ook het document zelf is. Met andere woorden er is sprake van een digitale registratie, maar geen routeringsysteem. Bij het registreren van de documenten in POVO Open wordt tevens de reactietermijn meegenomen waarop de voortgang bewaakt wordt. Ook hier geldt weer: de voortgang moet actief bewaakt worden. Het systeem doet dat niet automatisch.”
4.35.
Uit bovenstaande passage uit het IST-document leidt de rechtbank af dat Docs-Open geen geautomatiseerde voortgangsbewaking bevat. Het systeem vermeldt aan wie een nieuw document is toegewezen en wat de reactietermijn is, maar de betreffende behandelaar moet het document zelf zoeken en de reactietermijn (voortgang) zelf bewaken. De stelling van Amersfoort dat Centric gehouden was geautomatiseerde voortgangsbewaking te bieden omdat de reeds bestaande systemen van Amersfoort deze ook bevatten, kan dus evenmin worden gevolgd. De conclusie is dan ook dat de door Amersfoort onder GAP 2-III gestelde functionaliteit niet tussen partijen is overeengekomen. Van een tekortkoming van Centric op dit punt kan dan ook geen sprake zijn.
GAP 3:
4.36.
GAP 3 betreft het scannen van grote hoeveelheden documenten tegelijk, het zogenaamde bulk scannen. Volgens Amersfoort ontbreekt een bulkverwerkingsfunctionaliteit. Vast staat dat Centric een standaardfunctionaliteit heeft geleverd, waarbij gekozen is voor het enkelvoudig/bulk scannen per document of dossier (zonder optisch gelezen gegevens). Amersfoort wenst echter afzonderlijke documenten als één set te scannen met behulp van een (scheiding)blad. Centric heeft aangevoerd dat deze specifieke werkwijze wel door haar DMS wordt ondersteund, maar (nog) niet als zodanig is ingeregeld. De oorzaak daarvan was dat de optisch gelezen gegevens uit de scanstraat onvoldoende betrouwbaar waren om geautomatiseerd verwerken aan te zetten. Het optisch lezen van digitale documenten door de zogenaamde Kofax-software van Amersfoort leverde te veel leesfouten op. Deze software moet de gegevens op het gescande voorblad omzetten naar een XML-document met stuurinstructies (metadata) zodat de Conductor (de module die in de Centric applicatie informatie verwerkt) van Centric vervolgens in staat is om de gescande documenten zo te routeren dat zij bij de juiste zaak terecht komen, aldus Centric. Verder stelt Centric dat het inregelen van de scanstraat geen onderdeel vormde van de overeenkomst. Op deze stellingen van Centric heeft Amersfoort nog niet gereageerd. Wat betreft de impact van het hiervoor weergegeven standpunt van Amersfoort heeft Amersfoort gesteld dat documenten uitsluitend als enkelvoudige documenten kunnen worden gescand en doorgestuurd naar het DMS. Vanuit het DMS moet vervolgens een medewerker van Amersfoort aan de slag om de documenten stuk voor stuk te beoordelen en alsnog te koppelen aan een zaak. Dat is zeer omslachtig en onnodig arbeidsintensief. Centric heeft daartegen ingebracht dat niet dagelijks honderden documenten worden aangeleverd voor één zaak. Amersfoort heeft ook op die stelling nog niet gereageerd zodat, als wordt vastgesteld dat op dit punt sprake is van een tekortkoming, de impact ervan niet duidelijk is. Verder heeft Amersfoort gesteld dat Centric heeft verzuimd voldoende informatie (bijvoorbeeld testgegevens) aan te leveren om de Kofax-software goed te kunnen ‘inleren’ en goed te kunnen testen. Centric had bijvoorbeeld moeten specificeren hoe de voorbladen/tussenbladen opgemaakt moesten worden om een goede werking te garanderen. Centric heeft niet weersproken dat zij Amersfoort de informatie diende te verstrekken om de Kofax-software zelf te kunnen inleren en testen. Vaststaat dat Centric dit niet heeft gedaan en derhalve in die verplichting is tekortgeschoten. Ook ten aanzien van deze tekortkoming is niet duidelijk wat de impact ervan is. Amersfoort heeft ook betoogd dat functionaliteit ontbreekt waarmee door burgers ingediende E-formulieren bij het scannen worden herkend en worden omgezet naar digitale informatie die gelijk is aan de digitale informatie die een E-formulier voor het systeem oplevert. Dat Centric dit had moeten leveren blijkt volgens Amersfoort uit V2 (vraag 2) bij de aanbesteding en het antwoord daarop van Centric. Volgens Centric is deze functionaliteit niet overeengekomen. Vraag 2 gaat niet over deze functionaliteit maar over de multi-channel inzet van webformulieren. Ook op dit verweer van Centric heeft Amersfoort nog niet gereageerd. Amersfoort zal daarom in de gelegenheid worden gesteld om zich bij akte uit te laten over de in dit randnummer weergegeven standpunten van Centric, alsmede over de gevolgen van de tekortkoming ter zake van het verstrekken van informatie over de Kofax-software. Vervolgens zal Centric bij antwoordakte mogen reageren.
GAP 5:
4.37.
Amersfoort heeft gesteld dat het MS-projectformat (een component van MSOffice) niet door het DMS van Centric verwerkt kan worden, zodat van deze bestanden handmatig een pdf-bestand moet worden gemaakt. Centric heeft dit bestreden. Volgens Centric ontbreekt in MS Project een ribbon (een menu structuur in de vorm van een lint) van waaruit direct kan worden opgeslagen in het DMS. Dit is een beperking van MS Project, niet van het DMS van Centric. MS Project documenten kunnen daardoor niet rechtstreeks vanuit de applicatie, maar alleen via een tussenstap (via de upload wizard) worden opgeslagen. Amersfoort heeft dit niet weersproken. Amersfoort heeft voorts niet gesteld dat deze tussenstap niet werkt. Volgens Amersfoort is Centric bij het maken van de GAP-analyse van februari 2012 (productie 22 Amersfoort, p. 12 paragraaf 2.9.2) niet ingegaan op het alternatief om via de upload button de MS Project files te kunnen toevoegen, zodat Amersfoort dit alternatief nooit heeft getest. Naar het oordeel van de rechtbank mocht Centric er op dat moment echter van uitgaan dat de overeengekomen goedkeuringsprocedure zou worden gevolgd. Dat Amersfoort de alternatieve oplossing niet heeft getest kan dan ook niet aan Centric worden tegengeworpen.
GAP 11:
4.38.
Amersfoort verwijt Centric dat de invoer en metadatering van digitale documenten alleen werkt als er al een zaak bestaat waar het document bij hoort. Centric heeft zich op het standpunt gesteld dat deze functionaliteit is geleverd in het voorjaar van 2012 en geïnstalleerd is in de testomgeving. Dit blijkt in de optiek van Centric uit de schermafbeeldingen die zij als productie 49 in het geding heeft gebracht. Amersfoort heeft gesteld dat zij dit niet aan de hand van de schermafbeeldingen kan verifiëren. Volgens Amersfoort heeft Centric zelf bij de hiervoor genoemde GAP-analyse van februari 2012 aangegeven dat de functionaliteit niet beschikbaar was in versie 2.7 en pas in versie 3.0 zou worden opgeleverd. Net als bij GAP 5 geldt dat Centric ervan uit mocht gaan dat de overeengekomen goedkeuringsprocedure zou worden gevolgd. Dat Amersfoort de functionaliteit niet heeft getest kan dan ook niet aan Centric worden tegengeworpen.
GAP 13:
4.39.
Vraag 22 van de offerteaanvraag (productie 2g Amersfoort, p. 1) luidt, voor zover thans van belang: “
Beschrijf hoe u beoogt dat de dossiervorming plaatsvindt en beschrijf hierbij de functionele inrichting van Sharepoint. In het bijzonder wordt er aandacht gevraagd voor: a. (…) b. De mogelijkheden om het DMS te gebruiken als documentopslag voor backoffice applicaties (deze maken dus gebruik van het DMS om documenten in op te slaan tijdens hun applicatie-eigen workflow), incl. de vereisten aan de desbetreffende backoffice systemen; (…)” Centric heeft daarop geantwoord (productie 2g Amersfoort, p. 2): “
Centric applicaties voor de lokale overheid maken al jaren gebruik van de module DIS4all voor de integratie tussen procesapplicaties en een DMS. (…) Het volgende wordt geboden: Gebruik van uitgebreide documentmanagementfuncties van de MOSS omgeving vanuit de applicaties (Centric en niet-Centric) die worden geboden door calls naar de webservices van module documentservices. Daarbij worden de volgende DM functies geboden: opslag, raadplegen, check-in/uit, versiebeheer, vernietig, muteer et cetera. (…) In Fase 2 integreren met Suite4basisgegevens en GWS4All is geen probleem.”Amersfoort leidt hieruit af dat het postproces zou worden geautomatiseerd. Dat zou gebeuren door het mogelijk te maken dat het inscannen van documenten in de postkamer zou kunnen plaatsvinden, waarna de documenten geautomatiseerd doorgezet zouden kunnen worden naar de betreffende afdelingen. In bijvoorbeeld de nadere offerte DMS (productie 14 Amersfoort, p. 22 e.v.) is dat onder scopepunt 3 nader uitgewerkt. De documentkoppeling voor het postkanaal werkt echter niet, aldus Amersfoort.
4.40.
In onderdeel 3.3.1 van Scopepunt 3 wordt het nieuwe postproces beschreven:
Poststukken komen binnen en worden aangeboden voor batchverwerking in scanstraten.
De documenten worden digitaal gemaakt.
De digitale documenten worden aangeboden aan postinvoer en postintake.
Documenten worden zichtbaar voor gebruikers in de ‘inbox’.
Na selectie kan de medewerker de documenten registreren.
De medewerker kan de documenten distribueren.
Distributie naar afdeling indien meer kennis van de afdeling nodig is.
Uiteindelijk gaat de digitale post naar de behandeld medewerkersportaal.
Doordat alle zaken beschikbaar komen kan de status per zaak direct en actueel gecontroleerd worden.
Als de zaak is afgehandeld, start de archivering.
De DIM medewerker kan de afgehandelde zaak met gesloten zaakdossier archiveren.”
Gelet op stappen 4 tot en met 8 heeft Amersfoort onvoldoende onderbouwd dat is overeengekomen dat het postproces volledig zou worden geautomatiseerd. Uit deze stappen volgt immers dat het doorzetten van de gedigitaliseerde poststukken naar de betreffende afdelingen gebeurt door een medewerker en niet automatisch door het systeem. Van een GAP is dan ook geen sprake.
GAP 21:
4.41.
GAP 21 betreft bulkarchivering, dat wil zeggen dat verschillende documenten met één actie kunnen worden gekoppeld aan één dossier. Amersfoort heeft gesteld dat deze functionaliteit, hoewel overeengekomen, in de door Centric geleverde versie 2.7 ontbreekt. Amersfoort heeft in dat verband gewezen op hoofdstuk 8.2.11.5 (productie 1 Amersfoort, p.80) van de bijlage bij de offerteaanvraag, waarin staat: “
Het beheer van dossiers gebeurt volledig in POVO-Open. Dossierregistraties worden hierin aangemaakt, stukken kunnen worden toegevoegd (ook in bulk) aan een dossier. Vanuit de dossierregistratie kan men direct zien welke geregistreerde stukken zich in het dossier bevinden. De uitleen administratie van de papieren dossiers wordt ook bijgehouden in POVO-Open.”Gesteld noch gebleken is dat de hier beschreven functionaliteit – het in bulk toevoegen van stukken aan een dossier – terugkomt in de antwoorden van Centric. Om die reden kan dan ook niet geconcludeerd worden dat Centric deze functionaliteit diende op te leveren. Volgens Centric was deze functionaliteit ook niet nodig omdat een aantal processen inmiddels op een andere wijze (dan bulkverwerking) ondersteund wordt en bij correct gebruik van DMS bulkverwerkingen uit POVO-Open grotendeels tot het verleden zullen horen. Amersfoort heeft toegegeven dat de moderne manier van werken er inderdaad toe leidt dat een aantal handmatige handelingen digitaal zal worden afgehandeld, maar heeft ook gesteld dat de stroom post die Amersfoort dagelijks ontvangt niet per direct verminderd zal zijn. Burgers blijven papieren documenten insturen. Daarnaast is sprake van lopende dossiers waar al veel op papier is aangeleverd. Er zal bij deze dossiers deels een conversie moeten plaatsvinden van papier naar digitaal. Bij die conversie zal ook veel bulkverwerking aan te pas moeten komen om de bestaande documenten om te zetten naar het digitale systeem, zo stelt Amersfoort. Uit de nadere offerte DMS (productie 14 Gemeente, p. 9) leidt de rechtbank echter met Centric af dat slechts lopende en afgehandelde processen (zaken) via een conversie zouden worden overgezet naar het nieuwe systeem. In die offerte wordt immers vermeld:
"We bieden een conversie aan die de lopende en afgehandelde processen (zaken) overzet naar de nieuwe oplossing. Lopende zaken komen als “open” zaak in het zaaksysteem en in het medewerkersportaal beschikbaar. Afgehandelde zaken komen als “gearchiveerd” zaakdossier in het archief (RMA). Zie voor meer detail hoofdstuk 6 en de bijlage “Conversie”.Verder blijkt uit dit hoofdstuk 6 dat Centric alleen conversie van digitale dossiers heeft aangeboden. In dat hoofdstuk wordt vermeld:
“Centric zal het door Amersfoort aangeleverde conversiebestand, conform door Centric opgestelde specificaties, inladen en opslaan in het DMS / Zaaksysteem”en wordt steeds gesproken over digitale documenten. Het standpunt van Amersfoort wordt daarom niet gevolgd.
GAP 22:
4.42.
Amersfoort verwijt Centric dat het geleverde DMS geen functionaliteit voor automatische overdracht bevat. Dat Centric deze functionaliteit diende te leveren volgt in de optiek van Amersfoort uit de volgende passage uit het antwoord van Centric op vraag 23 (productie 2h Amersfoort, p. 2): “
Als de zaak wordt afgesloten, dient de afgesloten zaak met de onderliggende documenten te worden overgedragen naar het koude RM gedeelte van Key2documenten. Dit kan handmatig, maar de voorkeur zal automatische overdracht zijn. Het automatische proces (archiefflow) bestaat uit de module documentenarchief en de module archiefservice. De acties van de archiefflow zijn afhankelijk van de keuze van Amersfoort (wel of niet nodig):”. Centric heeft aangevoerd dat zij hier aangeeft dat (zij begrijpt dat) de voorkeur automatisch archiveren zal zijn, maar dat zij deze functionaliteit niet daadwerkelijk aanbiedt. Amersfoort heeft hiertegen ingebracht dat deze stelling niet kan worden gevolgd nu Centric in haar antwoord zelf een tweetal modules noemt die de geautomatiseerde overdracht mogelijk moeten maken. Centric heeft dit niet weersproken, zodat ervan wordt uitgegaan dat partijen deze functionaliteit zijn overeengekomen. Centric heeft echter onder verwijzing naar haar productie 14A (“Procesanalyse afdeling BPI gemeente Amersfoort”) aangevoerd dat Amersfoort (nadien) de werkwijze voor het archief in versie 2.7 heeft goedgekeurd. Centric noemt geen vindplaats in dit document. Voorts is het overgelegde document niet door partijen voor akkoord getekend (p. 4). Centric zal zich bij akte mogen uitlaten over de status van het document en haar standpunt dat uit dit document volgt dat Amersfoort akkoord was met de werkwijze voor het archief nader mogen onderbouwen. Amersfoort zal hierop bij antwoordakte mogen reageren.
3. Gebreken (issues)
4.43.
Naast bovengenoemde GAPS bevat het DMS (in de projectomgeving) volgens Amersfoort ook (andere) gebreken in de zin van artikel 1.5 van de overeenkomst (hierna: issues). Hoewel in artikel 1.5 en 1.6 van de overeenkomst bij de definitie van het begrip gebrek alleen wordt verwezen naar tekortkomingen in het MidOffice, blijkt uit de processtukken dat Centric en Amersfoort ervan uitgaan dat de in die bepalingen gegeven definities van een gebrek en een klein gebrek ook gelden voor het DMS. De rechtbank zal daar ook van uitgaan.
4.44.
Amersfoort heeft als productie 53 een lijst van issues in DMS overgelegd. De lijst bevat 36 issues variërend van classificatie “onbekend” tot “ernstig” en “blokkerend”. Amersfoort heeft alleen de acht voor de beperkte ingebruikname van het DMS door de afdeling Sociale Zekerheid blokkerende issues besproken. De overige issues in productie 53 worden niet besproken of toegelicht in de processtukken. Voor de relevante stellingen en de nadere onderbouwing daarvan verwijst Amersfoort alleen naar productie 53. Het enkel verwijzen naar een productie is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te voldoen aan de stelplicht. Ten aanzien van deze issues heeft Amersfoort daarom niet aan haar stelplicht voldaan. Dit ligt echter anders voor issue 90, omdat Amersfoort dit issue heeft gesteld en onderbouwd in haar conclusie van repliek in reconventie (randnummer 241 en 242). Hierna zal de rechtbank (alleen) ingaan op de hiervoor genoemde acht voor de beperkte ingebruikname van het DMS door de afdeling Sociale Zekerheid blokkerende issues en op issue 90.
Issue 69:
4.45.
Issue 69 draait om het versiebeheer van de zogenaamde zaaktypen. Een zaaktype beschrijft een proces binnen Amersfoort. Per zaaktype kunnen afhandelingsstappen worden gedefinieerd die gezamenlijk het betreffende proces vormen. De processen binnen Amersfoort zijn aan verandering onderhevig. Als een proces wijzigt moet ook het daarmee samenhangende zaaktype worden gewijzigd. Amersfoort heeft betoogd dat bij een goed versiebeheer van zaaktypen, bij het toewijzen van een zaak aan een bepaald zaaktype automatisch de nieuwste versie wordt gebruikt. De oplossing die Centric biedt is echter om, als een proces wijzigt, een nieuw zaaktype aan te maken met een andere naam. Het zaaktype “
WOB –verzoek” wordt dan bijvoorbeeld “
WOB-verzoek 2014”. Partijen zijn verdeeld over de vraag of het DMS het door Amersfoort gestelde versiebeheer van zaaktypen had moeten ondersteunen. Daaromtrent wordt als volgt overwogen.
4.46.
Bij vraag 36 (productie 2 a Amersfoort) staat onder b vermeld: “
A2P processen, incl. de autorisaties (rechten en rollen) daaromheen; denk o.a. aan wijzigen van standaardprocess(tapp)en, genereren van documentatie over process(tapp)en, etc. Beschrijf de consequenties van het wijzigen van standaardprocess(tapp)en voor lopende processen (versiebeheer): gebruiken deze het oude proces zodat tijdelijk twee versies actief zijn, worden deze geconverteerd naar het nieuwe proces of iets anders.” Gelet op deze vraagstelling was Amersfoort zich er kennelijk al van bewust dat er mogelijk twee versies van een proces (zaaktype) actief zouden zijn naast elkaar. Gesteld noch gebleken is dat Centric in haar antwoord op dit specifieke onderdeel is ingegaan. Indien het voor Amersfoort zo belangrijk was dat het DMS het door haar beschreven versiebeheer bood, dan had zij hier op door moeten vragen. Dit heeft Amersfoort niet gedaan. Geconcludeerd wordt daarom dat geen versiebeheer als door Amersfoort is gesteld, is overeengekomen, of dat Amersfoort mocht verwachten dat een dergelijk versiebeheer zou worden ondersteund. Van een issue is dan ook geen sprake.
Issue 82:
4.47.
Amersfoort heeft betoogd dat het resultaattype niet wordt gekoppeld aan de laatste status, waardoor de Persoonlijke Internet Pagina (hierna: PIP) voor de burger niet betrouwbaar is. Centric heeft uiteengezet dat het veranderen van een status in de gebruikersinterface wordt uitgevoerd door de (generieke) applicatie Key2Zaken. De medewerker van Amersfoort beschikt in Key2Zaken over een scherm met verschillende tabbladen. Voor dit issue zijn de tabbladen “Algemeen” en “Voortgang” van belang. Ten tijde van de aanbesteding was alleen voorzien in het tabblad Voortgang, dat ook werkt zoals aangeboden. Onder het tabblad Voortgang kunnen medewerkers stappen aanvinken. Op het tabblad Algemeen komen de velden “einddatum” en “omschrijving resultaat” voor. Deze velden zijn later (na de aanbesteding) als gevolg van wijzigingen in landelijke open standaarden aangepast zodat deze (handmatig) ingevuld konden worden. Deze velden hoeven niet te worden gebruikt. Alleen bij het handmatig invullen door middel van het uitrolmenu op “omschrijving resultaat” en “einddatum” worden deze velden gevuld. Als deze velden wel worden gebruikt, wordt de zaak gesloten op het punt zoals dat onder Voortgang is bevroren. Dit is geen onderling strijdige statusinformatie. Wat er staat is dat op het (behandel) punt X de zaak “voortijdig” afgesloten is door bijvoorbeeld intrekking of toekenning, zonder het verder doorlopen van alle stappen in Voortgang. Dat is een zuivere manier van informatie presenteren. Dat deze informatie niet op de PIP wordt gepresenteerd, is een keuze die Amersfoort zelf heeft gemaakt. De invoer van deze velden wordt net als bij het tabblad Voortgang verzonden naar het zakenmagazijn die deze gegevens beschikbaar heeft. De PIP kan deze gegevens gewoon ophalen en ontsluiten. Kodision, die (sinds de gewijzigde rol van Centric, zie randnummer 2.7) het onderhoud en beheer van de PIP verzorgt in een rechtstreekse contractuele relatie met Amersfoort kan hier zorg voor dragen, aldus Centric. Dat het DMS in overeenstemming is gebracht met landelijke standaarden vindt Amersfoort niet verkeerd. Volgens Amersfoort heeft Centric echter verzuimd om haar, althans Kodision, van de wijzigingen op de hoogte te stellen zodat de componenten van het geleverde DMS goed op elkaar afgestemd bleven. Uit deze stellingen kan, wat daarvan ook zij, worden afgeleid dat Centric wordt verweten dat zij Amersfoort onvoldoende heeft geïnformeerd en niet dat dit een gebrek in het DMS oplevert. Van een issue is dan ook geen sprake. En voorzover wel sprake is van een tekortkoming, bestaande uit een schending van de door Amersfoort genoemde informatieplicht, moet dit worden beschouwd als een klein gebrek. Deze tekortkoming levert op grond van artikel 6.6 van de overeenkomst dus geen reden voor onthouding van goedkeuring door Amersfoort.
Issue 88:
4.48.
Amersfoort heeft gesteld dat als een medewerker een document uit een lopende zaak vanuit Key2zaken verwijdert, het document weliswaar niet meer zichtbaar in Key2zaken is, maar geen daadwerkelijke verwijdering plaatsvindt van het document in Key2documenten (de daadwerkelijke opslagplaats van het document). De situatie ontstaat aldus dat de (voor het document verantwoordelijke) medewerker geen zicht meer heeft op het document, maar dat dit document feitelijk nog steeds deel uitmaakt van de zaak of het dossier. Dat deze functionaliteit wel is overeengekomen blijkt volgens Amersfoort onder meer uit het antwoord van Centric op vraag 16 en vraag 19 ad d (productie 2k en productie 2d, p.5 Amersfoort) waarin Centric stelt dat (vraag 16):
“Elke medewerker met toegang tot BRB kan zaakgegevens opzoeken en raadplegen. Hierbij kan onder andere getoond worden welke burgers en ambtenaren bij de zaak betrokken zijn, maar via een koppeling met het DMS kunnen ook documenten bij die zaak geraadpleegd worden”en (vraag 19 ad d):

Het zaaksysteem en DMS vormen gezamenlijk het volledig virtuele zaakdossier. Alle
relaties worden onderhouden doordat de inrichting en metadata van documenten en zaken
op elkaar zijn afgestemd. Het is dus mogelijk om documenten of dossiers terug te zoeken
op basis van zaak in het DMS of om vanuit het midoffice relevante gegevens, inclusief
documenten uit het DMS te tonen.”Het voorgaande leidt tot problemen met de integriteit van gegevens. Gebruikers kunnen er niet van uitgaan dat wijzigingen (verwijderingen) in Key2zaken worden doorgevoerd in Key2documenten, zodat wanneer gegevens worden opgevraagd in Key2documenten dit tot een ander resultaat kan leiden dan wanneer diezelfde gegevens worden opgevraagd in Key2zaken.
4.49.
Volgens Centric staat de functionaliteit om een document uit een zaak te verwijderen (feitelijk koppel je het document los) in Key2Zaken. De functionaliteit, documenten (het fysieke digitale bestand) uit DMS verwijderen, staat in Key2Documenten. Het is aan de beoordeling van een archiefmedewerker of een document mag worden verwijderd of niet. In beginsel is daarvoor toegang met voldoende rechten tot de applicatie Key2documenten noodzakelijk. Het is dus uitdrukkelijk niet de bedoeling om willekeurige medewerkers rechten te geven om documenten zowel uit de zaak als uit het DMS te verwijderen. De gestelde impact heeft niets te maken met integriteit van gegevens. Volgens Centric leidt het systeem juist tot integriteit omdat er strakke regels zijn voor het "weggooien" van (digitale) documenten en het beheer (en integriteit) van zaken.
4.50.
Amersfoort heeft niet, althans onvoldoende betwist dat het mogelijk is om daadwerkelijk documenten uit Key2documenten te verwijderen. Dat deze mogelijkheid aldus bestaat, staat dan ook vast. Dit gestelde issue betreft daarmee geen gebrek in het DMS, maar eerder een discussie over gebruikersbevoegdheden. Voorzover dit al een gebrek in het DMS zou opleveren, dan is dit gebrek naar het oordeel van de rechtbank niet zodanig ernstig dat dit aan acceptatie in de weg mag staan. Van een issue is geen sprake.
Issue 90:
4.51.
Dit issue ziet volgens Amersfoort op het ontbreken van een goede relatie (vanuit metadata) tussen hoofd- en deelzaken. Uit het antwoord op vraag 25 (productie 2f, Amersfoort) volgt volgens Amersfoort dat Centric heeft erkend dat het werken met hoofd- en deelzaken een veel voorkomende situatie is binnen gemeenten. Het bleek echter dat hoofdzaken gesloten konden worden, zonder de bijbehorende deelzaken af te sluiten. Dit zou tot ongewenste situaties kunnen leiden. Deelzaken die nog niet afgerond zijn, zouden dan deel uitmaken van een reeds afgesloten hoofdzaak. Centric zou dit probleem pas in versie 3.1 kunnen oplossen (productie 59, Amersfoort).
4.52.
Centric heeft hiertegen ingebracht dat het feit dat zij zich al dan niet bewust was van het werken met hoofd- en deelzaken, niets zegt over de procedure op basis waarvan deze zaken kunnen worden gesloten, de gestelde functionaliteit ook is gevraagd en/of aangeboden of als zodanig aanwezig was in DOCS-Open. Ten aanzien van het inzoomen op documenten van gerelateerde dossiers geeft Centric in ieder geval aan dat het niet standaard, maar wel realiseerbaar is. Dat de betreffende consultant in het kader van het project vervolgens aangeeft dat dit issue in een latere versie wordt opgelost, betekent niet dat er ook daadwerkelijk sprake was van een gebrek. De consultants van Centric registreren de constatering en zoeken naar een oplossing. Als er geen oplossing is, wordt de constatering doorgegeven aan de productontwikkelingsafdeling van Centric die het dan, waar mogelijk en als klantenwens, in een volgende release kan aanbieden of (als het teveel buiten de standaard visie valt) als meerwerk. Amersfoort heeft op deze stellingen van Centric nog nietgereageerd. Amersfoort zal zich hierover bij akte mogen uitlaten. Vervolgens zal Centric bij antwoordakte mogen reageren.
Issue 91:
4.53.
In het antwoord van Centric op vraag 35 naar gebruiksgemak bevorderende faciliteiten staat onder meer: “
Voor het creëren van documenten vanaf de Key2Documenten interface wordt gebruik gemaakt van een Wizard.”Amersfoort heeft gesteld dat er in de interface van Key2Documenten geen functionaliteit aanwezig is waarmee de Document Informatie Voorziener (hierna: DIV medewerker) een document kan toevoegen aan een zaakdossier. Centric heeft daartegen ingebracht dat documenten kunnen worden toegevoegd door middel van de Wizard Module Documenten Distributie (MDD). Deze Wizard is direct vanuit het beginscherm op te starten door de DIV medewerker. Ter onderbouwing van deze functionaliteit heeft Centric een aantal schermafbeeldingen overgelegd. Amersfoort heeft niet, althans onvoldoende gemotiveerd, betwist dat voornoemde wizard niet werkt. Er dient daarom van uit te worden gegaan dat een functionaliteit aanwezig is waarmee de DIV medewerker een document kan toevoegen aan een zaakdossier. Dat deze functionaliteit niet wordt opgestart vanuit de interface van Key2Documenten, zoals in eerste instantie aangegeven door Centric, maar direct vanuit het beginscherm, levert naar het oordeel van de rechtbank geen gebrek op dat aan acceptatie van het DMS in de weg staat.
Issue 92:
4.54.
Amersfoort verwijt Centric dat na heropening van een zaak niet in Key2Zaken kan worden gewerkt. Alles moet via Key2Documenten en dus via een DIV-medewerker gebeuren, zo stelt Amersfoort. Centric heeft betoogd dat heropening van een zaak ongewenst is en daarom niet mogelijk. Als een zaak doorlopen is, is de zaak afgesloten. Er is een besluit genomen en dit besluit is gecommuniceerd naar de burger/klant. Als blijkt dat er fouten zijn gemaakt tijdens de procedure in de afgesloten zaak, moet niet de zaak heropend worden, maar moet een nieuwe zaak geopend worden, met de “foute” zaak eraan gekoppeld (gerelateerde zaak).
4.55.
De vraag is wat partijen op dit punt zijn overeengekomen. Amersfoort heeft in dat verband gewezen op het antwoord van Centric op vraag 19 (productie 2d Amersfoort), waarin onder meer staat: “
Het zakensysteem en DMS vormen gezamenlijk het volledig virtuele zaakdossier. Alle relaties worden onderhouden doordat de inrichting en metadata van documenten en zaken op elkaar zijn afgestemd. Het is dus mogelijk om documenten of dossiers terug te zoeken op basis van zaak in het DMS of om vanuit het MidOffice relevante gegevens, inclusief documenten uit het DMS, tonen.”Noch in de vraag zelf, noch in het antwoord van Centric wordt gesproken over heropening van een zaak. Uit voornoemde passage kan dan ook niet worden afgeleid dat Centric heeft aangeboden dat bij heropening van een zaak synchronisatie plaatsvindt tussen Key2Documenten en Key2Zaken, zoals door Amersfoort is gesteld. Amersfoort heeft geen (andere) feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan zij deze synchronisatie mocht verwachten. De gestelde issue wordt daarom verworpen.
Issue 94-104:
4.56.
Issues 94-104 betreffen problemen die Amersfoort heeft aangetroffen bij het uitvoeren van de proefconversies en hebben betrekking op de conversietool. Volgens Centric waren partijen ten aanzien van de conversie nog volop bezig, waarbij het probleem niet zozeer lag aan de conversietool maar aan de inrichting daarvan. Door Amersfoort diende een conversiebestand te worden opgeleverd uit het oude DMS (DOCS-Open), zodat deze geïmporteerd kon worden in het nieuwe DMS. Amersfoort had als gevolg van achterstallig onderhoud en te weinig kennis van zaaktypen moeite met het opleveren van dergelijke bestanden. In 2011 is in de werkgroep Conversie door zowel Centric als Amersfoort gestart met het vergelijken van het metadatamodel wat vastgelegd wordt door DOCS-Open per document/dossier en het metadatamodel dat de RGBZ/ZTC standaard kent en wordt toegepast in het zaaksysteem. Het bleek dat alle kenmerken van ZTC zoals Zaaktype, Documenttype, Resultaatype, Waardering en Bewaartermijn niet beschikbaar waren in de DOCS-Open omgeving. Ontbrekende kenmerken/gegevens moesten door Amersfoort aangeleverd worden. Pas als dit beschikbaar was, kon een conversie plaats vinden. De werkgroep Conversie is slechts enkele malen bij elkaar gekomen eind 2011/begin 2012. Pogingen van Centric om rond mei/juni 2012 bij elkaar te komen hebben niet geresulteerd in een bijeenkomst, aldus Centric. Amersfoort heeft nog niet op deze stellingen van Centric bij dupliek in reconventie gereageerd. Zij zal in de gelegenheid worden gesteld dit alsnog bij akte te doen. Centric zal hierop bij antwoordakte mogen reageren.
4. Vertraging project
4.57.
Amersfoort verwijt Centric dat het project door haar toedoen (of nalaten) is vertraagd. Amersfoort heeft er in dat verband op gewezen dat de data voor beoogde vrijgave van de verschillende modules als genoemd in de eerder genoemde tabel van productie 2e van Amersfoort niet zijn gehaald. Vaststaat echter dat partijen eind 2011 – in afwijking van eerdere afspraken – zijn overeengekomen dat op 12 december 2012 een volledig werkend DMS zou worden opgeleverd. Voor die datum kan er van verzuim van Centric geen sprake zijn. Wat de oorzaak is geweest van de overschrijding van de in eerste instantie beoogde termijnen is dan ook niet relevant.
MidOffice
Decharge
4.58.
Het meest verstrekkende verweer van Centric is dat Amersfoort decharge heeft verleend voor die delen van MidOffice die in productie zijn of in de productie-omgeving zijn opgeleverd (en al dan niet door Amersfoort operationeel in gebruik zijn genomen). Dit heeft volgens Centric tot gevolg dat de overeenkomst voor die delen van MidOffice niet meer voor ontbinding vatbaar is. Ter onderbouwing van dat verweer heeft Centric verwezen naar een e-mail van Centric aan Amersfoort van 15 maart 2012 met als onderwerp “
Concept-offerte / aanvullende overeenkomst Midoffice fase 2” waarin het volgende is opgenomen:

Wij brengen de overall projectkorting op € 25.000,-, indien er door gemeente Amersfoort decharge wordt gegeven voor die delen van het Midoffice (en dus niet van het DMS/RMA), die in productie zijn of in de productie-omgeving zijn opgeleverd (en al dan niet door gemeente Amersfoort operationeel in gebruik zijn genomen). Dan kunnen de laatste termijnen worden gefactureerd en het onderhoud voor die onderdelen vanaf de eerder voorgestelde datum van 1 november 2011 (datum productiegang MOR) in rekening worden gebracht.”
en naar het antwoord hierop van Amersfoort:

Akkoord voor wat betreft de voorgestelde projectkorting en het in rekening brengen van de genoemde onderhoudskosten.”
4.59.
Daarnaast heeft Centric verwezen naar pagina 5 van de nadere offerte MidOffice waaruit volgt dat uiteindelijk een projectkorting van € 25.000,- is gegeven. Volgens Centric kan uit het voorgaande worden afgeleid dat Amersfoort decharge heeft verleend ten aanzien van MidOffice.
4.60.
Amersfoort heeft betwist dat zij decharge heeft verleend voor alle onderdelen van MidOffice. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft Amersfoort aangevoerd dat het akkoord waar Centric nu decharge uit afleidt alleen ziet op het voorstel voor de projectkorting op en de betaling van de onderhoudskosten. Dat Amersfoort bereid was op zeer beperkte schaal onderhoudskosten te betalen hing samen met het (beperkte) gebruik dat van de MidOffice componenten werd gemaakt. Amersfoort had slechts een klein deel van MidOffice in gebruik genomen, dat wil zeggen een deel voor het afhandelen van
het proces Melding Openbare Ruimte (hierna: MOR). Dit betreft één proces van de in totaal 600 processen. De MOR werd bovendien niet door de hele gemeente gebruikt, maar door een beperkte groep gebruikers. Uit het feit dat Amersfoort voor één proces gebruikmaakt van MidOffice kan niet worden afgeleid dat daarmee ook sprake is geweest van decharge voor alle onderdelen van MidOffice, aldus Amersfoort.
4.61.
Centric heeft erkend dat in eerste instantie alleen de MOR operationeel in gebruik is genomen. Zij heeft niet gesteld dat ook andere onderdelen van MidOffice in productie zijn genomen, in de productie-omgeving zijn opgeleverd of anderszins operationeel in gebruik zijn genomen. Dit is ook niet gebleken. Gelet op de stelling van Centric dat Amersfoort decharge heeft verleend voor de delen van MidOffice die in productie zijn of in de productie-omgeving zijn opgeleverd, had het op de weg van Centric gelegen om nader te onderbouwen welke onderdelen dan nog meer in productie zijn genomen, in de productie-omgeving zijn opgeleverd of anderszins operationeel in gebruik zijn genomen. Nu Centric dit niet heeft gedaan, is de rechtbank van oordeel dat Centric haar stellingen – gelet op de gemotiveerde betwisting door Amersfoort – onvoldoende heeft onderbouwd. Daarom is niet vast komen te staan dat Amersfoort decharge heeft verleend voor MidOffice.
Tekortkomingen MidOffice
4.62.
Amersfoort heeft gesteld dat Centric ook ten aanzien van MidOffice toerekenbaar tekort is geschoten. Volgens Amersfoort is (1) geen koppeling mogelijk op het DMS van een derde (ontbrekende functionaliteit), (2) ontbreekt documentatie die Amersfoort in staat zou moeten stellen om zelf processen toe te voegen of te wijzigen aan het MidOffice en (3) bevat het MidOffice gebreken (issues). Daarnaast geldt hetgeen Amersfoort in het kader van het DMS heeft gesteld over de vertraging van het project ook ten aanzien van het MidOffice, aldus Amersfoort.
1. Koppeling op DMS van een derde
4.63.
Amersfoort heeft gesteld dat zij in de veronderstelling verkeerde dat het MidOffice zonder meer aan te sluiten was op het DMS van een derde omdat in de managementsamenvatting (productie 67 Amersfoort) wordt vermeld: “
De oplossing voorziet (blijvend) in koppelingen naar alle relevante (binnengemeentelijke en landelijke) systemen, van andere organisaties en marktpartijen. Daardoor behoud gemeente Amersfoort de volledige flexibiliteit m.b.t. keuzes op de verschillende onderdelen van informatievoorziening.” Het MidOffice bleek volgens Amersfoort echter niet zodanig afgewerkt te zijn dat aansluiting van een DMS van een derde partij daarop eenvoudig mogelijk was. Amersfoort heeft dit gebrek, wat daarvan ook zij, echter niet genoemd in de ingebrekestellingen van 25 januari 2013 (productie 43 Amersfoort) en 15 februari 2013 (productie 45 Amersfoort). Ook op de bij de brief van 15 februari 2013 gevoegde lijst – de rechtbank begrijpt dat dit de lijst is die als bijlage 3 bij de brief van Amersfoort van 8 augustus 2013 (productie 47) is gevoegd – komt dit gebrek niet voor. Centric is op dit punt dan ook niet in verzuim komen te verkeren. Aangezien ook niet is gebleken dat nakoming op dit punt blijvend of tijdelijk onmogelijk is, kan de overeenkomst dan ook niet op deze grond worden ontbonden.
2. Documentatie
4.64.
Zoals hiervoor bij het DMS is genoemd, heeft Amersfoort betoogd dat uitgangspunt van de aanbesteding was dat zij (of een door haar in te schakelen derde) in staat zou zijn om zelf processen aan het MidOffice toe te voegen of bestaande processen te wijzigen. Volgens Amersfoort is de met het MidOffice geleverde documentatie daartoe volstrekt onvoldoende. Centric heeft daartegen ingebracht dat alleen documentatie niet voldoende is om te kunnen ontwikkelen. Daarvoor was ook opleiding door Centric nodig. Voor die opleiding (en bijbehorende documentatie) was op pagina 4 van het Prijzenblad bij de overeenkomst (productie 3 Amersfoort, p. 24) een post van € 50.000,- opgenomen. Amersfoort heeft echter van deze opleiding (en bijbehorende documentatie) afgezien. Ter onderbouwing van dat standpunt heeft Centric gewezen op de nadere offerte MidOffice (productie 28 Amersfoort). Daarin wordt in de tabel bij artikel 2 “Niet te leveren/betalen producten en diensten” vermeld: “Restant Training & documentatie” van € 50.070,-. Dit bedrag komt overeen met het hiervoor genoemde bedrag op het Prijzenblad (en niet met het bedrag van € 22.090,- op het Prijzenblad dat is opgenomen voor training van eindgebruikers). De stelling van Amersfoort dat was afgezien van de training van eindgebruikers (en niet van ontwikkelaars) kan daarom niet worden gevolgd. Nu Amersfoort heeft afgezien van opleiding van ontwikkelaars, maakt de documentatie die benodigd is om zelfstandig processen aan het MidOffice toe te voegen geen onderdeel meer uit van de overeenkomst. Van een tekortkoming door Centric op dit punt kan dan ook geen sprake zijn.
3. Issues
Issue 20:
4.65.
Issue 20 betreft het ontbreken van een foutmelding in de PIP indien de verbinding tussen het zaaksysteem en het gegevensmagazijn (door een storing) is verbroken. Centric heeft aangevoerd dat als er een storing is in een systeem waarop het zakenmagazijn is geïnstalleerd en waardoor het zakenmagazijn niet meer werkt, het zakenmagazijn niet in staat is om te communiceren met de PIP. De PIP moet zelf die storingsmelding laten zien. Volgens Kodision, de leverancier van de PIP, bevat het PIP een dergelijke functionaliteit. Amersfoort heeft decharge verleend voor de basisinstallatie van de PIP (productie 46 Centric). Afgesproken is dat onderhoud en beheer van de basisinstallatie van de PIP contractueel rechtstreeks met Amersfoort zou worden afgesloten. Amersfoort dient zich voor dit issue daarom tot Kodision te wenden, aldus Centric.
4.66.
Amersfoort heeft niet (althans onvoldoende gemotiveerd) weersproken dat het probleem zit in de basisinstallatie van de PIP. Volgens Amersfoort is Kodision echter de onderaannemer van Centric, zodat Centric een en ander met Kodision had moeten afstemmen. Amersfoort heeft daartoe verwezen naar productie 66 Amersfoort. Uit deze offerte (en bijbehorende brief van 7 mei 2012) volgt evenwel dat Kodision voor wat betreft de PIP slechts met betrekking tot de door Amersfoort gegeven meerwerkopdracht (en niet de basisinstallatie) onderaannemer is van Centric. De stelling van Amersfoort dat Centric verantwoordelijk is voor het oplossen van bovengenoemd issue kan derhalve niet worden gevolgd. Van een gebrek in de zin van artikel 6 jo. 1.5 van de overeenkomst is geen sprake.
Issue 21:
4.67.
Het antwoord van Centric op vraag 27 van de vragen bij de aanbesteding (productie 2b Amersfoort) luidt, voor zover thans van belang: “
De Centric Conductor biedt een set add-ons voor BizTalk die specifiek is toegespitst op de intake van zaken vanuit diverse kanalen (web formulieren, KCS, et cetera). Deze add-ons kunnen binnen de standaard ontwikkelomgeving van BizTalk (Visual Studio) gebruikt worden om het modelleren van diensten te versnellen en te vereenvoudigen. De add-ons zijn gedocumenteerd en kunnen door BizTalk ontwikkelaars (al dan niet in dienst van de gemeente Amersfoort) worden gebruikt om nieuwe diensten aan de Conductor toe te voegen.” Amersfoort heeft gesteld dat de door haar ingeschakelde externe BizTalk specialisten niet, ook niet met behulp van de door Centric beschikbaar gestelde documentatie, in staat waren om nieuwe diensten aan de Conductor toe te voegen.
4.68.
Centric heeft als productie 47 een documentatiematrix in het geding gebracht, waaruit volgens haar blijkt welke documentatie is opgeleverd. Centric heeft aangevoerd dat Amersfoort Centric op 4 oktober 2012 heeft benaderd met vragen over de koppeling Belasting-MidOffice. Deze vragen zijn beantwoord op 17 oktober 2012. Aanvullend heeft Amersfoort op 1 november 2012 aangegeven dat er documentatie was op basis van StUF Zaken 3.10, met aanvullend de vraag of er ook andere documentatie aanwezig was voor StUF Zaken 02.01. Op 8 november 2012 is deze documentatie aan Amersfoort verzonden. Daarna is geen contact meer geweest over dit onderwerp. Gelet op dit verweer van Centric had het op de weg van Amersfoort gelegen om te concretiseren naar welke documentatie zij ten aanzien van issue 21 heeft gevraagd en welke documentatie zij wel/niet heeft ontvangen. Amersfoort heeft dit niet gedaan. Het standpunt van Amersfoort dat documentatie ontbreekt waarmee zij zelfstandig processen kan toevoegen aan de Conductor, wordt daarom als onvoldoende onderbouwd verworpen.
Issue 61:
4.69.
In Eis 10 van de aanbesteding (productie 1 Amersfoort, p. 36) is opgenomen:
“Aanbieder dient de (eind)gebruikers zoals FO/KCS-medewerkers(t.b.v. Fase 1), functioneel- en technisch beheerders en andere belanghebbenden van de Gemeente Amersfoort zodanig te trainen en van documentatie te voorzien dat de Gemeente Amersfoort zelfstandig het complete front- en MidOffice (inclusief DMS, eventuele Add-Ons en eventuele integratiemodulen) kan gebruiken, functioneel en technisch kan beheren en kan onderhouden.”Amersfoort heeft gesteld dat Centric op grond van deze eis een functionele beschrijving had moeten verstrekken van het koppelvlak tussen de Centric modules Datadistributie (DDS) en Gegevensmagazijn (GGM). Een dergelijke beschrijving ontbreekt echter. Daardoor is onduidelijk hoe Amersfoort binnen MidOffice kan verifiëren of het digitale berichtenverkeer tussen de verschillende modules van het MidOffice goed verloopt en of het koppelvlak Gegevensmagazijn alle berichten goed heeft ontvangen. Verder is onduidelijk wat er op dit moment geïnstalleerd is voor wat betreft deze koppeling binnen de huidige MidOffice-omgeving, aldus Amersfoort.
4.70.
Als onweersproken gesteld staat vast dat de documentatie waaraan in Eis 10 wordt gerefereerd, is gesteld in het kader van opleiding. Zoals hiervoor is overwogen, heeft Amersfoort van die opleiding afgezien. Dit brengt mee dat indien Centric Amersfoort op grond van Eis 10 Amersfoort al vergaand inzicht had dienen te verschaffen in de werking van het koppelvlak, hetgeen Centric heeft betwist, Amersfoort van verdere nakoming van die verplichting afstand heeft gedaan. Van een gebrek kan dan ook geen sprake zijn.
Issue 94:
4.71.
Volgens Amersfoort werkt het verwijderen van zaken (dossiers) binnen de door Centric geleverde modules niet goed. Bij het verwijderen van een zaak moeten ook de daaraan gekoppelde documenten (automatisch) verwijderd kunnen worden en dat gebeurt nu niet. Er is geen afstemming tussen de verschillende modules Key2zaken, Key2documenten en Archiefmodule. Deze tekortkoming is in strijd met de algemene afspraak dat sprake moet zijn van één virtueel zaakdossier.
4.72.
Volgens Centric betreft het door Amersfoort gestelde issue de onderliggende architectuur en heeft dit geen invloed op de geboden functionaliteit of kwaliteit. Het is wel degelijk mogelijk om bij het verwijderen van zaken ook de daaraan gekoppelde documenten te verwijderen. En daar waar Centric heeft gekozen om bijvoorbeeld documenten tijdelijk te dupliceren en al dan niet te synchroniseren heeft dit te maken met gemotiveerde ontwerpkeuzes.
4.73.
Amersfoort heeft niet, althans onvoldoende betwist dat de betreffende functionaliteit is opgeleverd. Dat deze functionaliteit is geleverd, staat dan ook vast. Amersfoort wil kennelijk wat anders. Dat betreft een gebruikerswens. Amersfoort heeft niet onderbouwd op grond waarvan het voldoen aan deze wens moet worden beschouwd als een verplichting van Centric. De rechtbank is daarom van oordeel dat geen sprake is van een tekortkoming.
Issue 99:
4.74.
Amersfoort heeft in eerste instantie gesteld dat de door Centric geleverde documentatie onvoldoende inzicht biedt in de functionele autorisaties (het instellen van de toegang tot en autorisatie van eindgebruikers) tot de verschillende MidOffice-componenten. Uit de conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie leidt de rechtbank af dat het probleem van Amersfoort niet zozeer zit in onduidelijke documentatie maar in de wijze van autorisatie. Het MidOffice maakt gebruik van verschillende autorisatiemodules. Amersfoort vindt dit autorisatiesysteem ingewikkeld en omslachtig en wenst autorisatie vanuit een centrale interface.
De vraag is of partijen een dergelijk centraal autorisatiesysteem zijn overeengekomen. Amersfoort heeft niet gesteld dat dit expliciet in de contractstukken is opgenomen. Zij heeft slechts gewezen op Eis 29 (productie 83 Amersfoort), die luidt: “
Op alle aspecten van de uitvoering van de Overeenkomst door Implementatiepartner is de Nederlandse privacywetgeving van toepassing.” Volgens Amersfoort kleeft aan het versnipperde autorisatiesysteem het risico dat de verkeerde gebruikers toegang krijgen tot bijvoorbeeld persoonsgegevens die zijn opgeslagen in de Gemeentelijke Basisadministratie, hetgeen in strijd is met de privacywetgeving. Dit risico kan zich naar het oordeel van de rechtbank echter ook voordoen bij een centraal autorisatiesysteem. Ook bij een dergelijk autorisatiessysteem kunnen immers fouten worden gemaakt door de beheerder. Voor zover Amersfoort zich op het standpunt stelt dat alleen een centraal autorisatiesysteem kan voldoen aan de Nederlandse privacywetgeving (en daarmee aan Eis 29), wordt zij daarin derhalve niet gevolgd. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat partijen geen centraal autorisatiesysteem zijn overeengekomen. Amersfoort heeft evenmin onderbouwd op welke grond zij mocht verwachten dat het MidOffice autorisatie vanuit een centrale interface zou bieden. Van een tekortkoming is dus geen sprake.
Issue 182:
4.75.
Centric heeft op vraag 18 geantwoord, voor zover thans van belang (productie 2c Amersfoort): “
Door de status- en transactiekoppeling van de generieke applicatie met het zakensysteem, worden statuswijzigingen doorgespeeld maar het zakenmagazijn en bijbehorende documenten naar het documentenmagazijn. Deze magazijnen worden ook direct ontsloten voor de burger (in de persoonlijke pagina) waardoor de dienstverlening van de gemeente volledig transparant verloopt.” Amersfoort leidt hieruit af dat het MidOffice een duidelijke foutmelding dient te geven aan de gebruiker (burger) wanneer sprake is van een storing binnen één van de services van het MidOffice, omdat het anders voor de gebruiker onduidelijk is waarom sommige delen van de PIP wel werken en andere delen niet. Centric heeft dit bestreden. Volgens Centric zien statuswijzigingen als door haar vermeld in bovengenoemd antwoord op door de applicatie gegenereerde meldingen in het kader van de afhandeling van zaken, en niet op meldingen die te maken hebben met systeemstoringen. De applicaties van Centric leveren slechts informatie aan, en geven geen systeeminformatie. Amersfoort heeft dit niet weersproken. De rechtbank is daarom met Centric van oordeel dat niet uit het antwoord op vraag 18 kan worden afgeleid dat Centric in het geval van een storing binnen één van de services van het MidOffice voor een foutmelding moet zorgen. Nu Amersfoort geen andere bron voor de gestelde verplichting heeft gesteld en evenmin (onderbouwd) heeft gesteld dat zij mocht verwachten dat het MidOffice in een vorenbedoelde foutmelding zou voorzien, is van een tekortkoming van Centric op dit punt geen sprake.
Issue 218:
4.76.
Het aanleveren van gegevens (aanvragen) door de burger verloopt via zogenaamde e-formulieren. Amersfoort heeft gesteld dat niet alle door de burger gebruikte webbrowsers goed werken met deze e-formulieren. Bij bepaalde browsers wordt, indien meer dan 992 tekens in het gegevensveld “Omschrijving” van het MOR-formulier worden ingevuld, een foutmelding gegenereerd. In het functioneel ontwerp voor het MOR-formulier (productie 60 Amersfoort, p. 30) staat echter vermeld dat de invoervelden maximaal 900 tekens mogen bevatten. Hoewel technisch mogelijk, dwingt het geleverde formulier dat niet af, zodat foutmeldingen kunnen ontstaan. Centric heeft hiertegen (onder meer) ingebracht dat dit issue een onderdeel van het MidOffice betreft waarvoor decharge is verleend. Amersfoort heeft dit betwist met de stelling dat het dechargeformulier dat Centric als productie 46 heeft overgelegd uitsluitend ziet op de basisinstallatie van het systeem van Kodision waarmee de e-formulieren ingericht konden worden. Voor het inrichten van de e-formulieren diende Kodision te beschikken over voldoende informatie over het systeem, welke informatie Centric had moeten aanleveren, aldus Amersfoort.
Wat daarvan ook zij, uit de e-mailcorrespondentie die Centric als productie 30 in het geding heeft gebracht volgt dat Amersfoort in verband met een projectkorting decharge heeft verleend voor de delen van het MidOffice die in productie zijn of in de productie-omgeving zijn opgeleverd en al dan niet door Amersfoort operationeel in gebruik zijn genomen. Vaststaat dat de MOR operationeel in gebruik is genomen en dat onderhavig issue betrekking heeft op de MOR. Geconcludeerd wordt dan ook dat – voor zover al sprake is van een issue, hetgeen Centric heeft betwist – Amersfoort vanwege de verleende decharge op dit issue geen beroep meer kan doen.
Issue 219:
4.77.
Amersfoort verwijt Centric dat niet alle straten in het Gegevensmagazijn staan. De oorzaak daarvan is dat de webdienst die de lijst met straten ophaalt niet op basis van straatnaam zoekt, maar op basis van adres. Veel straten (in totaal 231) kennen echter geen adres, bijvoorbeeld omdat er geen huisnummer is. Deze straten worden dan ook niet door de webdienst uit het Gegevensmagazijn gehaald en worden niet aan de gebruiker getoond, zo stelt Amersfoort. Centric heeft aangevoerd dat zij dit technische probleem heeft onderkend, maar nog geen volledige geautomatiseerde oplossing voorhanden had. Zij heeft de ontbrekende straten daarom handmatig toegevoegd. Volgens Amersfoort is het handmatig toevoegen van straten geen goede oplossing omdat het eenmalig werkt en foutgevoelig is. Centric heeft echter onweersproken gesteld dat deze oplossing tijdelijk was, totdat het probleem technisch was geadresseerd. Naar het oordeel van de rechtbank levert dit issue daarom geen gebrek op in de zin van artikel 6 in verbinding met artikel 1.5 van de overeenkomst.
Issue 222:
4.78.
Niet in geschil is dat partijen in december 2011 zijn overeengekomen dat Centric een koppeling zou maken die het mogelijk zou moeten maken om zogenaamde WABO-documenten via het MidOffice tijdelijk op te slaan naar een Sharepoint-site. Amersfoort heeft zich op het standpunt gesteld dat deze koppeling nooit volledig is gerealiseerd. Zij heeft gesteld dat met name zaakdocumenten die vanuit de backofficeapplicatie Milieu Vastgoed en Vergunningen (hierna: MVV) worden aangemaakt niet kunnen worden opgeslagen in de tijdelijke Sharepoint-oplossing. Centric heeft aangevoerd dat zij wel degelijk een koppeling van MVV met het tijdelijke Sharepoint heeft opgeleverd. Dit blijkt volgens Centric uit een e-mail van 28 november 2012 waarin Centric schrijft, voor zover thans van belang: “
Na de actie van vandaag komen de documenten aangeleverd vanuit het Omgevingsloket Online terecht in de tijdelijke Sharepoint oplossing.” Amersfoort heeft daar het volgende tegen ingebracht. De backofficeapplicatie MVV maakt gebruik van in ieder geval twee typen documenten: (1) documenten die zijn aangeleverd vanuit het Omgevingsloket Online (hierna: OLO) en (2) documenten die in MVV zelf zijn aangemaakt. De OLO-documenten kwamen inderdaad in de tijdelijke Sharepoint-oplossing terecht. Voor de MVV-documenten is door Centric geen koppeling met de tijdelijke Sharepoint-oplossing opgeleverd. Deze documenten moesten, ook in de door Centric aanboden tijdelijke oplossing, opgeslagen worden in de tijdelijke Sharepoint-oplossing. Om dit mogelijk te maken was een aanpassing nodig in MVV. Centric heeft deze aanpassingen niet gerealiseerd. Het gevolg was dat de MVV-documenten niet automatisch in Sharepoint werden opgeslagen, maar op een netwerkschijf.
4.79.
Gelet op deze gemotiveerde betwisting door Amersfoort kan thans niet worden vastgesteld of de koppeling van MVV met het tijdelijke Sharepoint is opgeleverd. De rechtbank is voornemens om daarvoor een deskundige te benoemen. Voordat daartoe wordt overgegaan, zal de rechtbank de aktewisseling over diverse andere onderwerpen afwachten (zie ook 4.82).
Issue 223:
4.80.
Amersfoort heeft gesteld dat voor gebruikers (medewerkers van Amersfoort) geen functionaliteit bestaat om documenten die zijn opgeslagen via het MidOffice wel of niet extern (voor de burger) beschikbaar te stellen. Centric heeft aangevoerd dat de beschikbaarheid van externe documenten in het zaaksysteem en het DMS geregeld wordt via een speciaal daarvoor gebruikt metadata element. De functionaliteit hiervoor is aan Amersfoort opgeleverd. Met elk gekoppeld backoffice kan Amersfoort nu documenten beschikbaar stellen voor de burger door dit metadata element de juiste waarde te geven. Niet elk backoffice/processysteem zal dit metadata element ondersteunen. In deze implementatie van het MidOffice met DMS kan van Centric binnen deze opdracht niet verwacht worden dat een ander backoffice/processysteem dit ondersteunt. Daarom is door Centric de mogelijkheid ingebouwd om documenten extern beschikbaar te stellen in Key2Zaken (buiten de betreffende backoffice applicaties om). Amersfoort heeft in reactie hierop gesteld dat in het door Centric geleverde MidOffice de koppeling tussen de frontofficeapplicatie OLO en de backofficeapplicatie MVV niet via het MidOffice verloopt, terwijl MVV een door Centric zelf ontwikkelde backofficeapplicatie is. Amersfoort meent dat zij mocht verwachten dat het MidOffice in alle gevallen – en zeker waar het twee Centric-applicaties betreft – de schakel zou vormen tussen de verschillende front- en backofficeapplicaties van Amersfoort. De hiervoor beschreven oplossing van Centric in Key2Zaken voldoet in de visie van Amersfoort dan ook niet. Volgens Centric loopt de koppeling tussen OLO en MVV wel degelijk via het MidOffice. Een OLO-aanvraag loopt altijd via MidOffice want het is een E-dienst die enkel aan MidOffice is gekoppeld. Voor MVV geldt dat deze ook aan MidOffice is gekoppeld, waarbij documentopslag naar Sharepoint wordt gefaciliteerd via het Multimedia Pack, aldus Centric. Aangezien de rechtbank thans niet kan vaststellen of vorenbedoelde koppeling via het MidOffice verloopt, is zij voornemens om ook dit punt aan een deskundige voor te leggen (zie ook 4.82).
Issue 231:
4.81.
Amersfoort heeft tot slot gesteld dat de door Centric geleverde koppelvlakken niet samenwerken met de landelijke voorziening omgevingsloket (hierna: LVO). Informatie uit het OLO zou inclusief bijlagen moeten kunnen doorkomen in het MidOffice van Centric. Bij het indienen van een zogenaamd vooroverleg ontstaat echter een foutmelding in de applicatie MVV4WEB. Wanneer een vooroverleg wordt ingediend wordt deze verwerkt in OVX. Bij het ophalen van bijlagen ontstaat wederom een foutbericht. Volgens Centric worden bijlagen bij vooroverleg niet ondersteund door het OLO, een landelijke overheidssite. Een burger kan bij het vooroverleg wel bijlagen indienen, maar deze worden door OLO niet meegestuurd naar Amersfoort. Issue 231 wordt derhalve niet veroorzaakt door de applicatie van Centric, maar is het gevolg van landelijke afspraken (StUF-LVO), aldus Centric. Amersfoort heeft niet weersproken dat Centric op dit punt afhankelijk is van de landelijke afspraken en voorzieningen zoals het OLO. Dat bijlagen niet kunnen worden opgehaald in het MidOffice, kan dan ook niet aan Centric worden verweten. Van een fout van Centric is geen sprake.
Tussentijdse conclusie ten aanzien van de gestelde tekortkomingen in de software
4.82.
Gelet op wat hiervoor is overwogen ten aanzien van de gestelde tekortkomingen in de software zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld om bij akte nader te reageren op enkele stellingen en is de rechtbank voornemens bij een tweetal issues (222 en 223) een deskundige te benoemen. Na de aktewisseling zal de rechtbank in een volgend vonnis beslissen of daadwerkelijk tot benoeming van een deskundige moet worden overgegaan. In het bevestigende geval zullen partijen zich vervolgens bij akte mogen uitlaten over dat deskundigenonderzoek. Partijen zullen dan in de gelegenheid worden gesteld zich uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht, over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Indien partijen zich wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n), dienen zij daarbij aan te geven over welke deskundige(n) zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. De rechtbank zal de zaak dan hiertoe naar de rol verwijzen. Voor het geval het tot benoeming van een deskundige komt ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de wet, dat het voorschot op de kosten van de deskundige(n) in beginsel door de eisende partij moet worden gedeponeerd. Die kosten moeten naar het oordeel van de rechtbank (in ieder geval voorlopig) worden gedragen door de partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten. Amersfoort beroept zich erop dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat zij wordt gehouden aan haar contractuele verplichting om medewerking te verlenen aan de goedkeuringsprocedure, en beroept zich in verband daarmee op issue 222. Daarom zal dit voorschot door Amersfoort moeten worden betaald.
4.83.
Voor het geval uit de nadere aktes en het eventuele deskundigenbericht mocht volgen dat Centric tekort is geschoten in haar verplichtingen en deze tekortkoming de ontbinding met haar gevolgen rechtvaardigt, zal de rechtbank hieronder ingaan op de overige stellingen van partijen.
Verzuim
4.84.
De bevoegdheid tot ontbinding ontstaat pas, voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, wanneer Centric in verzuim is (artikel 6:265 lid 2 BW). In dit geval is niet gesteld of gebleken dat nakoming blijvend of tijdelijk onmogelijk was, zodat verzuim vereist is.
4.85.
Wat betreft DMS zijn partijen overeengekomen dat versie 2.7 van DMS op 12 december 2012 zou worden opgeleverd en geaccepteerd. Dit is een fatale termijn zoals bedoeld in artikel 6:83 sub a BW. Voor het intreden van verzuim is dan geen ingebrekestelling nodig. Tussen partijen staat vast dat Centric niet heeft opgeleverd op 12 december 2012. Dit betekent dat Centric in verzuim is sinds 13 december 2012.
4.86.
Wat betreft MidOffice heeft Amersfoort Centric in de brief van 25 januari 2013 een termijn van twee weken gegund voor het oplossen van de gestelde tekortkomingen en in de brief van 15 februari 2013 nog eens een extra termijn Deze brieven kunnen worden gekwalificeerd als een ingebrekestelling in de zin van artikel 6:82 BW. Centric heeft de in de ingebrekestellingen genoemde tekortkomingen niet binnen de gestelde termijn(en) hersteld, zodat Centric in elk geval vanaf 9 februari 2013 (dit is de datum waarop de eerste hersteltermijn van twee weken was verstreken) in verzuim is.
Rechtsgevolgen van de ontbinding
4.87.
Amersfoort heeft de ontbinding gebaseerd op artikel 19 van de overeenkomst. Partijen zijn het niet eens over de rechtsgevolgen van de ontbinding. De discussie spitst zich toe op de vraag of als gevolg van een eventuele ontbinding ongedaanmakingsverbintenissen ontstaan. Amersfoort meent van wel en Centric meent van niet.
4.88.
Het uitgangspunt van de wet is dat als gevolg van de ontbinding voor partijen een verbintenis tot ongedaanmaking ontstaat van de reeds door hen ontvangen prestaties (artikel 6:271 BW). Het is de vraag of partijen contractueel van dit uitgangspunt zijn afgeweken.
4.89.
Op pagina 5 van de offerteaanvraag is de volgende alinea opgenomen: “
Indien er geen acceptatie van Fase 1 plaatsvindt en/of geen goedkeuring op het Plan van Aanpak en de begroting ten behoeve van Fase 2 wordt gegeven dan eindigt de opdracht en wordt de overeenkomst ontbonden. De Gemeente Amersfoort kan dan alsnog onder gelijke
voorwaarden als in deze alinea is beschreven en voor de opdracht tot implementatie van Fase 2 een overeenkomst sluiten met de als tweede geëindigde Aanbieder. Reeds gemaakte uren worden op nacalculatiebasis vergoed." Hoewel wordt gesproken over ‘ontbinding’ is juridisch gezien geen sprake van ontbinding, maar van een beëindiging van de overeenkomst indien bepaalde omstandigheden zich voordoen. Een andere bedoeling van partijen is niet gebleken. De gevolgen van de ontbinding in kwestie kunnen daarom niet, zoals door Amersfoort gesteld, worden gebaseerd op pagina 5 van de offerteaanvraag.
4.90.
Amersfoort heeft gesteld dat de in artikel 6.8 opgenomen ontbindingsprocedure (met daarin opgenomen dat als gevolg van ontbinding geen ongedaanmakingsverbintenissen ontstaan) niet van toepassing is, omdat de goedkeuringsprocedure niet is gevolgd. Centric heeft dit niet betwist. Zij heeft daaraan echter de consequentie verbonden dat Amersfoort daarom helemaal geen bevoegdheid toekomt om te ontbinden, omdat als het gaat om gebreken in de software de weg van artikel 6 moet worden bewandeld en niet de algemene regeling van artikel 19 van de overeenkomst.
4.91.
De rechtbank overweegt dat partijen aan de ontbindingsbevoegdheid in artikel 6.8 van de overeenkomst inderdaad pas toekomen als de goedkeuringsprocedure is doorlopen. Tussen partijen staat vast dat die procedure niet is doorlopen, zodat Amersfoort (nog) geen beroep toekomt op artikel 6.8 van de overeenkomst. Het is vervolgens de vraag of het Amersfoort dan nog vrij staat om een beroep op artikel 19 van de overeenkomst te doen. De rechtbank is van oordeel dat dat het geval is. Artikel 19 van de overeenkomst is van toepassing “
Buiten hetgeen elders in deze Overeenkomst is bepaald”. De onderhavige situatie is zo’n geval dat niet elders in de overeenkomst is geregeld. Nu de regeling in artikel 6.8 (nog) niet van toepassing is, vallen partijen terug op de algemene regeling van artikel 19 van de overeenkomst. Centric heeft erkend dat deze regeling de gevolgen heeft zoals bedoeld in artikel 6:271 BW. De rechtbank is daarom van oordeel dat als gevolg van de ontbinding een verbintenis tot ongedaanmaking ontstaat.
4.92.
Volgens Amersfoort bestaat de ongedaanmakingsverbintenis uit terugbetaling van alles wat Amersfoort aan Centric heeft betaald op grond van de overeenkomst en alle daarop gebaseerde nadere en aanvullende overeenkomsten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag van voldoening. Amersfoort heeft volgens haar administratie een bedrag van € 879.637,40 aan Centric betaald. Zij heeft dit onderbouwd aan de hand van een overzicht van de betalingen.
4.93.
Centric heeft niet betwist dat Amersfoort een bedrag ter hoogte van € 879.637,40 aan Centric heeft betaald uit hoofde van de overeenkomst en alle daarop gebaseerde nadere en aanvullende overeenkomsten, zodat dit vaststaat. Centric heeft zich wel op het standpunt gesteld dat haar aansprakelijkheid op grond van artikel 10 van de overeenkomst is beperkt en dat ook ongedaanmakingsverbintenissen onder deze beperking vallen. Volgens Amersfoort ziet de beperking van aansprakelijkheid echter alleen op betaling van schadevergoeding en niet op ongedaanmakingsverbintenissen, omdat ongedaanmakingsverbintenissen geen vorm van schadevergoeding zijn.
4.94.
De rechtbank volgt Amersfoort in haar betoog. Uit de samenhang van de artikelen 10.2, 10.3 en 10.3.2 van de overeenkomst volgt dat artikel 10.3.2 van de overeenkomst ziet op schade(vergoeding) wegens een toerekenbare tekortkoming. Een ongedaanmakingsverbintenis is een verbintenis tot ongedaanmaking van reeds ontvangen prestaties en geen vorm van schade(vergoeding). De rechtbank is dan ook van oordeel dat het verweer van Centric niet slaagt. Als mocht komen vast te staan dat Amersfoort bevoegd was te ontbinden, ontstaat als gevolg van de ontbinding een verbintenis tot ongedaanmaking en ligt de vordering tot terugbetaling van een bedrag van € 879.637,40 voor toewijzing gereed.
4.95.
Amersfoort heeft daarnaast de wettelijke rente gevorderd vanaf de dag waarop de betalingen door Amersfoort aan Centric zijn voldaan tot de dag van voldoening. Ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente overweegt de rechtbank als volgt. Wettelijke rente is een vorm van schadevergoeding die is verschuldigd wegens vertraging in de voldoening van een geldsom en die bestaat in de wettelijke rente over die som zolang de schuldenaar met de voldoening daarvan in verzuim is geweest. Voor toewijzing van de wettelijke rente is nodig dat Centric in verzuim is ten aanzien van de nakoming van de verbintenis tot ongedaanmaking zoals hiervoor omschreven. Niet gesteld of gebleken is dat Centric eerder dan door middel van de eis in reconventie in verzuim is geraakt, zodat de wettelijke rente niet zal worden toegewezen vanaf de dag van betaling, maar vanaf de datum van het indienen van de eis in reconventie (23 oktober 2013; zie voor een soortgelijke toepassing Hoge Raad 5 september 2008, NJ 2010, 272, overweging 3.5.3).
Schade
4.96.
Amersfoort stelt schade te hebben geleden als gevolg van de ontbinding. De schade die Amersfoort stelt te hebben geleden bestaat uit (1) out of pocket implementatiekosten ter hoogte van € 1.046.828,60, (2) interne directe kosten DMS/MidOffice ter hoogte van € 773.080,- en (3) niet of later gerealiseerde baten ter hoogte van € 700.800,-. De totale schade bedraagt volgens Amersfoort € 2.520.708,60.
4.97.
Centric heeft zich ten eerste op het standpunt gesteld dat haar aansprakelijkheid op grond van artikel 10 van de overeenkomst is beperkt. Amersfoort heeft hiertegen ingebracht dat de beperking van aansprakelijkheid op grond van artikel 10.5 van de overeenkomst moet komen te vervallen, omdat er volgens Amersfoort sprake is van grove schuld van Centric, dan wel omdat een beroep op de exoneratie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Volgens Amersfoort heeft Centric willens en wetens twee grote risico’s voor Amersfoort in het leven geroepen, althans substantieel vergroot, en hebben beide risico’s zich ten volle en in het nadeel van Amersfoort gerealiseerd. Het gaat hier, aldus Amersfoort, om (a) het risico dat Centric de door haar op te leveren producten niet volgens het in de overeenkomst vastgelegde tijdpad zou kunnen opleveren en implementeren, omdat het ontwikkelingstraject niet was afgerond en de planning van het implementatietraject was gebaseerd op gereedliggende producten en (b) het risico dat de te leveren producten niet zouden voldoen aan de daaraan te stellen eisen, althans niet uitontwikkeld en zonder productiebelemmerende fouten zouden zijn. Bovendien heeft Centric, aldus Amersfoort, geweigerd om diverse functionaliteit te leveren en diverse gebreken op te lossen, terwijl ze wist, althans had moeten weten, dat de kans groot was dat Amersfoort door de opstelling van Centric schade zou lijden.
4.98.
Naar het oordeel van de rechtbank betreffen het hier in de kern verwijten die samenhangen met de hiervoor besproken GAPS en issues. Ten aanzien van een groot deel van de gestelde GAPS en issues heeft de rechtbank geoordeeld dat geen sprake is van een tekortkoming als door Amersfoort gesteld, althans dat sprake is van een klein gebrek in de zin van artikel 1.6 van de overeenkomst dat niet aan acceptatie in de weg staat. Ten aanzien van de overige gestelde GAPS en issues, heeft Amersfoort naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende feiten gesteld op grond waarvan Centric grove schuld kan worden verweten, althans op grond waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat een beroep op de exoneratie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dit geldt dus ook voor de GAPS en issues waarover partijen zich nog bij akte moeten uitlaten en die waarvoor een deskundigenbericht nodig is. Dit verweer van Amersfoort slaagt daarom niet, zodat de aansprakelijkheidsbeperking in artikel 10 van de overeenkomst gewoon van toepassing is.
4.99.
De rechtbank stelt vervolgens op basis van artikel 10 van de overeenkomst vast dat de aansprakelijkheid van Centric is beperkt tot zaakschade, personenschade en financieel nadeel. Van zaakschade (artikel 10.3.1) of personenschade (artikel 10.4) is in dit geval geen sprake. Dan blijft over de vraag of sprake is van financieel nadeel. Onder financieel nadeel moet worden verstaan directe schade in het vermogen dat voortvloeit uit handelen of nalaten in verband met de uitvoering van diensten en/of werkzaamheden. De gevallen van directe schade zijn opgesomd in artikel 10.3.2 sub a tot en met f van de overeenkomst. Alleen als vast komt te staan dat de gestelde schade kan worden aangemerkt als directe schade zoals hiervoor bedoeld, komt de schade voor vergoeding in aanmerking.
4.100. Ten aanzien van de out of pocket implementatiekosten heeft Amersfoort aangevoerd dat het gaat om kosten van werkzaamheden die door derden zijn verricht in het kader van het DMS/MidOffice-project. Zonder nadere onderbouwing kan noch uit deze stelling noch uit de overgelegde administratie de conclusie worden getrokken dat sprake is van één van de gevallen van directe schade in sub a tot en met f. Amersfoort heeft daarvoor onvoldoende gesteld. Dit geldt niet voor de posten Nysingh
(€ 98.442,59) en Strategy Partners (€ 11.500,-). Ten aanzien van die posten heeft Amersfoort in de conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie uitdrukkelijk gesteld dat het gaat om redelijke kosten ter vaststelling van de aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 10.3.2 sub f van de overeenkomst. Centric heeft deze laatste stelling niet gemotiveerd betwist. Daarmee staat vast dat deze posten kunnen worden aangemerkt als redelijke kosten ter vaststelling van de aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 10.3.2 sub f van de overeenkomst.
4.101. Ten aanzien van de opgevoerde interne kosten DMS/MidOffice heeft Amersfoort naar voren gebracht dat zij bij de invoering van het DMS en het MidOffice (en de discussie daarover) intern kosten heeft gemaakt door de inzet van haar eigen medewerkers. Ook op dit punt is de rechtbank niet gebleken dat hier sprake is van kosten die kunnen worden beschouwd als schade in de zin van artikel 10.3.2 sub a tot en met f. Amersfoort heeft daarvoor onvoldoende gesteld.
4.102. De laatste schadepost betreft de niet of later gerealiseerde baten. De omschrijving hiervan luidt: “
T.g.v. 2 jaar latere oplevering 2 jaar, niet realiseren van vermindering benodigde beheercapaciteit bij IB (...).” Amersfoort heeft gesteld dat het doel van het project onder meer was het bereiken van een efficiencyslag door vergaande automatisering van processen binnen Amersfoort. Deze automatisering had moeten leiden tot een besparing op personele kosten. Deze schadepost betreft een inschatting van de kosten die Amersfoort als gevolg van het tekortschieten van Centric niet heeft kunnen besparen. Ook hier is de rechtbank van oordeel dat niet gesteld of gebleken is dat dit schade is in de zin van artikel 10.3.2 sub a tot en met f.
4.103. Gelet op het voorgaande, heeft Amersfoort haar schade onvoldoende onderbouwd, met uitzondering van de kosten van Nysingh en Strategy Partners (in totaal een bedrag van
€ 109.942,59). Deze kosten liggen – bij gebreke van een betwisting – in beginsel voor toewijzing gereed indien het beroep van Amersfoort op de ontbinding gegrond wordt verklaard. Nu dit bedrag niet meer dan € 500.000,- bedraagt behoeft het verweer van Centric dat de vordering van Amersfoort tot betaling van enig bedrag door Centric nooit voor meer dan € 500.000,- gehonoreerd kan worden geen nadere bespreking meer.
4.104. Amersfoort heeft daarnaast de wettelijke rente gevorderd vanaf de dag waarop Centric in verzuim verkeerde. Bij een schadevergoedingsverbintenis op grond van wanprestatie treedt het verzuim zonder ingebrekestelling in (artikel 6:83 sub b BW). Dit betekent dat de wettelijke rente gaat lopen zodra de vordering opeisbaar is. Wanneer de vordering opeisbaar is, hangt af van het moment waarop de schade geacht wordt te zijn geleden. De rechtbank gaat ervan uit dat de schade wordt geacht te zijn geleden op de data waarop de Amersfoort de facturen van Nysingh en Strategy Partners heeft betaald. Ondanks de mogelijkheid dat de rechtbank niet toekomt aan toewijzing van de vordering van Amersfoort tot schadevergoeding, zal Amersfoort zich uit praktische overwegingen in haar akte ook al (onderbouwd) moeten uitlaten over de data van betaling. Centric zal hierop bij antwoordakte mogen reageren.
Alle verdere beslissingen zullen worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en reconventie
5.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 1 juni 2016voor het nemen van een akte door Centric, een en ander zoals bedoeld in rechtsoverweging 4.42, en verwijst vervolgens de zaak naar de rolzitting van woensdag 29 juni 2016 voor het nemen van een antwoordakte door Amersfoort;
5.2.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 1 juni 2016voor het nemen van een akte door Amersfoort, een en ander zoals bedoeld in rechtsoverweging 4.20, 4.36, 4.52, 4.56 en 4.104, en verwijst vervolgens de zaak naar de rolzitting van woensdag 29 juni 2016 voor het nemen van een antwoordakte door Centric,
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.K.J. van den Boom, mr. R.J. Verschoof en mr. P.K. Oosterling-van der Maarel en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2016. [1]

Voetnoten

1.type: JidK