Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het verzoekschrift
- het verweerschrift
- de pleitnota van Miele
- de mondelinge behandeling van 23 maart 2016, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt die in het dossier zijn gevoegd.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 april 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Miele Nederland B.V. en een werknemer, aangeduid als [verweerster]. De werknemer was sinds 1 februari 2004 in dienst bij Miele en was op 15 juli 2013 wegens ziekte uitgevallen. Miele had diverse re-integratie-inspanningen geleverd, maar de werknemer had deze niet adequaat opgevolgd. Het UWV had Miele een loonsanctie opgelegd omdat de werknemer niet voldoende meewerkte aan haar re-integratie. Ondanks dat de bedrijfsarts had geadviseerd dat de werknemer in staat was om aangepaste werkzaamheden te verrichten, weigerde zij dit te doen. Miele verzocht de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:669 lid 3 onder e BW, omdat de werknemer haar re-integratieverplichtingen niet nakwam.
De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een redelijke grond voor ontbinding, omdat de werknemer zonder deugdelijke grond haar re-integratieverplichtingen had geweigerd. De kantonrechter concludeerde dat het opzegverbod tijdens ziekte niet van toepassing was, omdat de werknemer niet meewerkte aan haar re-integratie. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden met ingang van 1 juni 2016, en Miele werd verplicht om een transitievergoeding aan de werknemer te betalen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten droeg.