ECLI:NL:RBMNE:2016:2112

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 april 2016
Publicatiedatum
14 april 2016
Zaaknummer
16/661541-15 en 16/076395-13 (vordering TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met vuurwapen en mishandeling in Amersfoort

Op 14 april 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een vonnis uitgesproken in de strafzaak tegen een man die op 19 juli 2015 in Amersfoort betrokken was bij een bedreiging en mishandeling van een slachtoffer met een vuurwapen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. De verdachte heeft het slachtoffer bedreigd met een geladen pistool en hem meermalen met dat wapen tegen het hoofd geslagen, wat leidde tot letsel. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde straf lager was dan de eis van de officier van justitie, omdat deze niet in lijn was met straffen in soortgelijke zaken. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €3.504,80 aan het slachtoffer toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente. De verdachte is vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de intentie had om goederen of geld van het slachtoffer te stelen. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf gelast, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16/661541-15 en 16/076395-13 (vordering TUL) (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 14 april 2016.
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1983] ,
verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein,
Huis van Bewaring locatie Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2015 en 31 maart 2016. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. K.H.T. van Gijssel, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1 primair:
op 19 juli 2015 te Amersfoort samen met een ander heeft geprobeerd [slachtoffer] af te persen
en/of
samen met een ander heeft geprobeerd goederen en geld te stelen uit de woning van die [slachtoffer] , waarbij hij geweld heeft gebruikt tegen die [slachtoffer]
door onder meer een vuurwapen tegen het hoofd van die [slachtoffer] te richten en die [slachtoffer] met dat vuurwapen tegen het hoofd te slaan;
Feit 1 subsidiair:
op 19 juli 2015 te Amersfoort samen met een ander [slachtoffer] heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht door een geladen pistool tegen het hoofd van die [slachtoffer] te houden en dreigend te zeggen: Jij, jij, jij
en/of
op 19 juli 2015 te Amersfoort samen met een ander [slachtoffer] heeft mishandeld door meermalen met een vuurwapen tegen het hoofd van die [slachtoffer] te slaan waardoor hij pijn en letsel heeft ondervonden;
Feit 2
op 19 juli 2015 te Amersfoort samen met een ander een vuurwapen van de categorie III, te weten een revolver van het merk Nagant kaliber 7, en munitie van de categorie III, te weten 6 scherpe patronen, voorhanden heeft gehad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair onder 1 ten laste gelegde feit. Zij verzoekt de verdachte van dit feit vrij te spreken.
De officier van justitie acht wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair onder 1 ten laste gelegde feit, behalve voor zover ten laste is gelegd dat de verdachte dit feit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd. Ook acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde feit. Zij baseert haar standpunt op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Net als de officier van justitie stelt de verdediging zich op het standpunt dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair onder 1 ten laste gelegde feit, zodat hiervoor vrijspraak moet volgen.
De verdediging verzet zich niet tegen een bewezenverklaring van het subsidiair onder 1 ten laste gelegde feit, noch tegen een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde. De verdachte heeft ten aanzien van deze feiten een bekennende verklaring afgelegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 primair
Niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair onder 1 aan hem ten laste gelegde feit. De feiten en omstandigheden zoals die kunnen worden vastgesteld houden -kort gezegd- het volgende in. De verdachte is naar de woning van het slachtoffer gegaan, heeft daar aangebeld, met een zaklamp naar binnen geschenen en geroepen dat de politie voor de deur stond. Toen het slachtoffer vervolgens de deur opende, heeft de verdachte een geladen vuurwapen op het slachtoffer gericht en daarbij de woorden geuit: “jij, jij, jij’. Vervolgens heeft hij het slachtoffer met het vuurwapen geslagen. Het voorgaande leidt niet tot de conclusie dat de verdachte de bedoeling had om geld dan wel goederen van het slachtoffer weg te nemen. De door de verdachte geuite woorden ‘Jij, jij, jij’ zijn daarvoor onvoldoende. Uit de gedragingen van de verdachte kan dit evenmin worden afgeleid. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het primair onder 1 aan hem ten laste gelegde.
Verdachte heeft de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten bekend en de verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met onderstaande opsomming van de bewijsmiddelen: [1]
Feit 1 subsidiair
- de aangifte van [slachtoffer] ; [2]
- het sporenonderzoek met onder meer de bevindingen van het letsel van aangever; [3]
- de bekennende verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 27 oktober 2015. [4]
Feit 2
- bevindingen met betrekking tot het wapen en de munitie die zijn aangetroffen en in beslag genomen ; [5]
- het rapport van het NFI met betrekking tot onderzoek naar DNA op het aangetroffen wapen; [6]
- de bekennende verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 27 oktober 2015. [7]
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in genoemde bewijsmiddelen zijn vervat, kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten. Niet bewezen kan worden dat de verdachte deze feiten tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd, zodat de rechtbank de verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging zal vrijspreken.
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
Subsidiair
op 19 juli 2015 te Amersfoort [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een geladen vuurwapen, tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer] gericht en daarbij dreigend de woorden toegevoegd :"Jij, jij, jij";
en
op 19 juli 2015 te Amersfoort opzettelijk mishandelend [slachtoffer] meermalen met een geladen vuurwapen tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
op 19 juli 2015 te Amersfoort een wapen van categorie III, te weten
- een revolver, merk Nagant, kaliber 7, 62 mm Nagant voorhanden heeft gehad en
- munitie van categorie III, te weten 6 scherpe patronen, kaliber .32 S&W
Long, merk lapua voorhanden heeft gehad.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Feit 1 subsidiair:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
en
mishandeling;
Feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen en munitie van de categorie III.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

In het dossier bevindt zich een rapport van het NIFP locatie Pieter Baan Centrum te Utrecht d.d. 14 maart 2016, opgemaakt door L. Vermeulen, GZ-psycholoog en J. Marx, psychiater. Verdachte is opgenomen geweest in het PBC ter observatie gedurende de periode van 17 december 2015 tot 28 januari 2016. Omdat verdachte heeft geweigerd mee te werken aan het onderzoek, is het niet mogelijk geweest de vraag met betrekking tot de toerekenbaarheid van de verdachte te beantwoorden.
Gelet op het voorgaande is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 subsidiair en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarden een locatie- en contactverbod.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie te hoog is en afwijkt van de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Rekening moet bovendien worden gehouden met het feit dat de verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en dat hij inzicht heeft gegeven in hetgeen hij heeft gedaan. Bovendien heeft hij de feiten onder druk van anderen gepleegd. Hem was duidelijk gemaakt dat zijn ouders en zoontje gevaar zouden lopen als hij het feit niet zou plegen. Verdachte is zelf geen beroepscrimineel. Hij durfde het slachtoffer ook niet woordelijk te bedreigen.
De verdachte wil voorkomen dat een dergelijk incident zich nogmaals voordoet en wil zich daarom na zijn detentie -al dan niet op vrijwillige basis- laten behandelen bij De Waag of een soortgelijke instelling.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van slachtoffer [slachtoffer] . Hij is naar de woning van het slachtoffer gegaan, heeft zich voorgedaan als politie en heeft nadat het slachtoffer de deur voor hem had geopend een pistool op zijn hoofd gericht gehouden. Daarbij heeft hij de woorden geuit: ‘Jij, jij, jij’. Vervolgens heeft de verdachte het slachtoffer met het pistool tegen zijn hoofd geslagen. Dit slaan had bloedend hoofdletsel tot gevolg. De zoon van het slachtoffer was op dat moment in de woning aanwezig en heeft gezien dat de verdachte het pistool op zijn vader gericht hield. Het pistool was geladen met munitie.
De omstandigheid dat de bedreiging met een geladen vuurwapen plaatsvond in de woning van het slachtoffer in het bijzijn van zijn zoon, onderstreept de ernst ervan. Het gevoel van veiligheid in de eigen woning is hierdoor aangetast, hetgeen een grote impact heeft op zowel het slachtoffer als zijn zoon.
De oriëntatiepunten van het LOVS [8] voor een bedreiging met een vuurwapen houden een gevangenisstraf van 4 maanden onvoorwaardelijk in. In dit oriëntatiepunt is met het voorhanden hebben van het vuurwapen geen rekening gehouden. Voor het wapenbezit gaan de oriëntatiepunten uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden. In dit geval heeft de verdachte het slachtoffer ook nog mishandeld met behulp van het vuurwapen. Met dit feit is in het oriëntatiepunt voor de bedreiging evenmin rekening gehouden. Het oriëntatiepunt voor mishandeling met behulp van een wapen bedraagt een taakstraf van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis.
Daarbij komt dat in dit geval sprake is van een aantal strafverzwarende omstandigheden. Allereerst werkt strafverzwarend dat het feit heeft plaatsgevonden in de woning van het slachtoffer in het bijzijn van zijn zoon. Daarnaast is van strafverzwarende invloed het feit dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een geweldsmisdrijf. Zijn justitiële documentatie van 8 februari 2016 laat een onherroepelijke veroordeling voor mishandeling zien van de politierechter te Utrecht van 25 november 2013.
Ten voordele van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij, zij het niet onmiddellijk, een bekennende verklaring heeft afgelegd.
Nu de verdachte niet heeft meegewerkt aan het onderzoek in het Pieter Baan Centrum, is het niet mogelijk gebleken een uitspraak te doen over zijn toerekeningsvatbaarheid. Het feit wordt daarom volledig aan de verdachte toegerekend. Ook overigens is in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen reden voor strafvermindering gelegen.
Genoemde omstandigheden rechtvaardigen geen andere straf dan een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Omdat sprake is van recidive en de rechtbank weinig inzicht heeft gekregen in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zal zij een deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Deze voorwaardelijke gevangenisstraf heeft als doel verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, in dit geval passend en geboden is. Voor de oplegging van een contact- en locatieverbod ziet de rechtbank geen aanleiding. Evenmin zal de rechtbank als bijzondere voorwaarden behandeling door De Waag opleggen. Er ligt geen reclasseringsrapport waarin dit wordt geadviseerd en nu verdachte niet heeft meegewerkt aan persoonlijkheidsonderzoeken is ook niet duidelijk waarvoor verdachte zou dienen te worden behandeld. Het staat verdachte uiteraard vrij zich op vrijwillige basis te laten behandelen.
De op te leggen straf is lager dan de eis van de officier van justitie. De rechtbank is van oordeel dat de eis van de officier van justitie niet in lijn is met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De behandeling van de vordering van
[slachtoffer] ,levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 subsidiair bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft de vordering voldoende onderbouwd en de verdediging heeft de hoogte ervan niet betwist. De rechtbank waardeert de geleden schade dan ook op het gevorderde bedrag van in totaal € 3.504,80 (drieduizend vijfhonderd en vier euro en tachtig eurocent), te weten € 2.250,-- aan immateriële schade en € 1.254,80 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 19 juli 2015 tot aan de dag der algehele voldoening. De vordering komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en kan tot genoemd bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 27 juli 2015 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht in de zaak met parketnummer 16/076395-13 betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 25 november 2013 van de politierechter van de rechtbank Midden-Nederland, waarbij verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 500,--, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tenuitvoerlegging toe te wijzen.
De verdediging heeft zich hier niet tegen verzet.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van de geldboete van € 500,-- te gelasten.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 24c, 36f, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 subsidiair:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
en
mishandeling;
Feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen en munitie van de categorie III.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, te weten 5 (vijf) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren zich schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot € 3.504,80 (drieduizend vijfhonderd en vier euro en tachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 19 juli 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 3.504,80 (drieduizend vijfhonderd en vier euro en tachtig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 19 juli 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 45 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van 25 november 2013 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk een geldboete van € 500,--, te vervangen door 10 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J.P. Schotman, voorzitter,
mrs. J.G. van Ommeren en R.L.M. van Opstal, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Maase-Raedts, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 april 2016.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
Primair
hij op of omstreeks 19 juli 2015 te Amersfoort, althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen
misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de
afgifte van van een of meer goed(eren) en/of geld, geheel of ten dele
toebehorende aan voornoemde [slachtoffer] , in elk geval aan (een) ander(en) dan
aan verdachte en/of zijn mededader,
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen
aan de [adres] ) weg te nemen een of meer goed(eren) en/of geld, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader,
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen
vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
die [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en /
of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, (al dan niet) tezamen en in vereniging met zijn mededader,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bij genoemde diefstal en/of
genoemde afpersing hierin bestonden dat hij, verdachte en/of zijn mededader:
- naar die woning/het appartement (op de vijfde verdieping van een flat) is
gelopen en/of
- door het raam van de woning/het appartement heeft gekeken en/of met een
zaklamp naar binnen heeft geschenen en/of
- op het (keuken)raam van voornoemde woning heeft geklopt en/of heeft
aangebeld en/of (daarbij) heeft geroepen "Politie" en/of
- ( toen die [slachtoffer] de deur opende) een (geladen) vuurwapen, althans een op
een vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen het hoofd, althans op/tegen het
lichaam van die [slachtoffer] heeft gericht en/of gericht gehouden, en/of
(daarbij) de woorden heeft toegevoegd: "jij, jij, jij", althans woorden van
gelijke aard of strekking, en/of
- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] (met voornoemd geladen vuurwapen,
althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, althans een hard voorwerp)
(met kracht) op/tegen (de zijkant van) het hoofd, althans op/tegen het lichaam
heeft geslagen, en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) heeft vastgepakt bij zijn shirt (waardoor dit is
gescheurd);
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 19 juli 2015 te Amersfoort, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
[slachtoffer] heeft/hebben bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend een (geladen) vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd, althans tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] gericht
(gehouden) en/of (daarbij) dreigend de woorden toegevoegd :"Jij, jij, jij",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 19 juli 2015 te Amersfoort, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met een (geladen) vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, althans een hard voorwerp) tegen het hoofd, althans tegen het lichaam heeft/hebben geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 19 juli 2015 te Amersfoort, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een wapen van categorie III, te weten
- een revolver, merk Nagant, kaliber 7, 62 mm Nagant en/of
voorhanden heeft/hebben gehad en/of
- munitie van categorie III, te weten 6 scherpe patronen, kaliber .32 S&W
Long, merk lapua voorhanden heeft gehad.
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 20 juli 2015, pag. 29 en 30.
3.Proces-verbaal van sporenonderzoek door [A] d.d. 23 juli 2015, pag. 244, met als bijlagen foto’s waarop het hoofdletsel van de aangever is te zien, pag. 246 en 247.
4.Proces-verbaal van de terechtzitting van 27 oktober 2015, pag. 2.
5.Proces-verbaal van bevindingen van [B] , d.d. 4 september 2015, pag. 210 en 211.
6.Rapport NFI d.d. 20 augustus 2015, met betrekking tot DNA-onderzoek naar aanleiding van een mishandeling/overval gepleegd in Amersfoort op 19 juli 2015, pag. 255 en 256.
7.Proces-verbaal van de terechtzitting van 27 oktober 2015, pag. 2.
8.Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.