ECLI:NL:RBMNE:2016:2047

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 april 2016
Publicatiedatum
13 april 2016
Zaaknummer
16.659672-15 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 18-jarige man wegens aanrandingen in Almere met taakstraf en leerstraf

Op 13 april 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een 18-jarige man veroordeeld voor twee aanrandingen in Almere. De man kreeg een taakstraf van 60 uur, waarvan 30 uur voorwaardelijk, en een leerstraf, met begeleiding van de jeugdreclassering. De rechtbank oordeelde dat het gedrag van de verdachte respectloos was en niet getolereerd kon worden, maar dat er geen aanleiding was voor een zwaardere straf, ondanks de ophef rondom zijn status als asielzoeker. De rechtbank nam het reclasseringsadvies over, dat een gedragsinterventie 'Respect Limits' aanbeveelt, gericht op het leren herkennen en respecteren van seksuele grenzen. De verdachte werd vrijgesproken van een derde aanranding wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank overwoog dat de verdachte, die een blanco strafblad had, niet in aanmerking kwam voor voorwaardelijke jeugddetentie, gezien vergelijkbare zaken. De zaak heeft veel aandacht gekregen vanwege de achtergrond van de verdachte en de aard van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.659672-15 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 april 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1997] te [geboorteplaats] (Eritrea),
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting op 30 maart 2016, waarbij de verdachte niet is verschenen. Ter terechtzitting is verschenen mr. J.A.C. van den Brink, die heeft verklaard door de verdachte uitdrukkelijk te zijn gemachtigd om deze ter terechtzitting te verdedigen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Kamper en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.

hij op of omstreeks 27 september 2015 in de gemeente Almere, althans om arrondissement Midden-Nederland, door geweld en/of (een)) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van één of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het betasten en/of aanraken en/of knijpen in de borst van die [slachtoffer 1] , bestaande uit het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) uit:

- het onverhoeds van achteren benaderen van die [slachtoffer 1] en/of
- het (vervolgens) van achteren een arm om het lichaam van die [slachtoffer 1] heen slaan/doen en/of het enige tijd stevig vasthouden van het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of
- het (daarbij) betasten/aanraken van en/of knijpen in de (met kleding bedekte) borst van die [slachtoffer 1] ;
2.

hij op of omstreeks 27 september 2015 in de gemeente Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van één of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit het betasten en/of aanraken van de borst(en) van die [slachtoffer 2] , bestaande het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) uit:

- het (van voren) onverhoeds betasten/aanraken van de (met kleding bedekte) borst(en) van die [slachtoffer 2] (terwijl die [slachtoffer 2] met haar rug tegen de muur stond en/of omringd was door andere personen);
3.
hij op of omstreeks 27 september 2015 in de gemeente Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(id), [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van één of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het betasten en/of aanraken van de billen van die [slachtoffer 3] , bestaande het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) uit:
- het onverhoeds van achteren benaderen van die [slachtoffer 3] en/of
- het onverhoeds slaan op/tegen, althans het betasten/aanraken van de (met kleding bedekte) billen van die [slachtoffer 3] ;

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde aanrandingen wettig en overtuigend bewezen te verklaren. Voor de bewijsmiddelen heeft zij verwezen naar de verschillende informatieve zedengesprekken, de aangiften, de verklaringen van getuige [getuige 1] en [getuige 2] , de camerabeelden en de verklaring van verdachte dat hij zichzelf op de camerabeelden herkent.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft algehele vrijspraak bepleit.
Ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde aanranding heeft hij aangevoerd dat de aangifte van [slachtoffer 1] niet ondersteund wordt nu verdachte ontkent en uit de camerabeelden niet blijkt dat verdachte [slachtoffer 1] onverhoeds van achteren heeft benaderd, een arm om haar heen heeft geslagen en haar borsten betast heeft.
Ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde aanranding heeft hij aangevoerd dat aangeefster [slachtoffer 2] en de getuigen Moet en [getuige 1] niet consistent verklaren. Zij verklaren bovendien over het betasten van aangeefster door een jongen met een rode pet op, terwijl verdachte een zwarte pet ophad. Uit de camerabeelden blijkt niet dat verdachte in de buurt van aangeefster [slachtoffer 2] was op het moment dat zij bij haar borsten werd aangeraakt.
Ten aanzien van de onder 3 ten laste aanranding heeft hij aangevoerd dat verdachte bekend heeft [slachtoffer 3] aangeraakt te hebben, maar dat dit zonder seksuele bedoelingen was. Daarnaast is het dwangmiddel niet van voldoende kaliber geweest om van dwang te spreken.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de aanranding van [slachtoffer 1] wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
De rechtbank motiveert deze vrijspraak als volgt.
Op 29 september 2015 doet [slachtoffer 1] aangifte. Zij verklaart dat zij rond 02:30 uur door het steegje bij de Bergerie in Almere liep toen een jongen vroeg om een sigaret en er ineens een jongen achter haar stond die zijn arm over haar schouder deed en aangeefster bij haar (rechter)borst aanraakte.
In de Herbergsteeg hangen camera’s en de beelden van 27 september 2015 zijn bekeken door brigadier [verbalisant 1] . Zij relateert in het desbetreffende proces-verbaal van bevindingen dat zij ziet dat er een blond blank meisje in de steeg staat met een donkerkleurige jongen met een rode pet op. Deze jongen gaat vervolgens voor het meisje staan en een donkergekleurde jongen met donkere kleding aan en een zwarte pet op maakt een beweging met zijn arm alsof hij het meisje aanraakt ter hoogte van haar heup.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij zichzelf heeft herkend op de camerabeelden als de persoon met de zwarte pet op.
De rechtbank heeft voornoemde camerabeelden bekeken en waargenomen dat verdachte met zijn arm over de schouder van aangeefster [slachtoffer 1] gaat. De rechtbank neemt niet waar dat verdachte zijn arm om aangeefster heen slaat en haar vervolgens in haar (rechter)borst knijpt. Nu de aangifte van [slachtoffer 1] door geen ander bewijsmiddel ondersteund wordt, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 27 september 2015 in Almere [slachtoffer 2] aangerand heeft. Daartoe overweegt zij het navolgende.
[slachtoffer 2] ( [slachtoffer 2] ) wordt op 1 oktober 2015 gehoord als getuige. Zij verklaart dat zij op 27 september 2015 samen met haar vriendinnen [slachtoffer 1] en [A] door het steegje bij het casino in Almere loopt en dat een jongen met een rode pet op in het Engels om een sigaret vraagt. Terwijl haar vriendin [slachtoffer 1] lastig gevallen wordt door twee jongens wordt zij ook door een jongen vastgepakt. [slachtoffer 2] verklaart dat een Somalische jongen met een rode pet op de borst van haar vriendin aanraakte en dat de Somalische jongen die achter haarzelf stond met twee handen haar borsten vastpakte. Zij heeft deze jongen vervolgens van haar afgeduwd. Zij omschrijft deze jongen als een Somalische jongen met een normaal postuur, een lengte van 1.65 a 1.70 m en rond de 20 jaar oud. [2] Op 20 januari 2016 doet [slachtoffer 2] alsnog aangifte van aanranding. [3] Op 31 januari 2016 wordt [slachtoffer 2] aanvullend gehoord. Zij verklaart dat zij niet weet wat voor kleding de jongen die haar vastpakte, droeg. Ook verklaart zij dat ze 100% zeker is dat zij bij haar borsten is aangeraakt. Nadat aangeefster [slachtoffer 2] een gedeelte van de camerabeelden heeft gezien, verklaart zij dat de jongen met de zwarte pet op de persoon is geweest die aan haar heeft gezeten. Als aangeefster [slachtoffer 2] alle camerabeelden heeft gezien, verklaart zij dat het klopt dat de jongen haar van voren bij haar borst heeft aangeraakt. [4]
Op 6 februari 2016 verklaart getuige [getuige 1] dat zij samen met haar vriendinnen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de Herbergsteeg liep en dat er drie jongens op hen afkwamen waarvan één vroeg om een sigaret. Twee van deze jongens gingen op [slachtoffer 1] af en raakten haar borst aan. Vervolgens zag de getuige dat er een rode pet op de grond viel en dat een jongen de borsten van [slachtoffer 2] had aangeraakt. [5]
Op de camerabeelden die gemaakt zijn in de Herbergsteeg op 27 september 2015 is volgens verbalisant [verbalisant 2] vanaf 02.36.12.134 tot en met 02.36.34.644 te zien dat aangeefster [slachtoffer 2] met haar rug tegen een muur staat terwijl rechts van haar getuige Moet staat met achter getuige Moet [verdachte] . Verdachte staat voor aangeefster [slachtoffer 2] terwijl links van haar [A] staat. Vervolgens is te zien dat verdachte met zijn arm vooruit in de richting van aangeefster [slachtoffer 2] loopt en dat zij zich naar links wegdraait en naar voren beweegt. [6]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij zichzelf op de camerabeelden herkent als de persoon met de zwarte pet op, zwarte jas, donkere broek en zwarte schoenen met een witte rand aan. [7]
De rechtbank heeft voornoemde camerabeelden bekeken en geconstateerd dat er te zien is dat verdachte op het moment dat hij voor aangeefster [slachtoffer 2] staat met zijn hand richting haar borst gaat, dat aangeefster [slachtoffer 2] daar verbaal op reageert en dat zij hem vervolgens wegduwt. Op grond van deze waarneming en de hiervoor genoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte [slachtoffer 2] bij haar borsten heeft aangeraakt toen zij tegen de muur stond en omringd was door andere personen. Het verweer van de raadsman dat aangeefster en getuige [getuige 1] inconsistent verklaren, verwerpt de rechtbank omdat de verklaringen van aangeefster en de getuige op cruciale punten steun vinden in de beschikbare camerabeelden.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 27 september 2015 in Almere [slachtoffer 3] aangerand heeft. Daartoe overweegt zij het navolgende.
[slachtoffer 3] heeft tijdens het informatieve zedengesprek en in haar aangifte verklaard dat zij op 27 september 2015 tussen 02:45 en 03:00 uur naar de taxistandplaats bij de Grote Markt in Almere liep toen een jongen om een sigaret vroeg. Aangeefster verklaart dat haar vriendin een sigaret gaf en dat zij vervolgens doorliepen, maar dat één van de jongens hard op haar billen slaat en één jongen haar van achteren met zijn arm om haar keel pakt. Volgens aangeefster had de jongen die haar op haar billen sloeg een zwarte broek en een zwart T-shirt aan. De jongen die haar van achteren vastpakte, had een witte broek aan. [8]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij op 27 september 2015 rond 02:45 naar huis ging met haar vriendin [slachtoffer 3] en dat onderweg een jongen met een hanenkam en een witte broek aan haar om een sigaret vroeg. Zij verklaarde dat zij deze heeft gegeven en dat ze doorliepen totdat deze jongen een arm om de nek van haar vriendin deed en haar in haar billen kneep. [9]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 27 september 2015 een zwarte pet op had en een spijkerbroek, een zwarte jas en zwarte schoenen aanhad. Verdachte heeft zichzelf herkend op de camerabeelden. [10] Bij de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat het klopt dat hij het achterwerk van [slachtoffer 3] heeft aangeraakt. [11]
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte als ontuchtig is aan te merken. Verdachte heeft verklaard dat hij geen seksuele intenties had. Het aanraken van de billen van een vrouw zonder dat zij daarvoor toestemming geeft, terwijl zij in een steegje in een uitgaansgebied loopt, omringd wordt door meerdere jongens en er op deze bewuste avond meerdere soortgelijke incidenten hebben plaatsgevonden waar verdachte bij betrokken was, is naar het oordeel van de rechtbank in het sociale verkeer aan te merken als handelen met een seksuele strekking. De rechtbank verwerpt daarmee het verweer van de raadsman. Het verweer van de raadsman dat er onvoldoende dwang is geweest, wordt eveneens verworpen. Aangeefster [slachtoffer 3] is onverhoeds op haar billen aangeraakt en heeft daarvoor geen toestemming gegeven. Dit onverhoedse handelen waaraan zij zich niet kon onttrekken is dwang van een voldoende kaliber. Door aldus te handelen heeft verdachte opzettelijk gehandeld.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
2.

hij op 27 september 2015 in de gemeente Almere, door een andere feitelijkheid [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van één ontuchtige handeling, bestaande uit het aanraken van de borsten van die [slachtoffer 2] , bestaande die andere feitelijkheid uit:

- het (van voren) onverhoeds aanraken van de met kleding bedekte borsten van die [slachtoffer 2] terwijl die [slachtoffer 2] met haar rug tegen de muur stond en omringd was door andere personen.
3.
hij op 27 september 2015 in de gemeente Almere, door andere feitelijkheden, [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het dulden van één ontuchtige handeling, bestaande uit het aanraken van de billen van die [slachtoffer 3] , bestaande die andere feitelijkheden uit:
- het onverhoeds van achteren benaderen van die [slachtoffer 3] en
- het onverhoeds aanraken van de met kleding bedekte billen van die [slachtoffer 3] .
Van het onder 1, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Onder 2 en 3, telkens:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

7.STRAFBAARHEID

De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde van begeleiding en toezicht door de jeugdreclassering. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd een werkstraf voor de duur van 140 uur en de leerstraf Respect Limits Plus op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor de strafoplegging verwezen naar vergelijkbare uitspraken waarin geldboetes opgelegd zijn. Daarnaast heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de adviezen van de reclassering en het reeds ondergane voorarrest in mindering te brengen.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank heeft geconstateerd dat over deze zaak veel ophef is geweest, met name omdat verdachte een asielzoeker is, die nog niet lang in Nederland verblijft. De rechtbank ziet hierin echter geen aanleiding om de aan de verdachte op te leggen straf zwaarder of minder zwaar te laten zijn.
Verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan aanranding. In een uitgaansgebied heeft hij twee vrouwen tegen hun wil aangeraakt op hun billen/borsten. Dergelijk gedrag is buitengewoon irritant en respectloos en kan niet getolereerd worden. Het rechtvaardigt echter niet de door de officier van justitie gedane strafeis.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met het reclasseringsadvies van 2 februari 2016, opgemaakt door de heer M. Pfieffers waarin geadviseerd wordt het jeugdstrafrecht op verdachte toe te passen, omdat verdachte ten tijde van het plegen van de strafbare feiten amper 18 jaar was en zijn gedrag te herleiden is als gedrag dat binnen een groep jongens plaatsvind als gevolg van groepsdynamiek en de leeftijdsfase. De reclassering acht gedragsverandering het meest wenselijk en adviseert naast een taakstraf, de gedragsinterventie Respect Limits Plus verlengd op te leggen.
Ter terechtzitting van 30 maart 2016 heeft deskundige M. Pfieffers dit advies herhaald en benadrukt dat gedragsinterventie in de vorm van Respect Limits plus verlengd van belang is. Daarnaast heeft de deskundige aangegeven geen meerwaarde te zien in begeleiding door de reclassering voor volwassenen.
Dit advies neemt de rechtbank over en zij zal gelet op het feit dat verdachte ten tijde van het plegen van de strafbare feiten slechts twee maanden 18 jaar was en gelet op de omstandigheid dat het strafbare gedrag gepleegd is terwijl verdachte deelt uitmaakte van een groepje jongens waarbij de sociale interactie kennelijk een grote rol heeft gespeeld het jeugdstrafrecht toepassen bij verdachte.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het opleggen van voorwaardelijke jeugddetentie, omdat verdachte een blanco strafblad heeft en in vergelijkbare strafzaken waar sprake was van kortdurende aanraking over met kleding bedekte borsten/billen eveneens geen (voorwaardelijke) jeugddetentie is opgelegd.
Alles afwegende zal een taakstraf voor de duur van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarde begeleiding en toezicht door Samen Veilig Nederland opgelegd worden naast de leerstraf Respect Limits Plus verlengd voor de duur van dertig uur, omdat de rechtbank het van belang acht dat er gedragsverandering bij verdachte plaatsvindt.

9.DE BENADEELDE PARTIJ

Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer 3] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 400, -.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van [slachtoffer 3] geheel hoofdelijk toe te wijzen en daaraan de schadevergoedingsmaatregel te koppelen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair -gelet op de betoogde vrijspraak- bepleit dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard. Subsidiair heeft de raadsman verzocht het gevorderde immateriële schadebedrag te matigen omdat er niet verwezen is naar een vergelijkbaar incident.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 3 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van
€ 100, -, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil. De rechtbank is van oordeel dat er een bedrag van € 100, - dient te worden toegewezen, omdat dit ook in vergelijkbare zaken is gebeurd.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij. De rechtbank zal de door [slachtoffer 3] gevorderde rente toewijzen vanaf het moment dat het strafbare feit is gepleegd, te weten 27 september 2015.

10.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 27, 36f, 77c, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder 1 aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar en kwalificeert deze zodanig als hierboven onder 6 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- legt aan verdachte op de
leerstraf Respect Limits Plus verlengdvoor de duur van
30 uren;
- legt aan verdachte op een
werkstrafvoor de duur van
60 uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 30 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren werkstraf per dag;
- bepaalt dat van de werkstraf een gedeelte, groot
30 uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het toezicht door de jeugdreclassering, als bedoeld in artikel 77aa, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte gedurende de proeftijd (van 2 jaar):
* zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Samen Veilig Nederland, zulks zolang de jeugdreclassering of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende die proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht;
- waarbij aan Samen Veilig Nederland opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] , wonende te Almere, van een bedrag van € 100, - (zegge: honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 27 september 2015, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 100, - ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 dagen hechtenis;
- wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.E.M. Kranenbroek, voorzitter, mr. F.G. van Arem, rechter en mr. K.G. van de Streek kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 april 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2015292179, doorgenummerd 1 tot en met 248.
2.Pagina’s 43 en 44.
3.Pagina’s 167, 168 en 169.
4.Pagina’s 175 en 177.
5.Pagina 213.
6.Pagina 183.
7.Pagina 222.
8.Pagina’s 18, 19 en 22.
9.Pagina 51 en 54.
10.Pagina’s 114 en 116.
11.Zie het proces-verbaal van verhoor van verdachte (toetsing inverzekeringstelling en inbewaringstelling) van 30 september 2015, RC-nummer 15/4154.