RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Parketnummer: 16.659670-15 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 april 2016
geboren op [1995] te [geboorteplaats] (Eritrea),
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting op 30 maart 2016, waarbij de verdachte niet is verschenen. Ter terechtzitting is verschenen mr. J.A.C. van den Brink, die heeft verklaard door de verdachte uitdrukkelijk te zijn gemachtigd om deze ter terechtzitting te verdedigen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Kamper en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 september 2015 in de gemeente Almere, althans in arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen tot het plegen en/of dulden van één of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het (meermalen) betasten en/of aanraken van de billen van die [slachtoffer] bestaande het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) uit:
- het onverhoeds benaderen van die [slachtoffer] en/of het dichtbij en/of om die [slachtoffer] heen gaan staan en/of
- het onverhoeds slaan op/tegen, althans het betasten/aanraken van de (met kleding bedekte) billen van die [slachtoffer] en/of
- het van achteren een arm om de nek/hals en/of schouder(s) van die [slachtoffer] heen slaan/doen en/of het enige tijd stevig vasthouden van de nek/hals en/of schouder(s), althans het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- het (daarbij) trachten te zoenen van die [slachtoffer] en/of
- het (daarbij) betasten/aanraken van de (met kleding bedekte) billen van die [slachtoffer] ;
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4
DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het ten laste gelegde met uitzondering van het medeplegen bewezen te verklaren. Voor de bewijsmiddelen heeft zij verwezen naar het informatieve gesprek en de aangifte van [slachtoffer] , de verklaring van getuige [getuige] , de camerabeelden en de verklaring van verdachte. Uit het handelen van verdachte blijkt volgens de officier van justitie de intentie; het onzedelijk betasten van jonge vrouwen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs voor de ten laste gelegde ontucht. De raadsman heeft betoogd dat de handelingen die verdachte gepleegd heeft niet ontuchtig van aard zijn en beperkt zijn gebleven tot een poging [slachtoffer] op haar wang te zoenen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich op 27 september 2015 in Almere schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen.
[slachtoffer] heeft tijdens het informatieve zedengesprek en in haar aangifte verklaard dat zij op 27 september 2015 tussen 02:45 en 03:00 uur naar de taxistandplaats bij de Grote Markt in Almere liep toen een jongen om een sigaret vroeg. Aangeefster verklaarde dat haar vriendin een sigaret gaf en dat zij vervolgens doorliepen, maar dat één van de jongens hard op haar billen sloeg en één jongen haar van achteren met zijn arm om haar keel pakte. Volgens aangeefster had de jongen die haar op haar billen sloeg een zwarte broek en een zwart T-shirt aan. De jongen die haar van achteren vastpakte, had een witte broek aan.
De camerabeelden maken deel uit van het dossier. Op de camerabeelden is te zien dat er twee meisjes in een steeg lopen, dat er drie jongens achter ze aan lopen, dat een jongen met een donkere broek het blonde meisje in het voorbij gaan een klap op haar billen geeft en dat een jongen met een lichte broek aan het blonde meisje vastpakt bij haar hals en met zijn gezicht naar haar gezicht toegaat, waarna zij haar gezicht vervolgens afwendt.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij een zachtgele broek aan had die avond, dat hij zichzelf op de camerabeelden herkent, dat hij [slachtoffer] om een sigaret heeft gevraagd en dat hij haar voor de sigaret wilde bedanken door haar te zoenen
De rechtbank overweegt dat er weliswaar sprake is van vervelend, irritant en ongepast gedrag door verdachte, maar dat dit handelen niet te kwalificeren valt als ontuchtig. Uit de camerabeelden blijkt immers dat het niet verdachte, maar een andere jongen was die een blond meisje op de billen heeft geslagen. Ook kan verdachte niet aangemerkt worden als medepleger van de door de andere jongen gegeven klap op de billen, nu niet is voldaan aan de eisen die de Hoge Raad aan medeplegen stelt. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het medeplegen, zoals ook door de officier is gevorderd.
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 400, -.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel hoofdelijk toe te wijzen en daaraan de schadevergoedingsmaatregel te koppelen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair -gelet op de betoogde vrijspraak- bepleit dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard. Subsidiair heeft de raadsman verzocht het gevorderde immateriële schadebedrag te matigen omdat er niet verwezen is naar een vergelijkbaar incident.
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [slachtoffer] dient in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard nu de verdachte van het hem ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
- verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.E.M. Kranenbroek, voorzitter, mrs. F.G. van Arem en K.G. van de Streek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 april 2016.