Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 14 oktober 2015,
- de akte overlegging producties van de curator,
- de akte overlegging producties en vordering ex artikel 843a Rv jo. art. 21 Rv van [gedaagden] ,
- het proces-verbaal van comparitie van 19 februari 2016.
2.De feiten
3.Het geschil
De laatste jaarrekening is tijdig gedeponeerd. In 2009 en in 2010 was sprake van een kleine overschrijding van de termijn, die geen enkel verband houdt met het faillissement.
4.De beoordeling in het incident
Overlegging van bescheiden
- de complete correspondentie tussen [gedaagden] en de curator;
- de complete administratie van [bedrijf]
Indien en voor zover [gedaagden] heeft bedoeld aan te voeren dat artikel 21 Rv meebrengt dat de curator gehouden is de gehele administratie in het geding te brengen, gaat dit niet op omdat [gedaagden] aan dit artikel geen zelfstandig vorderingsrecht kan ontlenen.
5.De beoordeling in de hoofdzaak
Aanhouding procedure in verband met benoeming commissie van schuldeisers
€ 73.525,53, na verrekening van de openstaande facturen die betrekking hadden op [bedrijf] . [gedaagden] heeft de juistheid van dit bedrag onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat de rechtbank hiervan uitgaat. [gedaagde sub 2] heeft ter zitting aangevoerd dat van het bedrag van € 90.000,- behalve de verrekende huurachterstand ook nog de BTW moet worden afgetrokken. Dit strookt echter niet met artikel 5 van de vaststellingsovereenkomst, noch met de inhoud van de brief van Corio van 24 maart 2014, waarin melding wordt gemaakt van
“(…) een tweetal creditfacturen elk voor het bedrag van EUR 107.100,-- (EUR 90.000vermeerderdmet BTW)”, zodat de rechtbank daaraan voorbijgaat.
Met haar standpunt, dat de juridische verhouding tussen [gedaagde sub 1] en [bedrijf] moet worden geduid als vertegenwoordiging of zaakwaarneming, gaat [gedaagde sub 1] eraan voorbij dat het bedrag dat door Corio op haar rekening is gestort in haar vermogen is gevloeid, en het gaat om die reden niet op.
- het bedrag van € 15.000,- dat [gedaagde sub 1] voor [bedrijf] heeft betaald in de procedure van [achternaam] ;
- het door [gedaagde sub 1] voor [bedrijf] betaalde griffierecht;
- de advocaatkosten die aan [bedrijf] moeten worden toegerekend;
- datgene wat door [gedaagde sub 1] is betaald aan [achternaam] en [achternaam] ;
- datgene wat door [gedaagde sub 1] is betaald ter zake van gewone dagelijkse inkopen voor [bedrijf] .
6.De beslissing
4 mei 2016teneinde [gedaagden] in de gelegenheid te stellen bij akte aan te geven op welke wijze zij bewijs wil leveren;