ECLI:NL:RBMNE:2016:1945

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 april 2016
Publicatiedatum
8 april 2016
Zaaknummer
16/661893-15; 16/156121-15 (ter terechtzitting gevoegd); 16/156130-15 (ter terechtzitting gevoegd); 16/156147-15 (ter terechtzitting gevoegd); 16/038444-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens bezit van harddrugs en wapens

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 8 april 2016 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het aanwezig hebben van diverse harddrugs, waaronder MDMA, amfetamine en GHB, alsook aan het bezit van een stroomstootwapen en een busje traangas. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 17 tot en met 20 december 2015 in Veenendaal en de gemeente Utrechtse Heuvelrug in totaal 250 pillen MDMA en 11,9 gram amfetamine in zijn bezit had. Daarnaast heeft de verdachte op 29 juli 2015 in Driebergen-Rijsenburg 94 pillen MDMA, 2,1 liter GHB, 242 gram amfetamine, een busje traangas en een taser voorhanden gehad. Op 12 april 2015 werd hij in Rhenen betrapt met 50 ml GHB en 11 pillen MDMA. Op 10 mei 2015 had hij in Zeist 8,62 gram amfetamine, 0,67 gram MDMA en 25 methadon pillen bij zich. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van langdurig middelengebruik en psycho-sociale problematiek bij de verdachte, wat leidde tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 260 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De bijzondere voorwaarden omvatten reclasseringstoezicht, urinecontroles en behandeling in een verslavingskliniek. De rechtbank heeft de verdachte ook gewaarschuwd voor de ernst van het bezit van harddrugs en wapens, en het risico op recidive.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16/661893-15; 16/156121-15 (ter terechtzitting gevoegd); 16/156130-15 (ter terechtzitting gevoegd); 16/156147-15 (ter terechtzitting gevoegd); 16/038444-14 (vordering na voorwaardelijke veroordeling) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 april 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1980] te [geboorteplaats]
wonende te ( [woonplaats] , [adres]
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring Ooyerhoekseweg te Zutphen
raadsman mr. M. Landsman, advocaat te Utrecht

1.Onderzoek van de zaak

Overeenkomstig artikel 369 van het Wetboek van Strafvordering heeft de politierechter de zaken onder de parketnummers 16/156121-15, 16/156130-15 en 16/156147-15 naar deze kamer verwezen.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 25 maart 2016, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De tenlastelegging onder parketnummer 16/661893-15 is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 16/661893-15
in de periode van 17 tot en met 20 december 2015 250 pillen MDMA en 11,9 gram cocaïne/amfetamine aanwezig heeft gehad;
parketnummer 16/156121-15
feit 1: op 29 juli 2015 94 pillen bevattende MDA en/of MDEA en/of MDMA en/of amfetamine aanwezig heeft gehad;
feit 2: op 29 juli 2015 2,1 liter GHB aanwezig heeft gehad;
feit 3: op 29 juli 2015 242 gram MDA en/of MDEA en/of MDMA en/of amfetamine aanwezig heeft gehad;
feit 4: op 29 juli 2015 een busje traangas voorhanden heeft gehad;
feit 5: op 29 juli 2015 een taser voorhanden heeft gehad;
parketnummer 16/156130-15
feit 1: op 12 april 2015 50 ml GHB aanwezig heeft gehad;
feit 2: op 12 april 2015 11 pillen MDMA aanwezig heeft gehad;
feit 3: op 12 april 2015 0,1 gram amfetamine aanwezig heeft gehad;
parketnummer 16/156147-15
feit 1:op 10 mei 2015 8,62 gram amfetamine aanwezig heeft gehad;
feit 2: op 10 mei 2015 0,67 gram en/of 10 pillen MDMA aanwezig heeft gehad;
feit 3: op 10 mei 2015 25 methadon pillen aanwezig heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle hem ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. De officier van justitie baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de door verdachte afgelegde bekennende verklaringen. Ten aanzien van het onder feit 2 van parketnummer 16/156147-15 tenlastegelegde acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 5 pillen MDMA aanwezig heeft gehad. Verdachte dient te worden vrijgesproken van de overige onder dit feit ten laste gelegde pillen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat er ten aanzien van parketnummer 16/156130-15 sprake is van een onrechtmatige aanhouding.
Ten aanzien van parketnummer 16/156121-15 heeft de verdediging gesteld dat verbalisanten het voertuig van verdachte onrechtmatig betreden hebben. In het geval de rechtbank het betreden van het voertuig rechtmatig acht, dan is er sprake van een onrechtmatige doorzoeking van het voertuig en de daarin aangetroffen spullen.
Voornoemde handelingen leveren onherstelbare vormverzuimen ex artikel 359a lid 1 van het Wetboek van Strafvordering op. Hetgeen naar aanleiding van de doorzoeking en aanhouding in beslag is genomen dient te worden uitgesloten van het bewijs. De onder voornoemde parketnummers ten laste gelegde feiten kunnen daarom niet wettig en overtuigend bewezen worden. Verdachte dient te worden vrijgesproken van deze feiten.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de onder de parketnummers 16/156147-15 en 16/661893-15 ten laste gelegde feiten aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
parketnummer 16/661893-15
Nu verdachte de ten laste gelegde feiten heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede
volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 25 maart 2016;
  • het proces-verbaal van bevindingen, pagina 26 van proces-verbaal nummer PL0900-2015381309;
  • het proces-verbaal van bevindingen, pagina 28 van proces-verbaal nummer PL0900-2015381309;
  • het proces-verbaal van bevindingen, pagina 53 tot en met 55 van proces-verbaal nummer PL0900-2015381309;
  • het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 30 december 2015;
  • het proces-verbaal van bevindingen, pagina 84 van proces-verbaal nummer PL0900-2015381309;
  • het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 29 januari 2016.
Genoemde bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt tot bewijs van het feit waarop zij blijkens hun inhoud in het bijzonder betrekking hebben.
4.3.2
parketnummer 16/156121-15
Onrechtmatig betreden/onrechtmatige doorzoeking
De verdediging heeft gesteld dat verbalisanten het voertuig van verdachte onrechtmatig betreden hebben, nu er vooraf geen redelijk vermoeden bestond dat er verdovende middelen in de auto aanwezig waren. Zij hebben, zonder toestemming van verdachte, de kofferbak van de auto geopend en pas daarna de fles op de achterbank gezien. Verbalisanten hadden daarom op basis van de Opiumwet noch op basis van het Wetboek van Strafvordering een bevoegdheid tot toegang tot de auto.
Indien de rechtbank het betreden van het voertuig rechtmatig acht dan is er sprake van een onrechtmatige doorzoeking van het voertuig en de daarin aangetroffen spullen. Verbalisanten zijn verder gegaan dan zoekend rondkijken en hebben de tas in de kofferbak niet in beslag genomen, maar direct opgepakt en ingekeken.
De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan de feitelijke omschrijving van de gang van zaken zoals deze volgt uit het door verbalisant [verbalisant 1] opgemaakte proces-verbaal. Verbalisant heeft samen met zijn collega [verbalisant 2] verdachte staande gehouden. Verdachte heeft zelf, nadat verbalisant op de achterbank een plastic fles met daarin een vloeistof zag liggen, de kofferbak van zijn auto geopend. Verbalisant [verbalisant 2] bevestigt dat verdachte zelf de achterklep van de auto opende. Gelet op de inhoud van deze processen-verbaal hecht de rechtbank geen geloof aan de verklaring van verdachte over deze gang van zaken. De rechtbank is van oordeel dat er sprake was van een redelijk vermoeden van schuld aan een overtreding van de Opiumwet. De opsporingsambtenaren waren dan ook op grond van artikel 9 van de Opiumwet bevoegd het voertuig te betreden en op grond van artikel 96b van het Wetboek van Strafvordering bevoegd het voertuig te doorzoeken. De rechtbank is derhalve van oordeel dat er geen sprake is van het onrechtmatig betreden van de auto van verdachte en verwerpt het verweer van de raadsman.
Bewijs
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het klopt dat hij op 29 juli 2015 amfetamine, XTC pillen en GHB bij zich had. Ook had hij in zijn auto een busje traangas en een stroomstootwapen bij zich. [2]
Op 29 juli 2015 werd verdachte ter hoogte van station Driebergen-Zeist staande gehouden door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] . [3] In de auto van verdachte werden een fles met daarin een vloeistof, een zak met daarin een witte natte poederachtige substantie, diverse flesjes en een zak met – vermoedelijk - pillen aangetroffen. In de fouillering van verdachte werd een zakje pillen aangetroffen. [4] In de deur aan de bestuurderszijde van de auto van verdachte werden een busje CS gas en een voorwerp, gelijkend op een Iphone, met o.a. als opschrift “stungun” en “stunpower” aangetroffen. [5]
Uit onderzoek van de Forensische opsporing aan de onder verdachte aangetroffen goederen volgt dat 94 pillen positief testten op de aanwezigheid van MDMA. 1,9 liter doorzichtige vloeistof testte positief op de aanwezigheid van GHB [6] . 242 gram wit vetachtig poeder testte positief op de aanwezigheid van amfetamine en 200 milliliter testte positief op de aanwezigheid van GHB. [7]
Uit onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut aan voornoemde goederen volgt dat de vloeistoffen GHB bevatten, dat het poeder amfetamine bevat en dat de pillen MDMA bevatten. [8]
Uit onderzoek van de Forensische opsporing aan de onder verdachte aangetroffen goederen volgt dat het voorwerp gelijkend op een mobiele telefoon een stroomstootwapen is. [9] Dit voorwerp is een handwapen bestemd om door een elektrische stroomstoot personen weerloos te maken of pijn toe te brengen. Het is een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, categorie II onder 5 van de Wet wapens en munitie. Het busje CS gas is bestemd voor het treffen van personen met traan(CS)gas, zijnde een weerloos makende en/of traan- verwekkende stof en is een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 categorie II onder 6 van de Wet wapens en munitie. [10]
Genoemde bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt tot bewijs van het feit waarop zij blijkens hun inhoud in het bijzonder betrekking hebben.
De rechtbank acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem onder 1, 2, 3, 4 en 5 van parketnummer 16/156121-15 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.3.3
parketnummer 16/156130-15
Onrechtmatige aanhouding
De raadsman heeft aangevoerd dat verbalisanten van tevoren wisten met wie zij van doen hadden. Het heeft er alle schijn van dat de controlebevoegdheid op grond van de Wegenverkeerswet (WVW) uitsluitend voor een ander doel dan naleving van de WVW – te weten een controle op naleving van de Opiumwet – is aangewend, hetgeen een ‘detournement de pouvoir’ oplevert, ofwel strijd met het beginsel van zuiverheid van oogmerk.
De rechtbank oordeelt anders. Uit het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 3] volgt dat verdachte op grond van de Wegenverkeerswet werd staande gehouden omdat verdachte reed met een kapotte linker buitenspiegel en een kapotte voorlamp.
De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan de feitelijke omschrijving van de gang van zaken en is van oordeel dat verdachte op juiste gronden werd staande gehouden. Daarnaast ontstond bij de verbalisanten een verdenking van overtreding van de Opiumwet. Niet aannemelijk is geworden dat verbalisanten de controlebevoegdheid op grond van de WVW uitsluitend voor een ander doel dan naleving van de WVW – te weten een controle op naleving van de Opiumwet – hebben aangewend.
De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsman.
Bewijs
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [11]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 12 april 2015 amfetamine, XTC en GHB bij zich had. [12]
Op 12 april 2015 werd verdachte in Rhenen staande gehouden door verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] . Uit de broeksband van verdachte viel een wit/crèmekleurig tasje op de grond. [13] In het tasje zaten diverse pillen. [14] In de broek van verdachte werd een fles aangetroffen. Verdachte zei dat daar GHB in zat. [15] In de fouillering van verdachte werd een ponypack met daarin wit poeder aangetroffen. [16]
Uit onderzoek van de Forensische opsporing aan de onder verdachte aangetroffen goederen volgt dat de vloeistof in het flesje (50 milliliter) positief testte op de aanwezigheid van GHB. 0,1 gram wit poeder testte positief op de aanwezigheid van amfetamine [17] en 11 pillen testten positief op de aanwezigheid van MDMA. [18]
Uit onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut aan voornoemde goederen volgt dat de vloeistof GHB bevat en dat het poeder amfetamine bevat. [19] De pillen bevatten MDMA. [20]
Genoemde bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt tot bewijs van het feit waarop zij blijkens hun inhoud in het bijzonder betrekking hebben.
De rechtbank acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem onder 1, 2 en 3 van parketnummer 16/156130-15 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.3.4
parketnummer 16/156147-15
Nu verdachte de ten laste gelegde feiten heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 25 maart 2016;
  • het proces-verbaal van bevindingen, pagina 40 tot en met 42 van proces-verbaalnummer PL0900-2015143264;
  • het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 12 juni 2015, pagina 47 van proces-verbaalnummer PL0900-2015143264.
Genoemde bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt tot bewijs van het feit waarop zij blijkens hun inhoud in het bijzonder betrekking hebben.
partiële vrijspraak
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat ten aanzien van het onder feit 2 van parketnummer 16/156147-15 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte 5 pillen MDMA aanwezig heeft gehad. De 5 andere pillen bevatten 2CB en geen MDMA. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de overige onder dit feit ten laste gelegde pillen.

5.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
parketnummer 16/661893-15
in de periode van 17 december 2015 tot en met 20 december 2015 te Veenendaal en/of in de gemeente Utrechtse Heuvelrug, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad 250 pillen van een materiaal bevattende MDMA (“XTC”) en 11,9 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde MDMA en amfetamine, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
parketnummer 16/156121-15
feit 1
op 29 juli 2015 in de gemeente Utrechtse Heuvelrug opzettelijk aanwezig heeft gehad 94 pillen van een materiaal bevattende MDMA , zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2
op 29 juli 2015 in de gemeente Utrechtse Heuvelrug opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,1 liter van een materiaal bevattende GHB, zijnde GHB een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 3
op 29 juli 2015 in de gemeente Utrechtse Heuvelrug opzettelijk aanwezig heeft gehad 242 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 4
op 29 juli 2015 in de gemeente Utrechtse Heuvelrug een busje traangas/pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met een weerloos makende en/of traanverwekkende stof van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;
feit 5
op 29 juli 2015 in de gemeente Utrechtse Heuvelrug een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
parketnummer 16/156130-15
feit 1
op 12 april 2015 te Rhenen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 50 milliliter van een materiaal bevattende GHB, zijnde GHB een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2
op 12 april 2015 te Rhenen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 11 pillen van een materiaal bevattende MDMA (XTC), zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 3
op 12 april 2015 te Rhenen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,1 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
parketnummer 16/156147-15
feit 1
op 10 mei 2015 te Zeist opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 8,62 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2
op 10 mei 2015 te Zeist opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,67 gram en 5 pillen van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 3
op 10 mei 2015 te Zeist opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 25 pillen van een materiaal bevattende methadon, zijnde methadon een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

16.156130-15 feit 3
De verdediging heeft bepleit dat verdachte ten aanzien van het voorhanden hebben van 0,1 gram amfetamine ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging, nu een dergelijke geringe hoeveelheid, gelet op de Aanwijzing Opiumwet en de LOVS richtlijnen, normaliter niet vervolgd/bestraft wordt.
De rechtbank overweegt daarover het volgende. In paragraaf 1.3 van de Aanwijzing Opiumwet wordt ingegaan op het vervolgingsbeleid bij zogenoemde gebruikershoeveelheden. Gelet op de bewoordingen van de Aanwijzing Opiumwet gaat het er daarbij niet om wat en hoe er tenlastegelegd wordt, maar wat er bij verdachte wordt aangetroffen. Bij verdachte is op 12 april 2015 in totaal veel meer dan een gebruikershoeveelheid harddrugs aangetroffen. Reeds daarom slaagt het verweer niet. Zou het wel gaan om een gebruikershoeveelheid dan is dat nog geen vervolgingsbeletsel volgens de Aanwijzing Opiumwet. Ook bij het aantreffen van een gebruikershoeveelheid, is vervolging ter ondersteuning van hulpverlening mogelijk.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
parketnummer 16/661893-15:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
parketnummer 16/156121-15 ten aanzien van feit 1, 2 en 3, parketnummer 16/156130-15
ten aanzien van feit 1, 2 en 3 en parketnummer 16/156147-15 ten aanzien van feit 1, 2 en 3:
telkens: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
parketnummer 16/156121-15 ten aanzien van feit 4 en 5:
telkens: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een wapen van Categorie II.

7.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

8.De strafoplegging

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met daarbij als bijzondere voorwaarden:
- verplicht reclasseringscontact;
- een meldplicht;
- meewerken aan een klinische opname en behandeling voor de duur van maximaal twaalf maanden;
- indien noodzakelijk, meewerken aan een kortdurende klinische opname ter detoxificatie;
- meewerken aan urinecontroles;
- aansluitend aan de klinische opname meewerken aan begeleiding bij het wonen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daarbij dient vol ingezet te worden op hulpverlening en niet op afstraffen. Behandeling van verdachte is noodzakelijk en dient aansluitend op de voorlopige hechtenis plaats te vinden. Verdachte kan vanaf 28 maart 2016 bij De Basalt terecht. Daar houdt men tot 8 april 2016 een plaats voor verdachte vrij.
De verdediging heeft verzocht verdachte een straf op te leggen die het mogelijk maakt dat hij zo snel mogelijk, gelet op de voor hem beschikbare plaats, kan worden opgenomen in De Basalt.
De verdediging kan zich vinden in de bijzondere voorwaarden en een proeftijd van drie jaar, zoals deze door de officier van justitie zijn gevorderd.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, indien de rechtbank van oordeel is dat het onder 3 van parketnummer 16/156130-15 ten laste gelegde feit strafbaar is, artikel 9a van het Wetboek van Strafvordering moet worden toegepast.
De verdediging heeft ten aanzien van het onder 3 van parketnummer 16/156147-15 ten laste gelegde feit verzocht bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de uitzondering ten aanzien van het voorhanden hebben van methadon, zoals vermeld in de Aanwijzing Opiumwet.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het
bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de
persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is
gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden - dat verdachte zich meerdere keren schuldig heeft gemaakt aan het aanwezig hebben van diverse harddrugs, al dan niet in aanzienlijke hoeveelheden. Dergelijke verdovende middelen vormen een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid. Bovendien gaan verdovende middelen vaak gepaard met overige criminaliteit.
Verdachte heeft daarnaast een stroomstootwapen en een busje traangas bij zich gehad. Het ongecontroleerd wapenbezit houdt een ernstige bedreiging voor de veiligheid van de samenleving in. De rechtbank neemt het de verdachte dan ook zeer kwalijk dat hij deze goederen op straat bij zich had.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 5 februari 2016 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Tactus verslavingszorg van 16 maart 2016. Er is bij verdachte sprake van een langdurig middelengebruik en psycho-sociale problematiek, waardoor hij in eenzelfde levensstijl bleef hangen en delictgedrag bleef vertonen. Hij kon niet uit deze cirkel komen, zijn sociale netwerk bestond grotendeels uit gebruikers en hij had daarnaast weinig verantwoordelijkheden. Bij het uitblijven van behandeling en passende begeleiding wordt het recidiverisico ingeschat als hoog. Verdachte zal zijn leven op een andere wijze moeten inrichten om het recidive-risico te verminderen. Behandeling en begeleiding zal in een strak kader moeten plaatsvinden omdat een eerder reclasseringstoezicht niet voltooid is. Verdachte kwam zijn afspraken niet na en was niet open over zijn gebruik. Verdachte is thans gemotiveerd om af te kicken en afgekickt te blijven.
De reclassering adviseert om verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, meewerken aan een klinische opname, meewerken aan begeleiding bij het wonen en meewerken aan urinecontroles.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij zijn leven een andere wending wil geven en wil meewerken aan de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd, inclusief een klinische opname.
De rechtbank acht, met de officier van justitie, een proeftijd van 3 jaren wenselijk en noodzakelijk. Een proeftijd van twee jaar is, gelet op de ernst en duur van de verslaving van verdachte en de duur van de klinische opname, ontoereikend om in het daarop volgende jaar in het aansluitende traject een en ander voldoende op te kunnen bouwen.
Alles afwegende en gelet op de straffen zoals deze in soortgelijke zaken worden opgelegd, acht de rechtbank een straf zoals geëist door de officier van justitie, passend en geboden. De rechtbank zal echter, gelet op het belang van verdachte bij een klinische behandeling, het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf beperken tot 100 dagen. Een plaatsing van verdachte, aansluitend op zijn detentie, komt daarmee naar het oordeel van de rechtbank niet in gevaar. De rechtbank ziet, gelet op de ernst van de feiten en de hoeveelheden van de bij verdachte aangetroffen harddrugs, geen ruimte voor een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt of een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van kortere duur.
De rechtbank zal verdachte een gevangenisstraf opleggen van 360 dagen, met aftrek, waarvan 260 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en zoals door de officier van justitie gevorderd.
De voorwaardelijke straf maakt de noodzakelijke behandeling en begeleiding van verdachte mogelijk en dient voor verdachte tevens als stok achter de deur om mee te werken aan de hem opgelegde bijzondere voorwaarden en kunnen helpen te voorkomen dat hij zich opnieuw schuldig zal maken aan het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank ziet, mede gelet op hetgeen hiervoor onder 6 is overwogen, geen aanknopingspunten om ten aanzien van het onder 3 van parketnummer 16/156130-15 ten laste gelegde feit artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toe te passen.
Verzoek tot het horen van getuigen.
De raadsman heeft verzocht om, indien de rechtbank de onder de parketnummers 16/156130-15 en 16/156121-15 gevoerde verweren niet volgt, de behandeling van deze zaken aan te houden teneinde de betrokken verbalisanten (parketnummer 16/156130-15: [verbalisant 3] en [verbalisant 4] en parketnummer 16/156121-15: [verbalisant 2] en [verbalisant 1] ) als getuigen te horen.
De rechtbank acht zich over de gang van zaken bij de staandehouding en doorzoeking voldoende voorgelicht niet de noodzaak tot het horen van genoemde verbalisanten als getuige is niet gebleken. De rechtbank wijst beide verzoeken af.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk is in haar vordering, nu de tenuitvoerlegging van de door de politierechter van 1 oktober 2014 voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf reeds is gelast bij het onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter van 16 december 2015.
De rechtbank zal het Openbaar Ministerie in deze vordering niet-ontvankelijk verklaren.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet wapens en munitie en artikel 11 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 16/661893-15:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
parketnummer 16/156121-15 ten aanzien van feit 1, 2 en 3, parketnummer 16/156130-15
ten aanzien van feit 1, 2 en 3 en parketnummer 16/156147-15 ten aanzien van feit 1, 2 en 3:
telkens: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
parketnummer 16/156121-15 ten aanzien van feit 4 en 5:
telkens: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een wapen van Categorie II.
Strafbaarheid
Verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
Verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 260 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 3 jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
- stelt als bijzondere voorwaarden dat:
* veroordeelde zich binnen 5 dagen volgend op de uitspraak van het onderhavige vonnis zal melden bij Tactus Reclassering Flevoland op het telefoonnummer 088-3822887. Hierna moet veroordeelde zich (ook indien mogelijk op kantoor) blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht. Veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* veroordeelde zich – op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling – verplicht zal laten opnemen en meewerken aan zijn behandeling in de Forensische Verslavingskliniek De Basalt te Almere, of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer) directeur van die instelling zullen worden gegeven. De behandeling heeft een maximale duur van twaalf maanden of zoveel korter dan de reclassering en/of die instelling noodzakelijk acht;
* veroordeelde zich - indien de reclassering dat wenselijk en noodzakelijk acht - zal laten opnemen en zal meewerken aan een kortdurende klinische opname, voor de duur van maximaal zeven weken, in een nader door de reclassering te bepalen instelling, ten behoeve van detoxificatie, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
* veroordeelde mee zal werken aan urinecontroles op middelengebruik, zolang en zo frequent de reclassering en/of de intramurale instelling dit noodzakelijk acht;
* veroordeelde aansluitend op zijn klinische opname verplicht zal meewerken aan ambulante woonbegeleiding, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze woonvoorziening (indien het een begeleid wonen setting betreft) in overleg met de reclassering heeft opgesteld zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Voorlopige hechtenis
Heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Vordering tenuitvoerlegging
Verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. den Otter, voorzitter, mr. E. Akkermans en mr. A.R. Creutzberg, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 8 april 2016.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
parketnummer 16/661893-15
hij in of omstreeks de periode van 17 december 2015 tot en met 20 december 2015 te Veenendaal en/of in de gemeente Utrechtse Heuvelrug, althans in het arrondissment Midden-Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 250 pillen MDMA ("XTC"), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of (ongeveer) 11,9 gram cocaïne/amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne/amfetamine, zijnde MDMA en/of cocaïne/amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet
parketnummer 16/156121-15
1.
hij op of omstreeks 29 juli 2015 te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse Heuvelrug opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 94 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende XTC, althans een materiaal bevattende MDA en/of MDEA en/of MDMA en/of 2CB en/of amfetamine, zijnde MDA en/of MDEA en/of MDMA en/of 2CB en/of amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet
2.
hij op of omstreeks 29 juli 2015 te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse Heuvelrug opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,1 liter, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB, zijnde GHB een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet
3.
hij op of omstreeks 29 juli 2015 te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse Heuvelrug opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 242 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende bevattende MDA en/of MDEA en/of MDMA en/of 2CB en/of amfetamine, zijnde MDA en/of MDEA en/of MDMA en/of 2CB en/of amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
4.
hij op of omstreeks 29 juli 2015 te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse Heuvelrug een busje traangas/pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
5.
hij op of omstreeks 29 juli 2015 te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse Heuvelrug (een) wapen(s) van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
parketnummer 16/156130-15
1.
hij op of omstreeks 12 april 2015 te Rhenen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 50 mililiter, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB, zijnde GHB een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet
2.
hij op of omstreeks 12 april 2015 te Rhenen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 11 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (XTC), zijnde MDA en/of MDEA en/of MDMA en/of 2CB en/of amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet
3.
hij op of omstreeks 12 april 2015 te Rhenen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet
parketnummer 16/156147-15
1
hij op of omstreeks 10 mei 2015 te Zeist opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 8,62 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde MDA en/of MDEA en/of MDMA en/of 2CB en/of amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet
2.
hij op of omstreeks 10 mei 2015 te Zeist opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,67 gram en 10 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDA en/of MDEA en/of MDMA en/of 2CB en/of amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet
3.
hij op of omstreeks 10 mei 2015 te Zeist opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 25 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende methadon, zijnde methadon een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer PL0900-2015232384 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 25 maart 2016.
3.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 7.
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 8.
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 15.
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 32.
7.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 33.
8.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een rapport van het Nederlands forensisch Instituut van 28 augustus 2015, pagina 37.
9.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 40.
10.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 41.
11.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer PL0900-2015113565 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
12.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 25 maart 2016.
13.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 14.
14.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 7.
15.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 14.
16.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 15.
17.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 18.
18.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 19; proces-verbaal van bevindingen, pagina 10.
19.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een rapport van het Nederlands forensisch Instituut van 2 juni 2015, pagina 42.
20.Geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een tweetal rapporten van het Nederlands forensisch Instituut van 2 juni 2015, respectievelijk pagina 42 en 44.