Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
‘Werkgevers en vakorganisaties willen een basisnorm sociale veiligheid in concessies opnemen. Een aantal zaken m.b.t. sociale veiligheid dient minimaal in de concessie geregeld te worden en moet onderdeel uitmaken van de opdracht aan de vervoerder, zodat een basisniveau van sociale veiligheid ontstaat, dat hetzelfde is tussen de vervoerders. Werkgevers en vakorganisaties willen samen naar de overheden optrekken om deze ‘basisnorm’ over sociale veiligheid in de bestekken van de concessies op te laten nemen.’In deze bijlage hebben de CAO-partijen voorts nadere afspraken gemaakt over opleiding en training ter preventie van agressie en geweld, over professionele opvang en nazorg na incidenten, over registratie van meldingen van agressie en geweld, het doen van aangifte, cameratoezicht en (aantal) toezichthouders, over alarmvoorzieningen en onderhoud van materieel, en over voorlichting en bewustwording.
‘sociale veiligheid uit de concurrentie’te halen, bleken de provincies en de (toenmalige) stadsregio’s naderhand niet bereid.
‘een veiligheidsaanpak waarin concrete, ambitieuze, maar ook realistische doelstellingen worden afgesproken’, maar dat de rijks- en decentrale overheden financiële middelen ter beschikking moeten stellen die nodig zijn om versneld toegangspoortjes te plaatsen, andere betalingswijzen (dan met contant geld) in te voeren en flexibele veiligheidsteams in te zetten.
‘Dat in de wereld van aanbestedingen in het openbaar vervoer de sociale veiligheidsparagraaf nog steeds onderdeel is van concurrentie tussen de bedrijven (en ook decentrale overheden), is ons ook nog steeds een doorn in het oog. Hopelijk zal dit fenomeen bij de veiligheidsaanpak die u voorstaat, eveneens adequaat worden opgelost’, zo schreef Connexxion.
‘een uitgebalanceerd pakket van maatregelen (-) waarbij de basis voor sociaal veilig openbaar busvervoer is gelegd en waarbij jaarlijks de maatregelen toegespitst kunnen worden op de problemen die zich dan voordoen.(-) In de aanbestedingsstukken wordt niet expliciet ingegaan op sociale veiligheid voor het personeel. Dit is in zijn algemeenheid een verantwoordelijkheid van de werkgever en daarvoor is in de koepelovereenkomst “Convenant Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer” het deelconvenant Arbocatalogus opgenomen en ondertekend door streekvervoerders en vakbonden. Dit deelconvenant bevat afspraken tussen werkgevers en werknemers over een veilige werkplek.’
‘(d)e concessiehouder (-) verantwoordelijk (is) voor de sociale veiligheid van reizigers en personeel in de voertuigen die in de Concessie worden ingezet’en dat
‘(h)et Deelconvenant “Sociale veiligheid in de concessie” van het Convenant Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer of diens opvolger (-) van toepassing (is) binnen de Concessie.’Voorts is daarin bepaald dat de concessiehouder jaarlijks een risico-inventarisatie maakt en aan de hand daarvan, in overleg met de gemeente Almere en na raadpleging van een vertegenwoordiging van het personeel, jaarlijks een ‘actieplan (sociale) veiligheid’ opstelt, welk plan als basis dient voor de verlening door de gemeente van subsidie ten behoeve van de sociale veiligheid. In het programma van eisen heeft de gemeente Almere zich voorstander verklaard van volledig ‘cashless’ bussen, maar zij heeft het aan de concessiehouder overgelaten om de hoeveelheid geld bij de chauffeur te beperken en om contante betaling door reizigers te vervangen door een andere betalingswijze. Onder de kop ‘Basiseisen instapregiem’ heeft de gemeente geen voorkeur uitgesproken voor een open of gesloten instapregime. Die keuze is aan de concessiehouder overgelaten.
‘De FNV eist dat de aanbesteding wordt stopgezet conform artikel A.1.15 van de Aanbestedingsleidraad, teneinde de volgende eisen te kunnen opnemen in de aanbestedingsdocumenten.’Deze door de gemeente op te nemen eisen luidden onder meer:
‘Het contante geld dient van de bus te verdwijnen. Naast de OV chipkaart dient er een betalingssysteem in alle bussen (te) worden geplaatst waarmee de losse kaartverkoop op de bus elektronisch (bankpas, mobiele telefoon, etc.) kan worden betaald’en:
‘Bij handhaving van het open instapregime dienen alle achterdeuren van poortjes te worden voorzien, waardoor het alleen na het aanbieden van de OV-chipkaart mogelijk is de bus via de achterdeur binnen te komen’, en:
‘Alle chauffeurscabines dienen te worden uitgerust met het zgn. veiligheidsruit, dat met een druk op de alarmknop omhoog schuift als de chauffeur wordt belaagd (Momenteel ingebouwd op 6 bussen in Almere).’FNV kondigde in de brief aan dat zij zou oproepen tot collectieve actie,
‘(i)ndien wij vóór maandag 4 april 2016 om 11.00 uur geen schriftelijke reactie van u hebben ontvangen, waaruit blijkt dat u integraal akkoord gaat met de hiervoor geformuleerde eisen.’
‘zonder aan een gesprek de eis te verbinden dat de aanbesteding voorafgaand aan enig gesprek stopgezet moet worden.’De gemeente liet weten de aanbesteding van de concessie niet te zullen stopzetten, omdat dit zou leiden tot
‘grote risico’s op geen of ongunstigere inschrijvingen’, hetgeen met het oog op het aanbod van openbaar vervoer en de werkgelegenheid in het Almeerse busvervoer voor de komende tien jaar niet verantwoord wordt geacht.
‘De gemeente Almere is, net als u, van mening dat sociale veiligheid een basisvoorwaarde voor openbaar vervoer is’, zo schreef de burgemeester:
‘Ons college heeft zorgvuldig afgewogen, welke maatregelen op het vlak van sociale veiligheid redelijkerwijs aan de vervoerder zijn op te leggen, zonder dat dit in te grote mate ten koste gaat van het vervoeraanbod. Ondanks de verwachte teruggang van het vervoeraanbod wordt meer geld aan sociale veiligheid uitgegeven.’
3.De vordering en de standpunten van partijen
4.De beoordeling van het geschil
Beoordelingskader
Het ligt op de weg van de werkgever, of van een derde, die eist dat de uitoefening van het recht op collectieve actie in het concrete geval wordt beperkt of uitgesloten, om aannemelijk te maken dat deze beperking of uitsluiting naar de maatstaf van artikel G van het ESH gerechtvaardigd is. Dit is slechts het geval indien beperkingen van het recht op collectieve actie maatschappelijk gezien dringend noodzakelijk zijn. Bij de beoordeling van die vraag dient de rechter alle omstandigheden mee te wegen. Daarbij kunnen onder meer van belang zijn de aard en duur van de actie, de verhouding tussen de actie en het daarmee nagestreefde doel, de daardoor veroorzaakte schade aan de belangen van de werkgever of derden, en de aard van die belangen en die schade. In dit verband kan ook (onder omstandigheden zelfs beslissende) betekenis toekomen aan het antwoord op de vraag of de hiervoor genoemde ‘spelregels’ zijn nageleefd.
(‘Political strikes are not covered by Article 6, which is designed to protect “the right to bargain collectively”, such strikes being obviously quite outside the purview of collective bargaining’) had geciteerd, is door de Hoge Raad overwogen dat niet essentieel kan zijn dat acties die het Comite als ‘politieke stakingen’ kwalificeert zich richten tegen de overheid, maar dat veeleer beslissend moet zijn dat het bij dergelijke acties gaat om stakingen die niet meer vallen onder de strekking van artikel 6, aanhef en onder 4 ESH - welke strekking ook volgens het Comite is: bescherming van het recht op collectief onderhandelen - omdat zij resultaten beogen die duidelijk geheel buiten het terrein van zulk onderhandelen vallen. Daarmee is naar het oordeel van de Hoge Raad de grens bepaald tussen collectieve acties met een ‘politiek element’ die nog wel, en collectieve acties met een ‘politiek element’ die niet meer door het door de ESH-verdragstaten erkende recht wordt gedekt.
‘(R)ichten dergelijke acties zich tegen overheidsbeleid op het stuk van arbeidsvoorwaarden die het onderwerp plegen of behoren te zijn van collectief onderhandelen, dan vallen zij (nog) onder art. 6 lid 4; keren zij zich tegen andersoortig overheidsbeleid, dan vallen zij daarbuiten en is in die zin sprake van een zuiver politieke staking’, aldus de Hoge Raad.